IiEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 12 Juni. Anno 1909. Gemengd Nieuws. PERSOVERZICHT, De liefde, die zich niet uiten mag. Ho. £5123. een uiterlijk aanwensel, slechts dienend om den toehoorder en t-oesoliouwer duidelijk te maken, dat wij „heer" noch „weledele heer," doch ten minste „weledelgeboren" of mis schien z-;lfs „hoogwelgeboren" zijn. Beleefd heid, die uit diepere "beschaving voort spruit, die niet met die klein-burgerlijk-Ne- derlandsche maniertjes een ander kan won den, omdat dit met haar wezen in strijd zou zijn, beleefdheid dus zonder aanzien des persoons, die voor een werkmansvrouw evenzeer doet uitwijken als voor een hoog welgeboren vxoawe of con (getrouwde) juf frouw men vindt haar hior weinig In tegendeel, over het geheel zijn wij in dien zin niet welgemanierd. Als wij het straatpubliek zijn gemis aan manieren verwijten, mochten wij dit wel eens bedenkon, mochten wij wol eens over wegen of hot nu niet hoog tijd is, dat de beschaafde Nederlander het elders gegeven voorbeeld volgt en zich niet langer blijft wijden aan al dio burgerlijke standsonder- 6cheidinkjes, die den buitenlander ten slotte datgene zoo bijzonder duidelijk maken, wat de weledelgeboren Nederlanders juist zoo graag .zouden verbergen: hun afstamming van esn kranig, maar eenvoudig, ruw, boersch volkjo van visschors en schippers. Het „B at. Nbi." deelt liet vol gende mede: Van do zes schepelingen die bij de ont ploffing op do Groningen" gewond wer den, zijn er in het stadsverband twee over leden. Vorder verzocht men aan bovengenoemd blad mee te deelen, dat het niet kapitein Jansen van de Babalan was dio hot vuur bluschte, maar dat dc eerste machinist V. J. Sody en de tweede stuurman Rcifferfc rich aan boord van het geheel vorlaton, brandende liolitorschip begaven om het vuur te dooven. Eerst later kwamou do water schout Kop, de loods De Boer eu de kapi tein Jansen aan boord. De „Matin" meldt, dat in don nacht van 7 op 8 dezer te Vandoouvro ze ven én te Lazon zes telefoonlijnen zijn door gesneden. Beide gomoenfcen liggen in do buurt van Nancy. Op de spoorlijn ParijsLyonMiddel- landöche Zee is tusselen Livron on Loriol aan telegraafdraden en soindraden ge knoeid. Gelukkig zijn er geen ongelukken gebeurd. Trouwens, daar schijnt oen man aan het werk te zijn geweest, die niet op de hoogte van het vak was. Dc gendarmes te Villeneuvc-sur-Yonno hobben twee kerels gevat, die men er van verdenkt, in een ver nieling van telegraaflijnen te Joigny de hand te hobben gehad. Eulenburg heeft bevel ont vangen naar Berlijn te komen. Hij is reeds pp reis, waarbij hij onder streng politietoe zicht staat. De kassier van het arsenaal te Tarente (Italië) is spoorloos verdwenen, nadat hij een half millioen lire had ver duisterd. Hij maakte gebruik van de gele genheid, dat op een feestdag alle bureaux waren gesloten, om met zijn gezin en een bediende ongemerkt aan boord te gaan van een in de haven liggende boob en is daar mede vermoedelijk naar het veilige Kor- foe verfcroikken. Zaterdag op en de dc raad van het gTaafschap Merthyr in Wales hot park van het kasteel Cyfarthfa voor het publiek. Sedert rijn er planten en heesters uitge rukt, koperen kranen gestolen, gereedschap en kleeren van tuinlieden in don rijver ge gooid en heeft men getracht de sluizen van den vijver te openen. In het kasteel rijn ka mers geplunderd, tot ;.olfs van het dak heeft men lood gestolen. T Bags vSrd, in D en omar ken, is de buitenplaats Aldorshrile verbrand toe- behoorende aan mevrouw Evans, vroeger gravin Sponneck-Major. In den brand zijn teloor gegaan: effecten ter waarde van 800,000 kronen, en ander geldswaardig pa pier, verzamelingen schilderijen, porsolein, kristal en andere kostbaarheden, gobelins. In de kelders lag er voor 20,000 wijn. De heele huizing© is in de asch gelegd. Zoover als totnog toekan wor den uitgemaakt bedraagt de nalatenschap van Charles Morrison dezer dngen in Enge land overleden, ongeveer 80 millioen gulden. In zake de bedrieger ij en en omkooperijen in de intondantuur te Mos kou, verneemt de correspondent van liet „Berl. Tageblatt" te Petersburg, dat MO personen, waaronder 8 excellenties, zijn- aangeklaagd. Senator Garin beval al deze heeren onmiddellijk te ontslaan. De gono- roal-intendant, generaal Poljakow, verzocht echter, daarvan voorloopig te willen af zien, daar hij anders zonder ambtenaren zou zitten. Bij den direct .;r van do le-erfabrieken van Alafusow heeft recd3 een onderzoek plaats gehad. Men vond een ganschen stapel postbcwijzen, kant en klaar geadresseerd aan hooggeplaatste officieren. Intenebm- tuurposten werden niet onder de 10,000 roe bel verkocht, ofschoon het jaartraktement vaak slechts 2000 roebel bedraagt. Daar do beklaagden hun zaak als verloren beschou wen, verklikken zij elkaar om het hardst. Kruitmagazijn ontploft. Volgons een bijzonder telegram uit Weeuen aan de „ICöln. Ztg. zijn hij do ontploffing van het kruitmagazijn a an Podgorze, bij Krakau, 5C0 man ongeveer gewond. Circa 70 ernstig gewonden liggen in het gasthuis Geen enkele ruit is liccl gebleven 0 kilo meters in den omtrek. In het geheel is een kruit- en patronen- voorraad ter waarde van 1 millioen in dé lucht gevlogen. Tijdens poefnemingen met de telephonic zonder draad to Toulon heeft do kruiser „Condé" een bericht van een af stand van 166 K.M. ontvangen. Vorongeluktosc hepen. Vol gons Bureau Yeritas zijn in de maand April verongelukt 'ril- en stoomschepen, als Zei I schep eu3 l .litschc, 8 Amer., 17 En- gelsche, 2 Deenscho, 7 Fransche, 4 Italiaan- Rche, 2 Nederlandsche, 9 Noorschc. li Zweedsohc, 1 Argentijn ach. Stoomschepen2 Duitecho, i Amerikaan? ache, 1G Engelaóhe, 3 Fransche, Japance- 8che', 1 Zweed-.-hi Moyirajinnche. 1 Ne derlandsche. In deze cijfers zijn begrepen: 4 zeilsche pen, die als vermist worden opgegeven we gens gobrek aan tijding Hninvlijttontoonstelling te Utrecht. Dc zilveren medailles van H. M. de Ko ningin, H. M, de Koningin-Moeder en Z. K. H. Prins Hendrik werdon resp. toege kend aam: P. Korvor, Joh. van Eusom en G. J. Willemse, allen te Utrecht, en de zilveren medaille van het hoofdbestuur t.ji den Volksbond, de groote zilveren medaille van de gemeente Utrecht en de kleine zilv. dier gemeente, ondersoheidenlijk aan gebra, Nieuwboer te Bunschoten, J. te Kiefte en H. van Walsem, beiden te Utrecht. PriuN6H Jnlinitu. Naar uit goede bron vernomen wordt, zal do lijfarts van H. M. de Koningin, dr. Roessingh, zioh in verbinding stellen met den speciaal voor kinderziekten practisee- renden geneesheer-directeur van het kin derziekenhuis te Utrecht, dr. Haverschmidt, om in overleg met dezen geneesheer de be langen te behartigen van de gezondheid van de jonggeboren Prinses Juliana, wel ke gezondheid in alle opzichten reden tot tevredenheid blijft geven. Ecu medewerker van „De Nieuwe Courant" heeft een onderhoud gehad jnct dr. Hendrik Muller, van zijn reizen jn Ne d.-I n dite 's-Gravenhage terug gekeerd. „De Nieuwe Courant" vertelt; Hoofdzakelijk bewoog rich het gesprek om Ned.-Indie, dat hij, met uitzondering ran N.-Guinea, Timor en van een groot deel van Borneo, geheel bezocht. Hy «preekt met groot enthusiasme over zijn tochten in Indië, van waar hij aangename pn goede indrukken heeft medegenomen Als cr zoo over Indië gesproken wordt, dan wordt ai spoedig het verwijt geüoord, dat het in A t j e h zoo lang duurt en dat het jdAAr altijd zoo onrustig is. Maar heeft niet elk land, dat over zulke uitgestrekt heden gezag voert, zijn „Atjeh?" In Burma (Britsch-Indië) is de toestand pog zoo, dat men daar heel wat strenger maatregelen moet nemen dan in Atjeh. £oodra ddar iemand ia verzet komt, wordt zijn geheele familie verbannen, opdat zij hem nope het hoofd in den schoot te leg- ;en.- Zoodra da Ar in een streek iets gaande is, wordt er een bezetting gelegd, en de kosten 'daarvan moeten geheel door de bewoners dier streek betaald worden. In Indo-China zijn van Fransche zijde Jelkens expedities noodig en nauw een jaar Js het geleden, dat inlandschc soldaten te Tonkin trachtten een opstand in het je ven te roepen. In. Korea spreekl dc pers eiken dag van pnlusten en overvallen. Een paar dagen vóór dat dr. M. op de Philippijnen kwam, was er een detache ment blanke troepen uitgemoord. Op de terugreis door Siberië kwamen gewapende kozakken met geladen geweren, pm den trein tegen overvallen te bewaken. En wat beteekent daarbij het verzet van benige kwaadwilligen in Atjeh, dat wij met piet meer dan 6000 man troepen in be dwang houden? 'Dr. Muller trok door geheel Sumatra, jran Oleh-leh naar Palcmbang. Zeker een mooie tocht, maar het mooi- Ite daarvan was, dat hy van af Langsar üien kon maken zonder eenige bedekking, füleen vergezeld van zijn bediende en het personeel, dat hij Ihier en daar huurde voor het transport, cn nergens werd hij jastig gevallen. In den tijd van het verzet tegen de invoering van de nieuwe belas ting op de Westkust kon hij op deze wijze geheel Sumatra doorreizen. Dit is niet al leen het geveft op Sumatra, maar, volgens jlen heer M., ook elders in Ned.-Indië, ,waar wij nog voor kort vijandelijkheden jondërvonden. Toen Den Pasar (Bali) pas was geval len, reisde hij van Boeleleng naar Den Pa sar, dus van Noord naar Zuid midden floor het land te paard's nachts was het zoo donker, dat hij den gids, die eenige passen voor hem uitging, zijn zakdoek ach- ter op den rug bevestigde, om een wit ylak te hebben, waarnaar hij rich kon richten. En toch ook hier kon hij veilig pjn gang gaan. Déze veiligheid schryft hy toe aan het flptreden van den gouverneur-generaal Van Heutsz, die van Ned.-Indië Neder- Jandsch Indië heeft weten te maken; >vat het vroeger alleen in naam was; aan y. H komt de eer toe door zyn krachtig joptreden op de Buitenbezittingen dezen paam tot een feit te hebben gemaakt. Niet minder groot is zyn verdienste, dat hij er naar streeft, dat de kosten van be- jrtuur dier bezittingen door haar zelf wor- flen gedragen en dat deze niet langer yorden verkregen uit de. inkomsten, die ïnen van Java trekt. Een groote stap op den weg van ont- Het was een van dio verliefdheid jee, (waardoor het leven wondt verheerlijkt van zoo ménig jongetje van veertien, vtijftien jaren. Hij was een teer, week kereltje, met groote, vragende, blauwe oogen in het emaJle, bleeke geriohtje, als twee effen meren, en met vlasblond haar, lang en fijn, glimmend-glad met een dikke golving boven het hooge voorhoofd weggestreken naar den rechterslaap. Hij had dunne, was-kleurige handjes, mot lange, spitse vingertjes en mooie rose nagels. Zijn klee ren waren altijd heel netjes in orde, zijn johoenon blinkend, rijn bolhoedje zonder een stofje en zijn koueen. hij droeg nog een korte broek nergens geBtopt. Ala hij zoo, met zijn zwart-leeren boekent&soh onder den arm en den kraag van zijn duffeltju op, naar school stapte, was bij het type van een sjiek, verfijnd eerste- klas-gymnasiaet.je, een vTOUwelijk-teer jon getje. Zijn moeder was dood; die had hij nooit gekend. Vaag herinnerde hij zioh zachte liefkoozingen van goede handen en een bleek gezicht over hem heen gebogen; maar meer ook niet. En hij wist ook niets ,van haar. Nergens was er een portret. Zijn vader wou nooit over haar spreken en na haar dood was or een nieuwe kinder juffrouw gekomen en al het overige per soneel .ook nieuw, en waren zij in een heel andere stad gaan wonen. Ééns had hij, rommelend naar een paar pennen, in een open gebleven la van pa'» bureau een oud, vergeeld portret gevon den met den naam van een photograaf er wikkeling van land en volk is gedaan door, krachtens de nieuwe contracten, de inlandsche vorsten te verplichten een deel van de pachtschatten en van de door de bevolking opgebrachte belastingen te be steden tot verbetering van den economi- schen toestand, en zoo riet men thans van dit geld wegen en waterleidingen aanleg gen cn verbeteren. In Indo-China en de Philippijnen wordt het Ned.-Indisch bestuursbeleid hoog ge waardeerd en bestudeerd. Daar is, naar de meening van den heer Muller, één ding, dat in Indië wijziging behoeft, en dat is onze rechtsbedoeling; deze is te formeel, zóó formeel, dat de in. lander -van ons recht dikwijls niets be grijpt niet alleen, maar dat het voor de daartoe- geroepen ambtenaren moeilijk wordt behoorlijk politie en justitie te hand haven. Men moet begrijpen, dat in een land als Indië met zyn 45 A 50 millioen bewoners en een zeer beperkt aantal amb tenaren, waaronder vele niet-juristen, die recht moeten spreken, de eisch niet kan worden gesteld, zich altijd aan allerhande vormen te houden en dat afwijking of verzuim van die vormen kan leiden tot vernietiging van vonnissen, die èn wegens dc bewezen feiten èn naar het oordeel der bevolking, volkomen rechtvaardig zijn. In Britsch-Indië is de rechtsbedoeling, juist omdat men daar minder die vormen ziet, vlugger, eenvoudiger en beter. Doch pverigens heeft de heer Muller groote waardeering voor hetgeen hy in In dië zag, dc ambtenaren van het bimien- landsch bestuur vervullen er him taak met toewijding. Bij allen staat in de eerste plaats voor het behartigen van de belan gen der inlandsche bevolking. En zy ver vullen dien plicht met alle kracht en alle energie, die in hen is, niettegenstaande ve len hunner, vooral zij, die kinderen in Euro- pa hebben, gebukt gaan onder groote gel delijke zorgen; het wordt dan ook hoog tijd, dat in de finanoieele positie van de oudere controleurs verbetering wordt ge bracht. In het tot dusver op Java gevolgd re- geeringsbeleid wijst de lieer Muller op twee groote verdienstenlo. dat de Regee ring er voorheeft gezorgd, dat het grond bezit in handen bleef der inlanders; 2o. dat het haar gelukt jaar in jaar uit te zorgen, dat het der ontzaglijk wassende, dichte bevolking van dit eiland niet Aan voedsel ontbreekt. Dit laatste waardeert men te meer, als men kennis heeft gemaakt, met de hon- gersnooden in Britsch-Indië, waar de be delarij, als een pest, zulk een ontzaglijke uitbreiding heeft aangenomen. Zijn ingenomenheid met Indië gaf de heer M. terug in deze woorden: „Als men Nederland grootsch wil zien, ga men tot Rembrandt en naar Ned.-Indië. De „Prov. Drontsche on Asser Courant" bevat eon artikel over Manie ren, waarin wij het volgende lezen: Het is een nationale ziekte, de geringe dunk, dien de Nederlander van zichzelf en van zijn eigen land heeft. De uitdrukkingen: „dat is alleen ook maar weer in Neder land mogelijk, dat is nu weer net iets voor zoo'n akelig klein landje", liggen in veler mond bestorven. „Iets groots en goeds, kom daar eens om in ons landl" Nu vindt jnen in andere landen natuur lijk wel equivalenten voor deze uitdrukkin gen. Ook daar zijn natuurlijk veel mensclien, die hun eigen land niet objectief kunnen zien; die ,een Zondagschen kijk hebben op het buitonland; die al het goeds, wat zij in verschillendo landen hebben gevonden, bij eengaren en dat dan triomfantelijk tegenover het niet-goede in eigen land zetten. Maar tegenover dezo slechte gewoonte, het gevolg van een onvoldoend gevoel voor perspectief, vindt men in het buitenland veelal in een sterk ontwikkeld nationaliteitsgevoel een te- genwioht, dat als zoodanig in Nederland lang niet zooveel beteekent. Uit een hygiënisch oogpunt zou het dus wellicht het verstandigst zijn den Neder lander maar niet meer met nieuwe gebrekon aan .bpord te komen, doch hem slechts op te monteren met het vele voortreffelijke, dat hom onderscheidt van de inwoners van andere landen. Als wij voor heden toch die hygiënische overweging op zij zetten, is het, omdat wij dezer dagen opnieuw onder den indruk zijn gekomen van do slechte manieren en het wonderlijke standsgevosl, die in ons vader land zooveel slechts en kleins op hun reke ning hebben. De wonderlijke voornaamdoenerij en def tigheid cenerzijds, anderzijds het gemis aan .werkelijke welgemanierdheid, aan die beloefd- heid en urbaniteit, die een doel van ons zelf is en ons dus tegenover iedereen ons zelf, dat is even beleefd, doet zijn, dat zijn wel nationale ondeugden, die ten ontzent heel veel pnaaD^cnaams on onbillijks, heel veel op niets berustende, scherpe tegenstel lingen on vijandelijkheden op haar reheniug hebben. Wij werden er onlangs aan herinnerd, toen eenige Duitscliera oen Hollander uit hot ge zelschap tegen een kellnor hoorden spreken. „Je, je", zeide een dei- vreemdelingen, een zeer ontwikkelds Duitsche regeeringsambte- naar. „Wat klinkt dat vreemd I Is dat uw gewon; aanspraak?" „Noen. Tegan iemand, dien wij' niet ken nen, zeggen wij „u". Doch als die iemand oen pet op heeft of een ondergeschikte be trekking bekleedt, dan zijn er niet weinige beschaafde Nederlanders, die aan hun gevoel van „tot hooger stand te behooren" uiting meen on te moeten geven door „je" te zeggen." „Mijn hemel, dat is het oud-Duitsch „cr". Neen, dat doen wij niet me6r, tenzij Onze Duitsche gast was te beschaafd, om den .zin te voleindigen. Doch men behoefde niet te raden wat hij bedoelde. Een of ander ongelikte boer uit het allerplatste platteland van Pruisen zal wellicht een dergelijke onbe leefdheid uitspreken, maar overigens behoort dio „vcrncderingsuitdrukking" in Duitsch- land tot de geschiedenis. En dan die weer te vinden in dit kleine land, in een volk, dat trotsch en terecht trotsch gaat op zijn oude beschaving 1 De Duitscher was verbaasd. En evenzeer verbaasd zou elke Franschman, elke En- gelschman of Amerikaan zijn, wanneer hij hoerde, dat wij een heel systeem van taal vormen hebben, waarmee wij dengenc, met wien wij spreken, kunnen laten voelen, dat wij ons voornamer rekenen dan hij, ook zelfs wanneer wij hem niet kennen. Wij kunnen tegen oen getrouwde vrouw „mevrouw" zeg gen, maar ook „juffrouw" en „vrouw", al naarmate wij haar hoofdelijken omslag toxee- ren. Wij gebruiken het mooie woord „vriend", om iemand te doen gevoelen, dat zijn plaats aan 's levens disch niet die is van ons of van onze vrienden. Nu hebben wij van dat alles niet het mo nopolie. Gelijksoortige verschijnselen merkt men in met hot onze vergelijkbare landen op. Doch zien wij wel, dan ia dit systeem van vernedering van den aangesprokene ner gens zoo uitgewerkt als bij ons en wordt het ^ldcrs meer bij minder beschaafden en dan met een tikje vertrouwelijkheid gevonden tusschen menschen, die elkaar ken nen. Op het land zal men wel ovoral der gelijke half vertrouwelijke, half vernederende uitdrukkingen vinden. Doch overgeplant in het moderne stadsleven, dat het vertrouwe lijke wegneemt en alleen het vernederende laat bestaan, vooral wannoer aansprekor en aan gesprokene elkaar niet uit dagelijkschen om- gang kennen, zal het wel nergens zoo erg zijn als in ons land. Nu is hiervan wel een verklaring to vin den. Fijngemanierd is do Hollander over het ge hooi zeker niet. Beleefdheid is veelal twee en in de vaagheid, welke het waas van zijn droomen gaf aan rijn denken, waren zij voor hom één en onafsohoidelijk, en bad hij dikwijls, hoewel hij nooit bidden had geleerd en ook niet wist, dat dit nu bidden was, vóór rijn dood nog eons haar te rien, haar kus, haar liefde te ont vangen. j Want dat hij naot lang te loven had, dat wist hij wel. Als hij na zóó'n avond dan op zijn ka mer lag en in zijn bed den slaap maar niet kon vinden, dan was zijn zielsverrukking, rijn heilig-purc verecring voor het meisje aan de piano zóó sterk, dat hij bij het al maar denken aan haar, weer hoorde, accoord voor aocoord, heur gansche spel, en dat liet hem was of er zweefde in de kamer een soort van hemelsohen geur, zooals er wel hangt in een kerk, waar wie rook is gezwaaid. Toen werd hij ziek; en wat hij altijd had voelen aankomen, gebeurde: hij ging ster ven. Zijn al te sterk zenuwleven, de schok kende opschroeving, welke zijn zioltje haf doorgemaakt die laatste weken, niet zaoht geleid door een moeder, 7. ij u moeder, om wio hij zoo innig bad doch geïrriteerd en in tegenstand geprikkeld loer dc dom- hoid van de kinderjuffrouw, kwam in rijn ziekte tot een uitbarsting. Hij ijlde. En weer verwarde hij hot meisje aan de piano met haar, die hem eenmaal het leven geschonken had, wan neer hij in de donker-gemaakte kamer de ijskompressen sloeg uit de handen van dc juffrouw, rijn vader wegstiot, ameekend, huilend smeekend om het meisje. En toen, terwijl hij reeds half onttogen was aan de aarde, gebeurde hem het al- tijd-geloofde, het hooge wonder. Hij werd wakker uit een korten slaap vol onrustige droomen, en hij mg eu hij hoorde hij wist zeker, dat hij zag en hoorde wat hem eerst onmogelijk scheen. Als zijn Ka mer niet om hem heen gestaan had, met méér licht nu, en zijn vader bij de deur, en als hij niet in rijn eigen bed had gelo gen, zou hij gedacht hebben, dat dit het ontwakon in den hemel was. Over hem heen gebogen stond het meis je; heb meisje, wier spel hem had riek ge maakt. Haar gericht was nog bleekor dan anders en zij schreido krampachtig en kuste hem. Toen ging zijn vader zwijgend uit do kamer. En in do stilte, die volgde op het geruiechloos sluiten van do deur, hielden do tranen van de vrouw op cn terwijl rij hem nog eens kuste, klonk baar zachte stem „Mijn Lieveling, mijn lieveling I Heb ik je dan eindelijk weer; nu pas, nu ik je dadelijk weer moet vorliozon I Frits, zog j© nierte togen je moedertje?" Hij sprak niet. En na een poos ging zij voort, harder cn harder nu weer snik kend „Maar je zal niet dood gaan, nietwaar? Je zal boter worden en 'eindelijk heelemaal van mij rijnO, Frite, zeg toch, dat je bij je moedertje zal blijven I" Toen kon zij niet verder sproken van krampachtig gesnik. Zij zonk voor zijrt bed op de knieën, heb gezicht 6tuttend ia de eene hand, terwijl zij de andere legda op rijn voorhoofd. Het jongetje sprak niet. De extase was werkelijkheid geworden. Wijd-open staarden in verrukkingsverba- zing rijn blauwe, vragende, groote oogea er naar. In het smalle, bleeke gezichtje waren ze nu twee stukjes van den atraleo- den voorjaarshemel. Zoo ging hij voor immer slapen. op uit die andere stad, waar hij geboren was. Toen had het door hem heen geschokt, waarom wist hij niet dat dit zijn moeder moest rijn. Het was de beeltenis van oen erg jonge, ziekelijk magere vrouw, met alleen heel mooie, groote, bange oogen. Er was geen eeno reden, waarom hij zou golooven, dat dit nu dat witte ge richt was, hetwelk hij rich vaag herinner de uit zijn allereerste jaren van bewust heid. Maar toen' zijn vader was binnenge komen ©n hem gezien had met dat vergeel de portretje, wae deze woeat geworden. Hij had hem nog nooit zoo gezien. Als een krankzinnige had hij het hem, zonder een woord te spreken, gerukt uit de kinder handen, dat het bijna scheurde, on toen was hij neergevallen in den armstoel voor het bureau, had lang stil er naar ritten kijken, vergetend, dat zijn zoontje, te bang om weg te loop én achter hem stond, en toen, toen was hij begonnen te huilen. Hij maakte Frits bang. Met rijn groote, verschrikte oogen was het ventje op zijn vader toegetreden en schuchter had het rijn kleinen arm gelegd om rijn nek. Maar de ander had hem ruw afgeschud, het portret weer in de la werpend, die hij sloot met zijn sleutelbos, en hem schor bevolen naar zijn kamer te gaan. Dat was het eenige, hetwelk Frits had kunnen te weten komen van zijn moeder. Het was nu een paar jaar geleden. Hij woonde met zijn vader in een heel groot huis op een van de eerste standen. Zijn vader werkte veed, overdag, en was ook dikwijls langen tijd uit de stad. En daar Frits vlug was op school en rijn huiswerk altijd in een oogenblik af had, was in de vele uren van eenzaamheid of van norsch stil zitten tegenover de juffrouw, aan wie hij het land had, gegroeid in zijn verlaten jongenen eitje die hooge verrukking, die als een mivere liefde was, verreind en verpuurd door rijn jeugd en door zijn na tuur van dwepertje, en die nu zijn gansche klcino leven, uur aan uur, heerlijk vulde. Het was voor een meisje, reeds niet zoo heel jong meer en van burgerfamilie. Niet bijzonder van uiterlijk; wat zwakjes, wat bleek en wat treurig; heel deerniswekkend eigenlijk. Maar hij vond haar aanbiddelijk mood en rij bracht aan het trillen de. diep ste snaren van rijn ziel, omdat rij hem vaag deed donken aan het vergeeld por- tretj e. In het begin was zij alleen bij hen aan huis gekomen als zijn vader een partij gaf, waarop muziek gemaakt moest worden. Dan zat zij maar aan de piano, zoo'n gau- sohen avond lang, en speeTde werktuiglijk walsen en polka's, quadrilles en lanciers, met haar droevigsten glimlach om den mond. Later was zij méér gekomenen zoo was het thans een soort gewoonte gewor den, dat zij een paar keer in de week m het schemer-stille thee-uur voor hen bui len, hem en zijn vader, kwam spelergcoD dansmuziek nu, maar Beethoven, Schu mann, Chopin, en ook geen menschen om hen heen, geen stralende lusters aan. In de donkere kamer was haar blantc gelaat dan boven het zwarte kleed, dat streng eenvoudig steeds haar lichaam omhuld©, een zacht-liohtende troost, zóó kalm en zóó rust-belovend, en haar smalle vingers gle den over de blanke toetsen als droomden zij niaar wat. In die uren was de extaso in het weoke- lijke jongetje ontbloeid. Onbewust was hij teer muzikaal en onder het zachte ruischen van de mooie melodieën, zat hij dan, met oogen, welke straalden van tranen en van zaligheid, te denken aan zijn moeder en aan het mooio meisje daar voor de piano. Want in de gelijkheid rijncr liefde voor die

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 9