IiEIDSCH
DAGBLAD, Zaterdag 12 Juni.
Anno 1909.
Gemengd Nieuws.
PERSOVERZICHT,
De liefde, die zich
niet uiten mag.
Ho. £5123.
een uiterlijk aanwensel, slechts dienend om
den toehoorder en t-oesoliouwer duidelijk te
maken, dat wij „heer" noch „weledele heer,"
doch ten minste „weledelgeboren" of mis
schien z-;lfs „hoogwelgeboren" zijn. Beleefd
heid, die uit diepere "beschaving voort
spruit, die niet met die klein-burgerlijk-Ne-
derlandsche maniertjes een ander kan won
den, omdat dit met haar wezen in strijd
zou zijn, beleefdheid dus zonder aanzien
des persoons, die voor een werkmansvrouw
evenzeer doet uitwijken als voor een hoog
welgeboren vxoawe of con (getrouwde) juf
frouw men vindt haar hior weinig In
tegendeel, over het geheel zijn wij in dien
zin niet welgemanierd.
Als wij het straatpubliek zijn gemis aan
manieren verwijten, mochten wij dit wel
eens bedenkon, mochten wij wol eens over
wegen of hot nu niet hoog tijd is, dat de
beschaafde Nederlander het elders gegeven
voorbeeld volgt en zich niet langer blijft
wijden aan al dio burgerlijke standsonder-
6cheidinkjes, die den buitenlander ten slotte
datgene zoo bijzonder duidelijk maken, wat
de weledelgeboren Nederlanders juist zoo
graag .zouden verbergen: hun afstamming
van esn kranig, maar eenvoudig, ruw, boersch
volkjo van visschors en schippers.
Het „B at. Nbi." deelt liet vol
gende mede:
Van do zes schepelingen die bij de ont
ploffing op do Groningen" gewond wer
den, zijn er in het stadsverband twee over
leden.
Vorder verzocht men aan bovengenoemd
blad mee te deelen, dat het niet kapitein
Jansen van de Babalan was dio hot vuur
bluschte, maar dat dc eerste machinist V.
J. Sody en de tweede stuurman Rcifferfc
rich aan boord van het geheel vorlaton,
brandende liolitorschip begaven om het vuur
te dooven. Eerst later kwamou do water
schout Kop, de loods De Boer eu de kapi
tein Jansen aan boord.
De „Matin" meldt, dat in don
nacht van 7 op 8 dezer te Vandoouvro ze
ven én te Lazon zes telefoonlijnen zijn door
gesneden. Beide gomoenfcen liggen in do
buurt van Nancy.
Op de spoorlijn ParijsLyonMiddel-
landöche Zee is tusselen Livron on Loriol
aan telegraafdraden en soindraden ge
knoeid. Gelukkig zijn er geen ongelukken
gebeurd. Trouwens, daar schijnt oen man
aan het werk te zijn geweest, die niet op
de hoogte van het vak was. Dc gendarmes
te Villeneuvc-sur-Yonno hobben twee kerels
gevat, die men er van verdenkt, in een ver
nieling van telegraaflijnen te Joigny de
hand te hobben gehad.
Eulenburg heeft bevel ont
vangen naar Berlijn te komen. Hij is reeds
pp reis, waarbij hij onder streng politietoe
zicht staat.
De kassier van het arsenaal te
Tarente (Italië) is spoorloos verdwenen,
nadat hij een half millioen lire had ver
duisterd. Hij maakte gebruik van de gele
genheid, dat op een feestdag alle bureaux
waren gesloten, om met zijn gezin en een
bediende ongemerkt aan boord te gaan van
een in de haven liggende boob en is daar
mede vermoedelijk naar het veilige Kor-
foe verfcroikken.
Zaterdag op en de dc raad van
het gTaafschap Merthyr in Wales hot park
van het kasteel Cyfarthfa voor het publiek.
Sedert rijn er planten en heesters uitge
rukt, koperen kranen gestolen, gereedschap
en kleeren van tuinlieden in don rijver ge
gooid en heeft men getracht de sluizen van
den vijver te openen. In het kasteel rijn ka
mers geplunderd, tot ;.olfs van het dak heeft
men lood gestolen.
T Bags vSrd, in D en omar ken,
is de buitenplaats Aldorshrile verbrand toe-
behoorende aan mevrouw Evans, vroeger
gravin Sponneck-Major. In den brand zijn
teloor gegaan: effecten ter waarde van
800,000 kronen, en ander geldswaardig pa
pier, verzamelingen schilderijen, porsolein,
kristal en andere kostbaarheden, gobelins.
In de kelders lag er voor 20,000 wijn. De
heele huizing© is in de asch gelegd.
Zoover als totnog toekan wor
den uitgemaakt bedraagt de nalatenschap
van Charles Morrison dezer dngen in Enge
land overleden, ongeveer 80 millioen gulden.
In zake de bedrieger ij en en
omkooperijen in de intondantuur te Mos
kou, verneemt de correspondent van liet
„Berl. Tageblatt" te Petersburg, dat MO
personen, waaronder 8 excellenties, zijn-
aangeklaagd. Senator Garin beval al deze
heeren onmiddellijk te ontslaan. De gono-
roal-intendant, generaal Poljakow, verzocht
echter, daarvan voorloopig te willen af
zien, daar hij anders zonder ambtenaren
zou zitten.
Bij den direct .;r van do le-erfabrieken
van Alafusow heeft recd3 een onderzoek
plaats gehad. Men vond een ganschen stapel
postbcwijzen, kant en klaar geadresseerd
aan hooggeplaatste officieren. Intenebm-
tuurposten werden niet onder de 10,000 roe
bel verkocht, ofschoon het jaartraktement
vaak slechts 2000 roebel bedraagt. Daar do
beklaagden hun zaak als verloren beschou
wen, verklikken zij elkaar om het hardst.
Kruitmagazijn ontploft.
Volgons een bijzonder telegram uit Weeuen
aan de „ICöln. Ztg. zijn hij do ontploffing
van het kruitmagazijn a an Podgorze, bij
Krakau, 5C0 man ongeveer gewond.
Circa 70 ernstig gewonden liggen in het
gasthuis
Geen enkele ruit is liccl gebleven 0 kilo
meters in den omtrek.
In het geheel is een kruit- en patronen-
voorraad ter waarde van 1 millioen in dé
lucht gevlogen.
Tijdens poefnemingen met de
telephonic zonder draad to Toulon heeft do
kruiser „Condé" een bericht van een af
stand van 166 K.M. ontvangen.
Vorongeluktosc hepen. Vol
gons Bureau Yeritas zijn in de maand April
verongelukt 'ril- en stoomschepen,
als
Zei I schep eu3 l .litschc, 8 Amer., 17 En-
gelsche, 2 Deenscho, 7 Fransche, 4 Italiaan-
Rche, 2 Nederlandsche, 9 Noorschc. li
Zweedsohc, 1 Argentijn ach.
Stoomschepen2 Duitecho, i Amerikaan?
ache, 1G Engelaóhe, 3 Fransche, Japance-
8che', 1 Zweed-.-hi Moyirajinnche. 1 Ne
derlandsche.
In deze cijfers zijn begrepen: 4 zeilsche
pen, die als vermist worden opgegeven we
gens gobrek aan tijding
Hninvlijttontoonstelling te Utrecht.
Dc zilveren medailles van H. M. de Ko
ningin, H. M, de Koningin-Moeder en Z.
K. H. Prins Hendrik werdon resp. toege
kend aam: P. Korvor, Joh. van Eusom en
G. J. Willemse, allen te Utrecht, en de
zilveren medaille van het hoofdbestuur t.ji
den Volksbond, de groote zilveren medaille
van de gemeente Utrecht en de kleine zilv.
dier gemeente, ondersoheidenlijk aan gebra,
Nieuwboer te Bunschoten, J. te Kiefte en
H. van Walsem, beiden te Utrecht.
PriuN6H Jnlinitu.
Naar uit goede bron vernomen wordt, zal
do lijfarts van H. M. de Koningin, dr.
Roessingh, zioh in verbinding stellen met
den speciaal voor kinderziekten practisee-
renden geneesheer-directeur van het kin
derziekenhuis te Utrecht, dr. Haverschmidt,
om in overleg met dezen geneesheer de be
langen te behartigen van de gezondheid
van de jonggeboren Prinses Juliana, wel
ke gezondheid in alle opzichten reden tot
tevredenheid blijft geven.
Ecu medewerker van „De Nieuwe
Courant" heeft een onderhoud gehad
jnct dr. Hendrik Muller, van zijn reizen
jn Ne d.-I n dite 's-Gravenhage terug
gekeerd.
„De Nieuwe Courant" vertelt;
Hoofdzakelijk bewoog rich het gesprek
om Ned.-Indie, dat hij, met uitzondering
ran N.-Guinea, Timor en van een groot
deel van Borneo, geheel bezocht. Hy
«preekt met groot enthusiasme over zijn
tochten in Indië, van waar hij aangename
pn goede indrukken heeft medegenomen
Als cr zoo over Indië gesproken wordt,
dan wordt ai spoedig het verwijt geüoord,
dat het in A t j e h zoo lang duurt en dat het
jdAAr altijd zoo onrustig is. Maar heeft
niet elk land, dat over zulke uitgestrekt
heden gezag voert, zijn „Atjeh?"
In Burma (Britsch-Indië) is de toestand
pog zoo, dat men daar heel wat strenger
maatregelen moet nemen dan in Atjeh.
£oodra ddar iemand ia verzet komt, wordt
zijn geheele familie verbannen, opdat zij
hem nope het hoofd in den schoot te leg-
;en.-
Zoodra da Ar in een streek iets gaande
is, wordt er een bezetting gelegd, en de
kosten 'daarvan moeten geheel door de
bewoners dier streek betaald worden.
In Indo-China zijn van Fransche zijde
Jelkens expedities noodig en nauw een jaar
Js het geleden, dat inlandschc soldaten
te Tonkin trachtten een opstand in het
je ven te roepen.
In. Korea spreekl dc pers eiken dag van
pnlusten en overvallen.
Een paar dagen vóór dat dr. M. op de
Philippijnen kwam, was er een detache
ment blanke troepen uitgemoord.
Op de terugreis door Siberië kwamen
gewapende kozakken met geladen geweren,
pm den trein tegen overvallen te bewaken.
En wat beteekent daarbij het verzet van
benige kwaadwilligen in Atjeh, dat wij met
piet meer dan 6000 man troepen in be
dwang houden?
'Dr. Muller trok door geheel Sumatra,
jran Oleh-leh naar Palcmbang.
Zeker een mooie tocht, maar het mooi-
Ite daarvan was, dat hy van af Langsar
üien kon maken zonder eenige bedekking,
füleen vergezeld van zijn bediende en het
personeel, dat hij Ihier en daar huurde
voor het transport, cn nergens werd hij
jastig gevallen. In den tijd van het verzet
tegen de invoering van de nieuwe belas
ting op de Westkust kon hij op deze wijze
geheel Sumatra doorreizen. Dit is niet al
leen het geveft op Sumatra, maar, volgens
jlen heer M., ook elders in Ned.-Indië,
,waar wij nog voor kort vijandelijkheden
jondërvonden.
Toen Den Pasar (Bali) pas was geval
len, reisde hij van Boeleleng naar Den Pa
sar, dus van Noord naar Zuid midden
floor het land te paard's nachts was het
zoo donker, dat hij den gids, die eenige
passen voor hem uitging, zijn zakdoek ach-
ter op den rug bevestigde, om een wit
ylak te hebben, waarnaar hij rich kon
richten. En toch ook hier kon hij veilig
pjn gang gaan.
Déze veiligheid schryft hy toe aan het
flptreden van den gouverneur-generaal Van
Heutsz, die van Ned.-Indië Neder-
Jandsch Indië heeft weten te maken;
>vat het vroeger alleen in naam was; aan
y. H komt de eer toe door zyn krachtig
joptreden op de Buitenbezittingen dezen
paam tot een feit te hebben gemaakt.
Niet minder groot is zyn verdienste, dat
hij er naar streeft, dat de kosten van be-
jrtuur dier bezittingen door haar zelf wor-
flen gedragen en dat deze niet langer
yorden verkregen uit de. inkomsten, die
ïnen van Java trekt.
Een groote stap op den weg van ont-
Het was een van dio verliefdheid jee,
(waardoor het leven wondt verheerlijkt van
zoo ménig jongetje van veertien, vtijftien
jaren.
Hij was een teer, week kereltje, met
groote, vragende, blauwe oogen in het
emaJle, bleeke geriohtje, als twee effen
meren, en met vlasblond haar, lang en
fijn, glimmend-glad met een dikke golving
boven het hooge voorhoofd weggestreken
naar den rechterslaap. Hij had dunne,
was-kleurige handjes, mot lange, spitse
vingertjes en mooie rose nagels. Zijn klee
ren waren altijd heel netjes in orde, zijn
johoenon blinkend, rijn bolhoedje zonder
een stofje en zijn koueen. hij droeg nog
een korte broek nergens geBtopt. Ala
hij zoo, met zijn zwart-leeren boekent&soh
onder den arm en den kraag van zijn
duffeltju op, naar school stapte, was bij
het type van een sjiek, verfijnd eerste-
klas-gymnasiaet.je, een vTOUwelijk-teer jon
getje.
Zijn moeder was dood; die had hij nooit
gekend. Vaag herinnerde hij zioh zachte
liefkoozingen van goede handen en een
bleek gezicht over hem heen gebogen;
maar meer ook niet. En hij wist ook niets
,van haar. Nergens was er een portret.
Zijn vader wou nooit over haar spreken
en na haar dood was or een nieuwe kinder
juffrouw gekomen en al het overige per
soneel .ook nieuw, en waren zij in een heel
andere stad gaan wonen.
Ééns had hij, rommelend naar een paar
pennen, in een open gebleven la van pa'»
bureau een oud, vergeeld portret gevon
den met den naam van een photograaf er
wikkeling van land en volk is gedaan
door, krachtens de nieuwe contracten, de
inlandsche vorsten te verplichten een deel
van de pachtschatten en van de door de
bevolking opgebrachte belastingen te be
steden tot verbetering van den economi-
schen toestand, en zoo riet men thans van
dit geld wegen en waterleidingen aanleg
gen cn verbeteren.
In Indo-China en de Philippijnen wordt
het Ned.-Indisch bestuursbeleid hoog ge
waardeerd en bestudeerd.
Daar is, naar de meening van den heer
Muller, één ding, dat in Indië wijziging
behoeft, en dat is onze rechtsbedoeling;
deze is te formeel, zóó formeel, dat de in.
lander -van ons recht dikwijls niets be
grijpt niet alleen, maar dat het voor de
daartoe- geroepen ambtenaren moeilijk
wordt behoorlijk politie en justitie te hand
haven. Men moet begrijpen, dat in een
land als Indië met zyn 45 A 50 millioen
bewoners en een zeer beperkt aantal amb
tenaren, waaronder vele niet-juristen, die
recht moeten spreken, de eisch niet kan
worden gesteld, zich altijd aan allerhande
vormen te houden en dat afwijking of
verzuim van die vormen kan leiden tot
vernietiging van vonnissen, die èn wegens
dc bewezen feiten èn naar het oordeel der
bevolking, volkomen rechtvaardig zijn.
In Britsch-Indië is de rechtsbedoeling,
juist omdat men daar minder die vormen
ziet, vlugger, eenvoudiger en beter.
Doch pverigens heeft de heer Muller
groote waardeering voor hetgeen hy in In
dië zag, dc ambtenaren van het bimien-
landsch bestuur vervullen er him taak met
toewijding. Bij allen staat in de eerste
plaats voor het behartigen van de belan
gen der inlandsche bevolking. En zy ver
vullen dien plicht met alle kracht en alle
energie, die in hen is, niettegenstaande ve
len hunner, vooral zij, die kinderen in Euro-
pa hebben, gebukt gaan onder groote gel
delijke zorgen; het wordt dan ook hoog
tijd, dat in de finanoieele positie van de
oudere controleurs verbetering wordt ge
bracht.
In het tot dusver op Java gevolgd re-
geeringsbeleid wijst de lieer Muller op
twee groote verdienstenlo. dat de Regee
ring er voorheeft gezorgd, dat het grond
bezit in handen bleef der inlanders; 2o.
dat het haar gelukt jaar in jaar uit te
zorgen, dat het der ontzaglijk wassende,
dichte bevolking van dit eiland niet Aan
voedsel ontbreekt.
Dit laatste waardeert men te meer, als
men kennis heeft gemaakt, met de hon-
gersnooden in Britsch-Indië, waar de be
delarij, als een pest, zulk een ontzaglijke
uitbreiding heeft aangenomen.
Zijn ingenomenheid met Indië gaf de
heer M. terug in deze woorden: „Als men
Nederland grootsch wil zien, ga men tot
Rembrandt en naar Ned.-Indië.
De „Prov. Drontsche on Asser
Courant" bevat eon artikel over Manie
ren, waarin wij het volgende lezen:
Het is een nationale ziekte, de geringe
dunk, dien de Nederlander van zichzelf en
van zijn eigen land heeft. De uitdrukkingen:
„dat is alleen ook maar weer in Neder
land mogelijk, dat is nu weer net iets voor
zoo'n akelig klein landje", liggen in veler
mond bestorven. „Iets groots en goeds, kom
daar eens om in ons landl"
Nu vindt jnen in andere landen natuur
lijk wel equivalenten voor deze uitdrukkin
gen. Ook daar zijn natuurlijk veel mensclien,
die hun eigen land niet objectief kunnen
zien; die ,een Zondagschen kijk hebben op
het buitonland; die al het goeds, wat zij
in verschillendo landen hebben gevonden, bij
eengaren en dat dan triomfantelijk tegenover
het niet-goede in eigen land zetten. Maar
tegenover dezo slechte gewoonte, het gevolg
van een onvoldoend gevoel voor perspectief,
vindt men in het buitenland veelal in een
sterk ontwikkeld nationaliteitsgevoel een te-
genwioht, dat als zoodanig in Nederland lang
niet zooveel beteekent.
Uit een hygiënisch oogpunt zou het dus
wellicht het verstandigst zijn den Neder
lander maar niet meer met nieuwe gebrekon
aan .bpord te komen, doch hem slechts op
te monteren met het vele voortreffelijke, dat
hom onderscheidt van de inwoners van andere
landen.
Als wij voor heden toch die hygiënische
overweging op zij zetten, is het, omdat wij
dezer dagen opnieuw onder den indruk zijn
gekomen van do slechte manieren en het
wonderlijke standsgevosl, die in ons vader
land zooveel slechts en kleins op hun reke
ning hebben.
De wonderlijke voornaamdoenerij en def
tigheid cenerzijds, anderzijds het gemis aan
.werkelijke welgemanierdheid, aan die beloefd-
heid en urbaniteit, die een doel van ons
zelf is en ons dus tegenover iedereen ons
zelf, dat is even beleefd, doet zijn, dat zijn
wel nationale ondeugden, die ten ontzent
heel veel pnaaD^cnaams on onbillijks, heel
veel op niets berustende, scherpe tegenstel
lingen on vijandelijkheden op haar reheniug
hebben.
Wij werden er onlangs aan herinnerd, toen
eenige Duitscliera oen Hollander uit hot ge
zelschap tegen een kellnor hoorden spreken.
„Je, je", zeide een dei- vreemdelingen, een
zeer ontwikkelds Duitsche regeeringsambte-
naar. „Wat klinkt dat vreemd I Is dat uw
gewon; aanspraak?"
„Noen. Tegan iemand, dien wij' niet ken
nen, zeggen wij „u". Doch als die iemand
oen pet op heeft of een ondergeschikte be
trekking bekleedt, dan zijn er niet weinige
beschaafde Nederlanders, die aan hun gevoel
van „tot hooger stand te behooren" uiting
meen on te moeten geven door „je" te zeggen."
„Mijn hemel, dat is het oud-Duitsch „cr".
Neen, dat doen wij niet me6r, tenzij
Onze Duitsche gast was te beschaafd, om
den .zin te voleindigen. Doch men behoefde
niet te raden wat hij bedoelde. Een of ander
ongelikte boer uit het allerplatste platteland
van Pruisen zal wellicht een dergelijke onbe
leefdheid uitspreken, maar overigens behoort
dio „vcrncderingsuitdrukking" in Duitsch-
land tot de geschiedenis. En dan die weer
te vinden in dit kleine land, in een volk,
dat trotsch en terecht trotsch gaat
op zijn oude beschaving 1
De Duitscher was verbaasd. En evenzeer
verbaasd zou elke Franschman, elke En-
gelschman of Amerikaan zijn, wanneer hij
hoerde, dat wij een heel systeem van taal
vormen hebben, waarmee wij dengenc, met
wien wij spreken, kunnen laten voelen, dat
wij ons voornamer rekenen dan hij, ook zelfs
wanneer wij hem niet kennen. Wij kunnen
tegen oen getrouwde vrouw „mevrouw" zeg
gen, maar ook „juffrouw" en „vrouw", al
naarmate wij haar hoofdelijken omslag toxee-
ren. Wij gebruiken het mooie woord „vriend",
om iemand te doen gevoelen, dat zijn plaats
aan 's levens disch niet die is van ons of
van onze vrienden.
Nu hebben wij van dat alles niet het mo
nopolie. Gelijksoortige verschijnselen merkt
men in met hot onze vergelijkbare landen
op. Doch zien wij wel, dan ia dit systeem
van vernedering van den aangesprokene ner
gens zoo uitgewerkt als bij ons en wordt
het ^ldcrs meer bij minder beschaafden
en dan met een tikje vertrouwelijkheid
gevonden tusschen menschen, die elkaar ken
nen. Op het land zal men wel ovoral der
gelijke half vertrouwelijke, half vernederende
uitdrukkingen vinden. Doch overgeplant in
het moderne stadsleven, dat het vertrouwe
lijke wegneemt en alleen het vernederende laat
bestaan, vooral wannoer aansprekor en aan
gesprokene elkaar niet uit dagelijkschen om-
gang kennen, zal het wel nergens zoo erg
zijn als in ons land.
Nu is hiervan wel een verklaring to vin
den. Fijngemanierd is do Hollander over
het ge hooi zeker niet. Beleefdheid is veelal
twee en in de vaagheid, welke het waas
van zijn droomen gaf aan rijn denken,
waren zij voor hom één en onafsohoidelijk,
en bad hij dikwijls, hoewel hij nooit bidden
had geleerd en ook niet wist, dat dit nu
bidden was, vóór rijn dood nog eons haar
te rien, haar kus, haar liefde te ont
vangen.
j Want dat hij naot lang te loven had,
dat wist hij wel.
Als hij na zóó'n avond dan op zijn ka
mer lag en in zijn bed den slaap maar niet
kon vinden, dan was zijn zielsverrukking,
rijn heilig-purc verecring voor het meisje
aan de piano zóó sterk, dat hij bij het al
maar denken aan haar, weer hoorde,
accoord voor aocoord, heur gansche spel,
en dat liet hem was of er zweefde in de
kamer een soort van hemelsohen geur,
zooals er wel hangt in een kerk, waar wie
rook is gezwaaid.
Toen werd hij ziek; en wat hij altijd had
voelen aankomen, gebeurde: hij ging ster
ven. Zijn al te sterk zenuwleven, de schok
kende opschroeving, welke zijn zioltje haf
doorgemaakt die laatste weken, niet zaoht
geleid door een moeder, 7. ij u moeder,
om wio hij zoo innig bad doch geïrriteerd
en in tegenstand geprikkeld loer dc dom-
hoid van de kinderjuffrouw, kwam in rijn
ziekte tot een uitbarsting.
Hij ijlde. En weer verwarde hij hot
meisje aan de piano met haar, die hem
eenmaal het leven geschonken had, wan
neer hij in de donker-gemaakte kamer de
ijskompressen sloeg uit de handen van dc
juffrouw, rijn vader wegstiot, ameekend,
huilend smeekend om het meisje.
En toen, terwijl hij reeds half onttogen
was aan de aarde, gebeurde hem het al-
tijd-geloofde, het hooge wonder. Hij werd
wakker uit een korten slaap vol onrustige
droomen, en hij mg eu hij hoorde hij
wist zeker, dat hij zag en hoorde wat
hem eerst onmogelijk scheen. Als zijn Ka
mer niet om hem heen gestaan had, met
méér licht nu, en zijn vader bij de deur,
en als hij niet in rijn eigen bed had gelo
gen, zou hij gedacht hebben, dat dit het
ontwakon in den hemel was.
Over hem heen gebogen stond het meis
je; heb meisje, wier spel hem had riek ge
maakt. Haar gericht was nog bleekor dan
anders en zij schreido krampachtig en
kuste hem.
Toen ging zijn vader zwijgend uit do
kamer. En in do stilte, die volgde op het
geruiechloos sluiten van do deur, hielden
do tranen van de vrouw op cn terwijl rij
hem nog eens kuste, klonk baar zachte
stem
„Mijn Lieveling, mijn lieveling I Heb ik
je dan eindelijk weer; nu pas, nu ik je
dadelijk weer moet vorliozon I Frits, zog j©
nierte togen je moedertje?"
Hij sprak niet. En na een poos ging zij
voort, harder cn harder nu weer snik
kend
„Maar je zal niet dood gaan, nietwaar?
Je zal boter worden en 'eindelijk heelemaal
van mij rijnO, Frite, zeg toch, dat je bij
je moedertje zal blijven I"
Toen kon zij niet verder sproken van
krampachtig gesnik. Zij zonk voor zijrt
bed op de knieën, heb gezicht 6tuttend ia
de eene hand, terwijl zij de andere legda
op rijn voorhoofd.
Het jongetje sprak niet.
De extase was werkelijkheid geworden.
Wijd-open staarden in verrukkingsverba-
zing rijn blauwe, vragende, groote oogea
er naar. In het smalle, bleeke gezichtje
waren ze nu twee stukjes van den atraleo-
den voorjaarshemel.
Zoo ging hij voor immer slapen.
op uit die andere stad, waar hij geboren
was. Toen had het door hem heen geschokt,
waarom wist hij niet dat dit zijn
moeder moest rijn. Het was de beeltenis
van oen erg jonge, ziekelijk magere vrouw,
met alleen heel mooie, groote, bange
oogen. Er was geen eeno reden, waarom
hij zou golooven, dat dit nu dat witte ge
richt was, hetwelk hij rich vaag herinner
de uit zijn allereerste jaren van bewust
heid. Maar toen' zijn vader was binnenge
komen ©n hem gezien had met dat vergeel
de portretje, wae deze woeat geworden.
Hij had hem nog nooit zoo gezien. Als een
krankzinnige had hij het hem, zonder een
woord te spreken, gerukt uit de kinder
handen, dat het bijna scheurde, on toen
was hij neergevallen in den armstoel voor
het bureau, had lang stil er naar ritten
kijken, vergetend, dat zijn zoontje, te
bang om weg te loop én achter hem
stond, en toen, toen was hij begonnen te
huilen. Hij maakte Frits bang. Met rijn
groote, verschrikte oogen was het ventje
op zijn vader toegetreden en schuchter had
het rijn kleinen arm gelegd om rijn nek.
Maar de ander had hem ruw afgeschud,
het portret weer in de la werpend, die hij
sloot met zijn sleutelbos, en hem schor
bevolen naar zijn kamer te gaan.
Dat was het eenige, hetwelk Frits had
kunnen te weten komen van zijn moeder.
Het was nu een paar jaar geleden. Hij
woonde met zijn vader in een heel groot
huis op een van de eerste standen. Zijn
vader werkte veed, overdag, en was ook
dikwijls langen tijd uit de stad. En daar
Frits vlug was op school en rijn huiswerk
altijd in een oogenblik af had, was in de
vele uren van eenzaamheid of van norsch
stil zitten tegenover de juffrouw, aan wie
hij het land had, gegroeid in zijn verlaten
jongenen eitje die hooge verrukking, die
als een mivere liefde was, verreind en
verpuurd door rijn jeugd en door zijn na
tuur van dwepertje, en die nu zijn gansche
klcino leven, uur aan uur, heerlijk vulde.
Het was voor een meisje, reeds niet zoo
heel jong meer en van burgerfamilie. Niet
bijzonder van uiterlijk; wat zwakjes, wat
bleek en wat treurig; heel deerniswekkend
eigenlijk. Maar hij vond haar aanbiddelijk
mood en rij bracht aan het trillen de. diep
ste snaren van rijn ziel, omdat rij hem
vaag deed donken aan het vergeeld por-
tretj e.
In het begin was zij alleen bij hen aan
huis gekomen als zijn vader een partij gaf,
waarop muziek gemaakt moest worden.
Dan zat zij maar aan de piano, zoo'n gau-
sohen avond lang, en speeTde werktuiglijk
walsen en polka's, quadrilles en lanciers,
met haar droevigsten glimlach om den
mond. Later was zij méér gekomenen zoo
was het thans een soort gewoonte gewor
den, dat zij een paar keer in de week m
het schemer-stille thee-uur voor hen bui
len, hem en zijn vader, kwam spelergcoD
dansmuziek nu, maar Beethoven, Schu
mann, Chopin, en ook geen menschen om
hen heen, geen stralende lusters aan. In
de donkere kamer was haar blantc gelaat
dan boven het zwarte kleed, dat streng
eenvoudig steeds haar lichaam omhuld©,
een zacht-liohtende troost, zóó kalm en zóó
rust-belovend, en haar smalle vingers gle
den over de blanke toetsen als droomden
zij niaar wat.
In die uren was de extaso in het weoke-
lijke jongetje ontbloeid. Onbewust was hij
teer muzikaal en onder het zachte ruischen
van de mooie melodieën, zat hij dan, met
oogen, welke straalden van tranen en van
zaligheid, te denken aan zijn moeder en
aan het mooio meisje daar voor de piano.
Want in de gelijkheid rijncr liefde voor die