No. 15126.
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag* 16 Juni. Twaia Blad.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Hun Kasteel.
Anno 1909.
Te Utrecht werd een bidstond
gehouden voor de christelijke oondidaten
roor de Tffoede Kamer. Dr. H, Via-
jchcr, hoogleeraar in de godgeleerdheid,
aldaar, heeft or volgons courantenversla
gen het volgende gezegd:
,,\Vc hebben van 1901 tot 1905 een
rtchlsch ministerio gehad en hebben toen
die mannen, die met die protestantsche
vrijheden schermen, in hun kronieken min
der gescholden en minder geraasd Zij, die
het hardst schetteren met het anfei-papis-
m<\ hebben tegenover Rome niets anders
dan hun negatieve leus ,.Weg met Rome".
Wat zien we dan? Dat die mannen hun
kinderen zien opgaan naar de paapsohe
mis, antwoordt spr. Dat is een oordeel
Gods."
O j deze naac veler oordeel even dui
delijke als aanstootelijke toespeling op den
persoon van dr. Bronsveld, predikant te
Utrecht, is scherpe oritiek geoefend, wat
prof. Visscher aanleiding heeft gegeven tot
het inzenden van het volgende stukje in
6enice bladen-
„Naar aanleiding van het geschrijf over
hel door mij in „Irene" gesprokene, ver
zoek ik U beleefd het volgende onder do
pogen Uwer lezers te brengen.
Ik heb dr Bronsveld bedoeld en als kro
niekschrijver genoemd bij de bestrijding
van een strooibiljet zijner kiesvereeniging.
Maar ik heb hem niet gonoemd, noch ook
bedoeld bij het bosprekea van de partijen,
Idle tegenover Rome niets anders hebben
te stellen dan pure negatie.
integendeel, in mijn geschrift over de
i,Antithese" heb ik met nadruk verklaard,
'dat ik dr. Bronsveld reken te behoor en tot
hen, die eigenlijk bij de rechterzijde thuis
be hoeren. Het ligt dus voor de hand, dat
ik in „Irene" hem niet rekenen kon tot.
hen, die uit pure negatie leven.
Ik betreur ten zeerste, dat een misver
stand gelegenheid heeft gegeven tot de
iVooi' hem zoo bittere verkiczingsartikelen,
;waavin een verkeerd licht geworpen werd
op het gesprokene, en acht mij daarom
geroepen te verklaren, dat aan den per
soon van dr Bronsveld door mij niet is
gedacht. Had ik, aan hem gedacht, ik zou
zeer zeker dan gezwegen hebben."
De „Nieuwe Rotterdamsohe
D o u r a n t'' teekent hierbij aan, dat zij
pan de waarheid van deze mededeeling niet
mag twijfelen, hoewel op des hoogleeraars
boven aangehaalde woorden zonder nade
re uitlegging wei gëen ander licht kon
vallen dan waarin zij, redactie, die plaat
ste. Zij vervolgt:
oletehts één opmerking moge ons dan
Van het hart. „Had ik" eindigt prof.
Visscher rijn schrijven ,,aan hem ge
dacht, ik zou zeer zeker dan gezwegen
hebben." Welnu, wie uit den Utreoht-
schen kring, waarin prof. Visscher thuis
1b, eerst gewaagt van „kronieken"; daar
na spreekt over personen, die (gelijk het
Weinig professoraal schijnt te zijn gezegd;
wij zagen de uitdrukking echter ook in
andere verslagen) „het hardst schetteren"
in e t anti-pap isme, doch hun kinderen zien
opgaan naar „de paapsohe mis" en bij
'dit alles zelfs niet denkt aan den ge-
'oohten predikant, die te Utrecht woon
achtig is, moet wel in buitengewone mate
Verstrooid zijn, of volstrekt niet op de
hoogte zelfs van hetgeen er in zijn naaste
óm ge ving gebeurt."
To voren had de „N leuwe Rotter-
Samsohe Courant" van het gespro
kene door dr. Visacher op dien bidstond
Het weerzinwekkendst van den geheelen
«Bidstond" is ongetwijfeld het slot van
e rede van prof. dr. H. Visscher. De on
gepaste, persoonlijke toespeling op een
bekend Utrechtsch predikant-, die om zijn
anti-roomsche gezindheid bekend is, en
'diens kind, zal alle weidenkenden zeer
■tu iten. Maar moet niet Oalvijn rioh in zijn
graf hebben omgekeerd, toen deze calvi
nistische hoogleeraar daar zonder blikken
of blozen verkondigde, dat de protestant,
die zich hiet felst tegen Rome verklaarde,
rijn kind naar de paapsohe mis zag op
gaan als straf Gods?..."
En n d e n V o 1 k" voegde hieraan
toe:
Wat het geval nog harteloozer en nog
onchristelijker maakt is de omstandigheid,
dat dat kind korten tijd geleden gestor
ven is.
Zoo'n man moet onze toekomstige predi
kanten vormen."
De Van-dag-tot-dag-schrijver in het
„H andelsblad" zete op het papier
„Prof. Visscher, dus gegeeseld, geeft
kreunend antwoord. De koude en de hin
derlijke reuke in het land nemen toe als
men dit antwoord leest.
Als men zulk wriemelend antwoord voor
fciob heeft moet men 'oprecht zijn meening
uitspreken. Frissche luoht worde gebracht
in die atmosfeer van Utrechtsohe reuken.
Welnu, ik kan prof. "Visschers verklaring
niet gelooven, tenzij hij mededeelt aan
welken persoon uit rijn Utrechtsohen kring
hij dan wel dacht, toen hij sprak van
iemand, wiens antd-papisme bekend was...
die kronieken schreef... die zijn kind zag
opgaan naar ..de paapsdhe mis, gelijk de
bondgenoot der Roonwchen de „Mis"
noemt.
Men herleze even de door ons aange
haalde woorden, welke prof. Visscher in
den bidstond sprak. Die worden niet ver
klaard door zijn wriemelend, ontduikend
antwoord. Het schijnt mij volkomen onwe
tenschappelijk toe, professor, tegen alle
evidentie in, alleen op uw gezag te geloo
ven, wat tegen de rede en het gezond
verstand indruischt.
In een ingezonden stukje in' „De N e-
d e r 1 a n d e r" zegt de heer J. A. L.
Roder, van Rotterdam
Tic veronderstel, dat u gelezen hebt. het-
verslag van den Bidstond, gehouden te
Utrecht. Voor mij ligt de „N i e u w e
Rotterdamsoh'e Courant"; toen
ik het verslag las. kon ik mijn oogen niet
gelooven.
Als de verslaggever een juist relaas ge
geven heeft van de gesproken woorden
door prof. Visscher, dan is een woord van
ernstig protest ook van Christelijke zijde
noodig.
Dergelijke woorden zijn mensohont-
eerend, onchristelijk. Dergelijke woorden
doen meer schade dan een Godontkennen-
de socialistische redevoering.
Menigeen, ik bedoel een ieder, 'die nog
gezonde hersens heeft, zal liever in de
sohoenen staan van dr. Bronsveld, dan in
die van prof. Visscher; de laatste heeft
öods liefde tot. een aanfluiting gemaakt."
„De Nieuw© Courant" teekent
hierbij aan: Een onderschrift gaf de re
dactie van „De Nederlander" bij
dit stukje niet-. Misschien lokt de zooge
naamde „opheldering" van den Utrecht-
schen spreker thans een oordeel harer-
rijds uit.
Ds. H. H. Barger heeft „gesohreven bij
de gesloten stembus" in het
„Ufcreohtsoh Dagblad":
Niet om de politiek, een terrein, dat mij
vreemd is en ik niet verlang te betreden,
maar ter wille van het ambt, dat ik be
kleed, en hert gebed, dat mij heilig is, moet
mij een ernstig woord van protest uit de
pen over het ergerlijk misbruik van het
heilige gemaakt op bovengenoemden b i d-
stond. Ik acht het plicht van den Evan-
geliebedienaar om daartegen te getuigen.
Zij, die staan buiten alle kerk en chris
tendom en nogal eens gewoon zijn te gene
raliseeren, mochten fcooh meenen, dat een
dergelijke opvatting van godsdienst en ge
loof onder de christenen algemeen is. Zulk
een goddeloos bidden bevuilt het heilige,
lastert Gods naam, bedroeft Gods kinderen
en doet de vraag opkomen of rij, die zioh
daaraan schuldig maken, wel weten wat
bidden is.
Maar wat was op die vergadering nog
heilig? Met duivelschen hartstooht woelden
rij er om in eens anders vaderemart. En
toen hebben zij geapplaudisseerd. En toen
hebben rij gebeden.
Laat ons hopen, dat God het hun verge
ve, omdat zij niet wisten wat zij deden en
welk een uonde het is voor God, aldus het
heilige priji te gevetf aan de minachting
der wereld.
In het ochtendblad van de „N i e u w e
Rotterdamsohe Oourantf' van
heden vinden wij nog een schrijven van
Idr. H. Visscher, luidend© t
Naar aanleiding van hetgeen de „Van-
dag-tot-dag-schrijver" in het „Handels
blad" zich veroorloofde ten beste te go-
ven over mijn verklaring, deel ik u nog
mede, dat het kleine verslag mijn woorden
in zooverre heeft toegespitst, dat ik niet heb
gesproken over iemands ginder e n",
maar van „f a^ra i 1 i n". Ik sprak niet
over een bepaald persoon, maar stelde
kringen, die uit de Heilige Schrift leven,
tegen andere, die uit pure negatie leven,
zich door fel antipapisme onderscheiden
en geen verweerkraoht tegen Rome hebben.
Nu mag ik dat impioviseerend minder
scherp van personen onderscheiden hebben
en aanleiding hebben gegeven tot een boo-
sen schijn; van hetgeen er uit gemaakt
werd, bon ik mij niet bewust. Schuld' belij
den voor hetgeen men niet deed, mag van
niemand geëisoht. Ook niet van mij.
In het ,,H a n d e 1 e b 1 a d" lezen wij
onder het hoofdHet Wilhelmus of
heb ïïi-h a-h o
Prof. Anema heeft in een jubelende coo-
litiekioEers-vergadering gezegd, dat niet zij
zouden roepen en zingen van: „5410 hi
ha ho." En „De Standaard" heeft
geschreven
„Natuurlijk weten we niet, wat hier of
daar in een afgelegen dorp mocht gebeurd
zijn, maar voor het overige blijkt uit alle
ingekomen berichten, dat er onzerrijds nor-
gens een hi-ha-ho na de overwinning is op
gegaan.
Maar al te vaak hadden de liberalen zich
de hoogstverkeorde en onridderlijke ge
woonte aangewend, om, behaalden ze de
overwinning, him geslagen tegenstanders
te hoonen. Vooral in 1905 boetten ze hier
door hun riddereer in.
Het zou ons daarom gespeten hebben, zoo
thans onae mannen, door de herinnering
aan 1905 verbitterd, in gelijk euvel waren
vervallen.
En daarom roemen we er in, en danken
we er voor, dat ze dit niet deden. Binnens
huis hebben ze gejubeld, bianënsküjuels
hebben ze gedankt, maar van het beschim
pen van den overwonnen tegenstander ont
hielden ze rich stipt."
Welnu, in Amsterdam was het „lii ha ho
5446" geschreeuw algemeen. Schrijver
dezes heeft rijn enkele opmerkingen over
de uitslag moeten neerpennen onder de
voortdurende begcéloiding van „5446 hi
ha ho". En in de „Nieuwe Rotter
damsohe Courant" leeen wij
„Zooals uit onze mededeelingen over den
verkiezingsavond1 hier ter stede bleek, werd
o.a. gezongen: „Vier en vijftig, zes en veer
tig, hi, ho, hol" „Kuyper gaat nu wetten
maken, hi, ha, hol" Ook het lied van het
„zakjes plakken" ontbrak niet en zoo meer.
Dit gebeurde niet „hier of daar in een
afgelegen dorp", maar in do groote stad
Rotterdam. (Ook te Dordrecht, Amsterdam
en Leiden, zooals liet blad nader bericht,
vermeldende do vermenigvuldiging der
christelijke hi-ha-ho's).
Voor roemen on danken heeft „D e
Standaard" dus geen reden.
Nu vinden wij 'fc is het. „Handels
blad", dat het zegt dat hi-ha-ho-ge-
roep een onschuldige en niet ergerlijke uit
drukking van vreugde en wij veronderstel
len haast, dat, hadde de a.-r. pers vier ja
ren geleden niet zoo hevig getoornd over
dat liedje van de toenmalige straatjeugd,
nu do nutteloos professorale vermaning en
het PhariseisohoIk dank u, Heer, dat ik
niet ben als zij, waren weggebleven.
Noen, wjj vinden duizendmaal ergerlijker
dat bijv. een overwinning van een candi-
daat van het „propagandafonds" met een
Wilhelmus begroet wordt. Elko poging om
de Oranjeliefde van het volk aan eenige
politieke zaak te verbinden, voor eenige
politietke zaak te benutten, is af te keu
ren. „De Residentiebode" is er
trotsoh op, dat „de hlijdle gebeurtenis" een
„factor" is geweest voor de overwinning
der rechterzijde. Wij gelooven en vertrou
wen, dat dit niet het geval geweest is,
maar moeten met den meeaten nadruk ex
tegen op komen, dal getracht wordt den
nAqm van onze Koningin, van ons Vorsten
huis te verbinden aan één politieke partij,
aan de nare, kleine en zelfzuchtige kuipe
rijen van de oleriaale politiek.
Er is reeds op gewezen, dat door de
rechterzijde de Oranjeliefde „geëxploiteerd"
werd, dat dr. Kuyper in Dordrecht den
niiRin van onze Koningin zelve in den strijd
betrok. Wanneer, is reeds gevraagd, zooals
te verwachten en te hopen is, de stemming
in Dordrecht ten ongunste van dr. Kuyper
uitvalt, is dan dit in den strijd betrekken
van onze Koningin in het welbegrepen
belang van ons Vorstenhuis geweest
Strekt het ter verhooging van de liefde
voor ons mooi, oud Wilhelmus, wanneer
wij liet steeds door een bende bleeke jon
gelingen hoor en zingen, indien door de
naarste middelen een kwade politieke
zaak getriomfeerd heeft?
Neen, hondordmaal liever liooren wij do
onschuldige vroolijkheidsbetuiging van het
„hi-ha-ho", dan biet uit partijznoht aan
geheven Wilhelmus, dat gezongen wordt
met de vooropgezette bedoeling, om de
tegenpartij niet alleen als godsdienstloos,
maar tevens als tegenstanders van Oranje
af te zondoren.
„De 8t and aard" eohrijft: Wij hebbon
in dezen verkiezingsstrijd niet do wijze
van 1905 zien „front (maken' voor de
openbare soliool, maar onze tegenstan
ders .hebben toch wel over die school ge
sproken en getracht to betoogen, dat 'do wot-
Kuyper voor het onderwijs zeer nadeelig
was. AL de hoeren sprekon over „hot on
derwijs", bedoelen ze doannco het „neu
trale" onderwijs.
Mr. Croles heeft daarom oen good werk
gedaan door do onderwijs -batist ie ke n (eens
te raadplegen, en na to gaan bijvoor
beeld in hoeverre liet verwijt gegrond was,
'dat de wot-Kuyper do kosten bijzonder op
dreef.
Gaat men bestaande scholen 6plitsen of
Bticht men nieuwe kleino schooltjes, dan ver
krijgt men wel grootcr echolental, en meer
onderwijzend pereoneol, maar daartegenover
stijgt het aantal kinderen óf niot óf bij
verre na niot in die verhouding tot do
reeds aanwezige totale eoh ooi bevolking, als
dit bij scholen on leerkrachten het geval
is. Het gemiddeld aantal kinderen èn per
sohool èn per leerkracht daalt dan aanmer
kelijk on het Rijk is dan veel duurder uit.
Welnu, valt er een aanmerkelijke da
ling te oonstatoeron, speoiaal bij heb bij
zonder onderwijs
In 1905, ziehier het antwoord op deze
Vraag, bedroeg het gemiddeld aantal kin
deren por school 171.2 ien dat per leerkracht
35.7. In 1908 respectievelijk 167.66 en 35.6.
Eenige daling kan niet ontkend. Maar van
grooto betoekenis is zij toch niet.
Was de in 1905 bestaande verhouding tus-
Bclien het getal der lrinderen on die der scho
len en van het onderwijzend personeel
gehandhaafd, dan zou men Op de aanwezige
316,088 schoolkinderen hebben aangetroffen
1837 hoofden en 8854 onderwijzers. Daar
"waren echter 39 hoofden en 21 onderwij
zers méér. Dat geeft voor het Rijk een
gemiddelde totale kosten verzwaring van
f 31,300.
Is dat nu ..enorme opdrijving" der kosten?
Natuurlijk niet. Doali wat ontvangen de
openbare scholen
Rij de openbare soholen telde men in
1908 gemiddeld 172 kinderen per sohool en
35 per leerkracht. Op 316,088 kinderen waren
derhalve 9031 onderwijzers en 1837 hoof
den. Dat is 48 hoofden minder en 166
onderwijzers meer dan op gelijk getal aan
do bijzondere scholen Derhalve bedroegen
do kosten f 90,000 moer dan op gelijk aan
tal leerlingen aan de bijzondero soholen.
Het blijkt voorts, dat ten platten lande
het gemiddeld aantal leerlingen per school
bij het openbaar onderwijs kleiner is dan
bdj het bijzondei*. Ook de volgende oijfere
zijn merkwaardig.
Hot getal bijzondero scholen, met 40 en
minder leerlingen, bedroeg 137 in het jaar
1908, terwijl liet openbaar onderwijs 256 van
zulke scholen rijk was. En dan zijn er onder
die 137 bijzondere scholen nog 33, die nie(
voor oen Rijksbijdrage in aanmerking komen,
Hoogstens blijven cr dus 104 gesubsidieerde
scholen over.
Opmerkelijk is ook, d it sedert 1905 hot
aantal van dergolijko openbare scholen kloni
van 249 tot 256, dus mei 7 on het aantal
dezer bijzondere scholen daarentegen daal
'do van 154 tot 137, dus met 17.
Uit de cijfers van mr. Croles blijki wel,
dat al dat gejammer over ..opdrijving van
kosten" en over „verbrokkeling" slechts
voor de verkiezing is uitgedacht en in 6trijd
Ss met- de werkelijkheid. Trouwen*. de eind*
cijfers beslissen hier. Eon kind, dat op de
bijzondere school gaat, kost aan het Rijk
oen kleine f 18 per jaar; een leerling
van de openbare een greoto f 35. De hoeren
van de neutrale sohool worden dus met de
helft meer bedacht en daar moeten wil
aan meebetalen. Hot wordt hoog lijd, dat)
aan die schromelijke wanverhouding een
einde komt.
wm de Verceniging tot voortdurende onder
steuning der nagelaten betrekkingen van ver
ongelukte visschers der Reedcrijcn te Katudjk-
aan-Zee en Noordioijk-aan fre.
In het boekjaar 1908—1909 werd ont
vangen:
Aan oontributién van de reoders te Kal-
jrijk-aan-Zee:
van 69 loggers h f 5 34Ö
van 60 bomschuiten A 3 180 536
Aan bijdragen van stuurlieden en
bemanning van bomschuiten te Kat-
wijk-aan-Zee 73 81
Aan heffing van i pOt. over de
door visschers te Noordwijk-aan-Zee
gemaakte besommingen 38.45
Aan jaarlijkaohe bijdragen:
te Leiden f 196.90
te Katwijk 183.25
te Noordvrijk 64.60
te Rotterdam 114.10
te Gouda 12.
veradbillende andere plaat
sen 72.
644.75
Aau renten 2250.41
Aan gift door den heer 8. J. La
Poolo van N. N. 1.
3539.23
In dit boekjaar werd uitgekeerd godu-
rende de zomermaanden; per week 1.60 gld.
voor elke weduwe, 0.28 gld. voor elk kind
gedurende de wintermaaandenper week
2.26 gld. voor elke weduwe, 0.36 gld. voor
elk kind; te eamen 2279.66 gld.
Bij het einde van dit boekjaar genoten
ondersteuning; te Katwijk aan Zee 1T
weduwen en 6 kinderen, te Noordwijk aan
Zee 6 weduwen en 2 kinderen.
Gedurende dit jaar was te betreuren bot
verongelukken van een vissoher, to huia
behoorende te Katwijk aan Zee, nalatende
een weduwo en twee kinderen en te Noord-
wijk aan Zee het overlijden van een via-
Boher, ten gevolge van vroeger ter zee
bekomen verwonding, nalatende een wedu
wo en twee kinderen. Dio weduwen en kin
deren werden in de wekolifkeche bodoelii^
opgenomen.
Mot vriendelijkcn dank aau alien, did
onze Vereeniging hunnen steun verleenden,-
blijft zij zich in ieders belangstelling aan
bevelen.
Namens de Vereeniging voornoemd
Th. W. VAN LTDTH DE JEUDE,
Voorzitter.
M. J. EIGEMAN,
Secretaris-penningmeester.
Hollandache IJxeren-Spoorweg-Ifffj).
De winet- en verliesrekening der Hol-
landsohe IJzeren-Spoorweg-Maatsohappij
wijst een winstsaldo aan van 676,080 gld.,
tegen 076,623 het vorig jaar.
Aan do aigemeeno vergadering van aan
deelhouders, te houden 29 Juni a.s., viU
worden voorgesteld het dividend over het
afgcloopen boekjaar, ovenals over 1907,
vast to stellen op 3 pCt.
13)
Aan de theetafel versoheen zij in een wit
mot. kant bezet mousselinen-japon en rose
oeintuur. „Yolande is er de schuld van",
verklaarde zij bijwijze van verontschuldi
ging. „Kijk me niet zoo verwonderd aan;
ie weet, ik houd er niet van mij op te schik-
;en. Dat past niet bij onze omstandigheden
en bij onze omgeving hier."
Zoolang de theetafel duurde kon ik de
oogon niet van mijn vrouw afwenden.
Yolande is een feoovenares, dacht ik. Hoe
anders had rij kunnen vermoeden, dat mij
in <leze weken van gelukkigen harden ar
beid onbewust toch iets ontbrak, n.L de
mogelijkheid om mijn vrouw een mooi
hieuw kostuum te koopen?
De avond werd voor ons een feest. Yolan
de speelde ons in de schemering van het-
leege salon Ohopin voor- Ohloë liet haar
laatste teekening zien, waarop de arm van
de zoogenaamde hertogin en de beenen van
don bediende of den heer nog altijd een
treurig figuur maakten. Wij dronken flesch-
jesbier wat bij ons slechte als hooge uit
zondering geschiedt en heel laat zongen
we zelfs vroolijke wijsjes, ook nl geheel te
gen gewoonte In. Maar als Yolande
ringt en zichzelre daarbij accompagneert
bp Chloë'8 guitaar, kan zelfs een filosoof
•r niet ernstig by blijven.
Toen Yolande rich had teruggetrokken
in haar kamer, de kamer voor de
dienstbode, die maar niet kwamen opda
gen zei ik op quaei-ernstigen boon tot
mijn vrouw:
„Madame, waarom hebt u mij nooit me
degedeeld, dat een rose sjerp u zoo goed
staat?"*
„Ik dacht, dab ge niet veel met sjerpen
op liadfc," luidde het antwoord. „Trouwens
Yolande ie er de schuld van."
„Dan zal ik Yolande daarvoor morgen
bedanken.
Ohloë keek mij guitig aam ,fGa je
gang, maar maak het niet al fee mooi; an
ders denkt ze nog, dat je haar voor den
Êek houdt; en", voegde zij er bij, „man-
ef, Yolande is zoo hartelijk, we mogen
ons zelfs onder vier oogen over haar niet
vroolijk maken".
Yolande bleef drie dagen bij ons. Onze
ingenomenheid met het Roode Huis werd
voortdurend grooter, want Yolande zag al
les e«n leerde het ook ons zien met ver-
«tandigen blik.
Nu Chloë bij het bloemenplukken en het
plaatsen der meubelen een helpster had
gevonden en zij zich inot gloeiende wan
gen in de kookkunst bekwaamde, voelde
ook ik in mij nieuwen arbeidslust ontwa
ken. Ik Bchieef mijn geschiedenis, een boei
ende, familiegeschiedenis, half af, en was
zoo ver gekomen, dot de held er van op
het punt stond in het huwelijk te treden
met een door hem bewonderde rijke erf
gename, toen haj plotseling op weg naar
de kerk zijn voormalige geliefde ontmoet-
fee, die hij voor dood had gehouden. Dit
tafereel moest met vuur en hartstooht,
doch te gelijk met veel gevoel en teer
heid, behamdeld wonden. Maar nu liet
mijn verbeelding mij in den steek en ik
kon niet verder. Ik klaagde mijn nood aan
Chloë en aan Yolande.*- Beiden hoorden
mij aan vol deelneming, dooh hielpen mij
natuurlijk niet verder.
Toen wij op den derden avond in de
maneschijn op het grasperk zaten en Yo
lande weer Spaoneche en Baskische liede
ren zong, was het mij te moede alsof ik
dat weerzien van mijn held met zijn voor
malige golieifde met siBcces hou vermo
gen fee sohilderen.
Zoodra de dames zich ter ruste hadden
begeven, zette ik mij voor mijn schrijfma
chine. Maar ik zat al spoedig weer met de
handen in het haar, schreef een paar zin
nen zonder betèekenis cn ging, geheel
ter neer geel.agen naar bed.
Den volgenden dag togen Yolande en ik
naar oen oricket-wedstrijd en 's avonds
vertrok rij.
„Ik kom weer over veertien dagen terug,
als jelui het goed vindt." zedde rij. „Nu
moet ik mijn besten hoed opzetten, een,
die jelui wel zal bevallen I Ik ga me aan
eenige families voorstellen, die aan haar
dochters een geheel moderne opvoeding
willen geven tegen den goed koop sten
prija"
Wij broahtea haar naai* het station van
het dorp en wekten de ergernis op van den
chef en de pakjesdragers, daar Ohloë's
zakdoek een groot gat vertoonde; rij be
merkte dat pas bij het wenken.
Vervolgen gingen wij haar buis, Ohloë
aan haar huiswerk, ik aan de schrijfma
chine.
Ik was opgoboiwfen bij de een-en-der-
tigste bladzijde; en nu waren er neg®
en vijftig beschreven 1 De geschiedenis was
voltooid.
Ik doorliep de bladzijden: het verhaal
was goed, zeer goed geworden, zoo vurig
en krachtig, als ik het maar gewensoht
had. Het was kalm begonnen en eindigde
met een hoogst dramatisch effect l
„Chloö!" riep ik.
Zij kwam met een keukenschort om en
den vaatdoek in de hand.
„Er is iemand, die mijn geschiedenis
voltooid heeft. Daar, lees maar V'
Zij las langzaam. „Is het goed?" vroeg
«ij-
„Het is beet, uitstekend I Heb jij mis
schien..,., of wie kan het geweest rijn?"
„Heb jijzelf bet dan niet g*?eohrevea,
Leo?"
„Neen, natuurlijk niet."
„Dan moet de geest het geschreven heb
ben." En rij keek mij tegelijkertijd schalks
aan.
Ik moest lachen. „Ja, dan heeft de
geect het gedaan."
Maar in haar lachende oogen los ik den
naam, did rich op mijn lippen drong:
^Yolande!"
Ieder van ons heeft natuurlijk een eig>*i
wetboekjo van eerebegrippen, hetwelk wij
bdj voorkomende gjeleigenheddh gebruiken
en waarin heel duidelijk staat, dat wij
ons het werk van onderren niet mogen boa-
eigenen en nife het vernuft van anderen
geen geld mogen slaan. Indien Iemand
mij had aangeboden, onder een geschie
denis, door hem voltooid, mijn naam te
schrijven, zou ik het geweigerd hebben,
zelfs al ware het Rudyard Kipling geweest.
Maar wat te doen, als het verhaal voltooid
is geworden door een geest?
Ohloë meende: „Maar de geest heeft het
hpmera aoo gewild, anders zou hij het niet
gedaan hebben.Ik moeBt het verhaal
natuurlijk opsturen, Dooh ik kon daarloeo
maar niet boaluiten.
„En dan onder mijn eigen naam?'
„Wis en zeker 1 Misschien is het oen
ietwat beschroomde geest, dde zijn naam
niet gaarno publiek maakt voordot hij mn
zijn talent zeker ie. Het is een rt
maat**chappijtje tot onderling hulpbetoon;
hij wilde rijn werk gaarne gedrukt zien,
en jij hadt- behoefte nan een slot voor je
geschiedeniszoodoonde bent jelui quitte."
Ik beet op het einde van mijn vulp'en-
houdier, soodat. het kraakte. „Als we
Yolande eens vroegen wat rij er van
denkt?" stelde ik voor.
Ohiloë lachte. Nog dien eigen avond
schreef ik aan Yolande en mijn vrouw ook;
maar haar was het, geloof ik, te doen om
een ert'egant model voor een fichu
Wij braohkn samen onze brievon aan
Yolande op de post- in heb cbrp en keer
den door de stille, groene laen terug.
Toen wij onder de groote kastanjVboo-
men liepen, riep Chloë ploteoling: „Wat
ie dafct"
„Dat" wfee een donkere geedaLte, die
rioh voor het hek heen en weer bewoog, een
niet zeer vertrouwbare verschijning: eeu
of andore landlooper of arbeider, het viel
moeilijk uit te maken. Arbeid adelt, zoo
als bekend |b; mapr deze man zag er
all<-.sbehalve door arbeid geadeld uit, daar
om hip' -y hem voor een verdocht sujet.
(Wordt yerroigd.)