No. 15165. XiEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag- 31 Juli. Anno 1909. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Het majoraat. In tiake Dr. Kuyper aa de vacature van (Commissaris der Koningin in Gelderland schrijft „De Nieuwe Courant": Wij kunnen met stelligheid verklaren, dat aan het telegram, door ons van burgemees ter Sweerts ontvangen, luidende: „Wensoh met geen enkel woord op onzinnige ver dachtmaking in te gaan," geen andere be- teekenis mag worden gehecht dan die eener tegenspraak van do insinuatie als zou door hem geld in de antirevolubionnaire partij kas zijn gestort in verband met of met het oog cp een benoeming tot commissaris in Gelderland. De zekerheid van deze beteekenis hefab'sn wij verkregen uit een vertrouwelijko corres pondentie met baron Sweerts, waaruit ons tevens is goblekenf dat er bij de door hem gehuld gde opvatting geen sprake kan zijn van eenige dubbelzinnigheid van zijn tele gram, aangezien hij het bijdragen door wel ken staatsburger ook aan de kas eener po litieke partij beechouwt als een strikt per soonlijke daad, welke een ioder aan ziohzelf heeft te verantwoorden en welke verder niemand aangaat. De bloote mededeeïing dat hij gelden in de eene of andere partij kas had gestort, zou baron Sweerts dus wei als een ongepastheid van detngenc die haar openbaarde, maar nimmer als 'n „verdacht making" hebb?n kunn?n besohouwen. TJit die opvatting vl-ceit tevens voort, dat van ba ron Sweerte geen openbare tegenspraak of bevestiging le verwachten is van do feitelij ke bewering van het „Handelsblad" te zij toen aanzien. Wij moeten ons, wegens het vertrouwelij ke karakter van onze met den burgemeester gevoerde briefwisseling, tot de bekendma king van dezo m zijn schrijven ontwikkelde opvatting papalen. Wij deelen die opvatting niet. Wij zijn van meening, dat het bijdra gen aan de kas van een zeer geprononceerde politieke partij door een in oen hoog ambt geplaatst persoon die algemeen bekend staat ads niet tot eenige partij of, indien tot ©enige, dan tooh niet tot de bedoelde te behoor en, niet is goed te keuren en, be kend geworden, zich niert als een louter par ticuliere daad aan publieke beoordeehng onttrekt. Daartegenover stelt baron Sweerts in bewoordingen, tot welker openbaarma king hij ons vergunning verleende: dat bier bedoelde en iedere andere ambtenaar, 'dlie zich wegens zijn ambt thans onthoudt en gedjur emde zijn amfbtskleeding steeds 'onthouden heeft van publieke aansluiting bdj een kieevereeniging, in afwachting, dat bij dfit na vrijwording en dan nog desge- weneoht, zal doen, vrij is zijn steun, ook fi- feancdeelen, te schenken nan de partij, waartoe hij door de omstandigheden en zijn levenservaring geleidelijk gebracht is. En dat dit niemand ter wereld aangaat dan hem en hem alleen en derhalve publieke bespreking daarvan uitgesloten is. Wij stellen voor het oogenblik sleohts deze beide opvattingen, waarvan de eerste de onze is, naast elkander. Wij willen dit even wel niet doen, zonder daarnevens uitdruk kelijk als onze overtuiging uit te spreken, dat de verdachtmaking als zouden door ba ron Sweerts, bijdragen aan de anti-revolu- fckxnnaire partijkas zajn gestort met het oog op een benoeming tot Commissaris in Gel derland. door hem terecht onzinnig werd genoemd. Doze overtuiging is gegrond zoo wel op hetgeen wij omtrent zijn persoon Weten als op hetgeen ons door hem werd me degedeeld. Een ieder kan aan doze onze over tuiging de waarde hechten die bij verkiest. Maar hot komt ons niet geoorloofd voor een tegenovergestelde overtuiging, gelijk het „H an d e 1 s b 1 a d" deed, in het publiek te slingeren zonder meer overtuigingsstuk ken aan to voeren dan het tot nog toe bracht. ,.De Nieuwe Courant*' meent, dat het, afgescheiden van de daden en de ïnotieven van den Haagschen burgemeester, ter wille van de zuiverheid van het open bare leven voor het vervolg, een zaak van 'alg emeen belang blijft, dat het meest mo gelijke licht opga over de stellig uitgespro ken bewering, dat de Regeering van de fSi „Ernstig graaf 1 Ernstig is zoo iets altijd. Wie kan weten, of bij tante geen pees 6©" kwetst is? Als Ik zoo vrij mag zijn, een jraad te geven, dan zou ik zeggen: laat tante hier staan en breng haar niet eerst naar Zornow, en zend een bode naar uw veearts, die een zeer verstandig man is, en die tante waarschijnlijk branden zal. Of als hij het niet doet, zal hij u zeggen wat 'er gedaan moet worden." Tubingen mengde zich nu ook in het ge sprek ©n ried aan naar Zornow te zenden; bet jachtwagentje kon aangespannen wor den. Benedict© had voorzichtig, maar met .vaste handen den zieken hoef 'gegrepen en ,trit den emmer getrokken. Men zag niets, doch het zenuwacatige trekken en de koortsachtige warmte waren bedenkelijk. Brada stond met een mistroostig gelaat Voor den kop van het paard en lette er niet Jpp, dat tante den bouquet, welken hij nog .In de hand hield, begon af te knabbelen. £let was een onaangename geschiedenis. Bij pet „arme graven-regiment", zooals de ^Zornower huzaren genoemd werden, was bet verlies van een paard steeds een groote vamp. Benedon de zes- zevenhonderd dar!der8 was geen nieuw te krijgen en dan Was het nog niet veel bijzonders. 1 Izaakzoon had intusschen den heer von jJTühingen ter zijde genomen, met wien hij ■tover een akkerspan aan fret onderhande len was. En wel duurde de handel reeds xijde van een politiek zeer machtigen en daarom liefst niet te ontstemmen geestver want als dr. Kuyper aan pressie zou heb ben blootgestaan t-ot benoeming van een partij-contribuant, niet-partijgenoot in een hooge betrekking. In de eerste plaats het „Handelsblad", meent het Haagsche orgaan, behoort hier over meer licht te ontsteken. En ook voor de Regeering ware er, meent het, alle aan leiding om in dezen een woord in het open baar te zeggen. „De aftocht" plaatst „H et Vader land" boven een artikeltje, waarin zij vooreerst opmerkt, dat de „onthullingen'' van het „Hbld.", die aanvankelijk deel sdhenen uit te maken van een omtrekken de beweging, waarin èn burgemeester Sweerts èn dr. Kuyper hun Sedan zouden vinden, ten slotte zijn geëindigd in een niet zonder talent uitgevoerde retraite, end er leiding van den Haagschen hoefijzer-cor respondent. Men zon, zegt het blad, na van het arti kel in het „Hbld." een overzicht gegeven te hebben, mogen verlangen, dat de heeren Sweerts en Lehmann (dan) niet door het „H'bld." in éénen adem genoemd waren, en dat het blad zich direct zoo kraclirig en beslist mogelijk zou verzet hebben tegen de uitlegging, die vrijwel door de geheele pers aan de mededeelingen van het Am- sterdamsche blad werd gegeven, dat het verband tussohen het een en het ander vaststond, ook wat den heer Sweerts aan gaat. Met het „Hbld." blijven wij gelooven aan de schuld van dr. Kuyper. De aanwijzin gen van de „bevriende" „T ii d*' zijn in dat opzicht duidelijk genoeg. Ten opzichte van den heer Sweerts echter blijft geen schuld over, maar alleen nog grooter onbestemdheid en o zekerhe:d ten aanzien van 's burgemeesters politieke richting, een onzekerheid die door de tegenstrijdigheid tussohen zijn heden en zijn verleden gevoed wordt, en waaruit alleen hij zelf, door een royale openlijke daad of verklaring, ons zou kunnen ver lossen. ,,H et Nieuws van den Dag" ziet met verbazing uit het artikel van het ,,H bl d." twee dingen: Vooreerst, in den aanhef, de zonderlinge gelijkstelling van een „bericht" welks gegrondheid in goed vertrouwen op een hoofdredactie moet worden aanvaard met een beschuldiging, betichting of bewe ring waardoor de goede naam van een of meer personen wordt aangetast. En dan die getuigeniBdwang van den journalist er bij te halen!... Wij zullen daar verder het zwijgen toe doen. Ten tweedede verzekering, dat de „onthulling" van het „Hbld." niet zoowèl den heer Sweerts als den heer Kuyper tref fen moest, zij het indirect, maar ten minste even sterk. Niet alleen baron Sweerts, maar nagenoeg de heele pers moet dan op krasse wijze misgetnst hebben. „H et Nieuws van den Dag" brengt in herinnering, dat zij reeds vroeger de mogelijkheid van een geval aanduidde, waarin de heele „zaak" tot iets heel een voudigs zou worden teruggebracht. Daar begint het, zegt zij, wel naar te lijken, want het „Hbld." preciseert nu: onder andere voor de provinciale ver kiezingen in 1 9 O 7 zou baron Sweerts de anti-rev. partijkas gesteund hebben. Een van tweeën dus; èf de heer Sweerts is, (hoewel niet bij eenige partij aangeslo ten, naar gezondheid een „man van rechts" geworden, ten minste in de laatste jaren; en dan is dr. Kuvper's aanbeveling zeer natuurlijk; óf de heer Sweerts steunt slechts in bepaalde gevallen de politiek ter rech terzijde, maar dan bewijst niets, dat andere dan politieke overwegingen hierbij in het spel zijn, tenzij men wil aan ri omen, dat de heer Sweerts in 1907 het overlijden Van den heer Mollerus in 1909 heeft kunnen voor- 'zien. Wat blijft er dan eohter over van de ver gelijking met het geval Lehmann en waar toe dan al die beheimzinnige ophef? De zaak is voor do betrokkenen te on aangenaam anders zon men waarlijk den- vier weken. In Tübingen vond de kleine Izaakzoon namelijk zijn meester. „Twee duizend zevenhonderd, Izaakzoon; geen cent meer", zeide de baron en streek met de rechterhand door de lucht. De koopman sprong van agitatie van het eene been op het andere. „Ik zal nog honderd mark laten vallen, baron, ik verlies er zelf bij, het is alleen wegens de klandizie, maar anders kan ik 't niet, op mijn woord van eer niet, het gaat niet 1" „Dan zie ik van de zaak af, Izaakzoon; ik ga niet boven de eenmaal genoemde som; ik geef niet meer." „Baron, twee paarden als jonge dames, het zijn prachtige paarden." „Maar ik wil ze slechts voor het land hebben 1" „D kan ze voor elke koets plaatsen; zij gaan er van door als de wind; u heeft nog nooit zulke prachtige zaken gemaakt, ba ron 1 "Vraag ritmeester von Kaklenegg, die heeft gisteren nog gezegd: Izaakzoon, heeft hij gezegd, die beide vossen zijn kra nige beesten. Baron, laten wij deelen I Leg u er nog honderd bij, ik doe er hon derd afl" Hij hief luisterend het hoofd op. Men (hoorde het rollen van een rijtuig en de stem der barones, die haar echtgenoot en de meisjes riep. Riedecke stormde buiten adem het plein op. „Baron I" hijgde hij, „freule, snel, snell De jonge Baron rijdt het terras reeds op." „Voor den..." en Tübingen zette ziob in een draf. Benedicte slaakte een gil en liep ook hard. Trude en Nelly volgden en ein delijk ook graaf Brada, nadat hij het bevel had gegeven, zijn vos weer in den stal te brengen en den veearts uit Zornow te halen* ken aan die „verschrikkelijke geschiedenis" van Andersen's kippeveertje 1 „H et Centru m", het artikel van het „Hbld." besprekende, merkt op dat dus de heer Sweert3 als bo6ahuldigde uitgescha keld is en als zoodanig alleen overblijven dr. Kuyper en 'de regeeiing, aan welke laatste het „Hbld." o.a. de lange duur der vacature verweet. Maar wat rest er eigenlijk van de be schuldiging tegen d r. Kuyper, wanneer de aantijging tegen baron Sweerts ver valt? (Met hetgeen de medewerker van het ,,Hbl<L" verder schrijft hebben wij ons niet in te laten, zegt „H et Centru m". Al die omhaal van woorden kan slechts strekken, om de zaak te vertroebelen en de aandacht af te leiden van datgene waar op het eigenlijk aankomt: de verplichting van het „Hbld". om zijn beschuldiging te bewijzen. Slechts een enkele vraag: De oorrespondent deelt mee, dat hij alleen „het feit-S w e e r t s, niet de zaak-K u y- p e r-S w e e r 18" te onderzoeken heeft gehad. Moet men hieruit op ma kon; dat de brief schrijver zich van alle verantwoordelijkheid voor het opwerpen van die „zaak" wensoht te ontslaan en dat hij de moeilijkheid om het maar heel zacht te zeggen gevoelt, waarin de hoofdredactie van zijn blad zich met de beschuldiging tegen dr. Kuyper heeft gebracht? Hot lijkt er veel op. Het „A Igemeen Handelsblad" gelooft wel te kunnen zeggen, dat het feit- Sweerte nu zoo goed als in oonfesso is. Wat het blad niet verwondert: Niet meer het feit-S we erts, dat behoeft niet meer te worden besproken. Tenminste als wij „De Nieuwe Courant" goed begrij pen, die wel niet schrijft: „Baron Sweerts heeft ons erkend dat hij geld in de antire- volutionnaire partijkas heeft gestort", maar dan toch te kennen geeft, dat do steller* van hot geheimzinnige telegram de „ver dachtmaking" alleen „onzinnig" noemt, in zoover er verband werd gebracht tusschen de, door ons medegedeelde storting in het partijfonds en een peging om daarmede te influenoeeren op de benoeming tot commis saris in Gelderland waarvan wij niet ge sproken hebben. Nu dus, zegt het ,,H a n d e 1 s b 1 a d", de zaak Kuy per-S weer ts. Vooral wil het blad één opmerking maken: Zij die in het algemeen een bewijs vra gen dat een benoeming of een decoratie een gevolg is van een voorafgaande of een aanleiding tot een daarop volgende finan- cieelo transactie, vragen iet» wat in derge lijke gevallen nooit geleverd kan worden. Een man kan den éénem dag eon «lag te gen zijn oog hebben geluid. b e w ij s eens, wij zeiden het reeds, dat het blauwe oog waarmede hij den volgenden dag loopt niet het gevolg is van een botsing met een lan taarnpaal. Men zal niet van ons verwachten, dat wij een goteekende rekening en kwitantie over leggen: voor gedane bemoeiingen in zake beno'emin g... f deoorati e...f Maar juist omdat het bewijs zoo moei lijk to leveren is, terwijl toch het veronder stelde misbruik zoo door en door onzedelijk en verkeerd is, gelooven wij dat het ieders plicht is allo aanwijzingen, als de door ons aangegovene te puhliceeren. T ervolgens zegt „Het Handels blad": De eenige conclusie eohter, die door ons, m verband met wat bij de zaak-Lehmann is uitgekomen, uit dezo 'geschiedenis ge trokken is, is dat de financdeele steun aan het partdj-fonds verleend mede aanleiding is geweest tot de pressie door dr. Kuyper op de verantwoordelijke regeering ge oefend. Wij hebben in een der bladen gelezen, dat de houding van den Haagschen burge meester tijdens de staking enz. dr. Kuyper had doen begrijpen dat baron Sweerts een goed man van rechts was. Stempelen dan de houding van den Amsterdamschen faur- „Twee duizend achthonderd, baron l" schreeuwde Izaakzoon Tübingen na. Maar deze hoorde niet meer. In het geblaf der honden, die zich op het bordes als razend gedroegen, mengde zich het gejubel van Bernd en Dieter, de een naast Max zittend, de ander naast den koetsier op den bok. Beiden zwaaiden met him mutsen. „Dag, moedertje I" riep Max, uit het rijtuig springend, en viel mevrouw von Tübingen om den hals, die, lachend en schreiend, haar zoon niet weer wilde los laten. Doch eindelijk kwamen ook de anderen aan do beurt. Grootvader, vader en zuster werden hartelijk gekust, Nelly en Trude met een kraohtigen handdruk be groet. En voor ieder had Max in allerijl een paar vriendelijke woorden. „Papa, wat ziet u er gezond en flink uitU is dikker geworden I Moet ook eens een jaartje naar Afrika, dan smelt het vet... en grootpapa, onveranderd, neen, jonger geworden. En zuster lief, groot, ge vuld en blozendMaar altijd nog met lange vlechten I Klingelingeling, weet go nog, muis, hoe woedend gij altijd werdt, als ik je bij de vlechten trokSapperloot, graaf Brada! Hoe gaat het, oude vriend? En met een bouquet 1 Voor mij bestemd?" „Eigenhandig geplukt", loog graaf Brada, „voor uw ontvangst, beste Max. Evviva Africanua minor „Hoe kunt gij u met vreemde lauweren tooien?" fluisterde Benedicte, achter Bra da staande, dezen toe. „Bovendien beeft tante al de anemonen afgeknabbeld 1" Max was reeds weer verder gewandeld. Hot geheele dienstpersoneel was versche nen, van den ouden Riedecke tot de keu kenmeid toe. En alles grijnsde, knikte en boog; Seder kreeg een handdruk. gemeester tijdens de staking, enz. dezen burgemeester tot een man van rechts Neen, daartoe is, wij weten het van dr. Kuyper, nog heel wat meer nocdig. Daar toe is zelfs nog meer noodig dan orthodoxe geloovigheid en kerkelijkheid: Dr. Kuyper heeft ons steeds geleerd dat die geloovig heid niet voldoende was, dat men het gezag van de Openbaring, van Gods woord, ook iu den Staat moest erkennen. Ook die overtuiging kan, zal men zeggen, de heer Sweerts sedert korten tijd verkre gen hebben en alleen aan dr. Kuyper heb ben kenbaar gemaakt? Goed. Maar dan nog: dr. Kuyper heeft ook verkondigd dat men eohte politieke christenen op invloedrijke plaatsen moest brengen opdat zij, de macht van Gods woord ook in den Staat erkennende, kon den getuigen, het volk met den zuurde: sein van hun christelijkheid te kuunen doortrek ken. Zulk een man was baron Sweerts niet. Door baron Sweerts voor het commissaris schap aan te bevelen handelde dr. Kuyper dus in strijd met eigen beginsel. En wij kunnen daarvoor geen enkele an dere verklaring vinden dan deze, dat dr. Kuyper, in het feit van een partijfonds- storting het meest doorslaande bewijs van politieke christelijkheid zag. Nu de „onzachte en onredelijke drang-". Herinneren wij aan wat „D e T ij d schreef op 10 Februari over pressie oefenenaan de woorden van „D e Standaard" van 9 Maart, waarin getuigenis werd gegeven om trent baron Sweerts' politieke overtuiging; aan wat „Do T ij d" op 11 Maart vernam „van hooggeachte zijde", juist over dion „drang" dan behoeven wij nog niet eens aan te komen met wat wij zelf vernamen omtrent do pressie, die dr. Kuyper op die benoeming trachtte uit te oefenen, om het voor ieder onbevooroordeelde duidelijk te maken, dat wij volkomen het rocht hadden tot het stellen van de bekende vragen waar op de antwoorden een eigenaardig licht zouden werpen op den persoon van dr. Kuyper. Was do zaak-Lehmann niet vooraf gegaan, deze quaestie op zichzelve zouden wij wellicht niet gepubliceerd hebben in verband met dezo geeft ze een aanwijzing die van belang is. Wat nog niet wil zeggen, dat de beide zaken gelijk staan. Het ,,H andelsblad" eindigt niet de volgendie opmerking aan 't adres van „D e Nieuwe Courant": Deze vraagt ons over den door dr. Kuy per geoefenden invloed meer licht te ont steken, ra. a. w. wij zouden namen en ge tuigen moeten noemer. Welnu, zoo goed als „D e Nieuwe Courant" zelve thans zich beroept op de vertrouwelijkheid van haar correspondentie met baron Sweerts, en „D o T ij d" niet nader aangaf, welke „de hooggeachte zijde" is, van waar het blad zijn inlichtingen ontving, meenen wij ons hier op het vertrouwelijk karakter on zer mededeelingen te mogen beroepen. In tusschen verheugt hot ons te zien, dat ,,D e Nieuwe Courant" ook meent, dat er voor de Regeering alle aanleiding ia in de zen een woord in het openhaar te zeggen. „D e T ij d" bespreekt liet jongste arti kel van „De Nieuwe Courant" en merkt vooreerst op, dat zij het volstrekt niet eens is met „D e N. Cfc.", welke van meo- ning blijkt, dat een hooggeplaatst ambte naar, die, om persoonlijke, hem alleen aan gaande redenon, een bijdrage stortte in een partijkas, voor dat feit in het openbaar ter verantwoording kan worden geroepen. Maar voor „De T ij d" komt er in het artikel van „De N. C." nog een en ander voor dat haar hoogst belangrijk toeschijnt en h. i. feitelijk een nieuw element in de zaak brengt. Zij heeft het oog op sommige mededeelingen van baron Sweerts in zijn antwoord aan „De N. 0.'': Uit de aangehaalde woorden van baron Sweerts mag zeker, zonder zich aan een vermetele veronderstelling schuldig te ma ken, worden verstaan, dat hij zelf „door de omstandigheden en zijn levenservaring geleidelijk gebracht is" tot de partij (do anti-revolutionnaire n.1.) aan welke hij zijn steun verleende. Deze mededeeling, mee nen wij, is volkomen nieuw. Immers, dat baron Sweerts, zij het langs geleidelijken „Ik heb ook iets voor u allen meege bracht", zeide Max. „Maar dat komt als vrachtgoed na." Daarop zag hij Izaakzoon, die eveneens op het terras was verschenen. „Ei, Izaak zoon, ook daar?! Gegroet, oudje! Nu, hoe gaat de affaire?" „Wel, jonge heer baron, men leeft zoo! MaaT i(k verheug mij, dat ik den baron weer zie, zoo forsch, zoo stadig en zoo mooi als altijd. Niet eens bruiner geworden." „Neen", viel Tübingen hem in de rede, „en ook de kolonialo baard ontbreekt." „Maar, papa, moest ik dan als een woes tijnjager bij u terugkomen?" „Hebt gij leeuwen gesohofcen, Max?" vroeg Dietrioh. „Ja, eiken dag twee, mijn jongen." „Kinderen, de lunoh wordt koad", ver maande de barones. „Max kan aan tafel vertellen!" „Juist opgemerkt, mamaatje! Ik breng eetlust mee. Maar als het u blieft niet uit vragen 1 Ik wil eerst ontdooien, langzaam ontdooien. Dan vertel ik wel vanzelf." Men ging in het tuinsalon. Benedicte en Brada waren de laatsten. „Hoe vindt gij, dat Max er uitziet?" vroeg Benedicte. „Fameus. De weide is hem goed beko men. "Vindt gij, niefT" „Hij ziet er mij te fijn, te dandyachtig, niet Afrikaansch genoeg uit." Brajda lacfhte. ,,Ja, freule, het is niet meer de mode, evenals wijlen Hercules met knuppels etn leeuwenvelden rond te loo pen. En dan is hij immers over Parijs geko men. Daar zal hij zich wel weer in een Euro peaan hervormd hebben." Zij traden het salon binnen. weg, van de liberale tot de onti-revolutioo- naixo partij overging, is noch te Arnhent, 1 noch te Den Haag, nocjh elders, ooit bekend geweest. Het is natuurlijk niet slechts mo gelijk, dooh hoogst waarschijnlijk, dat zijm naaste omgeving en enkele intieme vrien den daarmede zijn bekend geweest; slechts het gewone publiek evenwel, maatf ook personen, die krachtens hun ambt qf betrekking in den regel eorder en betftr dau het publiek omtrent dergelijke zaken zijn ingelicht, hebben er niet van gewetetf.. Toch hebben zich omstandigheden voor gedaan, waarin kennis van de geheel gewij zigde staatkundige meeningen van een zóó Sioog staand men als baron Sweerts een zaak: van meer don uitsluitend p o r a o o n 1 ij k belang zou geweest zijn... „De T ij d" wil toegeven dat zich om standigheden kunnen voordoen, welke het wenschelijk en noodig maken een verande ring van godsdienstige of staatkundige over tuiging een tijdlang voor het publiek ver borgen te houden Waartegen wij evenwel moeten opkomen, het is tegen de leer, alsof een hooggeplaatst ambtenaar, krachtens i ij n ambt, verplioht zou zijn, dergolijke positie to doen voortduren en zijn ware godsdienstige of po litieke meeningen onder een mom van par tijloosheid of onverschilligheid te verber gen. ...,Nu verstaan wij ten volle, dat een com missaris der Koningin, een burgemeester en meer ambtenaren zich door den aard v.^n hun ambt tot groote mate van reserve op het gebied der actieve pojitiok vorpliohb achten. Een oommissaris der Koningin kan geen partijlcidler of president von een kios- vereeniging, een burgemeester geen voor zitter van een propaganda-olub wezen, maar hieruit volgt nog geenszins, dat een commis saris der Koningin, een burgemeester of welke ambtenaar ook, zijn godsdienstige of staatkundige overtuiging heoffc te verber gen en voor het publick don soliijn aan heeft te nemen, van al of niet gematigde onver schilligheid. Aan het slot van haar artikel zegt „D H Tijd":. Wij zeiden reeds bij herhaling, dat, naai) onze overtuiging, niemandi in deze zaak ter verantwoording geroepen en tot sprekoiï kan verplioht wordenallerminst wel de Re geering aangaat, die met de geheele geschift* denis niets te maken heeft en die harerzijds geen enkele daad stelde, welke ói eenigo afkeuring zou verdienen 6f zelfs ri t oenigon twijfel aangaande haar ernstige beharti ging van 's Lands belangen en tot het rich ten van vragen aan één der Ministers aan leiding geeft. Do laatste regels van het artikel van de „N. Ct." zijn al heel zonderling en in deze zaak karakteristiek. Het Haagsohe blad vor dert van het „Hbld." en van anderen, dati zij alles wat zij, op welke manier ook, Co weten kwamen, aan de groote klok zuilen hangen. Zelf echter verklaart het aan dor gel ijken eisch in geen geval te zullen voldoet en zich dioor redenen van discretie gebon den te achten. Begrijpt do „N. Ot." dan niet, dat dergelijke redenen ook kunnen' gelden voor anderen? Zcudingsdag. Voor den Zendingsdag van den Gerefoi^ meerden Zendingsbond, 6 Aug. a.s. te hou« den in het Rijsenburgsche bosch, zal een extra trein loopon van uit Leiden, die aan alle tusschengelegen stations zal stoppen tot het opnemen van reizigers. Deze trein vertrekt uit Leiden 7.63 en komt te station Driebergen aan om 9.33, vertrekt 's avond» uit Driebergen 6.08 on arriveert weder te Leiden 7.57 uur. Men verzocht ons tevens er de aaudaohti op te vestigen, dat vanwege de 8.8. gezol- ëohapsbil jetten worden uitgegeven tegen! verminderde prijzen, voor do late, 2de oa 3de klasse, respectievelijk voor minstens 6, 8 on 10 personen genomen. Deze kaarten moeten uiterlijk Dinsdag ochtend 3 Augustus aan de stations worden! genomen. IV., Op dienzelfden dag scheen de morgenzoc, even vriendelijk, als zij haar licht over HohenKraato liot schijnen, in een klein dakkamertje, dat zich hoog boven onder, het dak van een enorme huurwoning be vond. Het was nog vroeg, vroeger dan men in het heerenhuis te HohenKraatz gewoon was op te staan, maar de bewoner van het dakkamertje lag toch reeds geruimen tijd met open oogen naar de zoldering te sta ren, alsof daar iets bijzonder !>elangrijk* viel te ontcijferen. Het kamertje maakte, ondanks zijn vrij armoedigo inrichting, geen ongezelligen in druk, vooral nu, nu de zon door het raam, dat diep in den schuinen muur was aange bracht, haar warme stralen naar binnen zond. De con stoorde den jongen man in het bed oocenschijnlijk; zij was hooger &>- stegen, viel met een breeden straal over het hoofdkussen en begon hier een plagend spel, streek langzamerhand over de uOgeQ van den jongen man, zoodat hij eerst begon te knijtoogen en vervolgens te niezen en eich eindelijk misnoegd oprichtte. Waa het dan reeds zoo laat? De jonge man wierp haastig een blik op het zilveren horloge, dat naast het bed op don stoel lag. Zeven uurZijn hospita had weer eens den tijd verslapen l Maar noan,, reeds de gedachte waa laster, welke onmid dellijk werd teruggedrongen, want in het zelfde oogenblik werd er mot kracht de deur geklopt en in de gang werd hft* eigenaardig vet klinkende orgaan van vtottw Möhring hoorbaar. (Wordt vfryqig&l

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 5