Dieren voor hei gerecht
Oplossingen der Raadsels.
Het kan zonderling schijnen, dat dieren
voor den rechter verschijnen, gezegeld pa
pier ontvangen, en hun tegenstanders be
strijden. Tocth zijn zulke wonderlijke din
gen voorgevallen, en niet alleen in de mid
deleeuwen, toen men in vollen ernst een
varken veroordeelde tot een dracht slagen
en een hond tot de galg, maar ook in onze
dagen.
Drie maanden geleden had een rijke Ame-
rikaansche uit Philadelphia, mevrouw
Bloomfield, haar hond naar een tandarts
voor honden gebracht, die den buldog in
slaap maakte en hem een kies trok, die ge
heel rot was en hem veel pijn deed; toen
gaf hij het dier een gouden kies in de
plaats. De hond stond de operatie uitste
kend door en zijn meesteres was verrukt...
tot zij een rekening kreeg van 140 dollars
(850 gulden).
Driehonderdvijftig gulden voor een hon-
dentand, al was die ook van goud, dat
scheen mevrouw Bloomfield toch al heel
duur, zij weigerde te betalen en begon een
proces. Buff, de hond, moest natuurlijk
door den reohter onderzocht worden en bij
de debatten tegenwoordig zijn. Een vee
arts opende hem voor het gerecht den bek.
Dat ging allesbehalve gemakkelijk; en toen
de rechter zag hoe kwaad de dog was, zei-
de hij, dat hij voor driehonderdvijftig gal
den de operatie niet zou hebben willen
verrichten en veroordeelde dus mevrouw
Bloomfield.
En heeft men in Frankrijk onlangs niet
een kameel op het politiebureau gezien!
Voortgeleid door een jongmensch in
Turksche kleeding, zelve een reclame voor
zeker schoensmeer op zijn rug dragende,
maakte haj het den voorbijgangers zoo las
tig, dat het verkeer gestremd werd en de
paarden voor een wagen, boladen met
steenkolen, van schrik in de ruiten van een
winkel van glas- en aardewerk terechtkwa
men. In dien tijd gaven eenïge grappen
makers aan het schip der woestijn, dat
toch den naam heeft, zeer matig te zijn,
eenige glazen wijn te drinken. Kameel en
geleider, de eerste dronken werden naar
den politiepost gebracht, waar het dier aJ
waggelend de zaai betrad en de agenten op
de vlucht joeg. Daar ging hij liggen en
sliep in. Het verhoor van den commissaris
had geen invloed op hem en do geleider
word in zijn plaats veroordeeld.
En wat zegt gij van den olifant, die een
dagvaarding krijgt, om voor den rechter
te verschijnen? Dat gebeurde 6 Augustus
jj. te Londen. Een Klingaleesche kornak
werd beschuldigd den jongen olifant, die
aan zijn zorgen was toevertrouwd, mishan
deld te hebben. De rechter liet in de ge
rechtszaal het slachtoffer onderzoeken door
deskundigen. De kornak werd veroordeeld,
krachtens de wet op de dierenbescherming.
Trouw van een hond*
Op een heeten zomerdag reed een heer
over een uitgestrekt boomloos heideveld.
Zijn hond liep hijgend naast hem voort.
Eindelijk vertoonde zich in de verte een
boschje en de vermoeide ruiter besloot
daar de koelte van den avond af te wach
ten. Hij bond dus het paard vast en vleide
zich neer in de schaduw van een paar
dichte boom en, terwijl zijn trouwe metgezel
naast hem rustte. Toen de grootste hitte
voorbij was, vervolgde de heer zijn tocht.
In gestrekten draf reed hij verder maar de
hond scheen de rustplaats nog niet te wil
len verlaten; hij bleef achter. Eindelijk
rende hij zdjn meester na en sprong luid
blaffend tegen het paard op. Of de heer
al riep: „Koest, Bello, koest I" af hdj zelfs
dreigde en sloeg met de zweep, het baatte
niet, de hond scheen dol te zijn.
Ten einde raad, greep hij zijn pistool en
Bohoofc. De hond tuimelde neer en sleepte
zich jankend weg. Nog eens oogde hij het
arme dier na, drukte andermaal zijn paard
de sporen in de zijden en reed verder.
Plotseling hield hij stil, hij was zijn reia-
tasch, waarin haj zijn geld bewaarde, kwijt.
Onmiddellijk wendde hij den teugeL Ner
gens vond hij echter een spoor van het
verlorene, tot hij zijn rustplaats was gena
derd; daar lag zijn schat en er naast...
zijn trouwe Bello, die hem zorgvuldig be
waakte. Nu begreep de hieer alles: Bello
was niet dol geweest, het trouwe dier hadt
hem slechts gewaarschuwd en dit had hij
niet begrepen.
Terstond onderzooht hij de wonde, om te
zien, of er nog hulp mogelijk was. Maar het
was te laat. Nog eenmaal sloeg het trouwe
dier zijn oogen op, rekte zich uit en stierf.)
DE SCHILDPAD.
Een schildpad Is een dder, dat maar trafo
nigen aantrekt; ze is zoo traag en zoo
saai, kan urenlang stilzitten en geeft all
verbazend weinig hlijk van intellect. Toch
is ze niet zoo dom, als ze er wol uitziet.
Dat heeft laatst een Fransch professor
proefondervindelijk bewezen.
Hij nam een schildpad, plaatste haar in
een groote kist en legde haay voedsel
steeds op een bepaalde plaats neer. Daar*
na bouwde hij een groote menigte dwaal
gangen in de kist en ging na, of het dief
de plek zou kunnen vinden. Eerst ver
dwaalde ze en had meer dan een halfuur
noodig, om haar voedsel te bereiken.
Bij een tweede proefneming maakte ze
de reis in 15 minuten, bij een derde in
en ten siotte had ze niet meer dan 3 minu
ten 30 seoonden voor haar tocht noodig.
De gangen werden daarna nog vermeer*
derd en versoheiden doodloopende er bij
gevoegd. De schildpad Hep eerst in do val
en doolde een uurlang rond. Bij de tiende
proefneming echter, kwam zij na 16 minu*
ten aan, en ten slotte zelfs in 3 minuten!
L
TJheerooet
II.
Petroleum.
IIL
GrTderlanrtr
IV.
BxeokskmL;
V-
Damsfcertfiep.
Hans een pad door de sneeuw, naar den
uitgang van de rota. Dat vonden ze een
verrukkelijk werkje. Maar toch waxen zc ook
weer verlangend naar het vervolg van het
verhaal, want Haas vooral, won zoo graag
weten, hoe de goede, oude man eindelijk
hierheen gekomen wae en hoe hij tot zoo'n
menschenschuw bestaan had kunnen heslui
ten.
Nadat ze alle drie dan weer gezellig om
het vuur zaten, begon de oude„Daar de
spoorwegmaatschappij nu geen menschen
meer noodig had, en ik er bovendien aller
ongelukkigst zwak en afgetakeld uitzag,
stond het met de verdienste slecht. Had ik
nu mijn buks gehad, dan was ik tooh niet
tegenstaande den herfst, naar de prairie
doorgetrokken, want, als Nebraska mij te
koud bleek, dan kon ik nog zuidelijker
gaan. Op het oogenblik was ik tenminste
aan alle kanten door de praiiieën ingeslo
ten. Maar wacht, daar bedacht ik zoo iets,
ik zou weer naar Akron terug gaan, en
daar den advocaat opzoeken. Ik kwam net
op een gelukkig oogenblik, hij had juist
met g:od gevolg een cliënt geholpen en wae
wel bij kas. Toen hij mdj zag omhelsde hij
mij dadelijk onstuimig en nam mij mee
naar zijn slaapkamer, waax een edit regi
ment van flessohen stond nu.
Ik paste er intusfbhen wel op, niet te
drinken, maar vertelde hem wel van mijn
sterk verlangen naar mijn goede oude buks.
Dadelijk gingen we toen samen naar den
oudroest, en die verkocht ana met niet al
te groote winst, mijn geliefd wapen, dat
nog steeds zijn bezit was, en tegelijk mu
nitie en mijn weitasch. Het mes gaf hij zelfs
toe. Ik wae oibeschrijflijk dankbaar. Met
tranen in de oogen uam ik afscheid van
David Haren, het was iemand, die hét,
wat aanleg betreft, zeker ver in de wereld
gebracht zou hebben, maar ongelukkig waa
hij aoo vreeselijk aan den drank verslaafd.
Hij gaf mij nog een goede hoeveelheid pro
viand mee, en wou absoluut, dat ik een wol
len deken van hem aannam, want die kon
mij zoo te pas komen, beweerde hij. Zoó
kwam ik in den staat Ka-rwm,^ die verderop
tot aan de gren6 der Missouri, heel dicht
bevolkt is. Maar hier in de prairie, af en
toe afgewisseld door boseh, merkte ik daaj
natuurlijk niete van. Ook schenen hier de
Indianen gelukkig niet rond te zwerven,,
tenminste er waren hier hoegenaamd geen
ken tee kenen van. Ik had den eersten
een goed stuk afgelegd en bevond mij bij. het
vallen van den avond op een plek die ten
minste veilig genoeg scheen, cwn voor
nachtverblijf te dienen. Do vlakten zijn
hier waterrijker, dan in den staat Colora
do. Vele kleine beekjes stroomen naar den
Kansas-rivier toe, die zich verder Oost
waarts in de Missouri uitstort, de gewel
dige zijrivier van de Mississippi. Ze waren
niet diep, ja zelfs gemakkelijk doorwaad
baar. Aan de oevers groeiden boomen en
struiken en ik besloot, den nacht door te
brengen in zoo'n laag boschje van kreupel
hout, omdat ik hier genoeg beschut dacht
te zijn, om een kalme nachtrust te kunnen
genieten.
Hoofdstuk X.
Be oerwoud jager.
Nadat ik mij in mijn deken gewikkeld
(bad, en rustig op het natte gras uitge
strekt lag, merkte ik toch wel, dat mijn
rust niet zoo ongestoord zou zijn, als ik
mi] wel had voorgesteld. Muskieten van
allerlei soort vlogen om mij heen en de
steken waren zeer pijnlijk, ja, zwollen
soms aanmerkelijk op. Weldra kwam ifc tot
de overtuiging, dat mij geen rust gegund
zou worden, als ik niet een vuur brandende
hield. En dat was hier ook niet moeilijk:
met wat dorre takjes en twijgen, had ik
ganw een smeulend rook end vuurtje n&aeè
mij Maar toch kon ik den slaap niet vat*
ten, want een troep jakhalzen was erbar
melijk aan het huilen in de nabijheid en
daar die altijd in gezelschap van hyena's en
jaguars rondsluipen, om op het restje van
den prooi dezer roofdieren te azen, moeat
ik natuurlijk zeer op mijn hoede zajn. In-
tusschen verliepen er uren, dat er zich
niets verdachts voordeed en daar ik over
vermoeid was, sliep ik ten laatste toch in.
Hoe lang ik zoo in de rust was, valt moei
lijk te bepalen, maar ineens schrikte Ek
wakker door een geweerschot vlak bij, en
onmiddellijk op lijfsbehoud bedacht, greep
ik ook mijn buks. Bij het schijnsel van het
nog even brandend vuur zag ik daar op een
paar schreden van mij af, een jaguar lang
uit op den rug Hggen, met de klauwen in
de lnoht spartelend, terwijl hij niet in
staat leek op te kunnen staan. Waarschijn
lijk was hij doodeh'jk gewond. Verschrikt
sprong ik terug en hield onwillekeurig
mijn buks gereed. Maar daar hoorde ik in
eens een stem in prachtig Duitsch zeggen':
„U behoeft geen vrees te koesteren, het
dier kan niet meer op."
Verbaasd keek ik den kant uit, vanwaar
ik de woorden had vernomen en daar zag
ik een hooge krachtige gestalte, met half-
grijzen baard reeds, een muts van berenvel
op het hoofd, en evenals ik een bukB bij
zich, voor wapen. Zijn lichaam was bedekt
met een dierenvel en zoo gehard als de
jager er uitzag, toch maakte hij met rijn
welwillenden blik dadelijk een gunstigen in
druk op mij en voelde ik, dat ik mij op hem
verlaten kon, wat hij trouwens ruimschoots
bewezen had, door mij als *t ware het leven
te redden, met zdjn waarschuwing.
(Wordt vervolgd.)