IiEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag- 3 Juli. No. 15141. PERSOVERZICHT. Anno 1909. FEUILLETON. Hun Kasteel. Ia zake de kwestie Tideman— Juyper schrijft mr. H. J. Biederlaok in bet „Handelsblad": Op de door dr. Kuyper, in zijn benauwd heid, aan de „mannen van het vak ter beoordeeling gelaten vraag, of de handel- ÏJrifze van mr. Tideman met eon res mall exempli ia, kwam gisteren in het lijf blad van den grooten man, datBynle- IZ e r a nog altijd onku ndig la at yan wat gebeurd is, oen ant woord van zijn trouwen partijganger, den advocaat mr. S. de Vries Czn. (Zie ons vo- iig noinmer). Volgens dezen laat het twijfel, dat mr. Tideman de gren- tion. zijner bevoegdheid heeft overschret- iden en een ruime opvatting heeft van zijn ambtsgeheim ah curator in het faillis sement en stell-g is, naar mr. De Vries oordeelt, wat mr. Tideman deed een slecht voorbeeld voor jonge curatoren. Veroorloof mij hier te wijzen op een mis verstand. Het curatorsohap van inr. Tide man in het faillissement Van Dieren Bij voet heeft met te veel besproken onthullin gen van mr. Tideman niets te maken. Aan den -redacteur van ,,H e t V o 1 k", die hem interviewde, heeft de heer Tideman zeer duidelijke verteld, hoe hij als advooaat van den nog niet gefailieerden Van Die ren Bij vost xich tot diens avontuurlijk nichtje gewend heeft en hoe hij van deze Vrouw. die zioh to verdedigen had tegen de op haar rustende verdenking van jegens haren oom, gepleegde oplichting of ge- pleegden zwendel, de historie Kuyper- Wcstmeijer-Lehmann frères vernomen en de bewijstukken ontvangen heeft. Den late- 'ren curator Tideman is dus niets te verwijten. Degenen, die thans, uit dépit, !omdat zij hun gebiameerden leider onmoge lijk verdedigen kunnen, op mr. Tideman een blaam wenschen te werpen, zullen mij ant woorden, dat dan toch de advocaat pir. Tideman onbehoorlijk heeft ge handeld. Inderdaad dringt de Roomsche „Resï- d e n°t i e b o cTe' reeds aan op maatrege- ien van disdplinairen aard tegen den ïaa rlerusohen advocaat l Ook hier meen ik te mogen wijzen op een misverstand. De advocaat Tideman was dis cretie, trouw en steun in den meest loyalen zin schuldig aan niemand anders 'dan aan zijn cliënt van Dieren Bijvoet. Hi.i was verplicht, en is dien plicht nage- looxnen, dien cliënt verlof te vragen tot 'het publiek maken van de door juffrouw iWestrneijer aan hem geopenbaarde kaui- uetsgeheimen von dr. Kuyper. Van af het oogenblik, dat de neer Van Dieren Bijvoet tam het gevraagde verlof had verleend, ,waa mr. Tideman geheel vrij in zijn doen en laten. Eigenlijk zou ik zeggen, dat van af dat oogenblik de heer Tideman aan de 'epenbare zaak verplicht was, de toe vallig gedane ontdekkingen te publicee- ren. Het eemge wat men den heer Tideman Verwijten kan, is, dat hij bijna drie jaren met de publicatie heeft gewacht. Zijn Vrienden weten echter, dat dat het gevolg Is van zijn kieschen schroom, den naar zijn jneening voor good uit de regeering ver dwenen hoogbejaarde Staatsman ts grie ven, en dat hij dien schroom eerst heeft weten te overwinnen, toen het hem dui delijk werd, dat dr. Kuyper nog altijd aanspraken wil doen gelden, om het roer Van Staat weder in handen te nemen. Toen eerst besefte hij ten volle, dat hij als burger tot spreken verplicht was. Naar mijn meening en naar die van tal van leden van de balie, heeft de heer Ti deman gehandeld als een gentleman en be staat niet de minste aanleiding voor den feilen aanval dien de redactie van „D e Residentiebode*' zich tegen hem Veroorlooft. Ik ben zeer benieuwd of genoemd blad en of vooral „D e Standaard" dit ver weer aan zijn lezers ongemutileerd zal dur ven mee deel en. Ook ,,D e N e der lander" haalt aan bet ingezonden stuk van den Amsterdara- achen wethouder mr. S. de Vries Czn. in „De Standaard" (men zie ons vorig nummer) en 't stuk van ,,D e Residen tiebod e", waarin dit blad aandringt op een onderzoek naar de handelwijze van mr. Tideman. Het christelijk-historische blad schrijft daaronder „Wij behoeven als verdedigers van mr. Tideman niet op te treden, doch of deze opvattingen juist zijn, is twijfelachtig. Mr. Tideman toch was niet de Curator in het faillissement van mej, Westmeyer, maar in dat van haar oom. Niet in diens boedel be vonden zich de gepubliceerde stukken, maar de mededeelingen van dien gefail leerde brachten mr. T. op het spoor van mej. W. en van haar correspondentie. Als er dus onbescheidenheden begaan zijn ge schiedde dit o.i. niet door den Curator. Ook mr. De Vries verkeert blijkbaar te de zen opzichte in dwaling." De Rotterdammer (a.-r.) zegt, dat zij de zaak niet bespreekt, omdat zij g^cn „zaken" wenscht te bespreken, waarvan ze niet genoeg afweet. Verder schrijft het blad: Afgesolit-iden van de zaak, waarmede thans zoozeer de gemoederen in beroering worden gebracht, is de handelwijze van Mr. Tide man zeer sterk te laken. Ook het verwekken van de praatjes, ge lijk liij reeds een paaT jaren deed. Mr. De Vries doet een goed werk, met eens flink het optreden van zulk een cura tor te geeselen. Aan zoo'n curator mag onzes inziens geen enkel faillissement meer worden toever trouwd. Voor zulk een curator is niets meer hei lig en veilig. Ambtshalve neemt zoo'n curator bijv. van allerhande familie-correspondentia inzage. Maar stel u voor, hij maakt copieën van de brieven en publiceert zo in een blad. Of zoo hij niet zoo ver gaat, praat hij een paar jaar over „onthullingen die hij zou kunnen doen." Werkelijk, tot nog toe is zulks in Ne derland een ongehoord geval. Men schrijft aan de Nieuwe Arnhem- sche Courant: Op de vraag of minister Kuyper, in liet jaar zijner aftreding, van plan was den tweeden heer Lehmann te laten decoreeren, kan bij het departement van binnenland- scho zaken het officieel antwoord bekomen worden. In latere jaren toch dienen da hoofden van de departementen van algemeen bestuur op hoog bevd de jaarlijksche voordrach ten tot het verleenen van decoratiën op 31 Augustus voor ieder jaar reeds op den 1 Augustus aan het hoofd van den Staat in. Dezoregeling werd getroffen om dat hoofd ruimschoots gelegenheid te geven „tot over weging der voordrachten en er zoo noodig do betrokken ministers over te kunnen raad plegen. Men heeft dus do door dr. Kuyper, dn het jaar zijner aftreding op 1 Augustus in gediende voordracht welke kwam te ver vallen maar even in te zien om do ware toedracht dor zaak te leeren kennen. ,,D e T ij d" (r.-fe.) schrijft: Slechts één zaak staat bij ons vast, n.l. deze: dat de Rechterzijde, hoe pijnlijk en onaangenaam haar ook de geheelo geschie denis moge wezen, geen licht mag schuwen, geen onderzoek mag ontvluchten of verijde len. Op haar bijzonder rust de plicht, de banier der politieke zedelijkheid hocj te houden, welke onaangenaamheid het haar of zelfs haar eersten mannen ook brengen moge. Verzaakte zij dien plicht, nam zij ook maar den schijn aan, pogingen te doen om zaken te verbergen, welke het volle daglicht niet verdragen kunnen, het zou haar scha den in de oogen zelfs van veel van haar vrienden en haar eer en haar belangen in het algemeen niet weinig afbreuk doen. Ook dr. Kuyper zelf moet, dunkt ons, oen onderzoek verlangen. Er werd niet bewezen, maar, wat erger is, geïnsinueerd; wij heb ben, wel is waar, geen b e w ij z e n, doch tal van feiten in confessio, welke door een groot deel van ons volk als stelli ge a a n w ij z i n g e n worden beschouwd den penningmeester van het Centraal-Co- mit-é. Dus van iemand als de heor Hovy, Btel dat dezo tijdens het ministerie-Kuyper wa re gedecoreerd, had de minister dan geen geld mogen ontvangen bijv. voor de Vrije Universiteit En alsof het ook maan eenig verschil zou gemaakt hebben, of de minister gezegd had stuur het gold maar aan dat en dat adres, of dat hij het zelf overmaakte 1 Van aohteren bosohouwd, ja, don had dr. Kuyper voorzichtiger gehan deld als hij het niet zelf had aangenomen. Maar, en hierop vestigen wij zeer na drukkelijk de aandacht: juist dat de mi nister het zelf aannam en door zijn dochter er voor liet bedanken, i s e e n b e w ij s, dathij aan geen verband tu s- sohen de verleende ondor- schciding en de gift geloofde. Wie aan zoo iets dacht, zou juist allo voorzorgen genomen hebben. Het Huisgezin (r.-k.) zegt Het zachtste oordeel, tot dusver .over dr. Kuyper in verband met de geruchtmakende decoratiezaak uitgesproken, is, dat hij onvoon- zichtig heeft gehandeld. Men vraagt zich af, hoe de heer Kuyper, die een zoo scherpzinnig, moor, oen geniaal man is, zich heeft kunnen Hlfrten verleiden tot handelingen, waarvoor een ander, in isdex opzicht zijn mindere, zich zou hebben weten te wachten. V ij gelooven, dat het gebeurde aan dr. Ivuyper's temperament en aan do omstan heden is to wijten. Dr. Kjjypcr heeft zich, ook toen hij mi nister was, nog het hoofd zijner partij ge voeld, dc gvooto man, d e man. Niet alleen, dat hij ze gemaakt, tot in vloed, aanzien on macht gebracht had, hij was de partij. Ofschoon hij voor zijn grootheid daaraan allerminst behoefte had, wilde hij ook do man zijn, door wiens bemiddeling de geld sommen voor verkiezingsdoeloindon toevloei den. Hij .vermocht alles, hij deed alles, hij was alles. Ook do omstandigheden hebben het hare bijgedragen. Indien do thesaurier van liet Centraal Co mité, aan wien dr. Kuyper als minister do bij hem ingekomen gelden afdroeg, oen man met een stevigen ruggegraat was geweest, had hij of had oen ander lid van het Centraal Comité, dat van de zaak afwist, den minister op het miu voorzichtige, we mogen wel zeggen als minister min oixbaro van diens handelwijze moeten opmerkzaam maken. Maar tegenover dr. Kuyper zwoeg blijkbaar een ieder. Het is een fout geweest, dat men hem niet aandrul'de, dat men van hein toe liet wat van een ander niet zou fcijn gc- guld of gedoogd. Indien uit den kring van het Centraal Comité oen bezadigd en waarschuwend woord van pas ware gesproken, had veel van het- geeA thans is geschied' kunnen ?iju voor komen. Hot Volk (s.-d.) schrijft Dr. Kuyper heeft in zijn bekend „ant woord" op de beschuldiging van mr. Tide man, als 't waro den weg gewezen aan wio van goeden wille waren om hem do handen boven het hoofd to houden en daartoe behoef to hadden aan een bliksemafleider. Het was de z g. indiskretio van mr. Tideman. Wij hebben toen al terstond gezegd maak u daar niet al te dik over, dat zal toch niet inslaan. De heer Tideman heeft iets gedaan dat geen regel worden moet, andermans kor- respondenties puldiceeren. Maar dezo kor- tespondentio bevatte de' bewijzen van een stuk korruptie, dat bekond gemaakt moest worden. Alleen ,,D e Residentiebode" heeft zidh dan ook in een vorontwanrdig- heidsstemming tegen den hoer Tideman we ten to werken, de andere bladen, ook de kerkelijke, begrijpen heel goed dat hier een hemd gescheurd moest worden om een leelijke wonde te ï.unncn laten zien. Het gaat dan ook niet naar don zin van de anti-revolutionnaire kopstukken, die heel goed voelen welk een raar licht op de her- komst valt van het geld waarmee de poli tieke Christenen hun Gode zoo welgevallig ge propaganda voeren. De indruk is zóó sterk dat mr. S. do Vries, wethouder te Amsterdam, anders een vrij onversohillig heer, er een ingezon den stuk over schrijft in „D e Stan daar d", waarin Hij nog eens een poging doet den storm van verontwaardiging te doen richten op mr. Tideman. Om dat ge daan te krijgen, bezit hij echter één mid del, dat, als wij ons niet vergissen, niet in overeenstemming is raet de christelijke zedeleer, nl. valschc voorstelling. Mr. De Vries laat het voorkomen alsof mr. Tideman in zijn kwaliteit van curator in een faillissement achter een zekere zaak is gekomen, dite geheel buiten het faillisse ment ligt, en die nu als politiek wapen ge bruikt. Dit is een verkeerde voorstelling aldus merkt ook „Het Volk" op, en het schrijft dan eveneens verder: Dit het door ons gepubliceerde interview toch blijkt dat de heor Tideman van deze zaken geen ken nis heeft gekregen als curator. De heer Van Dieren Bijvoet, wendde zich tot hem als advooaat en beriep zioh op de roluties van mej". Westmeijer, wijl do oorzaak van zijn slechten finaneieolen toestand door die mej. Westmeijer, en de brieven en/, van mej. Westmeijer, zijn niet in mr. Tide- man's handen geraakt, hij heeft ze van mej Westmeijer zelf gekregen. Zijn cura torschap is pas later gekomen. Men zal toestemmen dat dit geheel iets anders is. En verder: Wij hebben ons streng onthouden van in gaan op de particuliere verhouding van dr. Kuyper tot mej. Westmeijer, wijl dat geen openbaar belang is. Maar waar een minis ter met een dergelijke juffrouw zoo over regeeringszaken handelt, daar is publica tie plicht. Eén ding blijkt uit dit gesputter togen den heer Tideman zonneklaar. Men voelt dat dr. Kuyper gecompromitteerd is en er niet in slagen zal zioh van de blaam, die op h*em is geworpen, te bevrijden. Wat tochi zóu anders dr Kuyper in zijn tegen woordige positie beter te stade komen dan een dergelijke aanval, zoo hij er in slaagde bem af te weren? Het. feit dat men voelt hoe dit afweren mislukt, hetwelk o a. duidelijk blijkt uit hetgeen „D e T ij d" schreef, dat is do oorzaak dat men behoefte heeft aan den splinter dien men trnoht. te vinden in het oog van den heer Tideman,^ ten aindo daarmee den balk in dat van Kuyper weg te redoneeren. WADDINGSVEEN. Bij de verkiezing voor leden van den Gomeenteraad zijn als can- didaten aangewezen do heeren Ger. Alblas (lib.), J. v. Bergen (a.-r.), II. Blanken (a.-r.), D. Brommer (a.-r.) en A. NV. v. Langen (lib.) Do installatie van de heer Kruidevmg, nieuw benoemd hoofd der openbare school aan de Brug, was zoo eenvoudig mogelijk. Tegen halftwaalf vereenigden zioh de bur gemeester, do secretaris, de leden van den Raad en het hoofd der O. S. aan 't Dorp in liet Raadhuis en togen vandaar naar hot schoolgebouw, waar de burgemeester den lieer Kruidoring hartelijk welkom heette in zijn nieuwen werkkring. De/.e beanlwoodddo do toespraak met eonige toepasselijke woor den, waarbij hij zijn dank betuigde voor heb in hem gestelde vertrouwen, waarna hein door den heer Timmermans, plaatsvervan gend hoofd, do beste wenschen namens hot personeel werden oangebodoai. LISSE. Aan de gemeentelijke gasfabriek is als lantaarnopsteker in de plaats van Ji Zwaneveld benoemd O. van den Splinter. Zekere W. Steenks, wilde, zittend in oen roeiboot, in do Ringvaart achter een in volle vaart zijnde motorschuit aanalee- pen. Voor dit doel greep hij een van do schuit afhangend eind touw, maar werd, door den sterken gang, uit do boot lo water getrokken. Doordat hij zich stevig vast hield, kon men hom intijds aan boord halen., OUDSHOORN. De Chr, Jongel inga ver- eeniging „Salletta" heeft zich aangesloten bij den Verbondsring „Rijnstreek". 82) De mannen worgden het konijntje, beves tigden het net voor liet hof en namen hun plaatsen in voor andere holen. In het don ker sloop ik dichterbij. Vervolgens riep ik met het meest schorre geluid, dat ik vermocht yoort te brengen, daarbij de r zoo sterk mogelijk latende rollen; „George! Eredl Dick!" en antwoordde zelf op een anderen toon, driemaal, alsof het geluid uit de verte kwam: „Hier, mijnheerI Hier, mijnheer! Hier, mynheer!" 6loeg vervolgens met een stok tegen het kreupelhout en schreeuwde „Voor- tuit, jongen! Pakt aan! We hebben ze!" pre cies zooals de oude Schotsche tuinman van mijn oom dat deed in den tijd der smokke larij. Waren die dieven Schotten geweest, Zij zouden het oude kunstje gekend hebben; maar het was gespuis, dat te Deptford woon de. Zij gingen hals-over-kop op de vlucht, de mannen, de jongens en de honden, en lieten mij als buit achter vijftien konijntjes, de netten, benevens vijf fretjes in zakken en een in het konijnenhol Het laatste kwam apoedig te voorschijn, als een gele slang kruipende, en keek met glinsterende oogjes en met een voortdurend zich bewegend kopje ïLaar zijn meister. Ik pakte het b^pstje beet, nam de netten en de zakken met de konijntjes en fretjes op en keeTde welgemoed terug naar Ohloë, Zoo rankten wij vanzelf aan de konijnen jacht. De fretjes brachten we onder in den ifcal en de netten hinden we in de keuken. Den volgenden Zaterdagmiddag, toen de koperroode beukebl aderen in de Octoberzon glansden, stelde Jim voor een jacht te or- ganiseeren. Bates, de politieagent, werd mede uitgenoodigdYoland; vond dat als van zelf sprekend, daar hij immers ook ccn speur hond of fretje wae. De huurder kwam ins gelijks. Yolande bedankte voor het deelnemen aan de jacht. „Het is een wreed vermaak", zeide zij kortaf. „Maar je eet toch graag konijnenpasteitjes", merkte Chloë op. „Ja, ik eet ook schaapscotolet, maax daar om ben ik nog geen slachter." „Ga u toch mee", drong mijnheer Parker aan. „Het is zoo lakker warm, u kunt op uw goliefkoosden appelboom zitten, met een boek novellen in de hand, en u vuurt ons aan 4p°r uw tegenwoordigheid." Yolande deed het inderdaad. Zij zocht een plaatsje in de lage takken van een appel boom met een boek van Ruskin en koerde aan het schouwspel den rug toe. Ik had aan Chioë gezegd, dat zij beter deed thuis te blijven, doch zij wilde met alle geweld mee, en thans toonde zij zich' handiger dan wij in het bevestigen der net ten voor de holen, en zij had er ook ver stand van met de fretjes om te gaan, daar zij ze voortdurend voederde. Wij hadden geen honden, geen buksen, en ik gevoelde mij be schaamd over deze gebrekkige jaohttoebe- reidselen. Ten slotte was alles gereed; ieder van ons hurkte voor het hem aangewezen konijnen hol; ik liet hot beste fretje er in, het beestje verdween en wij wachten zwijgend op den uitslag. Af en toe .boog deze of gene van ons het hoofd omlaag, juist 'zooals ik het en die ook voor degenen, welke in de po- litieko moraliteit van den oud-Minister vast vertrouwen blijven stellen, dringend ophel dering vorderen. Natuurlijk geven w(j „D e Residen tiebode" en anderen bladen volkomen toe, dat ook in deze zaak de bewijslast drukt op den aanklager en dat, zoolang geen wer kelijke b e w ij z e n zijn aangevoerd, nie mand het recht heeft dr. Kuyper aan eenige ongeoorloofde daad schuldig te heeten. Doch waarheid achten wij, ook dat de feiten, door mr. Tideman aangevoerd e n door dir. Kuyper zeiven als juist erkend, van dien aard zijn, dat de zaak onmogelijk blauw-blauw kan worden gelaten. Van dr. Kuyper mogen daarom de ophelderingen verwacht worden, die hij alleen in staat is te geven en die, zooals wij hopen en vertrouwen, zijn volkomen integriteit in het licht zullen stellen. Zou tegenover derm ophelderingen do be schuldiging, zonder nader, tot dus ver niet geleverd afdoen d bo- w ij s worden volgehouden, dan zou er al leszins reden bestaan, do beschuldigers als lasteraars aan de kaak te stellen. Wij herhalen echter, wat wij reeds eergis teren schreven, dat de tot heden geleverde verklaringen van dr. Kuyper de heerschen- de duisternis eerder deden toenemen dan verminderen en te veel voor de hand lig gende vragen onopgelost lieten, om ook maar eenigszins voldoende te kunnen hee ten. De„StichtscheCourant" (a.-r.) Een der grondregels van alle rechtspraak is deze, dat niet de aangeklaagde zijn on schuld, maar dat de aanklager de schuld moet bewijzen. En dat iemand, wiens schuld niet bewezen kan worden, voor onschuldig moet gehouden worden. En toch, hoeveel rechtsgeleerden er zit ten in de redacties der vrijzinnige bladten, schijnen bijna al die redacties dezen eon- voudigen grondregel vergeten te hebben nu het dr. Kuyper geldt. Kan het verband fcusschen de verleende onderscheiding en de verstrekte geldsom men aangetoond worden? Neen, en dr. Kuy per heeft dit verband met allen Dadruk ontkend. Dit behoorde voldoende te zijn om van iemand als den oud-minister de verzeke ring, dat er hoegenaamd geen verband be stond, te gelooven, gelijk „Land en Y o 1 k" ook doet Maar neen, do meeste bladen der linker zijde eischen nu, dat bewezen zal worden, dat er geen verband bestaat Deze eisch is zeer onbillijk. Het is een omkeering van den bewijslast. Toch is de houding der meeste linksche bladen zielkundig te verklaren. ,,De liefde denkt geen kwaad", zegt do Schrift. Het omgekeerde hiervan is ook waar: de haat denkt spoedig kwaad. De gelegenheid, om een politiekcn tegen stander van de kracht uan dr. Kuyper in een kwaad daglicht te stellen, is aan de meeste vrijzinnige bladen zoo aanlokkelijk voorgekomen, dat ze die niet wilden laten ontglippen. Verder schrijft het blad nog: Nu men op het hoofdpunt wel moet er kennen, dat de aanklacht niet bewezen is on ook wel gevoelt, dat het niet aangaat om te zeggen: bewijs ctat er geen verband bestaat, nu zoekt men zijn kracht in het vitten op kleinigheden. Zoo zegt men: een minister moet zich ge heel buiten den verkiczingsstijd houden. Alsof een minister geen geld zou mogen ontvangen en overmaken, dat voor de ver kiezingen bestemd fs, evengoed als bijv. geld dat voor de Zending of voor een Chris telijke school wordt gegeven Daarmee gebruikt een minister toch niet zijn publieke positie ten gunste van een partij. Ook zegt men: van een gedecoreerde moet een minister geen geld willen ontvan gen. Hij had moeten zeggen: stuur het aan de wilddieven had zien doen, om tc hooren, of daarbeneden ook eenig geluid te vernemen was. Dooh vooreerst gebeurde er niets. Wij werden stijf en verwisselden van-plaats. Yolande, die gehoord had, dat wij ons bewogen, vroeg spottend: „Heb jelui wat gevangen „Pst!" kwamen wij wrevelig en het ver moeiende luisteren begon opnieuw. Daar, plotseling, toen ieder van ons reeds alle hoop had. laten varen, hoorden we onder den grond eenig geritsel; een sprong volgde, een erbarmelijk klein geluidje van angst en vrees d;rong in onze ooren en oen klein, mollig, grijs konijqtje sprong uit de opening in hot net voor het hol, waarbij Chloë ger zeten was. La het volgende oogenblik had zij het op haar arm; de pootjes van het beestje ptaken nog in het net, doch terwijl zij het tegen zich aandrukte, verweerde het zioh niet meer, maar lag roerloos van schrik aan haar boezem. „Ik zal het wel dood maken, mevrouw," zei Bates. „Of als u het liever zelf doet," zei Jim vriendelijk, „dan moet u het zoo bij ,de ooren pakken en met de hand in den nek slaan." Maar "Chloë was, zoodra zij de pootjes uit het pet bevrijd Jrnd. niet het diertje weggeloopen jen ,wjj zagen elkaar aan met bevreemding. „Dames .dingen niet voor de jaoht," sprak Bates .met wijsgearige kalmte. „Zij zijn te weekhartig." „Misschien vangen wo toch nog wel iets/' zei onze huurder op troostenden toon. Ik liet het aan hem over het fretje weer terug te krijgen en een tweeden aanval te doen en ging Ohloë achterna. Zij zat bij den sohoorsteep van „de .witte kamer," en 6treeldo het konijntje, dat snel ademhaalde en angstig ,op haar knieën lag. „Nu, ppelbreckstcr ,rfMaar, Loo, hoe kon je nu er op aan dringen, dat ik mee ~zou gaan Jo kent me toch! Ach, heb je dat angstige gepiep gehoord Het was precies, alsof een klein kindje bezeerd werd! Ga er niet meer heen. Beloof jo me, dat je nooit moor konijnen zult gaan jagen." Ik haalde dp schouders op. „Ik heb je immers van ,tc voren gezegd, dat het je niet am bevallen l" „Dat heb je, maar je hadt me liever oen oorvijg moeten geven en moeten opsluiten, in plaats van me mee te nemen. Ik heb het inderdaad niet geweten. Mijn arm diertje l Ik heb het niet geweten!" „Ik houd het natuurlijk", gaf zij ietwat verwonderd ten antwoord. „En wat' wil je nu met dat beestje doen „Zou je het diertje niet een grooteren dienst bewijzen, als je het weer liet loopen? „Om het dan door een anderen hond tc laten achtervolgenNooit of nimmer 1 Stel je voor, dat je vluchttet om je leven te redden en ,dat achter je een roofdier aan kwam loopen, met vreeselijko klauwen en tanden, en .dat in het rond alles donker was. En juist op het oogenblik, waarop je meent gered .to zijn, waarop jo de groene wereld daar buiten ziet en hoopt je thans te kunnen verbergen, loop je in een net en wordt doodgeslagen 1 Neen, Leo, doe die hondjes weg. Ik kan dat niet hebben 1 Je moet nooit meer op de konijnenjacht gaan, nooit meer 1" Ik haalde opnieuw de «houders óp. ,Jh elk geval gaat dat diertje in jouw armen langzamerhand dood .van angst; het weet natuurlijk niet, hoe goed jo het met hem meent." Ik haalde een groote dekeclmand en wat koolbladeren. Wij zotten het konijntje er in en begluurden het door de kieren, totdat liet zoover bijgekomen was, dat het aan de kool begon to knabbelen. „Als je ook maax een heel klein beetje van mo houdt, ga dan naar die afschuwelijk^ mensohen, en zeg dan, dat zo met hun wreed heid ophouden. Yolande had volkomen ge lijk, evenals zoo dikwijls, cvsnals bijna ah tijd." rf „Maar wat moet ik met de fretjes doen?" „Dat is mij hetzelfde zij snikte bijna „geef zc cadeau, of verdriuk ze, of worg ze „Maar Chloë, Chloë l Jouw fretjes, die uit jo hand hebben gegeten, die je gestreeld hebt en die tegen je schouders mochten, opkrabbelen: moet ik dio verdrinken of worgen? Ik breng ze veel liever naar do markt, om ze te verruilen met goudviseh- jes. Of laat Bates zo maar houden, totdat wij er een kooper voor gevonden hebben." „Doe wat je wilt met die wrecdo bees ten," zeide zij ongeduldig, „maar ga nu aanstonds heen, anders vangen ze nog een konijntje Zij hadden er ondertusschen reeds drio gevangen. De mollige, gladde lichaampjes lagen naast elkaar op het dorre gras en juist toen ik naderbij trad, hoorde men weer het geritsel en een angstkreetjo. Ik dacht aan Ohloë en nu stond het ook mij tegen. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 5