VOOR DEJEUGD ÊIDSCH DAGBIAD Nieuwe Raadsels. Boede oplossingen ontvangen van: Woensdag: 9 Juni. I vSfflW él M.llll li ll I 11 .4' Anno 1909. EEN BOEK IN EEN PARAPLÜIE. Van een kleinen jongen, die met een soldaat uit wandelen ging. waj na U een vorst rullen krijgen <fie geen nwwmnht maar een duivel is. Daarom bid £k dat gij in bet leven moogt bHjvem.^ Denis dacht een oogenblik na en nedtte toen tob zajü officier: „Geef Praxina rcfct de schatkist twee talcntem. wild©, dat al mijn onderdanen mij baatten op die manier. Inge®. door Pb. vt, d. Drift L Zoek uit cfken zin een word, dot' sa men een spreekwoord vormt Vele mensahen waren op het plein bij een. Om seven uren moeten de kleintjes naar bed, zoi vader. Die jongens maken een gat ia den grond» Daar is een knikker Ïq het water geval len. Een dor koningen van Frankrijk is Ka vel de Gcoofce. Beginletter is V.. Inge®. door „De twee Kersen." H Wrjn geheel is een plaats in Nederland to bestaat uit 8 letters. 6 2 7 6 k een lichaamsdeel. 3 4 3 8 wordt veel op een hoed gedra gen. 6 7 2 8 is een kleverige vloeistof. 1 7 7 6 is een volks stam. 6 4 7 3 ie een ontkennend woord. Ingoz. door L. en W. v. d. Reydeo. IIL „Mijn goheel is een plaats in één der westelijke provinciën van one land. 12, 1, 5, 7 is een rivier, ly 3 is een viscli. M, 11, 12 is betzelfde als dijk. 12, 8, 8, is een water. 3, 11, 3, 9, 10 hebben alleen mannen. 10, 11, 4, vindt men tneschon bergen. 6, 6, is aan een wogen. Eogoz. door Johan Tioroif. IV. Neem uit eik der zinnen een woord en maak daarvan een bekend spreekwoord Werp den bal niet te ver Piet Maak geen vergeefsche moeite, Anna Die oude hoer is nog kras. Deze schoenen rijn mij te klein. Wilt ge dien of dezen weg, Marie T Zoj rijn ons een heel eind voorgeloopeo. Go moet niet zoo brutaal rijn, Karei. Deze nieuwe wagen is zeer mooi. Q$ heb* uw rok gescheurd, Oata Beginletter is W. Inge®, door M. Neuteboom. V. Wat ia de beteekonis van onderstaande Bebost N 8 W 8' Oplossingen der Baadsels. Banknoot II. Melkklem. III. Petfood. ÏV Naald V. Verstond. Johanna en Maria v. Hooidonk, E. en EL Koreman, Oato Haasolbach, „De twee kersen", Hendrik Kriek, Plana en Lode wijk den Holder, Johan Tierolf, „Waterlelie", „Reseda", „De Hollander", Izak Piket, Ja cobus Piket, Lena en Willem v. d. Heijden, Frapcana de Vrind, „Juliana", „Do Transvaler", Abraham van Rosmalen, „Mistletoe", „De Duifjes", J. Ohxistioan- bó, Maria Oudshoam, Marönus Opten- dreee, „Lentebode", Frans v. Hoeken OEL v. Wijk, „De twee Vriendinnetjes"Arie Schipper, ^BmmnTy ^Angtelier", P. 3* Ooffrie Jr~, Ohristiaom Paatrw, P. en B. ft Daalen, Anton Hoogeveetn, „Jan Steen", Jon mi Willem Stokhnizen, Pieter Jasper- se, Izak Siere, Cornelia Harsman, R. EL Schipper, Piet de Haan, „Aronskelk", Mina en Dina Meershoek, „Hercules", Hendrik Maesaar, Annie de FEolnse, 0. H Janssen, Henri en Rudolf Romaneeko, ,„Fa- bian", Nieuweling", Nico v. d Keur, Arie Faas, „De Goudsbloem", „KnikTje-roer-me- niet", Pieter en Catrina Schaft Willy en Oato Vink, Froderik Karremon. Andries Eradus, David Ondshoorn, „Het Bloemen meisje", Johan en Marie Sutherland, Dina Spoymon, Helena Krügerr, allen te Lei den. „Rozekoop»", Jen en Oor de Groot, te (Le idlerdorp. „TT1 pin maar Dapper", „De twee Dap peren", teOegstgeest Pieter Oostenrijk, teRijnsbUrg. „Theeroos", te Wassenaar. M. en R. de Ruyier, te V oo r s o h a te n. Aartje Parlevüefc, te Zoetevw oud e* De prijccn vielen ten deel aan „Anje- Rer" en „KruSdje-roer-me-niet", beiden te Leiden. Correspondentie. „Anjelier*. Wat prettig voor je, dat je nu den geheelen dog gekleed kunt rijn en met mooi weer buiten kunt zitten- Met de Pinksterdagen, heb je het natuurlijk prachtig getroffen, doch Juni is weer met koud weer begonnen, zoodat men warem pel nog bost een warmen mantel kan velen. In dank ontving ik je bijdrage. „Mist 1 et o eT. De briefjes moeten uiterEjk des Maandagsmorgens vóór IS uren aan ons bureau bezorgd zijn. Ik be grijp bost, dat je nu flink moet leeren en je bost doen om vóór de grooto vacanlie tot een hoogere klasse bevorderd te wor den. Het is altijd naar om te blijven zitten, want daarmee gaat een geheel levensjaar verloren. Ik moet je doen opmerken, dat het a-^ri ééne zijde beschrijven van je pa pier slechts geldt voor nieuwe bijdragen en niet voor de briefjes. Lena en Willem v. 'd. Reyden. Potloodbriefjes zijn alleen geoorloofd voor kinderen, die riek zijn en voor hen, die op school nog niet met inkt, schrijven. „JD o twee Kers© rr". Met genoegen vernam ik dat jullie van den Engelschman een mooie prentkaart hebt ontvangen. Het is zeker iets bijzondere in je verzameling, ie het niet? Franoina de Vrind. Ja meisje, raadsels en anekdoten mogen uit boeken en tijdschriften worden overgenomen. „H et Bloemenmeisje". Jammer, dat je nichtje reeds was aangegeven toen de naam der Prinses bekend werd. „K ruidje-roe r-m e-n i et". Je ver zuim, neem je volstrekt niet kwalijk, omdat je altijd zoo trouw inzendt. Ik be grijp beet, dat je geen gelegenheid hadt om te schrijven, toen er familie kwam. Johan Tierolf. Zoo vriend, ben je te Scheveningen geweest? Jammer, dat je er Woensdag niet waart, den 2d en Juni, toen vierde Sdheveningen feest te* eerre van de Prinses en de Scheveningers hadder." het genoegen H M de Koningin in hun tmdden te zien, die Hoogstdervelver tevre- denheid te kennen gaf over de origineel© versiering van bet viascheredorp. Den 5den Juni is, zooals je weef, de Prin ses gedoopt. Bij (Be gelegenheid ben naar Den Haag geweest en heb er aBes van ge zien. De Koningin, die gonsch onder den> indruk van de plechtigheid scheen te zijn*! do vreemde vorsten en vorstinnen en einde*. Ejk de prachtige gouden koets door zeaj paarden getrokken, met ons geliefd Prinr, aesje. Bet kleine kindje in de prachtige kan ten jurk, in do armen van de grootmeester ree, die gekleed woe in licht blauw satijn, dat allee geleek veel op een mooi sprookje. Het geheel was zóó prachtig, zóó vorstelijk, dat men een oogenblik meende te drao men. Alléén bet gejuich der mensohenmassa herinnerde aan de werkelijkheid, en ollea zou volmaakt geweest zijn als een Hef oranjezonnetje niet aan al die pracht den grootsten labter onthouden had. Het was een sombere, grijze wolkenlucht en koud in de natuur, zoo dat de gouden koet» van binnen kunstmatig verwarmd werd, daar* door waren de ramen van de koets aanhou dend beslagen, zoodat men de Prinses slechts als door een sluier kon zien. Doch later, toen de Koninklijke Familie in het Paleis was teruggekeerd, was de Koningin' zoo vriendelijk het kindeke voor een dei ■venstere te vertoonen aan haar dankbaar volk. Ik en velen met mij, hebben het toen duidelijk gezien, en allerliefst was het toeü de Koningin het kindje met hef kleine handje een wuivende beweging liet maken. Je riet, dat jullie vriendin goed haar oogen den kost gaf, om het jullie dee te beter te kunnen vertellen. Annie de I*E o I u s e. Welzoo meisje, ben je rat logeoren geweeet? En waarheen, als ik vragon mag? Je moet me eens iets van je uitstapjes vertellen, zooals ik het jul lie altijd doe. „H er e u 1 e s". Ik begrijp wel, dat je in verband met de avondlessen niet altijd even veel beschikbaren tijd hebt voor het oplos sen enz., doch ik wil mij met weinig tevre den stollen, vriendje. Wees zoo goed, er in het vervolg aan te denken je briefjes, behalve met je schuilnaam, ook met je wa ren naam te and erteek enen. Mina en Dina Meershoek. Wel zoo meisjes, hadden jnlli'a het zoo druk met de kleertjes van het nieuwe poppenkind)? En rijn ze goed uitgevallen? „A r o n s k e 1 k". Je hebt gelijk, als je beweert, dat het prettiger is om in den zomer jarig te zijn dan 's winters. Bij een verjaardag bebooren bloemetjes en die zijn des wintere héél duur. Oornelie Horsman. Als je groot-, ouders dicht bij het Brasemermeer wonen, kan ik me voorstellen, dat je naar harte lust hebt kunnen varen. Ga je er met de groote vacanfcie ook logeoren? tyJ a n Stee n". Het is heel aardig van je moeder, dat zij je zoo dikwijle een prent kaart voor mij geeft, maar ook zonder dat, noem ik j© gaarne een van mijn trouw ste raadsel vriendjes. Welk een prettig vooruitricht voor je, om in de a.s. vacantio een week in A te gaan doorbrengen. Zal je moeder je daarheen vergezellen? Vriende lijk dtuik voor je bloemengmoek J. Ohristiaanse. Vriendelijk dank voor de aardSge prentkaart, die ik van je cotving. Met genoegen vernam ik je inge nomenheid met bet gewonnen prijsje. nJaliss o" Vind je het vervolgver haal zoo bijzonder mooi? Nu, dat doet me pleirier em tot je geruststelling kan ik je mededeel an, dat het vooreerst nog niet uit is. „K leïn maar Dappe r." Zoo vriendje, ben jij zcx/n liefhebber van wan delen? Nu ik houd er ook wel van en zie met op tegen een wandeling van drie uren, mitB het nie* al te warmis. JohannaParlevlïet. Zoo meiBje, ben je ongesteld geweest? Het speet me, culkB te vernemen. Wat scheelde er aan! Vriendelijke groetjes. MARIE AMK2S5L. *®wTS)'5» i •f* Ik zal je eens iefce vertellen van toen ik nog een kind was, een meisje van een jaar of negen. Man was bet er algemeen over eens, dat het een ongeluk was, dat ik had leeren lezen, want ik kon nu geen boek onder mijn oogen krijgen, of ik ver slond het letterlijk. En het hielp niets, of ze do boeken al zooveel mogelijk voor mij wegstopten, want alles was van mijn gading, zelfs diotaonnaares en keukenboeken waren niet veilig voor mij. Ik werd er bleek en mager van, had 'dikwijle verschrikkelijke hoofdpijnen ja, zag or ellendig uit, in één woord Steeds Btrengor werd alle lectuur buiten mijn bereik gehouden, maar altijd weer zon ik op een middeltje, om toch nog iets te be machtigen. En op een goeden dag, vond ik in een oude rommelkast een vergeten boek, mot een geheel onbekenden titel. De eerste de beste zitplaats was mij welkom en ik vleide mij neer op een ouden zak. Toch voelde mij niet heelemaal op mijn gemak, want daar vlak bij was de studeerkamer van mijn vader, enkel een deur scheidde ons en het was mij onmogelijk te ontvluch ten, zonder over die kamer te moeten gaan. En toch zou ik voor niets ter wereld mijn scliat verloren hebben, want het zag er allergezelligst uit, heelemaal niet als zoo'n geleerd boek, maar het leek een echt leuk verhaal, met veel samenspraken en korte hoofdstukken. Ik keelf eens rond eu jawel, daar zag ik uitkomst, daar in dea hoek stond een oude paTapluie, die mijn vriendinnetje en ik wel eens gebruikten, als wij „groot© dames'' verbeelden Ik stopt© mijn bock nu tusschen do versleten zijde van cBt cmde product, waarvan de ba leinen boleefd uit elkaar weken, zeker ,om plaat» te maken! Ik dacht zoo bij mij nel f „Papa weet natuurlijk wel, dat wij die oude parapluie af en toe gebruiken bij het spelen en dus zal het hem mets verwon deren, dat ik die ben komen balen." Met het onschuldigste gezicht van de wereld kwam ik dus met de parapluie on der mijn arm binnen en was al bijna door de andere deur de kamer weer nifc, toon mijn vader mij met onderzoekenden Wik aanzag en vroeg: „Wat doe je daar met die parapluie? Het regent toch niet?" „We gaan er mee spelen," jokte ik. Maar of vader het nu hoorde aan den toon van mijn stem of zag aan de uitdrukking van mijn gezicht, hij zei: „Laat eens zien, even." Nu was ik verloren, natuurlijk. Vader nam het boek, legde het op cafel, zooder een woord te zeggen, maar ik zag, dat ik er hem erg veel verdriet mee had gedaan. Eindelijk zei hij: „Je bent ongehoorzaam geweest, Marie. En niet alleen, dat je weer hebt willen lezen, terwijl bef je verboden was: hef ergst© is nog, dat je mij hebt trachten te bedriegsn, dat is voel lecLjlter. En daar moet ik je voor straffen natuurlijk. Zet nu eerst die parapluie op hoor plaats en ga dan naar bed." Nooit van mijn leven heb ik zoo'n verdriet gehad van mijn ongehoor zaamheid als toen, want kort daarna ver loor ik mijn lieven vader en het is mij toen altajd een gloeiend verwijt gebleven, de droefheid, die ik hem op het laatst van zijn leven nog bezorgd heb. Daarom waarschuw ik si mijn kleine vrienden en vriendinnen, bedenk toch hoe gauw je ouders of zij, die jë lief zijn, je ontnomen kunnen worden en hoe ontzet tend je berouw kan rijn, als je je be wust bent van veel leed, dót je hun had kunnen besparen, maar dat dan nooit meer goed te maken is, noodt. Bobby Leer was oen grappige, kleine jon gen. Na zijn vader en zijn moeder hield hij het meest van zijn tinnen soldaatjes. Op zyn zevenden verjaardag had hij van rijn oom speelgoed-kanonnen en tentjes voorrijn soldaten gekregen en Bobby wist nuoen prachtig legerkamp saam te stellen. Een sol daat stond vooral bijzonder bij hem in de gunst, en Bobby noemde hem, "kolonel Licht, oog. Die was altijd de aanvoerder in den strijd en Bobby was gewoon, tegen hem te praten, net als togen een mensch. Op een avond kon onze kleine vent maar niet in slaap komen. Juist doezelde hij zoo even in, toen hij een geregeld gestamp em getrap pel hoorde, dat al nader em nader kwam. Bobby ging recht overeind zitten in bed, en bij het heldere maanlicht, zag hij daar zijn kleinen vriend kolonel Lichtoog. „Hallo!" riep Bobby. „Leef jij echt?" „Hoe leuk I" antwoordde de kolonel, met rijn scherp krakend stemmetje, alle speelgoed leeft 's nachts. Wo hebben wat een pret in je kinderkamer. Maar weet je wal Bobby, dat je eigenlijk heelemaal niets weet van het soldatenleven in het kamp. Mijn mannen vin den het erg vervelend, al die fouten, die je begaat, als je met oma speelt. Je kunt er natuurlijk niets aan doen, maar ik weet, dat er hier dicht bij een brigade aan het kampveren is, wil je daar eens mee naar toe?" „Maar kam dót dan?" „0, wij speel goed hebben een toovermacht, daar kinderen zoo geen begrip van hebben," zei kolonel Liohtoog, trotsch. „Vertrouw maar op mij. Trek iets warms aan em kom dam bij het raam," Dit deed Bobby en tot zijn verbaring zag hij, dat het raam wijd open stond, toen hij er bij kwam. „Doe nu je oogen dicht, en neem mijn hand," zei de kolonel, terwijl hij zijn koud tinnen stompje tusschen Bobby's warme vin gers duwde. Ze zweefden nu samen door de lucht en in een oogenblik waren ze bij het militaire kamp. Onmiddellijk kwam er oen gewichtig uitziend man op hen af en die riep: „Wie daar?" Bobby zag zijn glim mend geweer en greep om de veiligheid dem kolonel bij dem arm. JHoud je maar kalm", toef (üa, de schildwacht, zie je-?" „Een vriend," j woordde hij verder. „Ga door viend," zei de schildwacht toen en Bobby en de ko* VwaI traden het kamp binnen „Waar zijn de soldaten nu Y' vroeg Bobby omdat hij niemand zag. „Stil, ze slapen nog," antwoord de de kolonel, Jrijk maar eens hierin."') Bobby gluurde nas* binnen en was een en al verbazing dat px nog zeven man lagen in zoo'n tentje. „Kleeden se zich niet uit?"- vroeg Bcbby. „Dat moet toch erg ongemak* kcljjk zijn." De kolond Lachte: „Daar rijn ze gauw genoeg aam gewond," antwoordde hij. JEen soldaat moet tegen allerlei lpst en ongemak kunnen, dat maakt hem juist krach tig en ferm." Daar klonken op eens de scherpe en heldere tonen van een horen. „Wat dat?" vroeg Bobby weer. „Dat heet de re veille"verklaarde de kolonel, „del wil zog- j gen: sta op". Kijk maar, de mannen komen allen uit hun tentjes," en Bobby zag met verbazing paar hot grooto aantal soldaten, 'dot ineens hot kamp vulde. JZe zullen Jiet nn erg druk Hebben, tot laan bot ontbijt," vertelde de kolanel ver der. „Ze gaan nu oarst in zee baden en in diëto tusaohemtjjd zullen wij eens naar 't kwartier van de officieren ga**L „Hier is het mooi," zoi Bobby." „Ja, dé officieren hebben het beter, maar zij dragein ook de verantwoordelijkheid, vergeet dat niet Dit; hier is hun eetzaal em hij voerde Bobby in een grooto kamer, met allemaal lange tafels, die met bloemen versierd waren. Nu zullen wjj nog eens oen kijkje in do keuken gaan nemen," zed de kolonel. Hij nam Bobby mee naar een .anderen hoek1 van het kamp, waar oen grooto vierkante kachel stond. Rons ach ti go ketels stonden daar i te vuur em oen der mannen hield hot toe- j richt op dit kookgerei. Bobby en rijn vriend wandelden nog wat buiten, tot het ontbijt afgeloopon was. Do kleine jongen zag, hoe, ordolijk alles in zijn werk ging en besloot zijn eigen soldaten voortaam ook beter to dressoeren. Toen stolden de manschappen zich in het gelid, terwijl de offioieren te paard, heen en weer reden, om de comman do's te geven. „Wat gaan ze doen?" vroeg Bobby gretig. „Ze gaan naar dien heuvel," zei de ko lonel. „Daar zullen ze ©en spiegelgevecht houden. Kom, laten we eens meemarchecren." Pom, pom, pomsloegen de trommen. „Roe toe-toe klonken de horens snelle mar ach t Weg trokken de soldaten en Bobby en de kolonel er achter aam. Toen ze op de plaats van hun bestemming waren aangekomen, zag Bobby, dat de mannen zich in twee par tijen verdeelden, de eon© stelde de vijand voor on toen begon het gevecht, in vollen ernst. Bobby vond het wel wat grieselig, maar toch gebeurde er in werkelijkheid niets ergs en toen ze weer in het kamp kwamen klonk er een luid signaal, dat beduidde, dut het etenstijd was. Bobby stond Verstomd van de lading vleeech, die in blikjes uit gedeeld werd en de groote hoeveelheden gemberbier die "hem deden watertanden. Hier na ging de tijd gauw genoeg voorbij, wamt 's avonds waren de soldaten vrij dam moch ten ze doen wat ze wilden: wandelen, spelen in .de openlucht of wat dam ook, totdat het signaal voer bedtijd klank en toen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 11