No. 15160,
XiEEDSCH DAGBLAD, Maandag* 26 Jnli. Tweede Blad.
Anno 1909.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Het majoraat.
e»
Ingezonden.
Geveilde pereeelen.
Burgerlijke Stand.
i
„Berispelijke liohtiinnig-
h e i d".
De door ons in ons vorig nummer mede
gedeelde veroordeeling door den Haag-
sciien redacteur van het „H andels-
klad" van een deel der Nederlandsche
pers, wordt door ,,H et Vaderland"
Beantwoord.
„H et Vaderland'' stelt tegenover
de verklaring van bedoelden redacteur, die
slechts „bevestiging" kreeg van wat zijn
hoofdredactie „met vrij groote zekerheid
had vernomen", het woord van den heer
Sweerts. wiens gansahe leven ook hem een
vermoeden van volkomen betrouwbaarheid
waarborgt. En dan gaat „H et Va cL"
voort:
Zouden wij d.u alleen „uit bosef van
eigenwaarde en waarde van den journalis-
tieken stand'' den collega geloof moeten
schenken, ook waar deze geen enkel bewijs
voor zijn requisitoir gegeven heeft, om het
bette feit dat h<ü collega isP
Zouden wij grif moeten aannemen, dat
de „vorm der bevestiging", die de hoef-
ijzercorrespondent als onomstootelijk aan
neemt, ook ons onweerlegbaar zou lijken,
alleen omdat deze journalist geen officieel
persoon is?
Moeten wij journalisten, ons een autori
teitsgeloof in collega-journalisten doen op
dringen
Wij oordeelen alleen naar eigen bevin
ding en zullen dit blijven doen; willen, al
vorens mede te werken aan het knotten
eener dusver ongerepte reputatie meer dan
de bloote verzekering van een collega, dat
rijn bewijsmateriaal onomstootelijk is.
Daarin steunt ons het gevoelen van eigen
waarde, ons inzicht in de waarde der Ne
derlandsche pers. Wij gunnen ook anderen
dan journalisten, wij gunnen ook offi-
oieelen personen onze achting en het komt
ons arrogant en wederom berispelijk licht
vaardig voor, dat een beschuldiger tegen
over een peremptoire ont-kentenis van den
beschuldigde niets andera weet bij te bren
gen dan een ietwat grof standje, wijl men
aanneemt, dat hij zich vergist heeft.
Want wij hebben het telegram van den
heer Sweerts opgevat als een pertinente
ontkenning van de hem door het „H a n-
d e 1 s b 1 a d" voorgehouden daadzaken.
Het lustte ons niet het woord van den bur
gemeester te gaan afknabbelen om te zien
of er misschien een brokje voor de beschul
diging overbleef. De burgemeester spreekt
van „onzinnige verdaohtmaking" en de
verdachtmaking van bet ,,H a n d e 1 s-
blad'' zou geenszins „onzinnig" zijn, in
dien de liberale burgemeester, die hier ter
stede bijv. met ijver streeft naar de oplos
sing van het schouwburg-vraagstuk, gelden
had gestort in dr. Kuyperis strijdkas.
Voorshands blijven wij dus aannemen,
dat dit feit niet heeft plaats gehad. Maar
dezen troost willen wij den hoefijzer-oor
respondent geven: mocht ooit met b e w ij-
z e n worden aangetoond, dat 'a burge
meesters telegram werkelijk een slag om
den arm, een listigheid dus ten einde ver
klaring omtrent de waarheid der feiten te
ontgaan, inhield, dan zullen wij ons niet
laten weerhouden, al geldt het hier een
„officieel persoon'1 om daarvan zij het
met vaderlijke deftigheid het onze te
roggen
Zooals men weet, noemde de hoedijzer-
oorrespondent van het „H b 1." de oollo-
ga's die na het woord van den heer Sweerts
de Landas onmiddellijk aan de beweringen
van de redactie van genoemd blad twijfel
den: „sohelpdieren."
Naar aanleiding daarvan merkt „D '6
Maasbode" nu weer op
Sohaalbeesten, slijmgasten noemt ge ze,
'omdat „ze onmiddellijk gereed staan om
het woord van hun collega weg te werpen,
zoodra maar de een of andere officieele
persoon een vermeende tegenspraak
daartegen plaatst."
„Autoriteits-geloovigen" smaalt het blad
op zijn collega's „van de Parkstraat en de
Wagenstraat," en meenend op een heel
hoog piëdestal te 6taan, vraagt de redac
tie aan haar vrienden, „welk een denk-
Miss Milton bloosde nu ook en vergenoegde
rich met het hoofd te knikken. Gelukkig
.verschenen nu ook de ouders, waardoor de
gedachten van den grootvader werden afge
leid en hij met de anderen de versiering
yan de veranda bewonderde. Tot die anderen
behoorden natuurlijk ook de honden, Cossy
op den arm van mevrouw Eleonore, de
eenige, die deze fijn besnaarde dierenziel
goed begreep.
Op de veranda waren Stupps en twee
'dienstmeisjes bezig, de groote, witte zuilen
riet guirlandes te omwinden.
„Heel mooi", zeide Tubingen, en knikte
zeer voldaan. „Meer is niet noodig. Ik hoor,
dat de gangers in het dorp den jongen baron
een serenade bij zijn aankomst willen bren
gen. Qat wil ik niet, Eiedecke; zeg het den
menschen, doch zoo, dat zij zich niet belee-
digd gevoelen. Ik zou niet gaarne onnoodig
opzien barendaar houd ik niet van. De
guirlandes zijn voldoende. Is de postzak er
nog niet?"
„Zij moet .elk oogenblik komen, baron",
antwoordde Eiedecke.
„Nu goed, dan willen wij bedaard ont
bijten. Bernd en Dieter, gij moogt, als gij
Ju behoorlijk gedraagt, uw broeder van het
fetation halen."
Beiden jongens hieven een oorverdoovend
gejuich aan.
„Papa," zeide Dietrich, „zou Max mij ook
'een leeuwenhuid meebrengen Hij heeft het
mij beloofd."
beeld het publiek toch wel moet krijgen van
de achting der journalisten voor hun eigen
stand?
Wat het publiek denkt?
Wel, dat gij „Handelsblad", zonder be
hoorlijk onderzoek, er maar op too gelas
terd hebt, met een laster zoo grof, dat uw.
eigen collega's, die tegenover Kuyper an
ders ook niet op een kleintje zien, u niet
meer lusten.
Want ge hebt nu meteen de aoteurs van
het eerste drama niet weinig gecompromit
teerd.
Ze staan er van te waggelen op hun boe
nen en zijn hun tendenz-stuk aan het af
rammelen en afzagen, terwijl het luttele
publiek, wat nog bleef hangen, zit te gie
ren van den lach.
Mentita est iniquitas sibi, de ongerechtig
heid heeft tegen haar zelve gelogen.
En het kwaad van den Laster, het vor-
aohtelijkste van alle, heeft 7*chzelf ge
straft.
Straks krijgen wellicht nu ook de „jcbelp
dieren" van het eerste drama een beurt.
„H etHandelsblad" schrijft:
Naar aanleiding van onze opmerkingen
over de voorgeschiedenis van de Göldersche
commissaris-benoeming worden in de pers
verschillende stemmen gehoord. Ten eerste
rijn er die zeggen: het moge waar rijn, wij
kunnen er niets bedenkelijks in vinden.
Daarop komon wij nog wel eens terug.
Doch zij, die zoo spreken, worden geheel en
al overstemd door hen die meenen, dat wat
wjj zeggen onwaar is, dat de feitelijke be
schuldiging staat of valt met de kwestie
of de Haagiohe burgemeester al dan niet
partijfonds-contribuant was. Dezen lezen
in de verklaring van den burgemeester, dat
hij met geen woord op de „onzinnige ver
dachtmaking" wil antwoorden, eon ontken
ning van dat zakelijke feit.
Wij i eronderstellen dat de woorden „on
zinnige verdachtmaking" betrekking hebban
op conclusies, die uit dat feit getrokken
kunnen worden, wij zijn overtuigd, dat de
Haagsche burgemeester het feit niet ont
kend heeft en niet ontkennon zal.
Hun, die echter vragen en dringen om
bewijzen voor die feitelijke beschuldiging,
willen wij mededeelen dat wij slechts in
allerlaatste instantie, wanneer wij er vol
strekt toe genoodzaakt worden, meer na
men en bijzonderheden zullen noemen. Wij
wenschen zoo weinig mogelijk personen in
do zaak te betrekken Wel kunnen wij me
dedeelen, dat een der bronnen waaruit wij
onze inlichtingen putten, een man is, aan
wien de Haagsche burgemeester het wèl
wen^chelijk aöhtte persoonlijk te erkennen
dat hij bijdragen aan het fonds van dr.
Kuyper geschonken had. De Haagsche bur
gemeester kan, tenzij hij deze confidentie
aan meer personen heeft gedaan, weten
wien wij bedoelen.
Wij hebben geen correspondenties in ons
bezit, geen briefjes van mejuffrouw West-
meyer of van een ander. Wij mogen echter
vragen dat deze onze feitelijke mededeeling
geloofd wordt althans tot zij is tegenge
sproken. Wij tarten den heer Sweerts, wij
tarten den penningmeester zoowel als den
onofficieelen verzorger van het partijfonds,
wij tarten „De Standaard", wij tarten
„De Tijd" om de juistheid van de feiten
door ons medegedeeld te weerspreken.
Over de conclusies door ons getrokken,
czwijgen wij thans; daarop hopen wij later
terug te komen.
Wij moeten hier tevens oven wijzen op de
zeer merkwaardige houding door „De Tijd"
aangenomen. Terwijl in het eerate stuk
door „De Tijd" geschreven feitelijk de
juistheid van de beschuldiging erkend werd
en gezegd werd, dat de redactie slechts
omdat het hier een zaak den particu
lier dr. Kuyper rakende betrof, zou ver
zwijgen wat ook haar dienaangaande ter
ooren was gekomen, spreekt zij thans van
een „flater" van onze zijde.
Indien „De Tijd" werkelijk iets meer van
belang over deze zaak vernomen heeft, moet
rij weten, dat, hoe verontwaardigd sommi
gen ook zijn mogen, wij geen enkelen fla
ter, geen enkele vergissing gemaakt heb
ben.
En dan doet het ons leed voor dat blad,
„En mij een olifantentand," voegde Bernd
er bij. „Maar ik geloof niet, dat hij woord
houdt. Grootpapa zegt, dat zulke reizigers
altijd bluffen."
„Bluffen heb ik in geen geval gezegd,
mijn jongen," antwoordde graaf Teupen, ter
wijl men aan de ontbijttafel plaats nam.
„Maar 't is waar, de reizigers in Afrika
overdrijven gaarne en niet alleen deze, maar
over 't geheel alle reizigers. Dat ligt zoo in
him aard."
„Gerstacker ook?" vroeg Dieter. „Ja,
grootpapa
„Een beetje; ja, een beetje zal hij ook
wel overdrijven."
„Grootpapa, in het boek van Gerstacker."
begon Bernd weer, „dat u ons te lezen heeft
gegeven, komt een prachtige geschiedenis van
een Indiaan voor, die op een rij levende kroko
dillen de rivier is overgestoken, op hun xug,
zonder dat zij hem gebeten hebben. Ik zou
gaarne weten of dat waar is. Gelooft u dat
„Het waren wellicht tamme krokodillen,"
bracht Tiibin gen in het midden.
„Neen, wilde," antwoordde Bernd. „De In
diaan werd vervolgd, maar den ander hebben
zij dood gebeten I Grootpapa, dat is toch
merkwaardig, dat zij juist den Indiaan niet
geheten hebben."
Grootpapa trachtte het zonderlinge van dit
feit door een gelukkig toeval te verklaren.
Hij ging in de oogen van den jongen voor
alwetend doorvoor hem kon de wereld geen
geheimen hebben. De weetgierigheid der
tweelingen bracht hem dikwijls in verlegen
heid. Zij vroegen zoo lang, totdat hij ten
laatste geen antwoord meer wist te geven.
Op een avond wilde Bern weten, wat tie
sterren waren.
„Wereldlichamen, mijn kind, evenals onze
aarda"
dat zij de trouw aan de ooalitiegenooten
voor goede trouw laat gaan, dat zij welbe
wust een verkeerden indruk omtrent onze
waarheidsliefde doet post vatten.
Hongerlijden.
Geachte Eedactie l
Gelieve deze regelen in uw blad op te
nemen, waarvoor als altijd mijn besten
dank.
Gisteravond zullen velen het ingezonden
schrijven gelezen hefcben van een onderwij
zer, inzake een ouderpaar met 8 kinderen,
die door tegenspoed en achteruitgang van
zaken in armoede zijn gedompeld.
Velen zullen het prijzenswaardig gevon
den hebben dat genoemde onderwijzer deze
menschen steunde en wel met boterham
men, enz.
Evenwel had ik van bedoelden heer in
zijn schrijven willen lezen, dat er nog
meerdereongelukki gen zijn, die
ook zooals genoemde familie in verregaan-
den slaat van armoede verkeeren. Of zou
deze onderwijzer donken dat dit de e enig
ste menschen rijn, die zoo in armoede, ton
gevolge van achteruitgang van zaken, zijn
gekomen
Ondergeteekondo zal eenigen noemen,
waar ook eens ingegrepen mag worden, om
de ellende, waarin diegenen verkeeren, uit
te roeien I
Dezer dagen toch hoorde ik, dat in oen der
poorten van de Middelstegraoht eenige fa
milie-s woonden, die hclaa-s noch brood
nóch huishuur hadden.
Hoezeer deze mensdien in de armoede
leven kan men zien uit de vermager-
do en uitgeteerde gezichten van dozo
kinderen.
Zoo zijn er nog meer tragische toestanden
aan te halen, waarin de menschen als hier
boven omschreven vorkeeren, doch laat dit
voldoende wezen 1
Ik doe dan een beroep aan de vereenigin
gen (van elke religie) bot ondersteuning
der armoode om dezo treurige toestanden,
waarin de men&chen leven, zoowel van den
onderwijzer Vrijdag omschreven als nu van
mij te helpen uit hun hongerlijden, en doe
dan ook een beroep om menschen in andere
buurten, waar ook armoede heerscht, te
verlossen uit hun ellende.
Teoi slotte I Geeft gij, die wat kunt a f-
ptaan van uw rijkd om men, aan
de kaa der bovengenoemde vereenigdngen,
opdat dan die vereenigingon daarmede deze
ongelukkigen nog spoediger ter hulp kun
nen komen.
Inmiddels Hoogachtend
Uw. dw.
G. A. VEEEEN.
Leiden, 24 Juli 1909.
P. S. Omtrent de families, die in behoef-
tigen toestand loven, kan ik u nog melden
dat de namen van dezo zijnS w a n o n-
burg en Stikkolorum, wonende in
de Eozenpoort No. 2 en 3.
Zondag ooi. tend ben ik bij bedoelde men
schen geweest en heb een onderhoud gehad
met vrouw Swanenburg. Deze toch vertel
de mij met tranen in de oogen, dat, sinds
eenige maanden het huisgezin heeft moeten
leven, alleen van droogroggebrood,
daar door haar man, en kinderen niets
verdiend wordt.
De hierboven gemelde huisgezinnen drin
ken géén alcoholhoudende
dranken.
Geachte Redactie I
Een woord van verweer tegen het inge
zonden stuk van mijn coUegaroorrespondent
te Noordwijk zij mij vergund.
Allereerst een paar praeal&bele opmer
kingen.
Mijn collega schrijft dreigend aan het
slot van rijn stuk: „Ik heb nog meer pijlen
in mijn koker." Hij geeft dus niet „al do
stukken 1" Maar... hot is rijn laatste woord.
Jammer... van de pijlen I
De chef-veldwachter van Noordwijk is
een vijand van publiciteit in politie-zaken.
Maar, terwijl hier zijn eigen persoon in het
„Maar hoo hangen zij dan daarboven aan
den hemel?"
„Zij bewegen zich in de ledige ruimte."
„Wat is dat: de ledige ruimte?"
„De oneindigheid, mijn jongen."
„Maar, grootpapa, allee moet toch eens
een eind hebben, anders houdt het immers
nooit op, em. dat bestaat er toch iniet"
„Aan de oneindigheid komt nooit een eind,
Bernd."
Bernd dacht na cn antwoordde vervolgens
op weifelenden toon: „Neen, grootpapa, dat
kan ik niet gelooven. Een eind moet er zijn."
Sinds Max zich bij de expeditie 'van dok
ter Haarhaus naax Usagara had aangesloten,
wijdde graaf Teupen zich in 't bijzonder aan
de koloniale politiek. Hij moest altijd een
stokpaardje hebben. Een tijdlang had hij zich
tot kalmeering van rijn altijd werkzamen
geest aan een verzamelwoede voor liefdadige
doeleinden overgegeven. Met ware geestdrift
verzamelde hij zoo tamelijk alles, wat slechts
aan den man kon gebracht worden: postze
gels, spoorkaartjes, kurken, oude couranten,
puntjes van sigaren en knoopen; kortom al
lerlei waardeloos tuig. dat hij in zijn kamer
in een reusachtige kast, welke nog uit de
vorige eeuw afkomstig was, netjes geramg-
'schikt bewaarde en na afloop van een jaar
aan het centraal-bureau van het Eoode Kruis
zond. Daar hij nu nieuwsgierig was, welk
klinkend resultaat zijn pogingen voor de
•weldadigheid had der opgebracht, verzocht hij
vriendelijk om een taxatie van het ingezon
den materiaal. Ea per omgaande kreeg hij
met een langen dankbrief bericht, dat zijn
kostbare gaven ongeveer een bedrag van ze
ven mark en vijftig penningen vertegenwoor
digden. Daarvoor kon men slechts een arm
of hoogstens beide boenen yan een armen
weesjongen bokloedcn, piaar niet meer, en
spel la en het gaat om zijn eigen
waakaoamheid en zijn eigen sriirander-
heid* gooit hij dat sohoone beginsel ovor
boord. Ik meen te mogen zoggen, dat in
dezo zaak de dhef-veldwachter van Noord
wijk geen hoog standpunt heeft ingenomen.
Smalend vraagt mijn bestrijder, of ik
soms door betrokkenen ingolioht ben.
Eilieve, wie liohtte dan den oorrespondent
van Noordwijk in?
Nu de zaak, waarom het gaat. Waar
mijn confrater beweert, dat den chef-veld-
waohter do leiding van het onderzoek is op
gedragen, ontken ik zulks pertinent. Het
spreekt vanzelf, dat Yan Meurs, als het
besto vertrouwd met de locale toestanden,
als leider optrad.
Voordat bekend was, dat O. Hoogeveen
voorgoed rijn domicilie te Voorschoten
had gevestigd, was reeds tot tweemaal toe
door de veldwachters van Noordwijkerhout
en Noordwijk met Van Mours geoonfereerd
over een eventueel onderzoek, in te stellen
bij H. De verschillende diefstallen, die in
beide plaatsen waren voorgekomen, wer
den zeer waarschijnlijk allen door Hooge
veen gepleegd. Het is vreemd, dat de
schrandere chef-veldwaohtor toen niet on-
mddellijk de „leiding" op zich heeft geno
men. Daarna heeft Van Meurs ondanks
verdachtmakingen, blijf ik het volhouden
nauwgozet gesurveilleerd en den ver
dachte ten laatste zien uitrijden.
En nu moet men wel op deze tegenstel
ling letten I
Herhaaldelijk breekt Hoogeveen te Noord
wijkerhout en Noordwijk in; ondanks de
sterke vermoedens, die op H. rusten,
snapt de politie hem niet. Da
Voorsehootsche veldwachter ziet H.na
veel vorgeefsch speuren, uitrijden en seint
naar Noordwijkerhout. Wat doet nu uw
correspondent te Noordwijk? Hij vorheer-
lijkfc den ohef-veldwachter aldaar en geeft
te gelijk af op de waakzaamheid van Van
M. te Voorschoten!
Is dat geen chauvinisme in zakformaat?
De correspondent van Noordwijk doet
voorts een zeer merkwaard'g verhaal. In
den morgen van den 8sten dozer, nadat
's nachts weer ingebroken was, stelt de
dhéf-veldwaohter aan Frank voor naar
Voorschoten te gaan.
Na eenig bezwaar van Fr. stemt dezo
toe. Men besluit dus te gaan. En nü oerst
(vooral niet eerder, M. d. E.
op dit eeuwig gedenkwaardige moment,
krijgt Frank... het bewuste telegram uit
Voorsohoten voor den dag, dat daar in den
avond van den 7en verzonden was..
Na de zaak dus opnieuw onderzocht te
hebben, houd ik vol, dat in do eerste plaats
een woord van lof toekomt aan den Voor-
schootsohen gemeente-veld wachter Van M.
en vervolgens ook aan de veldwachters van
Noordwijk en Noordwijkerhout.
„Het is mijn laatste woord geweest in
dezo kwestie," schrijft mijn bestrijder
plechtig.
At de R. Zoo is dit vanzelf ook' m ij n
laatste woord en wordt deze onverkwikke
lijke en singuliere polemiek tusschen cor
respondenten van hetzelfde blad „faute
de oombattants" gesloten.
U, M. de K, beleefd dankend voor de
verleende plcatsruimte.
Hoogachtend,
Uw 'Correspondent te Voor
schoten.
Voorsohoten, 23 Juli 1909.
Gehouden verkooping in het Notarishuis
a.d. Burcht te Leiden op Zaterdag 24 Juli
1009, ten overstaan van:
1. Mr. J. A. F. Coebcrgh, Notaris te Lei
den. Het Winkelhuis, Nieuwe Rijn 73, in
bod f 3900, Kooper de heer J. Kukler qq.
Het huis Kraai e rast raat 32, in bod 1650,
Koopor de heer E. M. Petit qq., voor f 1700.
Het huis Wielmakerssteeg 15, in bod 540,
Kooper de heer E. M. Laman qq., voor
550. Het huis Gort astraat 23, in bod 600,
Koopor de heer J. H. Teeuwen voor f 610.
Het huis .aldaar 25, in bod f 470, Koopor
de heer E. M. Laman qq., voor f 482. Het
huis, Klikstraat 12, in bod 640, Kooper de
heer J. Kukler qq. Het huis Aloë laan 29,
dat ergerde den knaap, die nog vijf mark en
twintig penningen voor de vracht had be
taald, zoozeer, dat hij het verzamelen er
aan gaf.
De koloniale politiek interesseerde hem
zeer. Dat was iets voor hem: een kruis
tocht tegen slavernij en heidendom. Hij knipte
uit de „Kreuz-Zeitung" allo annonces cn ar
tikelen, welke koloniale kwesties betroffen,
en bestudeerde bovendien alle boeken, welke
over Afrika handelden en die hij in de huis-
bibliotheek vond. Veel waren hot er echter
niet cn ook niet de nieuwste.
Af on too schafte hjj zich evenwel ook een
nieuwer werk over de koloniale politiek aan,
om Max bij zijn terugkeer door zijn kennis
te verrassen. In het diepst van zijn hart
koesterde hij wrok togen de Regeering, dat
zij hem „in zijn hoste jaren" zijn fcongé
had gegeven, want dat hij nooit een uit
stekend vertegenwoordiger van do diploma
tie, maar eigenlijk altijd slechts een han
dige representant ge woest was, wilde hij na
tuurlijk niet toegeven. Evonals hij in al zijn
neigingen voor den modernen tijd weinig ge
voelde, zoo worstelde hij ook in zijn politieke
opvattingen geheel in het verleden. Hij koes
terde een groote voorliefde voor de politieke
intrige als middel tot het doel. En deze
voorliefde voor de politieke intrige, wel
ke eens de reden van zijn afscheid
was geweest, had hij ook in zijn
later leven behouden. Hij intrigeerde nu nog
een beetje, „voor huiselijk gebruik", zooals
zijn schoonzoon hot noemde fijn glim
lachend, handenwrijvend, beminnelijk en fra-
sen uitstrooiend, als een Scribesche klucht-
spelfiguur.
De aankomst van don postzak was altijd
oen oogenblik van een zekere plechtigheid.
Men hoorde op de veranda don zwaren voet-
in bod 2100, Kooper de heer J Kukler
qq. Het huis, aldaar 31, in bod 2690, Koo
per de heer W. v. d. Laan. Een partij
Warmoesland onder Zoeterwoude op Room
burg, in "bod 3S50, Kooper de heer Th.
Laken voor f 3880. Drie huizen, Wouters-
hof 1, 2 on 8, samen in bod op f 1970, Koo
per do heor J. Kukler qq. Het huis Fok-
kerplein 1, in bod 410, Kooper de heor T.,
Vonk. Het huis, Zoeterw. Singel 67 is niet
gegund.
2o. D. K. J. Schoor, Notaris te Voorscho
ten. Het Koffiehuis, Beestenmarkt 82, in
bod 4350, Kooper de heor J. Nieuwen-
huinen qq., voor 4510.
HAARLEA1AIERMEER. Ou dirtrouwd: F.
Been en P. ran Andel. J. Millsnaar eo G.
Bood. T. van Ipeieu en M. ran den Heurel.
Getrouwd: A. Coljjn ea A. Post. M. tan
Rijn en G. Geers.
Bevallen: L. <§l C. Metz geb. Rodermond
D. P. Pereooa geb. Winkel Z. P. Kamper
geb BnrggiaafT D.
Overleden. SJ. C. Tienstra20d. W. Roest
geb. Hooyberg 47 j.
KATWIJK. Geboren: Cornelie, Z. van 0.
v. Duyvenvoorde on AI. v. d. Oever. Maarten,
Z. van M. v. Kbyu en M. Ouwehaud. Cbri.-tut&n
Albertiua, D. van J. Al. A. Waterreus en J. Lh.
van Amertftj. Pelronella, 1). van J. U. de Ruyter
en A. Knetaoh. Cornelia, 1). van J. v, d. Boon
en 0'. v. d. Buon. Piot e, D. van N. Groen en
L. Varkeviaaor. Pietje, L). van W. v. Rijn ea
P. Guyt. Gerard Carol Theopbilus, Z. van Dr.
G. C. A. v. Dorp en D. B. Beucker. Nicolaas,
Z. van J. Qeyteaian eu A. v. Schie.
Gehuwd: W. do Mol |m. eo P. van Duyu jd.
J. Detbmers jm. on L. Parlevhet jd.
NOORDWIJK. Geboren; Cornelia Johannes
Hendncus, Z. van G. van don Berg en J. M. vaa
der Keep. Adrianu- Cornelia. Z. van J. van
Went eu AJ. van der Vlugt. Petrus Adriauus
Wilhslmus, Z. van J. P. W. van der Meer en U.
van Graven. Nicolaas, Z. van J, Bernini* on
H. Waa-dorp.
RIJNSUUKG. Geboren: Cornelia, D. van 0.
Zaudbergeu en A. Zandbergen. Alarjjtie, D. van
P. v. d. Eykel en N. J Oudsboorn. Gerrit, Z.
van Q. den Lleyer en J. v. d. Vijver. Arend,
Z. van J. Paauw ea J. Krol. Le^nlooe kind
v. h. m. geslacht van C. Yisnen en A. Zandbergen.
Gehuwd: A. v. d. Alen jm. Hl j. eu N. v.
Delit |d. 21
VOORHOUT. Geboron: Pelronella Jaooba,
D. van W. Prins ea P. Warmerdam. Thomas
Automui, Z. van W. J. -WarmerhoveD eu G.
Noord k. Theodoia Maris, D. van C. Paarde-
kouper «u A. van Sieiju. Helona Alida, U. van
P. G. Spierenburg en C. de Groot. Johanna
Maria, D. van J. Th. van der Prut en A. M. P(jst,
Kas «1e bied. Werklnr. xijii opgeuoceai
DATUM.
DAUJCN.
ïolw.
fera.
Kin-
4«rea.
18 Juli.
Zeadag
88
4
42
19
llaandug
ib
7
68
SO
Dinsdag
46
4
60
91
Woensdag.
46
4
60
SS
Donderdag
46
4
W
23
Vruda;
46
b
61
ZalariiH»
46
6
61
l>e nieuwe minister van Oorlog.
De Staatscourant bevat hot koninklijk be
sluit van 24 dezer, waarbij, met ingang vaBI
27 dezer:
lo, op zijn verz ok, wegens goaondhoid»-
redenen, een eerv il ontslag iB verleend aaa
den luitenant-generaal F. H. A. Sabron, ad-
judant in buitengewonen dienst van H&ro
Majesteit de Koningin, als minister var.
oorlog, met dankbetuiging voor de vele eQ
gewichtige diensten door hem aan H. M. d-4
Koningin en aan don lande bewezen:
2o. benoemd is tot minister van oorlog, dr1
generaal-majoor W. Cool, inspeoteur ven
het militair onderwijs.
FaillDnementen.
H. Weezenaar, bloembollenhandelac^,
vroeger te Hillegom, thans te Haarlem
handolcnde onder de firma Weezezmar
en Go.
J. Renkol, sohilder, te Spierdijk, gemeen
te Spanbroek.
E. Lienaerts, koopman in modeartikelen,
to Roermond.
C. N. van der Gieasen, koopman, to
Dordrecht.
stap van den ouden inspecteur Bruhse, die
de portofeuillo bracht. Do wagen, die eiken
morgen met de melkkannen naar het station
reed, haalde de portefeuille van het post
kantoor af. Dan werd zij Bruhse ter hand
gesteld, als hij voor het morgenrappor?»
verscheen, en Bruhse gaf haax woor, op do
veranda wachtend, aan den ouden Riedecke,
welke liaar met zijn fijnen glimlach en korte
buiging aan Tübingen overhandigde.
Aller oogen rustten op de zwarte lodei.u
tasch mot haar afgesleten hoeken. Tübin
gen was gewoon do spanning daardoor te
verhoogon, dat hij do tasch eerst mot lang
zame bewegingen voor zioh neerlegde en.
vervolgens in al zijn zakksn naar den Bleutel
zocht. En geregeld werd deze sleutel pas
in den laatsten zak gevonden. Maar vóór
de baron do tasch opende, bekeek hij tiio
telkenmale nauwkeurig, waarbij hij nooit na
liet op to merken: „Hefc zou geen weelde
zijn wanneer wij ons een nieuwe aanschaf
ten." Dan pas werd zij geopend en haar
inhoud aan het daglicht blootgesteld.
De inhoud was ook steeds interessant
Er waren altijd vele zendingen met kruis
banden, welke achtereen verbroken en ter
zijde gelegd werden, aankondigingen van lote
rijen, van landbouwkundige machines, karM
tonfabrioken, steenbakkerijen en dergelijke
meer. Hierop kwamen de courantende
„Neue Preussische" en het „Weekblad van
do Johannitenbally BUmdenhurg" voor graaf
Teupen, de „Post" voor den heer doe huizes,
het „Daheim" voor mevrouw Eleonore. Ein
delijk de brievenpost. Deze was de hoofd-
zaak.
(Wordt vervolgd.)