IiEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag- 3 Juli.
No. 15141.
PERSOVERZICHT.
Anno 1909.
FEUILLETON.
Hun Kasteel.
Ia zake de kwestie Tideman—
Juyper schrijft mr. H. J. Biederlaok in
bet „Handelsblad":
Op de door dr. Kuyper, in zijn benauwd
heid, aan de „mannen van het vak ter
beoordeeling gelaten vraag, of de handel-
ÏJrifze van mr. Tideman met eon res mall
exempli ia, kwam gisteren in het lijf
blad van den grooten man, datBynle-
IZ e r a nog altijd onku ndig la at
yan wat gebeurd is, oen ant
woord van zijn trouwen partijganger, den
advocaat mr. S. de Vries Czn. (Zie ons vo-
iig noinmer). Volgens dezen laat het
twijfel, dat mr. Tideman de gren-
tion. zijner bevoegdheid heeft overschret-
iden en een ruime opvatting heeft van zijn
ambtsgeheim ah curator in het faillis
sement en stell-g is, naar mr. De Vries
oordeelt, wat mr. Tideman deed een slecht
voorbeeld voor jonge curatoren.
Veroorloof mij hier te wijzen op een mis
verstand. Het curatorsohap van inr. Tide
man in het faillissement Van Dieren Bij
voet heeft met te veel besproken onthullin
gen van mr. Tideman niets te maken. Aan
den -redacteur van ,,H e t V o 1 k", die hem
interviewde, heeft de heer Tideman zeer
duidelijke verteld, hoe hij als advooaat
van den nog niet gefailieerden Van Die
ren Bij vost xich tot diens avontuurlijk
nichtje gewend heeft en hoe hij van deze
Vrouw. die zioh to verdedigen had tegen
de op haar rustende verdenking van jegens
haren oom, gepleegde oplichting of ge-
pleegden zwendel, de historie Kuyper-
Wcstmeijer-Lehmann frères vernomen en
de bewijstukken ontvangen heeft. Den late-
'ren curator Tideman is dus niets te
verwijten. Degenen, die thans, uit dépit,
!omdat zij hun gebiameerden leider onmoge
lijk verdedigen kunnen, op mr. Tideman een
blaam wenschen te werpen, zullen mij ant
woorden, dat dan toch de advocaat
pir. Tideman onbehoorlijk heeft ge
handeld.
Inderdaad dringt de Roomsche „Resï-
d e n°t i e b o cTe' reeds aan op maatrege-
ien van disdplinairen aard tegen den
ïaa rlerusohen advocaat l
Ook hier meen ik te mogen wijzen op een
misverstand. De advocaat Tideman was dis
cretie, trouw en steun in den meest
loyalen zin schuldig aan niemand anders
'dan aan zijn cliënt van Dieren Bijvoet.
Hi.i was verplicht, en is dien plicht nage-
looxnen, dien cliënt verlof te vragen tot
'het publiek maken van de door juffrouw
iWestrneijer aan hem geopenbaarde kaui-
uetsgeheimen von dr. Kuyper. Van af het
oogenblik, dat de neer Van Dieren Bijvoet
tam het gevraagde verlof had verleend,
,waa mr. Tideman geheel vrij in zijn doen en
laten. Eigenlijk zou ik zeggen, dat van af
dat oogenblik de heer Tideman aan de
'epenbare zaak verplicht was, de toe
vallig gedane ontdekkingen te publicee-
ren. Het eemge wat men den heer Tideman
Verwijten kan, is, dat hij bijna drie jaren
met de publicatie heeft gewacht. Zijn
Vrienden weten echter, dat dat het gevolg
Is van zijn kieschen schroom, den naar zijn
jneening voor good uit de regeering ver
dwenen hoogbejaarde Staatsman ts grie
ven, en dat hij dien schroom eerst heeft
weten te overwinnen, toen het hem dui
delijk werd, dat dr. Kuyper nog altijd
aanspraken wil doen gelden, om het roer
Van Staat weder in handen te nemen.
Toen eerst besefte hij ten volle, dat hij
als burger tot spreken verplicht was.
Naar mijn meening en naar die van tal
van leden van de balie, heeft de heer Ti
deman gehandeld als een gentleman en be
staat niet de minste aanleiding voor den
feilen aanval dien de redactie van „D e
Residentiebode*' zich tegen hem
Veroorlooft.
Ik ben zeer benieuwd of genoemd blad en
of vooral „D e Standaard" dit ver
weer aan zijn lezers ongemutileerd zal dur
ven mee deel en.
Ook ,,D e N e der lander" haalt aan
bet ingezonden stuk van den Amsterdara-
achen wethouder mr. S. de Vries Czn. in
„De Standaard" (men zie ons vorig
nummer) en 't stuk van ,,D e Residen
tiebod e", waarin dit blad aandringt op
een onderzoek naar de handelwijze van mr.
Tideman. Het christelijk-historische blad
schrijft daaronder
„Wij behoeven als verdedigers van mr.
Tideman niet op te treden, doch of deze
opvattingen juist zijn, is twijfelachtig. Mr.
Tideman toch was niet de Curator in het
faillissement van mej, Westmeyer, maar in
dat van haar oom. Niet in diens boedel be
vonden zich de gepubliceerde stukken,
maar de mededeelingen van dien gefail
leerde brachten mr. T. op het spoor van
mej. W. en van haar correspondentie. Als
er dus onbescheidenheden begaan zijn ge
schiedde dit o.i. niet door den Curator.
Ook mr. De Vries verkeert blijkbaar te de
zen opzichte in dwaling."
De Rotterdammer (a.-r.) zegt, dat
zij de zaak niet bespreekt, omdat zij g^cn
„zaken" wenscht te bespreken, waarvan ze
niet genoeg afweet.
Verder schrijft het blad:
Afgesolit-iden van de zaak, waarmede thans
zoozeer de gemoederen in beroering worden
gebracht, is de handelwijze van Mr. Tide
man zeer sterk te laken.
Ook het verwekken van de praatjes, ge
lijk liij reeds een paaT jaren deed.
Mr. De Vries doet een goed werk, met
eens flink het optreden van zulk een cura
tor te geeselen.
Aan zoo'n curator mag onzes inziens geen
enkel faillissement meer worden toever
trouwd.
Voor zulk een curator is niets meer hei
lig en veilig.
Ambtshalve neemt zoo'n curator bijv. van
allerhande familie-correspondentia inzage.
Maar stel u voor, hij maakt copieën
van de brieven en publiceert zo
in een blad.
Of zoo hij niet zoo ver gaat, praat hij
een paar jaar over „onthullingen die hij zou
kunnen doen."
Werkelijk, tot nog toe is zulks in Ne
derland een ongehoord geval.
Men schrijft aan de Nieuwe Arnhem-
sche Courant:
Op de vraag of minister Kuyper, in liet
jaar zijner aftreding, van plan was den
tweeden heer Lehmann te laten decoreeren,
kan bij het departement van binnenland-
scho zaken het officieel antwoord bekomen
worden.
In latere jaren toch dienen da hoofden van
de departementen van algemeen bestuur
op hoog bevd de jaarlijksche voordrach
ten tot het verleenen van decoratiën op 31
Augustus voor ieder jaar reeds op den 1
Augustus aan het hoofd van den Staat in.
Dezoregeling werd getroffen om dat hoofd
ruimschoots gelegenheid te geven „tot over
weging der voordrachten en er zoo noodig
do betrokken ministers over te kunnen raad
plegen.
Men heeft dus do door dr. Kuyper, dn
het jaar zijner aftreding op 1 Augustus in
gediende voordracht welke kwam te ver
vallen maar even in te zien om do ware
toedracht dor zaak te leeren kennen.
,,D e T ij d" (r.-fe.) schrijft:
Slechts één zaak staat bij ons vast, n.l.
deze: dat de Rechterzijde, hoe pijnlijk en
onaangenaam haar ook de geheelo geschie
denis moge wezen, geen licht mag schuwen,
geen onderzoek mag ontvluchten of verijde
len. Op haar bijzonder rust de plicht, de
banier der politieke zedelijkheid hocj te
houden, welke onaangenaamheid het haar
of zelfs haar eersten mannen ook brengen
moge. Verzaakte zij dien plicht, nam zij ook
maar den schijn aan, pogingen te doen om
zaken te verbergen, welke het volle daglicht
niet verdragen kunnen, het zou haar scha
den in de oogen zelfs van veel van haar
vrienden en haar eer en haar belangen in
het algemeen niet weinig afbreuk doen.
Ook dr. Kuyper zelf moet, dunkt ons, oen
onderzoek verlangen. Er werd niet bewezen,
maar, wat erger is, geïnsinueerd; wij heb
ben, wel is waar, geen b e w ij z e n, doch
tal van feiten in confessio, welke
door een groot deel van ons volk als stelli
ge a a n w ij z i n g e n worden beschouwd
den penningmeester van het Centraal-Co-
mit-é.
Dus van iemand als de heor Hovy, Btel
dat dezo tijdens het ministerie-Kuyper wa
re gedecoreerd, had de minister dan geen
geld mogen ontvangen bijv. voor de Vrije
Universiteit
En alsof het ook maan eenig verschil zou
gemaakt hebben, of de minister gezegd had
stuur het gold maar aan dat en dat adres,
of dat hij het zelf overmaakte 1
Van aohteren bosohouwd, ja,
don had dr. Kuyper voorzichtiger gehan
deld als hij het niet zelf had aangenomen.
Maar, en hierop vestigen wij zeer na
drukkelijk de aandacht: juist dat de mi
nister het zelf aannam en door zijn dochter
er voor liet bedanken, i s e e n b e w ij s,
dathij aan geen verband tu s-
sohen de verleende ondor-
schciding en de gift geloofde.
Wie aan zoo iets dacht, zou juist allo
voorzorgen genomen hebben.
Het Huisgezin (r.-k.) zegt
Het zachtste oordeel, tot dusver .over dr.
Kuyper in verband met de geruchtmakende
decoratiezaak uitgesproken, is, dat hij onvoon-
zichtig heeft gehandeld.
Men vraagt zich af, hoe de heer Kuyper,
die een zoo scherpzinnig, moor, oen geniaal
man is, zich heeft kunnen Hlfrten verleiden
tot handelingen, waarvoor een ander, in isdex
opzicht zijn mindere, zich zou hebben weten
te wachten.
V ij gelooven, dat het gebeurde aan dr.
Ivuyper's temperament en aan do omstan
heden is to wijten.
Dr. Kjjypcr heeft zich, ook toen hij mi
nister was, nog het hoofd zijner partij ge
voeld, dc gvooto man, d e man.
Niet alleen, dat hij ze gemaakt, tot in
vloed, aanzien on macht gebracht had, hij
was de partij.
Ofschoon hij voor zijn grootheid daaraan
allerminst behoefte had, wilde hij ook do
man zijn, door wiens bemiddeling de geld
sommen voor verkiezingsdoeloindon toevloei
den. Hij .vermocht alles, hij deed alles, hij
was alles.
Ook do omstandigheden hebben het hare
bijgedragen.
Indien do thesaurier van liet Centraal Co
mité, aan wien dr. Kuyper als minister do
bij hem ingekomen gelden afdroeg, oen man
met een stevigen ruggegraat was geweest,
had hij of had oen ander lid van het
Centraal Comité, dat van de zaak afwist,
den minister op het miu voorzichtige, we
mogen wel zeggen als minister min oixbaro
van diens handelwijze moeten opmerkzaam
maken.
Maar tegenover dr. Kuyper zwoeg blijkbaar
een ieder. Het is een fout geweest, dat men
hem niet aandrul'de, dat men van hein toe
liet wat van een ander niet zou fcijn gc-
guld of gedoogd.
Indien uit den kring van het Centraal
Comité oen bezadigd en waarschuwend woord
van pas ware gesproken, had veel van het-
geeA thans is geschied' kunnen ?iju voor
komen.
Hot Volk (s.-d.) schrijft
Dr. Kuyper heeft in zijn bekend „ant
woord" op de beschuldiging van mr. Tide
man, als 't waro den weg gewezen aan
wio van goeden wille waren om hem do
handen boven het hoofd to houden en daartoe
behoef to hadden aan een bliksemafleider. Het
was de z g. indiskretio van mr. Tideman.
Wij hebben toen al terstond gezegd maak
u daar niet al te dik over, dat zal toch niet
inslaan. De heer Tideman heeft iets gedaan
dat geen regel worden moet, andermans kor-
respondenties puldiceeren. Maar dezo kor-
tespondentio bevatte de' bewijzen van een
stuk korruptie, dat bekond gemaakt moest
worden.
Alleen ,,D e Residentiebode"
heeft zidh dan ook in een vorontwanrdig-
heidsstemming tegen den hoer Tideman we
ten to werken, de andere bladen, ook de
kerkelijke, begrijpen heel goed dat hier
een hemd gescheurd moest worden om een
leelijke wonde te ï.unncn laten zien. Het
gaat dan ook niet naar don zin van de
anti-revolutionnaire kopstukken, die heel
goed voelen welk een raar licht op de her-
komst valt van het geld waarmee de poli
tieke Christenen hun Gode zoo welgevallig
ge propaganda voeren.
De indruk is zóó sterk dat mr. S. do
Vries, wethouder te Amsterdam, anders
een vrij onversohillig heer, er een ingezon
den stuk over schrijft in „D e Stan
daar d", waarin Hij nog eens een poging
doet den storm van verontwaardiging te
doen richten op mr. Tideman. Om dat ge
daan te krijgen, bezit hij echter één mid
del, dat, als wij ons niet vergissen, niet in
overeenstemming is raet de christelijke
zedeleer, nl. valschc voorstelling.
Mr. De Vries laat het voorkomen alsof
mr. Tideman in zijn kwaliteit van curator
in een faillissement achter een zekere zaak
is gekomen, dite geheel buiten het faillisse
ment ligt, en die nu als politiek wapen ge
bruikt.
Dit is een verkeerde voorstelling aldus
merkt ook „Het Volk" op, en het
schrijft dan eveneens verder: Dit het door
ons gepubliceerde interview toch blijkt dat
de heor Tideman van deze zaken geen ken
nis heeft gekregen als curator. De heer
Van Dieren Bijvoet, wendde zich tot hem
als advooaat en beriep zioh op de roluties
van mej". Westmeijer, wijl do oorzaak van
zijn slechten finaneieolen toestand door
die mej. Westmeijer, en de brieven en/,
van mej. Westmeijer, zijn niet in mr. Tide-
man's handen geraakt, hij heeft ze van
mej Westmeijer zelf gekregen. Zijn cura
torschap is pas later gekomen. Men zal
toestemmen dat dit geheel iets anders is.
En verder:
Wij hebben ons streng onthouden van in
gaan op de particuliere verhouding van dr.
Kuyper tot mej. Westmeijer, wijl dat geen
openbaar belang is. Maar waar een minis
ter met een dergelijke juffrouw zoo over
regeeringszaken handelt, daar is publica
tie plicht.
Eén ding blijkt uit dit gesputter togen
den heer Tideman zonneklaar. Men voelt
dat dr. Kuyper gecompromitteerd is en er
niet in slagen zal zioh van de blaam, die
op h*em is geworpen, te bevrijden. Wat
tochi zóu anders dr Kuyper in zijn tegen
woordige positie beter te stade komen dan
een dergelijke aanval, zoo hij er in slaagde
bem af te weren?
Het. feit dat men voelt hoe dit afweren
mislukt, hetwelk o a. duidelijk blijkt uit
hetgeen „D e T ij d" schreef, dat is do
oorzaak dat men behoefte heeft aan den
splinter dien men trnoht. te vinden in het
oog van den heer Tideman,^ ten aindo
daarmee den balk in dat van Kuyper weg
te redoneeren.
WADDINGSVEEN. Bij de verkiezing voor
leden van den Gomeenteraad zijn als can-
didaten aangewezen do heeren Ger. Alblas
(lib.), J. v. Bergen (a.-r.), II. Blanken
(a.-r.), D. Brommer (a.-r.) en A. NV. v.
Langen (lib.)
Do installatie van de heer Kruidevmg,
nieuw benoemd hoofd der openbare school
aan de Brug, was zoo eenvoudig mogelijk.
Tegen halftwaalf vereenigden zioh de bur
gemeester, do secretaris, de leden van den
Raad en het hoofd der O. S. aan 't Dorp in
liet Raadhuis en togen vandaar naar hot
schoolgebouw, waar de burgemeester den
lieer Kruidoring hartelijk welkom heette in
zijn nieuwen werkkring. De/.e beanlwoodddo
do toespraak met eonige toepasselijke woor
den, waarbij hij zijn dank betuigde voor heb
in hem gestelde vertrouwen, waarna hein
door den heer Timmermans, plaatsvervan
gend hoofd, do beste wenschen namens hot
personeel werden oangebodoai.
LISSE. Aan de gemeentelijke gasfabriek
is als lantaarnopsteker in de plaats van Ji
Zwaneveld benoemd O. van den Splinter.
Zekere W. Steenks, wilde, zittend in
oen roeiboot, in do Ringvaart achter een
in volle vaart zijnde motorschuit aanalee-
pen. Voor dit doel greep hij een van do
schuit afhangend eind touw, maar werd,
door den sterken gang, uit do boot lo water
getrokken. Doordat hij zich stevig vast
hield, kon men hom intijds aan boord halen.,
OUDSHOORN. De Chr, Jongel inga ver-
eeniging „Salletta" heeft zich aangesloten
bij den Verbondsring „Rijnstreek".
82)
De mannen worgden het konijntje, beves
tigden het net voor liet hof en namen hun
plaatsen in voor andere holen. In het don
ker sloop ik dichterbij. Vervolgens riep ik
met het meest schorre geluid, dat ik vermocht
yoort te brengen, daarbij de r zoo sterk
mogelijk latende rollen; „George! Eredl
Dick!" en antwoordde zelf op een anderen
toon, driemaal, alsof het geluid uit de verte
kwam: „Hier, mijnheerI Hier, mijnheer! Hier,
mynheer!" 6loeg vervolgens met een stok
tegen het kreupelhout en schreeuwde „Voor-
tuit, jongen! Pakt aan! We hebben ze!" pre
cies zooals de oude Schotsche tuinman van
mijn oom dat deed in den tijd der smokke
larij. Waren die dieven Schotten geweest,
Zij zouden het oude kunstje gekend hebben;
maar het was gespuis, dat te Deptford woon
de. Zij gingen hals-over-kop op de vlucht,
de mannen, de jongens en de honden, en
lieten mij als buit achter vijftien konijntjes,
de netten, benevens vijf fretjes in zakken
en een in het konijnenhol Het laatste kwam
apoedig te voorschijn, als een gele slang
kruipende, en keek met glinsterende oogjes
en met een voortdurend zich bewegend kopje
ïLaar zijn meister. Ik pakte het b^pstje beet,
nam de netten en de zakken met de konijntjes
en fretjes op en keeTde welgemoed terug
naar Ohloë,
Zoo rankten wij vanzelf aan de konijnen
jacht. De fretjes brachten we onder in den
ifcal en de netten hinden we in de keuken.
Den volgenden Zaterdagmiddag, toen de
koperroode beukebl aderen in de Octoberzon
glansden, stelde Jim voor een jacht te or-
ganiseeren. Bates, de politieagent, werd mede
uitgenoodigdYoland; vond dat als van
zelf sprekend, daar hij immers ook ccn speur
hond of fretje wae. De huurder kwam ins
gelijks.
Yolande bedankte voor het deelnemen aan
de jacht.
„Het is een wreed vermaak", zeide zij
kortaf.
„Maar je eet toch graag konijnenpasteitjes",
merkte Chloë op.
„Ja, ik eet ook schaapscotolet, maax daar
om ben ik nog geen slachter."
„Ga u toch mee", drong mijnheer Parker
aan. „Het is zoo lakker warm, u kunt op
uw goliefkoosden appelboom zitten, met een
boek novellen in de hand, en u vuurt ons
aan 4p°r uw tegenwoordigheid."
Yolande deed het inderdaad. Zij zocht een
plaatsje in de lage takken van een appel
boom met een boek van Ruskin en koerde
aan het schouwspel den rug toe.
Ik had aan Chioë gezegd, dat zij beter
deed thuis te blijven, doch zij wilde met
alle geweld mee, en thans toonde zij zich'
handiger dan wij in het bevestigen der net
ten voor de holen, en zij had er ook ver
stand van met de fretjes om te gaan, daar
zij ze voortdurend voederde. Wij hadden geen
honden, geen buksen, en ik gevoelde mij be
schaamd over deze gebrekkige jaohttoebe-
reidselen.
Ten slotte was alles gereed; ieder van ons
hurkte voor het hem aangewezen konijnen
hol; ik liet hot beste fretje er in, het beestje
verdween en wij wachten zwijgend op den
uitslag. Af en toe .boog deze of gene van
ons het hoofd omlaag, juist 'zooals ik het
en die ook voor degenen, welke in de po-
litieko moraliteit van den oud-Minister vast
vertrouwen blijven stellen, dringend ophel
dering vorderen.
Natuurlijk geven w(j „D e Residen
tiebode" en anderen bladen volkomen
toe, dat ook in deze zaak de bewijslast drukt
op den aanklager en dat, zoolang geen wer
kelijke b e w ij z e n zijn aangevoerd, nie
mand het recht heeft dr. Kuyper aan eenige
ongeoorloofde daad schuldig te heeten.
Doch waarheid achten wij, ook dat de
feiten, door mr. Tideman aangevoerd e n
door dir. Kuyper zeiven als
juist erkend, van dien aard zijn,
dat de zaak onmogelijk blauw-blauw kan
worden gelaten. Van dr. Kuyper mogen
daarom de ophelderingen verwacht
worden, die hij alleen in staat is te geven
en die, zooals wij hopen en vertrouwen, zijn
volkomen integriteit in het licht zullen
stellen.
Zou tegenover derm ophelderingen do be
schuldiging, zonder nader, tot dus
ver niet geleverd afdoen d bo-
w ij s worden volgehouden, dan zou er al
leszins reden bestaan, do beschuldigers als
lasteraars aan de kaak te stellen.
Wij herhalen echter, wat wij reeds eergis
teren schreven, dat de tot heden geleverde
verklaringen van dr. Kuyper de heerschen-
de duisternis eerder deden toenemen dan
verminderen en te veel voor de hand lig
gende vragen onopgelost lieten, om ook
maar eenigszins voldoende te kunnen hee
ten.
De„StichtscheCourant" (a.-r.)
Een der grondregels van alle rechtspraak
is deze, dat niet de aangeklaagde zijn on
schuld, maar dat de aanklager de schuld
moet bewijzen. En dat iemand, wiens schuld
niet bewezen kan worden, voor onschuldig
moet gehouden worden.
En toch, hoeveel rechtsgeleerden er zit
ten in de redacties der vrijzinnige bladten,
schijnen bijna al die redacties dezen eon-
voudigen grondregel vergeten te hebben
nu het dr. Kuyper geldt.
Kan het verband fcusschen de verleende
onderscheiding en de verstrekte geldsom
men aangetoond worden? Neen, en dr. Kuy
per heeft dit verband met allen Dadruk
ontkend.
Dit behoorde voldoende te zijn om van
iemand als den oud-minister de verzeke
ring, dat er hoegenaamd geen verband be
stond, te gelooven, gelijk „Land en
Y o 1 k" ook doet
Maar neen, do meeste bladen der linker
zijde eischen nu, dat bewezen zal worden,
dat er geen verband bestaat
Deze eisch is zeer onbillijk.
Het is een omkeering van den bewijslast.
Toch is de houding der meeste linksche
bladen zielkundig te verklaren.
,,De liefde denkt geen kwaad", zegt do
Schrift.
Het omgekeerde hiervan is ook waar:
de haat denkt spoedig kwaad.
De gelegenheid, om een politiekcn tegen
stander van de kracht uan dr. Kuyper in
een kwaad daglicht te stellen, is aan de
meeste vrijzinnige bladen zoo aanlokkelijk
voorgekomen, dat ze die niet wilden laten
ontglippen.
Verder schrijft het blad nog:
Nu men op het hoofdpunt wel moet er
kennen, dat de aanklacht niet bewezen is
on ook wel gevoelt, dat het niet aangaat om
te zeggen: bewijs ctat er geen verband
bestaat, nu zoekt men zijn kracht in het
vitten op kleinigheden.
Zoo zegt men: een minister moet zich ge
heel buiten den verkiczingsstijd houden.
Alsof een minister geen geld zou mogen
ontvangen en overmaken, dat voor de ver
kiezingen bestemd fs, evengoed als bijv.
geld dat voor de Zending of voor een Chris
telijke school wordt gegeven
Daarmee gebruikt een minister toch niet
zijn publieke positie ten gunste
van een partij.
Ook zegt men: van een gedecoreerde
moet een minister geen geld willen ontvan
gen. Hij had moeten zeggen: stuur het aan
de wilddieven had zien doen, om tc hooren,
of daarbeneden ook eenig geluid te vernemen
was. Dooh vooreerst gebeurde er niets. Wij
werden stijf en verwisselden van-plaats.
Yolande, die gehoord had, dat wij ons
bewogen, vroeg spottend: „Heb jelui wat
gevangen
„Pst!" kwamen wij wrevelig en het ver
moeiende luisteren begon opnieuw.
Daar, plotseling, toen ieder van ons reeds
alle hoop had. laten varen, hoorden we onder
den grond eenig geritsel; een sprong volgde,
een erbarmelijk klein geluidje van angst en
vrees d;rong in onze ooren en oen klein,
mollig, grijs konijqtje sprong uit de opening
in hot net voor het hol, waarbij Chloë ger
zeten was. La het volgende oogenblik had
zij het op haar arm; de pootjes van het
beestje ptaken nog in het net, doch terwijl
zij het tegen zich aandrukte, verweerde het
zioh niet meer, maar lag roerloos van schrik
aan haar boezem.
„Ik zal het wel dood maken, mevrouw,"
zei Bates. „Of als u het liever zelf doet,"
zei Jim vriendelijk, „dan moet u het zoo
bij ,de ooren pakken en met de hand in
den nek slaan."
Maar "Chloë was, zoodra zij de pootjes
uit het pet bevrijd Jrnd. niet het diertje
weggeloopen jen ,wjj zagen elkaar aan met
bevreemding.
„Dames .dingen niet voor de jaoht," sprak
Bates .met wijsgearige kalmte. „Zij zijn te
weekhartig."
„Misschien vangen wo toch nog wel iets/'
zei onze huurder op troostenden toon.
Ik liet het aan hem over het fretje weer
terug te krijgen en een tweeden aanval te
doen en ging Ohloë achterna. Zij zat bij
den sohoorsteep van „de .witte kamer," en
6treeldo het konijntje, dat snel ademhaalde
en angstig ,op haar knieën lag.
„Nu, ppelbreckstcr
,rfMaar, Loo, hoe kon je nu er op aan
dringen, dat ik mee ~zou gaan Jo kent
me toch! Ach, heb je dat angstige gepiep
gehoord Het was precies, alsof een klein
kindje bezeerd werd! Ga er niet meer heen.
Beloof jo me, dat je nooit moor konijnen
zult gaan jagen."
Ik haalde dp schouders op. „Ik heb je
immers van ,tc voren gezegd, dat het je
niet am bevallen l"
„Dat heb je, maar je hadt me liever oen
oorvijg moeten geven en moeten opsluiten,
in plaats van me mee te nemen. Ik heb het
inderdaad niet geweten. Mijn arm diertje l
Ik heb het niet geweten!"
„Ik houd het natuurlijk", gaf zij ietwat
verwonderd ten antwoord.
„En wat' wil je nu met dat beestje doen
„Zou je het diertje niet een grooteren
dienst bewijzen, als je het weer liet loopen?
„Om het dan door een anderen hond tc
laten achtervolgenNooit of nimmer 1 Stel
je voor, dat je vluchttet om je leven te
redden en ,dat achter je een roofdier aan
kwam loopen, met vreeselijko klauwen en
tanden, en .dat in het rond alles donker
was. En juist op het oogenblik, waarop je
meent gered .to zijn, waarop jo de groene
wereld daar buiten ziet en hoopt je thans
te kunnen verbergen, loop je in een net en
wordt doodgeslagen 1 Neen, Leo, doe die
hondjes weg. Ik kan dat niet hebben 1 Je
moet nooit meer op de konijnenjacht gaan,
nooit meer 1"
Ik haalde opnieuw de «houders óp. ,Jh
elk geval gaat dat diertje in jouw armen
langzamerhand dood .van angst; het weet
natuurlijk niet, hoe goed jo het met hem
meent."
Ik haalde een groote dekeclmand en wat
koolbladeren. Wij zotten het konijntje er in
en begluurden het door de kieren, totdat liet
zoover bijgekomen was, dat het aan de kool
begon to knabbelen.
„Als je ook maax een heel klein beetje
van mo houdt, ga dan naar die afschuwelijk^
mensohen, en zeg dan, dat zo met hun wreed
heid ophouden. Yolande had volkomen ge
lijk, evenals zoo dikwijls, cvsnals bijna ah
tijd." rf
„Maar wat moet ik met de fretjes doen?"
„Dat is mij hetzelfde zij snikte bijna
„geef zc cadeau, of verdriuk ze, of worg
ze
„Maar Chloë, Chloë l Jouw fretjes, die
uit jo hand hebben gegeten, die je gestreeld
hebt en die tegen je schouders mochten,
opkrabbelen: moet ik dio verdrinken of
worgen? Ik breng ze veel liever naar do
markt, om ze te verruilen met goudviseh-
jes. Of laat Bates zo maar houden, totdat
wij er een kooper voor gevonden hebben."
„Doe wat je wilt met die wrecdo bees
ten," zeide zij ongeduldig, „maar ga nu
aanstonds heen, anders vangen ze nog een
konijntje
Zij hadden er ondertusschen reeds drio
gevangen. De mollige, gladde lichaampjes
lagen naast elkaar op het dorre gras en
juist toen ik naderbij trad, hoorde men
weer het geritsel en een angstkreetjo. Ik
dacht aan Ohloë en nu stond het ook mij
tegen.
(Wordt vervolgd.)