Ho. 15162.
XiEIDSOH DAGBLAD, Woensdag1 23 Jnli.Tweede Blad.
Anno 1909.
PERSOVERZICHT.
Kunst, letteren, enz.
Inzake dr. Kuyper en de vacature van
GommiBsaris der Koningin in Gelderland
beantwoordt „De T ij d" het artikel van
Kef „Hbld., waarvan wij in ons vorig
Dommer een overzicht gegeven hebben. In
iJpA artikel zegt het „H b 1 d." o.m.
Wij tarten „De Tijd," om de juistheid
van de f e i t en, door ons medegedeeld te
we erop reken. Over de conclusies, door ons
getrokken, zwijgen wij thans; daarop hopen
jrlj later terug te komen.
Wij moeten hier tevens even wijzen op
jje 7eer merkwaardige houding, door „De
fi!ijd" aangenomen. Terwijl in het eerste
ptuk door „Do Tijd" geschreven feitelijk de
Juistheid van de beschuldiging erkend werd
en gr.zegd werd, dat de redactie slechte
pmcUt het hier een zaak, don particu-
•1 i e r dr. Kuyper rakende, betrof, zou ver-
rrwii^en, wat ook haar dienaangaande ter
Core was gekomen, spreekt zij thans van
een „flater" van onze zijde.
Indien „De Tijd" werkelijk iets meer van
behang over deze zaak vernomen heeft-,
Jmoet het blad weten, dat, hoe verontwaar
digd sommigen ook zijn mogen, wij geen en
kelen flater, geen enkele vergissing gemaakt
'hebben.
En dan doet het ons leed voor dat blad,
dat het de trouw aan de coalitiegenooten
$ix>r goede trouw laat gaan, dat het welbe-
jfiust een verkeerden indruk omtrent onze
Waarheidsliefde doet post vatten.
„D o T ij d" meent dat er uit dit stukje
yan het ,.Hbld." van een misverstand
blijkt:
De zaak namelijk is deze
Nimmer hebben wij de bedoeling gehad,
waarheidsliefde van het „Hbld." in de-
K>.n verdacht te maken. Het „Hbld." heeft
pidsrdaad van ten minste éóne, ons welbe
kende, geloofwaardige zijde vernomen, dat
éte burgemeester van Den Daag in verkie
zingsdagen bijdragen heeft geschonken aan
21a antirevolutionnaire strijdkas. Zijn re
ductie zal, gelijk veel anderen, ^ok wel
vernomen hebben, dat de candidatuur van
boron Sweerta, toen een commissaris-benoe
ming voor Gelderland werd verwacht, steun
tieeffc gevonden bij dr. Kuyper. Wij twij
felen volstrekt niet, of het „Hbld." heeft
K\#t een en het ander uit, naar het moest
aannemen, goede bron vernomen en volko
men ter goeder trouw aangenomen. Ook
geven wij aan zijn redactie dadelijk gewon
nen, dat het telegram ven baron Swoerts,
waarin „onzinnige verdenkingen" worden
afgewezen, volstrekt niet behoeft opgevat
'te worden als een tegenspraak van de bo
venbedoelde feiten.
Immers, niet op de waarheid of onwaar-
Eeid der dusgenoemde feiten komt het in
Werkelijkheid aan, wel op het verband, het
welk gefoeel willekeurig tussohen heiden ge
legd is.
Niemand tooh zal beweren, dat in één
'dier feiten, op zichzelf besohou wd
Iets onbehoorlijks gelegen is. Sleohts indien
de sollicitatie van dr. Kuyper een dienst
was, door de bijdragen voor de anti-revo-
Intionnaire strijdkas gekocht en betaald,
sou de zaak een schuldig karakter aanne
men.
Nu verkeeren wij onder zeker opzicht in
hetzelfde geval als het „Hbld." Ook wij
wenschen zonder volstrekte noodzakelijk
heid geen nieuwe namen te noemen of meer
dere personen in deze zaak te mengen. Wij
willen dit te minder, omdat, naar onze
vaste overtuiging, alles wat in dezen mag
geschied zijn, een zuiver particulier karak
ter draagt, hetwelk verbiedt, iemand daar
voor openlijk ter verantwoording te roepen.
Alleen wenschen wij te verklaren:
lo. dat ons, toen vóór enkele maanden de
benoeming van een commissaris der Konin
gin voor Gelderland aan de orde was, be
halve de door het „Hbld." bedoelde „fei
ten", nog andere werden medegedeeld, wel
ke den steun door enkele zeer invloedrijke
anti-revolutionnairen niet door dr. Kuy
per alleen aan de candidatuur-Sweerte
verleend, o. i. wel niet rechtvaardigden,
maar toch begrijpelijk maakte, zonder dat
men tot veronderstellingen van omkooperij,
enz. zijn toevlucht hoefde te nemen. Mis
schien kan voor het „Hbld." deze mede-
deeling een aanleiding wezen, om nog ver
der op kondschap uit te gaan. Wij zelf kun
nen om do boven vermelde reden geen ver
deren uitleg geven
2o. dat het steunen der politieke Rech
terzijde, hetzij door het uitbrengen van zijn
stem, hetzij door het schenken van geldelij
ke bijdragen, om de verkiezing van candi-
'daten der Reohterzijdc, in onzen tijd, den
persoon, welke dien steun verleent, vol
strekt niet altijd stempelt tot een lid der
Rechterzijde, in den zin van een partijman,
behoorende tot een van de drie verbonden
christelijke partijen. Het zou ons verbazen,
indien de zaak aan de redactie van het
„Hbld1." onbekend ware gebleven; dooh in
dien zij het tot heden niet wist, vernemo rij
het thans.
Er wordt tegenwoordig bij verkiezingen
op candidaten der christelijke partijen ge
stemd ook door personen, die zelve vol
strekt niet tot die partijen behooren, die in
het gewone leven op staatkundig en kerke
lijk gebied voor liberaal doorgaan, die dit
in werkelijkheid ook z ij n, maar die toch
in het gedurig naar links afglijden van het
liberalisme, en de samenwerking er van
toet vrijzinnig-democraten en socialisten een
groot staatkundig en maatschaopelijk ge
vaar zien en daarom aan een Kabinet der
Rechterzijde en een christelijke Kamermeer-
dlerbeid de voorkeur geven. Evenzoo zijn
«r tegenwoordig onder de Protestanten niet
weinigen, die zelve modern zijn, somtijds
zelfs, wat hun godsdienstige overtuiging
aangaat, maar heel weinig positief christe
lijks hebben overgehouden, en die toch, uit
beginsel, hun kinderen naar geen aDdere
dan bijzondere christelijke scholen en ter
catechisatie naar geen andere dan ortho
doxe predikant-en zenden.
Het spreekt vanzelf, dat wjj ook hier geen
namen zullen noemen, wij wenschen zelfs
geen oategorieën van personen aan te wij
zen. Eigen onderzoek kan het „Hbld." ge
makkelijk van de waarheid, van hetgeen
wij schreven, overtuigen.
Liefst hadden wij verder over deze gehee-
le zaak gezwegen; hoe minder wij er in de
toekomst verder over te schrijven zullen
hebben, des te aangenamer het ons wezen
zal. Het bovenstaande meenden wij echter
niet te mogen terughouden, om het „Hbld."
te doen zien, dat de „feiten", waarop het
zich beroept, waar kunnen zijn, ronder dat
nog aan iets onbehoorlijks behoeft gedacht
te worden. De vergissing van het „Hbld."
waarop wij een vorige maal doeldeiv ligt
geheel in den uitleg, in do i n t e r p r e ta-
tie van datgene, wat het meent als „fei
ten" te moeten aannemen.
Overigens volharden wij bij die reeds vroe
ger uitgesproken meening, dat het hier ge
heel geldt zaken van het private leven.
Noch het al of niet schenken van bijdragen
door een particulier persoon aan een ver
kiezingsfonds noch het al of niet aanbeve
len van zekere candidatuur in het Kabinet
van een minister door een anderen parti
culier, al is deze ook Kamerlid en al heet
hij ook dr. Kuyper; noch de motieven, wel
ke tot de een en andere handeling geleid
hebben, kunnen onderwerp uitmaken van
een ondersoek, op grond van publiek be
lang ingesteld; om niet te spreken van
het volstrekt onzinnige, hetwelk er in zou
gelegen zijn, de regeering ter verantwoor
ding te roepen wegens een benoeming, die
door haar niet werd gedaan, maar welke,
indien zij doorhaar gedaan wa-
r e naar de meening van sommigen mi a-
s o h i e n aan ongepaste tusschenkomet en
ongeoorloofde beweeggronden zou toe te
sohrijven geweest zijn.
Het Huisgezin schrijft
Zonder verwijl behoort het „Hbld." het
verband, dat zij gelegd heeft tusschen de
aanbeveling van den heer Sweerts door dr.
Kuyper voor het commissariaat in Gelder
land en de schenking van den heer Sweerta
aan de anti-revolutionaire partijkas aan te
toonen.
Het „Hbld." heeft beweerd: omdat
baron Sweerts het verkiezingsfonds van dr.
Kuyper's partij heeft bedacht, heeft dr.
Kuyper hem aanbevolen.
Die bewering dient zij waar 'te maken.
Daarom alleen gaat het en daarop alleen
wacht men.
Dit moest toch ook het'„Handelsblad"
duidelijk zijn.
,,H et Vaderland" bespreekt ook
het artikel van „De Tijd", en vraagt of er
iets anders in te lezen is, dan een bevesti
ging van de „onthullingen" van 't „Hbld."
door „De Tijd" zelf, die de juistheid daar
van aanvankelijk op het scherpst bestreed?
Yan de qualificatie „geruchtmakende fla
ter", merkt „Het Vad." op, thans geen
schijn meer. Slechts een terugtrekken naar
de veilige redoute van het „ontbrekend
verband".
Wij voor ons gevoelen voor dat argument
weinig. Yan dergelijke transacties pleegt
men geen contract op te maken. Het ver
band is dooumenteel in den regel wel nim
mer aan te wijzen. Ook in de zaak-Lehmann
was het niet aan te toonen. En toch gelooft
niemand in dat geval aan het ontbreken
van oorzakelijk verband, wat natuurlijk
niet zeggen wil, dat het ontbreken van be
wijs van onschuld gelijk staat met een be
wijs van schuld.
De wonderlijke en onverwachte mededee-
ling n, die „De Tijd" nu heeft gedaan,
maken het intusschen thans noodig, dat het
,,Hbld." zich duidelijker uitdrukte, en ver
der ga in zijn onthullingen.
Yoorloop<ig houden wij ons aan het tele
gram van burgemeester Sweerts. Ook dat
heeft nu wel is waar voor „De Tijd" zijn
boteekenis verloren; ja, zelfs wordt er door
het R.-K. blad thans van gezegd, dat het
„volstrekt niet behoeft, opgevat te worden
als een tegenspraak." Maar voorshands
achten wij de qualificatie „onzinnige ver
dachtmaking" in den mond van een eer
lijk man als hoedanig wij den heer
Sweerts beschouwen nog wèl een tegen
spraak. n'en dépTaise „De Tijd".
Het woord is nu aan het „Hbld."
Het „H andelsblad" heeft naar
aanleiding van het artikeltje in „D e N e-
dorlander" over tandtechnisch
o n d e r w ij s, eenige inlichtingen ingewon
nen, op grond waarvan het enkele argumen
ten, door ,,D e Nederlander" gebe
zigd, bestrijdt. De strekking van het betoog
is, dat eigenlijk de tandmeesters veel meer
technici moeten wezen dan rij thans zijn,
evenals die Amerikaansche dentisten.
Daarover zullen wij, zegt „D e Neder
lander", niet twisten, te minder waar
deze aangelegenheid te zeer van technischen
aard is om er als leeken een alleszins juist
oordeel in te vellen.
Het verheugt ons echter, dat ook het
„H andelsblad" onze conclusie onder
schrijft, dat de Amsterdiamsche Raad het
verzoek van het Ned. Tandheelk. Genoot-
sohap niet moet inwilligen.
Het blad schrijft dienaangaande:
„Eén opleiding tot tandmeester in Neder
land is waariijk genoeg en voor de tand
heelkundige opleiding van een gewoon me
dicus is geen technisch onderwijs noodig. In
Nederland kan elk medicus zich als „tand
arts" vestigen, wat natuurlijk, daar geen
enkele waarborg bestaat, dat zij het jaren»
lang oefening eischende handwerk kennen,
uit den booze en ten nadeele van den goe
den naam der Nederlandsche tandmeesters
moet. rijn. Juist door aan artsen geheel on
voldoend technisch onderwijs te geven
werkt men het misbruik in de hand. dat
een medicus, het bijzonder beroep van tand
meester niet voldoende kennende, van de
bevoegdheid, door een ongelukkige wet ver- I
leend, gebruik maakt ora zich als tandïnees- j
ter te vestigen. Het rijksbrevet van tand-
meester is dan immers verleend aan iemand
dia niet in staat ia het beroep behoorlijk
uit te ccfenen."
Wij gelooven dus inderdaad, dat voor
technisch tandheelkundig onderwijs aan de
Amsterdamsche Universiteit geen enkele
aanleiding bestaat; al de bezwaren, ten on
rechte door den heer Yan der Velden in
den Amsterdamschen Raad tegen de benoe
ming van een tandheelkundig assistent, aan
gevoerd, zijn van toepassing cp de benoe
ming van een technisch assistent. Nu moge
die tandheelkundige assistent voor z ij n
patiënten best de hulp van een tech
nicus kunnen gebruiken, voor het on
der w ij s ip hij geheel overbodig."'
Het komt ons voor, zegt „De Neder-
lande r," deze opmerking ten slotte
dat er voor de Regeering, die blijk
geeft zooveel voor het tandheelkundig on
derwijs te willen doen, alleszins reden is
om de pogingen, door do „tcchniekers" in
het werk gesteld tct verkrijging van een
behoorlijke opleiding voor eischen nader
door de wet te stellen, aan te moedigen
en te steunen. Ook dit vak-onderwijs ver
dient de aandacht van onzen Minister van
Binnenl andsok e Zaken.
„Het Huisgezin" wijdt een artikel
tje aan het liberalisme in het
Zuiden. Het blad wijst er op, hoe het li
beralisme in sommige plaatsen van het Zui
den den indruk wekt van aan de winnende
hand, althans sterk te rijn. Nu is dit libera
lisme wel niet hetzelfde als in het Noorden,
met de organisaties daar hebben de libera
len in het Zniden over het algemeen niets
uitstaande. Zelfs noemen dezen zich ook
liefst niet liberalen, maar nemen zij een
minder sterk gokleurden naam aan.
Zij hebben met de overige katholieken
geen verdere gemeenschap, dan dat ze
's Zondags in deselfde kerk de H. Mis hoo
ren.
Het werkdadig katholicisme kan dus bij
hen niet sterk ontwikkeld zijn en wordt op
geen enkele wijze gevoed* of gesterkt, wel
tegenwerkt en ondermijnd door hun om
gang en hun lectuur.
Deze liberaal-katholieken vinden uiter
aard steun bij allen, die niet katholiek zijn.
Verder hebben zij er grootelijks slag van
om de goe-gemeente in te palmen.
Uit een en onder is te verklaren, dat ze
zelfs bij een katholieke bevolking, die niet
duchtig geschoold, duchtig georganiseerd,
duchtig op de hoogte is, succes kunnen heb
ben.
Maar daarom rijn ze niet minder gevaar
lijk. Niet alsof te vreezen staat, dat rij een
katholieke bevolking in de armen zullen
voeren van een Borgesius of een Yan Kar-
nefoeek, maar wel valt te duchten en zeer
ernstig te duchten, verslapping, laksheid,
inzinking.
Een bevolking, die zich door liberaal
katholieken laat leiden, loopt groot gevaar
voor het werkdadige katholicisme verloren
te gaan. En dit zou een ernstig en betreu
renswaardig verlies zijn.
Daartegen moet met nadruk worden ge
waakt, en tegen de werkzaamheid der libe
ralen minstens even krachtige werkzaamheid
in den vorm van een stevige organisatie,
van voortdurende voorlichting, van onver
poosde propaganda, van bevordering der
katholieke pers worden over gesteld.
Zoo alleen kh.n, maar ook rit] het hier en
daar herlevend liberalisme in het Zuiden
gefnuikt worden. Maastricht geeft ten deze
een goed voorbeeld.
„D e T ij d" schreef: Aan de gemeen-
t e 1 ij k e drie-jarige H. B.-S. te Utrecht is
vacant de betrekking van leeraar in het
Fransch. De jaren, bij het bijzonder
middelbaar of gymnasiaal onderwijs doorge
bracht, zullen voor eventueele verhooging
niet medetellen; alleen die bij het open
baar onderwijs.
Yreemd doet het aan, dat, waar ook een
leeraar Fransch aan de vijfjarige R ij k s-
H. B.-S. gevraagd wordt, daarvoor geen
onderscheid gemaakt wordt tusschen
dienstjaren bij openbaar en b ij-
zonder gymnasiaal en middelbaar on
derwijs.
Zoo acht dus merkt „D e T ij d" daar
na op het Rijk voor zijn vijfjarige
Utrecbtsche School het billijk ook met de
„bijzondere" dienstjaren rekening te hou
den. Maar de gemeente Utreoht kan er voor
haar driejarige niet to'e besluipen.
,,L and onVol k" zegt
De „Y or warfs" heeft een beschou
wing gegeven over vestingen in ver
band met de ontwikkeling der 1 u c h t-
soheepvaart. Twaalf uren na oorlogs
verklaring kunnen één of twee dozijn Zep
pelins boven Parijs staan en naar harte
lust Frankrijke centrum van uit do ludht
bewerken. Zoo zal het over en weer met
alle vestingen gaan. Conclusie: Weg met
de vestingen
Voor een klein land als het onze heeft de
luchtscheepvaart nog veel grooter mili
taire beteekenis.
Een groote mogendheid bouwt een
luchtvloot aan, om de vijandelijke luchtvlo
ten aan te tastenmaar wat moeten w Ij
doen? Naast landmacht en marine een
derde geldverslindend monster in het leven
roepen en de concurrentie met de andere
mogendheden nog onmogelijker maken? Of
moeten wij het zonder luchtvloot doen en
onz» stelling van Amsterdam, jaarlijks met
een nieuw millioentje al zorgvuldiger „ge
sloten", aan den bovenkant weerloos aan
de Zeppelins overleveren?
„Deskundigen", helpt onaf
Een lezing van L. Simons over „boeken,
schrijvers, leners", in „De Ploeg", versche
nen, is nu afzonderlijk uitgegeven.
De schrijver zegt hier en daar waarheden,
die 't lezend publiek wel eens hooren mag.
Byy. over schrijver»!
Zóó onrustig en ongedurig is ons publiek
zelfs, dat men een auteur, die veel produ
ceert, ten slotte nauwelijks vergeeft „er
nog te zijn." In plaats van zich te verheu
gen over zijn vruchtbaarheid zoolang die
iets goeds voortbrengt, zeker6oheeloogt
men er naar en vraagt ongeduldig: wan
neer hij nu eindelijk eens uitgeput raakt I
Laat ik er bij voegen, dat deze houding
tegenover schrijvers vooral heel stork is in
óns land, en dat. andere volken, de Engel-
schen vooral, zich veel dankbaarder toonen
jegens hen, die ze eenmaal hebl>en liefge-
kregenlaat ik er bij voegen, dat wij vooral
zoo roekeloos omgaan met onze s c h r ij-
v e r s, meer nog dan mot onze schilders of
musici bijvoorbeeld. (Is het, omdat de laat-
eten ook zoo veel lichter waardeering in 't
buitenland vinden?) Zoek ik naar de
oorzaken van dezo grofheid cn ondankbaar
heid bij ons volk, ik vind er twee: Er is al
lereerst een, die bij de schrijvers cn hun
uitgevers ligt: zij produceeren licht te veel.
Yeel auteurs hebben „een boek in zioh"
(en dat is niet weinig; één boek te maken,
dat de vergetelheid trotseeren kan en een
blijvende verrijking der letterkundige
kunst wordt!)
En als zij met dat ééne boek hun roep ves
tigen, dan komt de verleiding, en vraagt
om meer en rij hebben niets meer in
zich. De nakomertjes zijn dan maohtoloo-
ze en krachteloozo producten, die inderdaad
niets beters vordienen dan „de onverschil
ligheid, waarmee de tijdgenoot den ijlen
rook ziet opgaan" (om Potgieter even te
varieeron) Maar, omdat dit met velen
het geval is, geldt het nog allerminst voor
allen, en de algomoene neiging om on
geduldig te worden over veel vruchtbaar
heid mag dus hierop geen beroep doen tot
haar eigen verontschuldiging. Zij doet
trouwens het gemakkelijkst een beroep op
onze bedenkelijksto volks-ondeugdinoht
tot neerhalen, gemis aan waardeeringsrin.
Niet minder onbehoorlijk lijkt me do on
verschilligheid toe, waarmee in de latere
jaren onze eens zoo „gevierde" roman
schrijver Couporus in de pers en bij het le
zend publiek pleegt behandeld te worden
of ook de nog korten tijd geleden zoo veraf
gode Mevr. Marx-Koning. Men had de aan
bidding liever moeten nalaten, om de
waardeering langor vol te houden
De „Volksbond ter bestrijding van drank
misbruik" heeft een nieuw idee om rijn in
vloed ten goede aan te wenden.
Het hoofdbestuur droeg een paar keeren
op to onderzoeken of een museum, betrek
king hobbendo op het Alooholvraagst.uk,
zijn nut had.
Hot eindoordeel van deze heeren is dat
het museum-denk beeld wensohelijk en uit
voerbaar is.
Het is een uitnemend middel, meonen zij,
tot bestrijding van het drankmisbruik, dat
met te méér bucoos wordt be
stroden, naarmate het boter
wordt gekend inzijn ooreaken
encijngovolgen.
In het rapport door de heeren uitgebracht
komt o. a. voor een plan van indeeling. Het
best-o overzicht tot wat dit museum geven
wil, lijkt ons zijn plan van indeeling:
I. De alcohol. Beroiding van den alco
hol. Aanwending voor industrieelc doel
einden.
II. Invloed van den alcohol op het men-
schelijk lichaam.
III. Het alcoholisme. Aard en omvang.
Oorzaken en gevolgen.
IV. Bestrijding van het alcoholisme.
Middelen gerioht tegen de oorzaken.
A. Wering van den sterken drank als
volksdrank.
Volksleeszalen. Volkskoffichuizen.
Kiosken en Koffiewagens. Scbippers-
bourzen. Propaganda voor alcoholvrije
dranken.
B. Volksontwikkeling door boeken, bro
chures, enz.
O. Wettelijke en andero maatregelen dor
Overheid.
D. Bescherming van het kind.
E. Verbetering der Volkshuisvesting.
F. Verbetering der Volksvoeding.
G. Opheffing van maatschappelijke mis
standen.
H. Huiselijkheid en Huisvlijt.
I. Verheffing van Volksvermaken.
J. Spel en sport.
K. Kunst. Tooneel, Letteren, Muziek.
L. Varia. Curiosa.
V. Bestrijding van het alcoholisme.
Middelen gerioht tegen de gevolgen.
VI. Do bestrijding van het alcoholisme.
De V o 1 k s b o n d. De andere vereenigin-
gen. Congressen, enz.
Men zou moeten beginnen met het Muse
um een vaste plaats te geven, waarna het
later wenschelijk zijn zou er mee rond te
trekken.
In iedere plaats zou dus zulk een 1 o e r-
rijk enov'ertuigendo tentoonstelling
een tijdje toeven kuunon.
Een propaganda-middel lijkt het ons, dat
uitnemend zou kunnen werken.
Waarlijk de wakkere Volksbond
verdiende steun van allen I
De literaire nalatenschap van Dotlev von
Liliencron, zal door Richard Dehmed wor
den geregeld. Een bundel gedichten, onder
den titel „Gute Nacht," een deeltjo novel
len en een roman uit de voorstad van een
groote stad, zullen weldra worden uitgege
ven.
Liliencron werd gisteren met veel eerbe
wijs begraven.
Piotura Veluvensis.
De jaarlijksohe tentoonstelling van kunst
werken van de leden van Piotura Velu
vensis" te Renkum, is geopend en blijft
tot 15 Aug. dagelijks te bezichtigen.
Eenige van Shaw's nieuwste epigram
men:
Menigeen bent Bernard Shaw als iemand,
die een zeer lange voorrede zou schrijven bij
een kort stuk.
Het partij-stelsel is ingericht volgons het*
zelfde beginsel als een driebeen-wedstrijd*
het beginsel dat eendracht niet altijd kracht
en uoo»t bedrijvigheid ia.
De voornaamste van goede manieren m,
een geeuw to verbergen.
Ik ben oen vegatarior, meer omdat ik een
afschuw heb van doode beosten, dan omdat
ik van levende houd."
De onlangs gestorven keramist Ohapiet
heeft aan den Frauschen staat vermaakt
zijn uitgebreide en kostbare verzameling
oud on niouw porselein en aardewerk, be
nevens een groot deel van zijn éigen work.
Do oollotie zal worden verdeeld over het
Luxeinbourg-museum, het museum van de
coratieve kunst, het kabinet Galliera en het
porselein-museum te Sèvres.
Prijsvraag Vrouwenki e a-
recht.
Hot bostuur der aid. Utrecht van den
Nod. bond van Vrouwenkiesrecht wenscht
op de jaarvergadering der afd. in Jan. of
Febr. 1910 te doen opvoeren een tooncol-
stukjo, op het vrouwenvraagstuk betrek
king hebbende. Voreisohte is dat dc opvoe
ring goniakkolijk zdj en niet langer dan drie
kwartier dure. Prije: een boek of kunst
voorwerp naar keuzes ter waardo van 25
gld. Inzondingen vóór 15 Oct. a.s. bij de
secretaresse, moj. C Wiehmann, Brcgitten-
straat 17, Utrecht.
De Thooaophen hebben wat over voor hum
dcnkboeldon. Een nummer hunner krant
word ons gestuurd. Het toont de idyllische
„faoogeschool" der Theosophen; hun prach
tig gelegen en sierlijken tempel in Oali-
fornic.
Eenige groepen studenten werden voor
dit nummer gekiekt. Het uitvoer ge artikel
vertelt allerlei van Katherine Tingley, do
leidster en bet officieels hoofd van do Al-
gomoeno Broederschap en Thcosophischo
gomeenschap, van haar werk en de resul
taten met haar arbeid bereikt.
M u s e u m-b o e k j e s.
Plaatjes en Praatjes. Kijken en lezon."
Onder dozen pakkenden titel stelt zich A.
J. Sorvaas van Rooyen voor een aantal
korte gesohriftjes in 't lioht te geven.
Dit eorsto behelst do besohrijving van do
kunstschatten der Schutterij in 't Haagscho
G emeente-muaeum.
Een vijfentwintigtal plaatjes, voorstel
lend allerlei voorworpen van 't gehalto als
we die op de tentoonstellingen bij 't af
schaffen der Schutterij konden zien, zijn in
't boekje tusschen den tekst gevoegd.
Dit boekje heeft op een borodenoerdon
catalogus voor, dat het een aaneengescha
keld verhaal geeft. Alle Hollandsoho musea
zullen zoo behandeld wordion.
Uitgave Veldt, Amsterdam.
Een Hein e-p o r t r o t.
Een te Parijs wonende Hongaarsohe sohib
der hoeft in een oudroest-winkeltjo een tot
dusver onbekend Heine-portrct gevonden.
Het stelt don diohter voor cn face, hij leunt
op den rechterarm, terwijl hij in de rech
terhand een pen houdt. Vooral het voor
hoofd en de oogen moeten voortreffelijk
zijn weergegeven. Het schilderij draagt do
(handteekoningLaynaud 1833; aan de
keerzijde staat met potlood geschreven:
„Tète d'hommo d'après nature".
Het bezoek vnn het keizerlijk panr.
Mon meldt aan de ,,N. R. O." uit do
Steeg:
Aangaande het bezoek van het Duilscho
keizerlijke paar aan Middachton kunnen;
wij oog mededeelen dat de extratrein hien
aan het station om 1.35 van Kleef zal
aankomen. Alleen aan het station Nijme-
gen zal een kort oponthou 1 plaats hebben
voor het verwisselen van machine. Te Arn
hem zal men niet stilhouden. Do trein zal
bestaan uit 10 rijtuigen, die ieder 19 Me
ter lang zijn. Voor het behoorlijk voor
rijden aan het le perron enz. worden op
het stationscraplacement de noodigo voor*
zieningen getroffen.
De Keizer en Keizerin, die door graaf
en gravin Bentinck ontvangen zullen wor
den, begeven zich door de 3o klasse wacht
kamer, die voor de ontvangst door de firma
Coben uit Arnhem in orde wordt gemankt,
naar do gereedstaande rijtuigen elk be
spannen met 4 paarden.
De koninklijke militaire kapel uit Den
Haag cal een concert geven cn zich ook tij
dens het diner doen hooren, na afloop waar
van do tuin verlicht zal worden.
He 19lid-,on foenteu.
„Do Halve Maeh" is te Nieuw-York aan
gekomen. Do „Soestdijk", welke haar had
overgebracht, deed twaalf dagen over den
overtocht, dus heel wat korter dan Hudson
en do zijnen in 1609.
Het scheepje ia reeds te water gelaten;
maar maakte, in zijn afgetuigden staat,
vooralsnog geen buitengewonen indruk
lezen wij in buitenland3chc couranten.
(„N. R. CV')
Voldoening gevrnngil.
Aan den gezant te St.-Petersburg zijn
door dén minister van buitenlandsche za
ken uitvoerige instructies verstrekt betref
fende de berooving van den paardenhande-
laar uit Goor, J. H. ten Doeachate, die op
13 Juli jL op den rijksweg van Au-
gustowo naar Grodno, Rusland, in een uit
gestrekt bosch door roovers werd overval
len, geplunderd en opgesloten.
Beklag is gemaakt over de houding der
politie te Augustowo en Grodno, waar gar
nizoen ligt, dooh waar geen enkele poging
was aangewend om de roovers te bemaohtfr*
gen.