Houtskool, de dood voor alle vergif. Parasols en Paraplu's. dan de vroeger® krotten, maar dunr en onvoldoende zijn. To Liverpool beeft men bij bet afbreken der krotten van gemeentewege direct wo ningen voor de allerarmsten doen bouwen op dezelfde plaats, en het succes van de zen woningbouw blijkt daaruit, dat de sterfte tot de helft, do strafwetovertre dingen tot één vierde zijn teruggebracht in dezelfde wijk met dezelfde bewoners. Hoe groot deze winst ook moge zijn, de kosten, waarmee ze bereikt wordt, zijn te hoog, zei spr. Men kan beter bouwen aan de grenzen defr gemeente; dat is véél goed- koopor. Men krijgt de bewoners van een krottenwijk tooh bijna niet in diezelfde wijk aoodra ze verbouwd is, omdat die mensohan in den tijd, voor het bouwen noodig, een andere woning moeten opzoe ken. Bovendien is het onjuist gebleken, dat de arbeiders wonen in wijken, didhi bij hun werk. Bij de oplossing van 'htei woningvraag stuk is gebleken, dat ook voor commensa len een onderkomen gezocht behoorde te Worden. Daarvoor heeft men in Engeland, na lang aarzelen, volkslogementen ge bouwd, waar de arbeiders voor minimale prijzen logies en verschillende maaltijden Krijgen. Die inrichtingen zijn schitterend en bedruipen zichzelf geheeL Ook behandelde de heer Faber de twee de oplossing van het woningvraagstuk, het bouwen van modeldorpen, »An de grenzen der steden, en van tuinsteden. Bij de be- ;fekhtiging van wat op dat gebied in Enge land is tot stand gekomen, was voor spr. allereerst de lage prijs een openbaring. Door het honden van tentoonstellingen voor goede, goedkoop® woningen (niet meer dón IS per hectare, buiten de we gen) heeft men een zeer goed type van Woningen weten te vinden. Bij die ten- boonstellingen werd vastgesteld, dat de gemeente het reoht zon hebben van de tentoongestelde woningen 12 door den ex- poeant, tegen den door hem opgegeven prijs, te doen bouwen. Hierdoor werd doorkomen, dat de exposanten te lage prij- *en opgeven 1 Het suoces der modeldorpen Heeft aan leiding gegeven tot een proef met een tuin stad. Sprekers indrnk daarvan was niet ge heel gunstig, doch hij had van Engelsohen Hernomen, dat men algemeen uitstekende resultaten van de tuinstad verwacht, en' waar men in Engeland het woningvraag stuk reeds zooveel meer, en met zooveel meer suoces heeft behandeld en bestudeerd 'dam in Holland, past het een Hollander, tegenover dit oordeel te zwijgen. De linkerhand. Hfef h tógenGjk: niet te verklagen, waar om dje menschen niet, evenals de apen, inch met hetzelfde gemak van beide hnn handen kunnen bedienen. In den laat- fcten tijd is, met name in Duitschland, meer aandacht geschonken aan 'de vraag, of, bqj de opvoeding, aan het gebruik der linkerhand niet een grootere waarde dient tte worden toegekend. Een groot deel van Iden mechanischen arbeid, die gewoonlijk felleen met de rechterhand gedaan wordt, zou evengoed met de linkerhand verricht kunnen worden, als 'dit lichaamsdeel maar .Voldoende geoefend warezulk feen arbeids- Vterdejeling zou ongetwijfeld een aanwinst lijn voor het arbeidsvermogen in het al gemeen. Een werkman zou minder spoe dig moe worden, als hij beide handen af twisselendvoor hetzelfde werk gebruiken kon. In de Pintschë ambachtsscholen wordt jEr daarom op gelet, dat de leerlingen het zagen, schaven en timmeren evengoed toot dé linkerhand loeren als met de rech terhand, en 'den jongen mannen en vrou- twten wordt het belang derzelfde geschikt heid van bedde handen in het bijzonder in geprent. Onder 'de kunstenaars hebben ve len de ervaring, dat de linkerhand even goed is als de rechterhand, reeds lang opgedaan. Menzel, om slechts een der pieest beteckenenden te noemen, wist met bgg&p nojmopk? bel-pUdc deren. In Japan leeren ide kinderen, van den vroegs ten leeftijd af, met de rech ter- jen mot de linkerhand schrijven en teeke- nen, en aan deze omstandigheid wordt door vielen de superioriteit der Japansche kunst op zoo menig gebied toegeschreven. In de Duits che scholen moeten thans de leer lingen cirkels en andere figuren eerst met de een© en dan met de andere hand en zonder ocnig steunpunt voor den arm op het bord teekenen, om ook 'de spieren van den linkerarm in ideze richting te oefe nen. Bü het schrijven moeten in ieder geval beide handen geoefend worden, daar men anders, reeds door oen lichte verwonding van de rechterhand, tot tijdelijke, zooniet algeheele, ongeschiktheid tot werken ver oordeeld kan zijn. iWie het beproeft zal er zich over verba zén hoe spoedig hij vorderingen maakt met het gebruik der linkerhand. Als men vijf maal per dag, een maand lang, met dc linkerhand het alphabet tracht op te schrij ven, zal men in dezen tijd verrassende re sultaten bereiken. Ook vrouwen, die de naald hanteeren, zullen zich bij het gebruik ider linkerhand wel bevinden. O, ik houd van de zon.,.. O, ik houd van de fjon, van haar gouden® licht. Van het vroolijke lied, van een lachend gezicht. Van het mensoheogewoel in een feestlijke straat. Ven de kinderen, die dansen op luchtige maat O, ik gruw van de hei in dien neev'ligen nacht Van de stormen, die razen met toomloozo •kracht Van het duistere woud, met zijn somber geruisch. Van de stille geluiden in 't eenzame huis. O, Leven, wanneer gij mij goed zijt ge zind, Geef mij libht en gezang, en den lach van een kind, Geef mij 't bloemen rijk land, waar de zon over speelt, Geef mij 't suizende windje, dat koelend mij streelt... Is het zonde, in het leven vol bitterheids druk Te verlangen naar 't lioht, naar de zon van 't gelukt Naar den geur van de roos, en haar gloeiende pracht, Naar het vroolijke liedje en de blijheid, die lacht 1 Wenken voor voerlieden. Wie rijn werkbeest slaat, slaat rijn brood. Zet wat meer dan gewoonlijk vóór ©n wat minder achter uw paard; op den langen duur zult gij daarvan voordeel trekken. Hoe zwaarder kar of wagen beladen, des te meer kost het vervoer, want door een enkele, heel zware vracht verslijten paarden, wagen en tuigen meer dan drie vrachten, waarmede de beesten gemakke lijk van den weg kunnen komen. Onderhoudt de tuigen en smeert zorg vuldig de wagenaasen; wagensmeer helpt trekken. Een paard, dat twee uren gewerkt heeft, moet, al wordt het niet uitgespannen, minstens een kwartier rusten, gedrenkt en gevoed worden. Die onkosten en dat tijdverlies worden driedubbel vergoed door de langere bruikbaarheid van het paard. Naar evenredigheid van zijn grootte heeft het paard een zeer kleine maag; daarom moet het dikwijls gevoederd wor den. Niets beter dan een voederzak, mits daarin kleine luchtgaten zijn aangebracht ter plaatse van de neusgaten van het paarde Koetsiers van geneesheeren moesten im mer om de drie uren hun paard den zak aanhangen; vier, somtijdB yiji uren aange spannen te zijn zonder voedsel te krijgen, ondermijnt elk paard. Als gij brood voedert, laat hot oud- en good doorbakken, maar nooit beaohim- mold zijn. Geeft geen paard drinken nadat het ba- ver of brood heeft gegeten, want met een halven emmer water wordt een en ander uit de maag naar de darmen gedreven, voordat het dier er voedsel van heeft. Wat Amsterdam eet. .De „Hotelhouder" brengt uit de „Jaar- oijfers" over 1908, statistische mededeelin- gen van het Bureau van Statistiek der ge meente Amsterdam, enkele getallen naar voren, en wel die, welke betrekking hebben op het verbruik van eenige .voedingsmid delen. De hoofdstad des Rijks, die op 1 Jan. 1909 een bevolking had van 565,601 zielen, consumeerde in het afgeloopen jaar 39,073 vette runderen, 16,308 vette en graskalve ren, 14,319 nuchtere kalveren, 61,342 var kens, 7925 schapen en lammeren, 377 gei ten en bokken, 5609 paarden en 2 ezel». Verder verdwenen in de magen der Am sterdammers en in die der aldaar in 1908 vertoefd hebbende vreemdelingen 54,760 H.L. andijvie. 160,000 bossen aaperges, 6,020,000 stuks bieten, 9,035,000 stuks bloem kool, 60,010 H.L. boerenkool, 34,700 H.L. Brusselsche kool, 10,000 H.L. doperwten, 7,142,000 komkommers, 50,500 H.L. koolra pen, 193,137 H.L. kropsla, 27,500 H.L. peu len, 28,875 H.L. postelein, 29,000 flesschen postelein, 1,715,000 bossen prei, 371,000 bossen raapstelen, 12,608,600 stuks roode- en savoyekool, 3,180,000 bossen selderie, 48,000 H.L. snijfcoonen, 65,875 H.L. sperde- boonon, 38,537 H.L. spinazie, 37,375 H.L. tuinberonen, 233,000 H.L. uien, 725,000 stuks witte kool, 31,000 H.L. wortelen, alsmede nog 3,851,000 bossen wortelen. Verder werden opgepeuzeld 122,053 bak ken aardbeien, 14,283 manden abrikozen, 62,501 H.L. appelen, 5-10S kisten dtroenen, 97,003 manden druiven, 15,340 bokken frambozen, 29,006 stuks kantaloep, 583,065 K.G. kersen, 369,768 K.G. krieken, 12,318 mandon kruisbessen, 1360 manden morellen, 16,836 H.L. noten, 45,811 H.L. peren, 17,133 manden pruimen, 23>000 manden rood© bes sen, 16,576 mandjes tomaten, 12,433 man den witte bessen en 3650 manden zwarte bessen. Welke kapitalen deze consumptie-artike len over één jaar genomen vertegenwoor digen, kan men nagaan, als men alleen maar eens even uitrekent, welk ongeveer het bedrag is, dat aan rundvleesch wordt uitgegeven. Stel de waarde van elk ge slacht vet rund op f 200, dan komt men bij een aantal van 39,073 runderen tot de som van 7,814,600. Bij benadering zou men op deze wijze het geheele bedrag kunnen berekenen, het- wolk Amsterdam aan voedingsmiddelen uit geeft. Ï3~S. Hot ijs, dat wij tegenwoordig des corners als verfriesching gebruiken, is niet, zooals men algemeen schijnt te denken, een uit vinding van den nieuwsten tijd. Reeds meer dan 250 jaren verkwikt het op warme da gen de menschen. Ten minste in Italië ken de men het reeds onder Paus Urban VIII (1623'44). Naar Frankrijk werd het door dien Florentijner Prooopio overgebracht, die te Parij6 deze zoo geliefde koude zoe tigheid te koop aanbood. Men stond even wel in het begin van overheidsrijde ©enigs zins wantrouwend tegenover deze verfris- sobing; ten minste wordt ons uit documen ten van die dagen berioht, dat het genot van ijs sleahts gedurende de maanden Ju ni, Juli en Augustus toegestaan was. Eerst van af het midden van de achttiende eeuw gaf de overheid verlof tot den verkoop vaD het ijs gedurende het gehoede jaar* Wanneer ©en Japanner vergiftigd meent te zajn, neemt hij haastig een stukje houts kool in den mond en kauwt er flink op. Deze wijze van doen komt dagelijks voor in het Japansohe leger bij het minste ver moeden van vergiftiging en, naar bet schijnt, met bewonder en swaardi gen uitslag. Het gebruik nu van kool, hetrij van dte- renbeenderen, hetzij van planten, bijwijze van algemeen tegengif, is een uitvinding, op Franechen bodem ontsproten aan de boe ken van een Franech geneesheer; maar die, aooals heb gewoonlijk gaaJfc met goode ideeën, daar vergeten of veracht schijnt naar het spreekwoord: „Geen profeet is geëerd in zijn eigen land". In het onderhavige geval was de profeet een zekere dokter Seaheyron, eerste chi rurg in een hospitaal van Toulouse of Montpellier. Deze dokter nochtans had. heit ook niet uit eigen koker, maar ontving het als erfenis van zijn grootvader M. Tho- néris, vroeger apotheker of drogist te Salomao. Nadat deze tusschen de jaren 1829 en 1855 de Académie de médecine er verschei dene malen van in kennis had gesteld, werd er eindelijk een commissie van onder- Zoek benoemd. In tegenwoordigheid van die commissi el octen onderwierp M. Thoné- ris rich aan een aangrijpende, maar dan ook doorslaande proef; hij mengt een dosis strychnine, voldoende om een kraahtig man onmiddellijk te dooden, met een zekere hoeveelheid houtskool poeder, slikt het mengsel in en ondervindt niet de minste onaangename gevolgen. De .rAgriculteur" van December 1902 verhaalt een ander voorval, waarvan dezen keer de kleinzoon van M. Thonéris, dr. Secbeyron, zelf do held was. Op zekeren dag werden te Toulouse 15 personen van hetzclfd© huisgezin vergif tigd door kwade champignons. In allerijl wordt dr. Seohevron geroepen. Deze be handelde allen op dezelfde wijze; hij geeft hun wat houtskoolpoedcr in. Slechte oenige minuten na het gebruik van dit eenvoudig middel, is de buik- en maagkramp verdwe nen en den volgenden dag is de geheele familie weer op de been. De houtekool nu werkt niet alleen tegen champignons op zoo verblijdende wijze, neem, haar gevolgen rijn juist dezelfde bij vergiftiging door bedorven vleesch, slechte yisch of mosselen; in één woord, houtskool is de doodsvijand van alle vergif, dierlijk, plantaardig en mineraalrij werkt won derlijk bij vergiftiging door alcohol of zwa re indigestie. De houtskool is een tegengift dat bepaald verdient gekend, gewaardeerd' onder het volk verspreid te worden, opdat men het altijd en overal bij de hand hebbe. Hoe nu moet men dde kool gebruiken! Hoe fijner rij is, des te spoediger en ze kerder is haar werking, daarom wrijve men ze tot poeder. Kan men ze zoo niet bij den drogist of in een anderen winkel krijgen, loop dan naar den bakkereoven, zuiver de houtskool goed van stof en asch en vrrijf ze tot poeder, zoo fijn als meel; en het ge- neeemiddel is gereed. Dit wrijven kan lang duren, en de patiënt in tusschen al heel veel geleden hebben, ja zoo veel, dat hij niet meer te redden is. Daarom zou het nuttig zijn, dat, men in elk huisgezin een fleschje of doosje fijne houtskoolpoedor in voor raad hadmen kan immers nooit weten wat er gebeurt; een eenvoudig stuk vleesch, groenten, ja wat al niet, kan een meer of minder zware vergiftiging ten gevolge heb ben. Deze werking nn der houtekool aal nie mand verwonderen, die de opslurpende, an tiseptische, zuiverende en reduceerende eigenschappen der kool kent. Een heel een voudig voorbeeld is dit. Wanneer men rooden wijn beeft, is het lastig daar witten van te maken. Hoe zal men de roode kleur doen verdwijnen? Niets eenvoudiger dan dit. Gi©t den rooden wijn eenige keeren over beenderkool in een Iweohter, en langzamerhand begint de wijn de roode kleur tc verliezen om -eindelijk blank te worden. Uit bovengenoemde eigenschappen der kool volgt onmiddellijk, dat rij de organi sche verbindingen in de maag, bijv. dier lijke en plantaardige vergiften, oplost, zoo dot zij eenige elementen in ziah opneemt; het gevolg dier inwerking is, dat de kwade gevolgen van het vergif óf geheel achter wege blijven óf ten minste sterk verzwakt worden. In do meest ongunstige omstandig heden zal haar aanwezigheid een verzach tenden, beschermenden invloed uitoefenen, die slechts goede gevolgen hebben kan Kwade gevolgen toch kan de kool niet heb ben. Het gebruik is dus altijd zonder eenig, ook maar het minst gevaar. Deze kennis, die, hoewel reeds minstens 60 jaar oud, toch nog nooit de diensten heeft bewezen, die ze l>ewijzen kon, verdient uit de vergetelheid te worden opgewekt, en overal door geheel de wereld verspreid te worden. De gevaren van een handdruk. De verdienste, het eerst op de gevaren van het handen-geven gewezen te hebben, komt toe aan een geneesheer, die, waarover de „Gil Bias" terecht verwonderd is, met eens een Amerikqan is Bij een stevigen handdruk verplaatsen zich 80,000 microben per enkelen vierkanten centi meter huid over en weer! Maar men moet handdrukken van handdrukken onderschei den Het gevaarlijkst is de handdruk van den arts; dan volgen, zoo gaat de overvoor- richtigo medious verder door, de handdruk ken der kappers, der slagers <$n der looiers. Een rechtspersoon, ©en boer, eon grondbezitter of zelfs een rentenier kan men reeds zonder groot levensgevaar de hand reiken. Bepaald da gezondheid bevorderend moet echter in vergelijking tot al deze handen de hand van den apotheker worden aangemerkt. Parasols en paraplu's spelen in ons wis selvallig klimaat in alle jaargetijden een groot© rol. Zij zijn takken van dezelfde fa milie. De eerste zijn de lievelingen; zij hebben een schitterend verleden; de jong ste tak is oneindig veel bescheidener. Hij dankt zijn ontstaan aan de noodwendig heid en heeft nauwelijks een halve eeuw de grens tusschen nuttigheid en élóganco overschreden. De geschiedenis van deze twee tegen woordig onontbeerlijke voorwerpen van al gemeen gebruik toont aan, dat de para sols, die vroeger aan de hand van een slaaf of een kamerdienaar werden toever trouwd, tegenwoordig aanspraak kunnen maken op de eer, door de voorn aamsten des lands in persoon gedragen te worden. Het gebruik van parasols gaat tot in de verste oudheid terug. Zij werden bij Grie ken en Romeinen en alle Oostersche vol ken door mannen en vrouwen gebruikt en door slaven gedragen. De parasols der voorname dames in het Romeinache kei- Eerrijk hadden stokken van Indisch bam boe of van ivoor, met goud ingelegd, en haar dak had den vorm van een baldakijn. Antieke vazen vertoonen nog een in Arca- dië heersohend gebruik: een maagd moest tijdens de Baochus-processie een heilige parasol boven het hoofd vau het beeld van den god dragen. In China is de parasol een teefcen van voornaamheid. De positie van een waar- digheidsbekleeder kan men opmaken uit de omstandigheid, of zijn parasol twee of drie verdiepingen heeft. Een parasol met vier verdiepingen mag alleen de Keizer of zijn onmiddellijke vertegenwoordiger dra gen. Zdlke parasols worden van geolied en beschilderd papier gemaakt en met figu ren of godsdienstige zinnebeelden versierd; de rand draagt spreuken van Confucius. Het gestel is van dun, buigzaam hout en de stok van bamboes. Ifc Japan, Indië en bijna geheel Azië speelt de parasol niet alleen in het dage- lijkBch leven, maar ook hij alle openbare en godsdienstige feesten en plechtigheden een rol. Goden, fetiachen, bonzen, brabina-1 non, koningen en vorsten hebben allen prachtige parasols als baldakijnen. In de groote processie van Jaganatha, waaraan» 100,000 pelgrims deelnemen, 100pen brah manen naast den zegewagen van Vischnoo; rij dragen parasols van de rijkste stoffen, die Indië oplevert en die met paar 1 en en edele steenon versierd zijn. Bij een plech tig feest in bet koninkrijk Pegu, in Ach- ter-Indië, dragen de mooiste olifanten des koninga reusachtige parasols van stoffen in glanzende kleuren, zooals rij ook boj den durbar in Delhd te zden waren. Do lichte, bekoorlijke parasol werd in de achttiende eeuw in Frankrijk bekend, doch eerst na 1791 werd de vervaardiging volmaakt en het gebruik der parasols in de geheele wereld algemeen. In Spanje en Zuid-Amerika* vervangt de parasol den waaier. Koningin Victoria van Engeland schonk indertijd aan sultan Mahmoed als tegen- beleefdheid voor de van hem ontvangen geschenken een parasol, die 38,000 gulden kostte. Het is zeer waarschijnlijk, dat de parasol der tropische landen is vervormd tot de paraplu der koelere. In Engeland dook de paraplu voor het eerst in 1646 op. D© eerste Fransehe parapln's hadden stokken van 1.20 meter hoogte van eiken-, beuken-, olmen- of rozenhout. De tien dikke balei nen waren 80 c.M. lang. De huls on de vork van koper wogen 7 pond en zulk een paraplu kostte 22 a 30 gulden. Hrt was een familiemcubel en werd van geslacht op geslacht overgeërfd. Mc-n droeg het door middel van een reusachtigen koperen ring, die op een koperen huls bevestigd was. wel ke de boveneinden van de baleinen bedek te. Het overtrek was van leder, wasdodK of gevernist papier; l.ater gebruikte men éénkleurige of gestreepte gros-de-Tours of gros-de-Naples-zijde. Omstreeks 1789 kwam taf in de mode en wel effen of gestreept, in geel, rose of ap pelgroen. Later koos men helle kleuren: scharlakenrood, lichtblauw of groen met bonte" rand. Omstreeks 1825 gaf men de voorkeur aan donkere kleurenmirte- groen, kastanjebruin, donkerblauw en zwart; alleen de laatste kleur is tegenwoor dig nog in gebruik. De parasol heeft sedert dien veel verbe teringen ondergaan: de stok is korter go- worden en bet balein is vervangen door staal. Symmetrie en smaak zijn gevolgd op de plompe, massieve vormende zwaar te is sedert 1816 v3n vijf pond verminderd tot één pond en het model is buitengewoon veel verkleind. Waarmee hebben de Ooden zich gewassehen Deze vraag mag gesteld worden, omdat de zeep pas in de tweede eeuw na Chris tus' geboorte wordt vermeld. Plinius ver telt wel, dat de Galliërs de sapo (zeep) uitgovonden hebben, maar in die dagen werd rij niet als reinigingsmiddel, dochj als smeersel, pommade, aangewend. Ze verleende nl. aan heft haar een mooien, rossigen gloed. Waarmee hebben do Ouden rich dan g®. wasschen? Reeds de Bijbel vermeldt als waachmiddel het borith en den nether. Bo rith, door de Arabieren haurach genoemd, is een uit planten bereid loogzout, dat men verkreeg door het verbranden van planten. Asoh ia, zooals men weet, sterk alcalisch. Bovendien rijn er planten, die reeds in verse hen of gedroogden toestand als waechmiddel kunnen dienen. Welke planten de Ouden gebruikten, ig niet met zekerheid te zeggen. Vermoedelijk waren het do saponaria L. Een beschrijvmg van Theophrastee doet aterk vorra>^den, dat deze plantsoorten gebruikt werden. De nether (latijn nitrum) werd, volgens Plinius, uit de aech van eiketoomen ge wonnen. Duitfiche zeepzieders rijn pas het eerst met zekerheid onder de regeering van Ka- rel den Groote aan te wijzen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 16