No. 15160, XiEEDSCH DAGBLAD, Maandag* 26 Jnli. Tweede Blad. Anno 1909. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Het majoraat. e» Ingezonden. Geveilde pereeelen. Burgerlijke Stand. i „Berispelijke liohtiinnig- h e i d". De door ons in ons vorig nummer mede gedeelde veroordeeling door den Haag- sciien redacteur van het „H andels- klad" van een deel der Nederlandsche pers, wordt door ,,H et Vaderland" Beantwoord. „H et Vaderland'' stelt tegenover de verklaring van bedoelden redacteur, die slechts „bevestiging" kreeg van wat zijn hoofdredactie „met vrij groote zekerheid had vernomen", het woord van den heer Sweerts. wiens gansahe leven ook hem een vermoeden van volkomen betrouwbaarheid waarborgt. En dan gaat „H et Va cL" voort: Zouden wij d.u alleen „uit bosef van eigenwaarde en waarde van den journalis- tieken stand'' den collega geloof moeten schenken, ook waar deze geen enkel bewijs voor zijn requisitoir gegeven heeft, om het bette feit dat h<ü collega isP Zouden wij grif moeten aannemen, dat de „vorm der bevestiging", die de hoef- ijzercorrespondent als onomstootelijk aan neemt, ook ons onweerlegbaar zou lijken, alleen omdat deze journalist geen officieel persoon is? Moeten wij journalisten, ons een autori teitsgeloof in collega-journalisten doen op dringen Wij oordeelen alleen naar eigen bevin ding en zullen dit blijven doen; willen, al vorens mede te werken aan het knotten eener dusver ongerepte reputatie meer dan de bloote verzekering van een collega, dat rijn bewijsmateriaal onomstootelijk is. Daarin steunt ons het gevoelen van eigen waarde, ons inzicht in de waarde der Ne derlandsche pers. Wij gunnen ook anderen dan journalisten, wij gunnen ook offi- oieelen personen onze achting en het komt ons arrogant en wederom berispelijk licht vaardig voor, dat een beschuldiger tegen over een peremptoire ont-kentenis van den beschuldigde niets andera weet bij te bren gen dan een ietwat grof standje, wijl men aanneemt, dat hij zich vergist heeft. Want wij hebben het telegram van den heer Sweerts opgevat als een pertinente ontkenning van de hem door het „H a n- d e 1 s b 1 a d" voorgehouden daadzaken. Het lustte ons niet het woord van den bur gemeester te gaan afknabbelen om te zien of er misschien een brokje voor de beschul diging overbleef. De burgemeester spreekt van „onzinnige verdaohtmaking" en de verdachtmaking van bet ,,H a n d e 1 s- blad'' zou geenszins „onzinnig" zijn, in dien de liberale burgemeester, die hier ter stede bijv. met ijver streeft naar de oplos sing van het schouwburg-vraagstuk, gelden had gestort in dr. Kuyperis strijdkas. Voorshands blijven wij dus aannemen, dat dit feit niet heeft plaats gehad. Maar dezen troost willen wij den hoefijzer-oor respondent geven: mocht ooit met b e w ij- z e n worden aangetoond, dat 'a burge meesters telegram werkelijk een slag om den arm, een listigheid dus ten einde ver klaring omtrent de waarheid der feiten te ontgaan, inhield, dan zullen wij ons niet laten weerhouden, al geldt het hier een „officieel persoon'1 om daarvan zij het met vaderlijke deftigheid het onze te roggen Zooals men weet, noemde de hoedijzer- oorrespondent van het „H b 1." de oollo- ga's die na het woord van den heer Sweerts de Landas onmiddellijk aan de beweringen van de redactie van genoemd blad twijfel den: „sohelpdieren." Naar aanleiding daarvan merkt „D '6 Maasbode" nu weer op Sohaalbeesten, slijmgasten noemt ge ze, 'omdat „ze onmiddellijk gereed staan om het woord van hun collega weg te werpen, zoodra maar de een of andere officieele persoon een vermeende tegenspraak daartegen plaatst." „Autoriteits-geloovigen" smaalt het blad op zijn collega's „van de Parkstraat en de Wagenstraat," en meenend op een heel hoog piëdestal te 6taan, vraagt de redac tie aan haar vrienden, „welk een denk- Miss Milton bloosde nu ook en vergenoegde rich met het hoofd te knikken. Gelukkig .verschenen nu ook de ouders, waardoor de gedachten van den grootvader werden afge leid en hij met de anderen de versiering yan de veranda bewonderde. Tot die anderen behoorden natuurlijk ook de honden, Cossy op den arm van mevrouw Eleonore, de eenige, die deze fijn besnaarde dierenziel goed begreep. Op de veranda waren Stupps en twee 'dienstmeisjes bezig, de groote, witte zuilen riet guirlandes te omwinden. „Heel mooi", zeide Tubingen, en knikte zeer voldaan. „Meer is niet noodig. Ik hoor, dat de gangers in het dorp den jongen baron een serenade bij zijn aankomst willen bren gen. Qat wil ik niet, Eiedecke; zeg het den menschen, doch zoo, dat zij zich niet belee- digd gevoelen. Ik zou niet gaarne onnoodig opzien barendaar houd ik niet van. De guirlandes zijn voldoende. Is de postzak er nog niet?" „Zij moet .elk oogenblik komen, baron", antwoordde Eiedecke. „Nu goed, dan willen wij bedaard ont bijten. Bernd en Dieter, gij moogt, als gij Ju behoorlijk gedraagt, uw broeder van het fetation halen." Beiden jongens hieven een oorverdoovend gejuich aan. „Papa," zeide Dietrich, „zou Max mij ook 'een leeuwenhuid meebrengen Hij heeft het mij beloofd." beeld het publiek toch wel moet krijgen van de achting der journalisten voor hun eigen stand? Wat het publiek denkt? Wel, dat gij „Handelsblad", zonder be hoorlijk onderzoek, er maar op too gelas terd hebt, met een laster zoo grof, dat uw. eigen collega's, die tegenover Kuyper an ders ook niet op een kleintje zien, u niet meer lusten. Want ge hebt nu meteen de aoteurs van het eerste drama niet weinig gecompromit teerd. Ze staan er van te waggelen op hun boe nen en zijn hun tendenz-stuk aan het af rammelen en afzagen, terwijl het luttele publiek, wat nog bleef hangen, zit te gie ren van den lach. Mentita est iniquitas sibi, de ongerechtig heid heeft tegen haar zelve gelogen. En het kwaad van den Laster, het vor- aohtelijkste van alle, heeft 7*chzelf ge straft. Straks krijgen wellicht nu ook de „jcbelp dieren" van het eerste drama een beurt. „H etHandelsblad" schrijft: Naar aanleiding van onze opmerkingen over de voorgeschiedenis van de Göldersche commissaris-benoeming worden in de pers verschillende stemmen gehoord. Ten eerste rijn er die zeggen: het moge waar rijn, wij kunnen er niets bedenkelijks in vinden. Daarop komon wij nog wel eens terug. Doch zij, die zoo spreken, worden geheel en al overstemd door hen die meenen, dat wat wjj zeggen onwaar is, dat de feitelijke be schuldiging staat of valt met de kwestie of de Haagiohe burgemeester al dan niet partijfonds-contribuant was. Dezen lezen in de verklaring van den burgemeester, dat hij met geen woord op de „onzinnige ver dachtmaking" wil antwoorden, eon ontken ning van dat zakelijke feit. Wij i eronderstellen dat de woorden „on zinnige verdachtmaking" betrekking hebban op conclusies, die uit dat feit getrokken kunnen worden, wij zijn overtuigd, dat de Haagsche burgemeester het feit niet ont kend heeft en niet ontkennon zal. Hun, die echter vragen en dringen om bewijzen voor die feitelijke beschuldiging, willen wij mededeelen dat wij slechts in allerlaatste instantie, wanneer wij er vol strekt toe genoodzaakt worden, meer na men en bijzonderheden zullen noemen. Wij wenschen zoo weinig mogelijk personen in do zaak te betrekken Wel kunnen wij me dedeelen, dat een der bronnen waaruit wij onze inlichtingen putten, een man is, aan wien de Haagsche burgemeester het wèl wen^chelijk aöhtte persoonlijk te erkennen dat hij bijdragen aan het fonds van dr. Kuyper geschonken had. De Haagsche bur gemeester kan, tenzij hij deze confidentie aan meer personen heeft gedaan, weten wien wij bedoelen. Wij hebben geen correspondenties in ons bezit, geen briefjes van mejuffrouw West- meyer of van een ander. Wij mogen echter vragen dat deze onze feitelijke mededeeling geloofd wordt althans tot zij is tegenge sproken. Wij tarten den heer Sweerts, wij tarten den penningmeester zoowel als den onofficieelen verzorger van het partijfonds, wij tarten „De Standaard", wij tarten „De Tijd" om de juistheid van de feiten door ons medegedeeld te weerspreken. Over de conclusies door ons getrokken, czwijgen wij thans; daarop hopen wij later terug te komen. Wij moeten hier tevens oven wijzen op de zeer merkwaardige houding door „De Tijd" aangenomen. Terwijl in het eerate stuk door „De Tijd" geschreven feitelijk de juistheid van de beschuldiging erkend werd en gezegd werd, dat de redactie slechts omdat het hier een zaak den particu lier dr. Kuyper rakende betrof, zou ver zwijgen wat ook haar dienaangaande ter ooren was gekomen, spreekt zij thans van een „flater" van onze zijde. Indien „De Tijd" werkelijk iets meer van belang over deze zaak vernomen heeft, moet rij weten, dat, hoe verontwaardigd sommi gen ook zijn mogen, wij geen enkelen fla ter, geen enkele vergissing gemaakt heb ben. En dan doet het ons leed voor dat blad, „En mij een olifantentand," voegde Bernd er bij. „Maar ik geloof niet, dat hij woord houdt. Grootpapa zegt, dat zulke reizigers altijd bluffen." „Bluffen heb ik in geen geval gezegd, mijn jongen," antwoordde graaf Teupen, ter wijl men aan de ontbijttafel plaats nam. „Maar 't is waar, de reizigers in Afrika overdrijven gaarne en niet alleen deze, maar over 't geheel alle reizigers. Dat ligt zoo in him aard." „Gerstacker ook?" vroeg Dieter. „Ja, grootpapa „Een beetje; ja, een beetje zal hij ook wel overdrijven." „Grootpapa, in het boek van Gerstacker." begon Bernd weer, „dat u ons te lezen heeft gegeven, komt een prachtige geschiedenis van een Indiaan voor, die op een rij levende kroko dillen de rivier is overgestoken, op hun xug, zonder dat zij hem gebeten hebben. Ik zou gaarne weten of dat waar is. Gelooft u dat „Het waren wellicht tamme krokodillen," bracht Tiibin gen in het midden. „Neen, wilde," antwoordde Bernd. „De In diaan werd vervolgd, maar den ander hebben zij dood gebeten I Grootpapa, dat is toch merkwaardig, dat zij juist den Indiaan niet geheten hebben." Grootpapa trachtte het zonderlinge van dit feit door een gelukkig toeval te verklaren. Hij ging in de oogen van den jongen voor alwetend doorvoor hem kon de wereld geen geheimen hebben. De weetgierigheid der tweelingen bracht hem dikwijls in verlegen heid. Zij vroegen zoo lang, totdat hij ten laatste geen antwoord meer wist te geven. Op een avond wilde Bern weten, wat tie sterren waren. „Wereldlichamen, mijn kind, evenals onze aarda" dat zij de trouw aan de ooalitiegenooten voor goede trouw laat gaan, dat zij welbe wust een verkeerden indruk omtrent onze waarheidsliefde doet post vatten. Hongerlijden. Geachte Eedactie l Gelieve deze regelen in uw blad op te nemen, waarvoor als altijd mijn besten dank. Gisteravond zullen velen het ingezonden schrijven gelezen hefcben van een onderwij zer, inzake een ouderpaar met 8 kinderen, die door tegenspoed en achteruitgang van zaken in armoede zijn gedompeld. Velen zullen het prijzenswaardig gevon den hebben dat genoemde onderwijzer deze menschen steunde en wel met boterham men, enz. Evenwel had ik van bedoelden heer in zijn schrijven willen lezen, dat er nog meerdereongelukki gen zijn, die ook zooals genoemde familie in verregaan- den slaat van armoede verkeeren. Of zou deze onderwijzer donken dat dit de e enig ste menschen rijn, die zoo in armoede, ton gevolge van achteruitgang van zaken, zijn gekomen Ondergeteekondo zal eenigen noemen, waar ook eens ingegrepen mag worden, om de ellende, waarin diegenen verkeeren, uit te roeien I Dezer dagen toch hoorde ik, dat in oen der poorten van de Middelstegraoht eenige fa milie-s woonden, die hclaa-s noch brood nóch huishuur hadden. Hoezeer deze mensdien in de armoede leven kan men zien uit de vermager- do en uitgeteerde gezichten van dozo kinderen. Zoo zijn er nog meer tragische toestanden aan te halen, waarin de menschen als hier boven omschreven vorkeeren, doch laat dit voldoende wezen 1 Ik doe dan een beroep aan de vereenigin gen (van elke religie) bot ondersteuning der armoode om dezo treurige toestanden, waarin de men&chen leven, zoowel van den onderwijzer Vrijdag omschreven als nu van mij te helpen uit hun hongerlijden, en doe dan ook een beroep om menschen in andere buurten, waar ook armoede heerscht, te verlossen uit hun ellende. Teoi slotte I Geeft gij, die wat kunt a f- ptaan van uw rijkd om men, aan de kaa der bovengenoemde vereenigdngen, opdat dan die vereenigingon daarmede deze ongelukkigen nog spoediger ter hulp kun nen komen. Inmiddels Hoogachtend Uw. dw. G. A. VEEEEN. Leiden, 24 Juli 1909. P. S. Omtrent de families, die in behoef- tigen toestand loven, kan ik u nog melden dat de namen van dezo zijnS w a n o n- burg en Stikkolorum, wonende in de Eozenpoort No. 2 en 3. Zondag ooi. tend ben ik bij bedoelde men schen geweest en heb een onderhoud gehad met vrouw Swanenburg. Deze toch vertel de mij met tranen in de oogen, dat, sinds eenige maanden het huisgezin heeft moeten leven, alleen van droogroggebrood, daar door haar man, en kinderen niets verdiend wordt. De hierboven gemelde huisgezinnen drin ken géén alcoholhoudende dranken. Geachte Redactie I Een woord van verweer tegen het inge zonden stuk van mijn coUegaroorrespondent te Noordwijk zij mij vergund. Allereerst een paar praeal&bele opmer kingen. Mijn collega schrijft dreigend aan het slot van rijn stuk: „Ik heb nog meer pijlen in mijn koker." Hij geeft dus niet „al do stukken 1" Maar... hot is rijn laatste woord. Jammer... van de pijlen I De chef-veldwachter van Noordwijk is een vijand van publiciteit in politie-zaken. Maar, terwijl hier zijn eigen persoon in het „Maar hoo hangen zij dan daarboven aan den hemel?" „Zij bewegen zich in de ledige ruimte." „Wat is dat: de ledige ruimte?" „De oneindigheid, mijn jongen." „Maar, grootpapa, allee moet toch eens een eind hebben, anders houdt het immers nooit op, em. dat bestaat er toch iniet" „Aan de oneindigheid komt nooit een eind, Bernd." Bernd dacht na cn antwoordde vervolgens op weifelenden toon: „Neen, grootpapa, dat kan ik niet gelooven. Een eind moet er zijn." Sinds Max zich bij de expeditie 'van dok ter Haarhaus naax Usagara had aangesloten, wijdde graaf Teupen zich in 't bijzonder aan de koloniale politiek. Hij moest altijd een stokpaardje hebben. Een tijdlang had hij zich tot kalmeering van rijn altijd werkzamen geest aan een verzamelwoede voor liefdadige doeleinden overgegeven. Met ware geestdrift verzamelde hij zoo tamelijk alles, wat slechts aan den man kon gebracht worden: postze gels, spoorkaartjes, kurken, oude couranten, puntjes van sigaren en knoopen; kortom al lerlei waardeloos tuig. dat hij in zijn kamer in een reusachtige kast, welke nog uit de vorige eeuw afkomstig was, netjes geramg- 'schikt bewaarde en na afloop van een jaar aan het centraal-bureau van het Eoode Kruis zond. Daar hij nu nieuwsgierig was, welk klinkend resultaat zijn pogingen voor de •weldadigheid had der opgebracht, verzocht hij vriendelijk om een taxatie van het ingezon den materiaal. Ea per omgaande kreeg hij met een langen dankbrief bericht, dat zijn kostbare gaven ongeveer een bedrag van ze ven mark en vijftig penningen vertegenwoor digden. Daarvoor kon men slechts een arm of hoogstens beide boenen yan een armen weesjongen bokloedcn, piaar niet meer, en spel la en het gaat om zijn eigen waakaoamheid en zijn eigen sriirander- heid* gooit hij dat sohoone beginsel ovor boord. Ik meen te mogen zoggen, dat in dezo zaak de dhef-veldwachter van Noord wijk geen hoog standpunt heeft ingenomen. Smalend vraagt mijn bestrijder, of ik soms door betrokkenen ingolioht ben. Eilieve, wie liohtte dan den oorrespondent van Noordwijk in? Nu de zaak, waarom het gaat. Waar mijn confrater beweert, dat den chef-veld- waohter do leiding van het onderzoek is op gedragen, ontken ik zulks pertinent. Het spreekt vanzelf, dat Yan Meurs, als het besto vertrouwd met de locale toestanden, als leider optrad. Voordat bekend was, dat O. Hoogeveen voorgoed rijn domicilie te Voorschoten had gevestigd, was reeds tot tweemaal toe door de veldwachters van Noordwijkerhout en Noordwijk met Van Mours geoonfereerd over een eventueel onderzoek, in te stellen bij H. De verschillende diefstallen, die in beide plaatsen waren voorgekomen, wer den zeer waarschijnlijk allen door Hooge veen gepleegd. Het is vreemd, dat de schrandere chef-veldwaohtor toen niet on- mddellijk de „leiding" op zich heeft geno men. Daarna heeft Van Meurs ondanks verdachtmakingen, blijf ik het volhouden nauwgozet gesurveilleerd en den ver dachte ten laatste zien uitrijden. En nu moet men wel op deze tegenstel ling letten I Herhaaldelijk breekt Hoogeveen te Noord wijkerhout en Noordwijk in; ondanks de sterke vermoedens, die op H. rusten, snapt de politie hem niet. Da Voorsehootsche veldwachter ziet H.na veel vorgeefsch speuren, uitrijden en seint naar Noordwijkerhout. Wat doet nu uw correspondent te Noordwijk? Hij vorheer- lijkfc den ohef-veldwachter aldaar en geeft te gelijk af op de waakzaamheid van Van M. te Voorschoten! Is dat geen chauvinisme in zakformaat? De correspondent van Noordwijk doet voorts een zeer merkwaard'g verhaal. In den morgen van den 8sten dozer, nadat 's nachts weer ingebroken was, stelt de dhéf-veldwaohter aan Frank voor naar Voorschoten te gaan. Na eenig bezwaar van Fr. stemt dezo toe. Men besluit dus te gaan. En nü oerst (vooral niet eerder, M. d. E. op dit eeuwig gedenkwaardige moment, krijgt Frank... het bewuste telegram uit Voorsohoten voor den dag, dat daar in den avond van den 7en verzonden was.. Na de zaak dus opnieuw onderzocht te hebben, houd ik vol, dat in do eerste plaats een woord van lof toekomt aan den Voor- schootsohen gemeente-veld wachter Van M. en vervolgens ook aan de veldwachters van Noordwijk en Noordwijkerhout. „Het is mijn laatste woord geweest in dezo kwestie," schrijft mijn bestrijder plechtig. At de R. Zoo is dit vanzelf ook' m ij n laatste woord en wordt deze onverkwikke lijke en singuliere polemiek tusschen cor respondenten van hetzelfde blad „faute de oombattants" gesloten. U, M. de K, beleefd dankend voor de verleende plcatsruimte. Hoogachtend, Uw 'Correspondent te Voor schoten. Voorsohoten, 23 Juli 1909. Gehouden verkooping in het Notarishuis a.d. Burcht te Leiden op Zaterdag 24 Juli 1009, ten overstaan van: 1. Mr. J. A. F. Coebcrgh, Notaris te Lei den. Het Winkelhuis, Nieuwe Rijn 73, in bod f 3900, Kooper de heer J. Kukler qq. Het huis Kraai e rast raat 32, in bod 1650, Koopor de heer E. M. Petit qq., voor f 1700. Het huis Wielmakerssteeg 15, in bod 540, Kooper de heer E. M. Laman qq., voor 550. Het huis Gort astraat 23, in bod 600, Koopor de heer J. H. Teeuwen voor f 610. Het huis .aldaar 25, in bod f 470, Koopor de heer E. M. Laman qq., voor f 482. Het huis, Klikstraat 12, in bod 640, Kooper de heer J. Kukler qq. Het huis Aloë laan 29, dat ergerde den knaap, die nog vijf mark en twintig penningen voor de vracht had be taald, zoozeer, dat hij het verzamelen er aan gaf. De koloniale politiek interesseerde hem zeer. Dat was iets voor hem: een kruis tocht tegen slavernij en heidendom. Hij knipte uit de „Kreuz-Zeitung" allo annonces cn ar tikelen, welke koloniale kwesties betroffen, en bestudeerde bovendien alle boeken, welke over Afrika handelden en die hij in de huis- bibliotheek vond. Veel waren hot er echter niet cn ook niet de nieuwste. Af on too schafte hjj zich evenwel ook een nieuwer werk over de koloniale politiek aan, om Max bij zijn terugkeer door zijn kennis te verrassen. In het diepst van zijn hart koesterde hij wrok togen de Regeering, dat zij hem „in zijn hoste jaren" zijn fcongé had gegeven, want dat hij nooit een uit stekend vertegenwoordiger van do diploma tie, maar eigenlijk altijd slechts een han dige representant ge woest was, wilde hij na tuurlijk niet toegeven. Evonals hij in al zijn neigingen voor den modernen tijd weinig ge voelde, zoo worstelde hij ook in zijn politieke opvattingen geheel in het verleden. Hij koes terde een groote voorliefde voor de politieke intrige als middel tot het doel. En deze voorliefde voor de politieke intrige, wel ke eens de reden van zijn afscheid was geweest, had hij ook in zijn later leven behouden. Hij intrigeerde nu nog een beetje, „voor huiselijk gebruik", zooals zijn schoonzoon hot noemde fijn glim lachend, handenwrijvend, beminnelijk en fra- sen uitstrooiend, als een Scribesche klucht- spelfiguur. De aankomst van don postzak was altijd oen oogenblik van een zekere plechtigheid. Men hoorde op de veranda don zwaren voet- in bod 2100, Kooper de heer J Kukler qq. Het huis, aldaar 31, in bod 2690, Koo per de heer W. v. d. Laan. Een partij Warmoesland onder Zoeterwoude op Room burg, in "bod 3S50, Kooper de heer Th. Laken voor f 3880. Drie huizen, Wouters- hof 1, 2 on 8, samen in bod op f 1970, Koo per do heor J. Kukler qq. Het huis Fok- kerplein 1, in bod 410, Kooper de heor T., Vonk. Het huis, Zoeterw. Singel 67 is niet gegund. 2o. D. K. J. Schoor, Notaris te Voorscho ten. Het Koffiehuis, Beestenmarkt 82, in bod 4350, Kooper de heor J. Nieuwen- huinen qq., voor 4510. HAARLEA1AIERMEER. Ou dirtrouwd: F. Been en P. ran Andel. J. Millsnaar eo G. Bood. T. van Ipeieu en M. ran den Heurel. Getrouwd: A. Coljjn ea A. Post. M. tan Rijn en G. Geers. Bevallen: L. <§l C. Metz geb. Rodermond D. P. Pereooa geb. Winkel Z. P. Kamper geb BnrggiaafT D. Overleden. SJ. C. Tienstra20d. W. Roest geb. Hooyberg 47 j. KATWIJK. Geboren: Cornelie, Z. van 0. v. Duyvenvoorde on AI. v. d. Oever. Maarten, Z. van M. v. Kbyu en M. Ouwehaud. Cbri.-tut&n Albertiua, D. van J. Al. A. Waterreus en J. Lh. van Amertftj. Pelronella, 1). van J. U. de Ruyter en A. Knetaoh. Cornelia, 1). van J. v, d. Boon en 0'. v. d. Buon. Piot e, D. van N. Groen en L. Varkeviaaor. Pietje, L). van W. v. Rijn ea P. Guyt. Gerard Carol Theopbilus, Z. van Dr. G. C. A. v. Dorp en D. B. Beucker. Nicolaas, Z. van J. Qeyteaian eu A. v. Schie. Gehuwd: W. do Mol |m. eo P. van Duyu jd. J. Detbmers jm. on L. Parlevhet jd. NOORDWIJK. Geboren; Cornelia Johannes Hendncus, Z. van G. van don Berg en J. M. vaa der Keep. Adrianu- Cornelia. Z. van J. van Went eu AJ. van der Vlugt. Petrus Adriauus Wilhslmus, Z. van J. P. W. van der Meer en U. van Graven. Nicolaas, Z. van J, Bernini* on H. Waa-dorp. RIJNSUUKG. Geboren: Cornelia, D. van 0. Zaudbergeu en A. Zandbergen. Alarjjtie, D. van P. v. d. Eykel en N. J Oudsboorn. Gerrit, Z. van Q. den Lleyer en J. v. d. Vijver. Arend, Z. van J. Paauw ea J. Krol. Le^nlooe kind v. h. m. geslacht van C. Yisnen en A. Zandbergen. Gehuwd: A. v. d. Alen jm. Hl j. eu N. v. Delit |d. 21 VOORHOUT. Geboron: Pelronella Jaooba, D. van W. Prins ea P. Warmerdam. Thomas Automui, Z. van W. J. -WarmerhoveD eu G. Noord k. Theodoia Maris, D. van C. Paarde- kouper «u A. van Sieiju. Helona Alida, U. van P. G. Spierenburg en C. de Groot. Johanna Maria, D. van J. Th. van der Prut en A. M. P(jst, Kas «1e bied. Werklnr. xijii opgeuoceai DATUM. DAUJCN. ïolw. fera. Kin- 4«rea. 18 Juli. Zeadag 88 4 42 19 llaandug ib 7 68 SO Dinsdag 46 4 60 91 Woensdag. 46 4 60 SS Donderdag 46 4 W 23 Vruda; 46 b 61 ZalariiH» 46 6 61 l>e nieuwe minister van Oorlog. De Staatscourant bevat hot koninklijk be sluit van 24 dezer, waarbij, met ingang vaBI 27 dezer: lo, op zijn verz ok, wegens goaondhoid»- redenen, een eerv il ontslag iB verleend aaa den luitenant-generaal F. H. A. Sabron, ad- judant in buitengewonen dienst van H&ro Majesteit de Koningin, als minister var. oorlog, met dankbetuiging voor de vele eQ gewichtige diensten door hem aan H. M. d-4 Koningin en aan don lande bewezen: 2o. benoemd is tot minister van oorlog, dr1 generaal-majoor W. Cool, inspeoteur ven het militair onderwijs. FaillDnementen. H. Weezenaar, bloembollenhandelac^, vroeger te Hillegom, thans te Haarlem handolcnde onder de firma Weezezmar en Go. J. Renkol, sohilder, te Spierdijk, gemeen te Spanbroek. E. Lienaerts, koopman in modeartikelen, to Roermond. C. N. van der Gieasen, koopman, to Dordrecht. stap van den ouden inspecteur Bruhse, die de portofeuillo bracht. Do wagen, die eiken morgen met de melkkannen naar het station reed, haalde de portefeuille van het post kantoor af. Dan werd zij Bruhse ter hand gesteld, als hij voor het morgenrappor?» verscheen, en Bruhse gaf haax woor, op do veranda wachtend, aan den ouden Riedecke, welke liaar met zijn fijnen glimlach en korte buiging aan Tübingen overhandigde. Aller oogen rustten op de zwarte lodei.u tasch mot haar afgesleten hoeken. Tübin gen was gewoon do spanning daardoor te verhoogon, dat hij do tasch eerst mot lang zame bewegingen voor zioh neerlegde en. vervolgens in al zijn zakksn naar den Bleutel zocht. En geregeld werd deze sleutel pas in den laatsten zak gevonden. Maar vóór de baron do tasch opende, bekeek hij tiio telkenmale nauwkeurig, waarbij hij nooit na liet op to merken: „Hefc zou geen weelde zijn wanneer wij ons een nieuwe aanschaf ten." Dan pas werd zij geopend en haar inhoud aan het daglicht blootgesteld. De inhoud was ook steeds interessant Er waren altijd vele zendingen met kruis banden, welke achtereen verbroken en ter zijde gelegd werden, aankondigingen van lote rijen, van landbouwkundige machines, karM tonfabrioken, steenbakkerijen en dergelijke meer. Hierop kwamen de courantende „Neue Preussische" en het „Weekblad van do Johannitenbally BUmdenhurg" voor graaf Teupen, de „Post" voor den heer doe huizes, het „Daheim" voor mevrouw Eleonore. Ein delijk de brievenpost. Deze was de hoofd- zaak. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 5