\1
ZONDAG5BLAD*
IEID5CH DAGB1AD
De uitrmding van het zegellak.
RECEPT.
No. 15117. 5 Juni. Anno 1909.
■2&Li
1
•v 'v VAN HE.T
ï-S DE „JUF."
Bet nut van gezonde woningen.
jferermdfl zoovele anderé uitvindingen was
ook de uitvinding van hot zegellak; het
gevolg van het samentreffen van verschil
lende toevallige omstandigheden.
In oud» tijden zegelde men, zooals be
kend is, met was. In het begin der 12de
eeuw, werden mtassohen ouwels gebruikt.
«Q werden toen, evenals nog heden, in
verschillende bonte vormen vervaardigd!.
In dien tijd leefde te Parijs een koop
man, Francois Rousseau, die voornamelijk
in chemicaliën handelde, In een Decern-
bemacht van het jaar 1625 ontstond in
zijn bma een zware brand. Het vuur greep
fióó snel om zich heen, dat het hem en zijn
gezin eerst op het laatste oogenblik ge
lukte, zich te redden. Al zijn bezittingen
werden een prooi der vlammen. In den
loop van weinig» uren was het geheel een
tookende puinhoop. De ongelukkige koop
man zag, dat hij geheel gerumoerd was.
Destijds deed men niet aan verzekeringen;
om ten minst» zijn geldkist te redden,,
doorzocht hij in de volgende dagen de
puinhoopen. De kist had onder de winkel-
tafel gestaan. Hieronder bevonden zich
ook eeniga vaten rinnober en schel Lak en
een kist mot bars. Nadat zij eenige ver
koolde balken hadden opgeruimd, vonden
sg do beschadigde tafel en de kist. De
voorraad sohellak en hars was verdwenen.
Bchijn'>aar was alles in het vuur opgelost.
Inderdaad was hot met hot zinnobor in
een grooben roeden klomp samengesmol
ten, en het brandende mengsel door den
neorgeetorten muur verstikt. Het geld was
in de roode massa gevallen en daaraan
blijven kleven.
Rousseau en zijn zemen zetten zich aan
het werk, om do geldstukken los te breken*
toen de jongste zoon plotseling uitriep:
„Neen, maar kijk iooh eens, vader, wat
een mooi beeld van den Koning op den
rood en hoop is afgedrukt I"
Roueseau zag dadelijk, dat het een onge
woon duidelijke, mooie afdruk was van
het goudstuk.
Als flink man van zaken begreep hij,
dat hot toeval hom een belangrijke uitvin
ding in de hond had gegeven.
Daar Rousseau wist, uit welke stoffen
de maeaa bestond, begon hij dadelijk met
zijn proeven, en werkte zoolang, totdat hij
eindelijk de rechte verhoudingen gevonden
had.
Toen hot hij zich metalen vormen ver
vaardigen en goot, daarbij geholpen door
zijn zonon, een menigte laksba-ven. De in
voering van bet nieuwe artikel ging eerst
eoo gemakkelijk niet. Toen kwam hen
een gunstig toeval tor hulp. De hertogin
De Longuoville word eens nek en do ge
neesheer verklaarde, dat zij vergiftigd was
door het' met do tong aanraken van groe
ne omvots. Hierdoor vielen do ouwels in
ongenade en toen Rousseau zijn mooie,
geparfumeerde lafcstavcn in don handel
bracht, verwierven «ij algemeenen bijval
niet alleen bij do dames, maar ook bcg den
Koning en bij RioheKeu.
Hiermede was Rousseau's uitvin ding en
zijn geluk verzekerd. Reeds het volgende
jaar verdiende hij cr 50,(XX) fivrce medi$
oen som, die belangrijk het verlies over
trof, door hem bij den braad geleden.
Vogels als weerwoorspellers.
Wanneer nat weer in aantocht is, laat 3e
pauw een schel geschreeuw Üooneïx.
Ook de wulpen, wel eens regenw\dp ge-
heeten, waarschuwen reeds lang te voren
door hun gerekt geroep van „"dnn$>-
idnnipr* dat er regen is te wachten.
Aan de' kraai wordt als woerprofeet
groote beteekenis toegekend. Als regen bf
^tonn in het vooruitzicht is, vliegen troe
pen kraaien van hun nesten in het rond
jen keeren daarna: weer naar hun plaatsen
terug.
Hoe fcmgér Het rondvliegen duurt, Hoe
langer ook ggwoonfifc bet. sper
aacifapodfc
.Vliegen 'die zwaluwen hoog, dan Is dit
gen teeken van mooi weer; strijkt de vogel
echter, orof insecten te vangen, langs dep'
grond, dan is er vochtig weer te wachten.;
De vósschers in het Engelsche kanaal be
schouwen de zeezwaluwen als aankondigers
yan een Oostenwind.
Wanneer de kieviten bij voorkeur op
laagst gelegen landen gaan nestelen, be
weert men, dal oen droge zomer is te
wachten.
Wordt hét geroep van een koekoek lang
achtereen gehoord, dan zegt men, dat 'deze
vogel Noordenwind voorspelt.
Als tijdens vriezend weer midden pp'dén
'dag de hanen gaan kraaien, is er weersver
andering op til.
Wanneer bij strenge vorst zich de sprefcu-
wén op de vlakte vertoonen, is er vrij stel
lig spoedig dooiweer to wachten.
Hoort mien tortelduiven onophoudelijk
poepen, dnn voorspelt dit onstuimig weer.
Naar men weet hadden de oude koop
vaarders het pok al niet begrepen op 'dén'
stonrrvog'eL
De dikte onzer kSeedinga
De üfafcistieko wetenschap Hoeft rich ook
hiarinede "bemoeid cn vastgesteld, dat de klee
ding in het heetst van den zomer een ge
middelde dikte van LS m.H-, de zomerklee-
ding een dusdanige van 3.4, de kleeding
voor voorjaar on. herfst van 6.9, voor den
winter van 12.6 en voor zeer koude dagen
van ,26.6 m.M. heeft. Over het algemeen
behelpt de welgestelde zich met aparte kos
tuums voor zomer, winter, enz., voor tem
peratuurswisselingen, die 30 a 35 gTadem
kunnen boloopon. Bij dc mannen weegt de
kleeding 's "winters 6 a 7 K.G., terwijl die
der ^rouwen iels zwaarder is. Over bet
algemeen dragen wo in dat jaargetijde een
tiende deel van ons lichaamsgewicht aan
kleeding jnet ons mede, waarbij als ver
gelijking valt op te merken, dat een hond
van 4 tot 5 K.G. zwaarte slechts 7.0. graan
Haar als winteer pels heeft.
STOFGOUD.
Het humgozm is de eerste en voornaam
ste school, waarin ons karakter moet wor
den gevormd.
Sm i 1 is.
Een onoverwinlijke vastberadenheid en
een oprecht karakter zijn de hefboom on,
die do wereld oplichten.
PreeidenïPorter.
Ananas-bowL
Do ananas snijdt men) aan zeer dunne
schijfjes en legt die laag om laag mei sui
ker in d© terrine of den bowl-pot. Vervol
gens giet men er noovool Rijnwijn op, dat
de schijfjes goed onder liggen, en laait «e
zoo zee uren stean trekken. Wanneer men
het gebruiken wil, giet men er nog zooveel
Rijnwijn bij als noocfig ia, roert alles goed
dooreen en voegt er nog wat suiker bij.
Voor do veiligheid.
Toen mevrouw Bomer den geheolen Zou
dag bij haar dochter zou gaan doorbrengen,
verzocht zij haar dienstmeisje, ah dit klaar
was met het werk, het btris goed te sluiten
en het zilver op een veilige plaats te ber
gen aleer zij uitging.
Toen mevrouw Bornor 's avonds terug
kwam, vond zij op dc voordeur het volgende
briefje geplakt:
„'Uit vrees, dat u naar het zilver mocht
zoeken, als ik nog niet thuis ben, deel ik u
hierdoor mede, dat ik allee onder uw geW
heb gezet. Ella.'*
Onnoodig Mevrouw» schrik en verontwaar
diging over zulk oen verregaande domheid
te beschrijven.
Op de catechisatie.
De godsdienstl een-aar sprak een ernstig
woord tot de jongeren over de gevaren op
hun levenspad.
„Et moest geen uwer zijn, dfo ooit een
plaats bezocht, waarheen hij ook zijn
zustor niet zou kunnen brengen", sprakl
hij. En vervolgende: „Is er een uwer, die,
de waarheid van deren wijzen regel nieb
zou willen onderschrijven vroeg hij.
Een der jongelieden stak den vinger op.
„Hoof" Zoudt gij een plaats kennen on'
'die willen bezoeken, waarvan gij wist, dat!
uw zuster er niet van noode had 1 Welke
ie die plaats dan 1 Spreek f
i „De barbier", luidde het antwoord.
Een onverwa'oht antwoord.
Een baron komt bij een advocaat op het
kantoor, om dezen te sproken-
Dé advocaat schrijft eerst dioor en zegt
eindelijk, terwijl hij even van zijn werk
opkijkt:
„Neem een stoel, mijnheer."
De baron evenwel, in het volle besef van
zijn waardigheid, zegt:
„Maar, meneer, weet u niet, dat ik baron
die en die ben?"
Doodkalm klinkt nu hierop hofr onver'
wachte antwoord;
„Welnu, neem er dan twee."
Kindervreugd. Een weduw
naar met vier kinderen had een weduwe
met twee kinderen gehuwd); dit huwelijk
was met nog drie kinderen gezegend. Ze
keren middag thuis komende, hoorde hij
een vreeselijk rumoer en toen hij vroeg,
wat er aan de hand was, antwoordde zijn
vrouw:
„Och niets; jouw kinderen en mijn kin
deren vechten weer met onze kinderen."
In de olie. Student Suffer komt
zwaar aangeschoten op zijn kamer. Vóór
hij naar bed gaat, wil hij zich nog oven in
den spiegel bekijken, maar .m zijn roos
neemt hij in plaats van den handspiegel
een haarborstel.
„Sapperloot", cegt hij, als hij de haren
tiet, „ik mag me wel eens laten scheren 1"
De wonde plek. Photo-
graaf: „Verlangt u wellicht de opname
mot kleurenphotogrophie, mijnheer?"
Hoor (naar zijn neus grijpend): „Ja,
neen, dat zou ik maar laten."
Onnooxele vraag. Poelie r
(tot Zondagsjager): ,,Wilt u de patrijzen
geplukt hebben?"
Zondagsjager: „Maar, man, heb
je dan heolemaól geen begrip van de jacht?"
Reinigerslatijn. „J© weet, dat
in do Poolstreken de nacht zee maanden
duurt. Nu, onlangs was ik op Groenland
en ik vroeg den keliner in het hotel, hoo
laat er ontbeten werd. En wat denk je,
dat de vent mij antwoordt? Van Maart-en
oen-half tot kwart voor Medl"
Laconiek Z ij (voor een modema
garijn staan blijvend): „Deren pels sou ih
willen hebben."
H ij (verder kopend)„Ja, dan bad je
ais bison op de wereld moeten komen."
Niet mogelijk. Koffiehuis-
bezoeker: „In het bier, dat je mc
daar gebracht hebt, is een vlieg verdrop-
ken."
Kastelein: „Het spijt me, ik
kan met den besten wil in ieder glas geen
reddingsboot hangen."
Uit een roman. Wij zagen van
het stoomschip af op het strand een fees
telijk gekleede menigte wandelen. Luid ge
lach in aller'.si talen trof onzn ooien.
„Loepen we nu goed? Aöe huizen zijn
precies eender hier.
„Ja, we zijn terecht, daar hangen 'di^
grijze kousen, die met poors zoo erbarm'- -
tijk .slecht apebopt t£oJl
lil i I I I I I I I I t lil
Mijn vriend Hein was een door en door
„goeie" kereL Van de eerste schooldagen
af waren wij reeda dikke vrienden; wij had-
den wol eens rurie, doch de vriendschap
leed er niet onder en wij leerden elkaar
kennen van a tot z.
Bij het einde va<n den laatst en H. B.-S.-
cursufl scheidden onze wegen: hij ging
noord-, ik zuidwaarts. Onze betrekking
tot elkaar werd niet verbroken.
Onlangs meldde hij mij, dat hij spoedig
na zijn vertrek te Leiden in kennis was
gekomen met de familie Van den Bosch,
waar veel kinderen zijn. Hilda heette het
oudste meisje en laat ik maar eerlijk op
biechten, hij dacht in haar gevonden te
hebben, wat hij zocht. Een nadere kennis
making, een toetsing van elkanders levens
beschouwing, deed Hein een ander stand
punt innemen. Op zekeren dag bracht Hil
da, daar één dea* kinderen zeer lastig was,
het gesprek ,op de kinderjuffrouw, de
„juf." Dat gesprek gaf den doorslag en
besliste over beider lot.
,/t Is een genot, zoo'n juf in huis," zei
'Hilda; „zoo scheef en verkeerd kan het
niet loopen, of zij weet raad."
Hot woerd „juf" braoht Hein al dadelijk
uit zijn humeur. Misschien omdat sommige
▼rouwen zoo goed do kunst verstaan, dit
woord op een bijzondere wijze uit te spre
ken, soms met een veelbetcckenond optrek
ken van don neus. Hij maakte de opmerking,
dat hij niet gaarne een meisje zag veroor
deeld tot zulk een slavend bestaan en zulk
'een moeilijke positie, want bij dc dames
mag aij niet en in de keuken wil zij niet.
Het geval diende,'dat mevrouw Van den
Bosch lid was en nog is van een verccni-
ging, die zich ten doel stelt, kinderjuffrou
wen, voor zoover do dames zich er niet te
gen verzetten, op te leiden tot.... een ide
aalstaat van vrouwelijke volmaaktheid,
maar die tevens de moedors maakt tot le-
dopoppen.
„Zoofn schepseltje is bijna nooit klaar
en...."
„Nu, ja," zei Hilda, moeten heel veel
doen, dat is waar. Papa neemt ook altijd
haar partij en zegt: „Als jullie ooit voor je
brood moet werken, zou ik je raden liever
kindermeid dan kinderjuffrouw tc worden."
Daar heb je nu onze „juf"; ze is den gan-
echen dag bezig, hoewel broer haar dc
laatste nachten, omdat hij zoo hoestte, tel
kens uit bod riep."
„Maar," Hein dacht aan het bleeks
meisje, dat zoo erven in de kamer kwam om
mevrouw iets te vragen, daar zij, terwijl
broer sliep, de wasoh wilde nazien „zij
heeft toch zeker haar verspeelde nacht
rust ingehaald?"
Mevrouw keek hem aan met een blik
aloof zij zeggen wilde: „Menooh, wat be
zielt je?"
Hilda lachte: „Nu, ik zou wel eens wil
len weiten* wanneer dat moest gebeuren. j
Verbeeld je, dat je juf een slaapje ging
doen. Kom, dat meen je niet: Papa moet
vroeg naar het kantoor, de jongens naar
school, juf moet altijd voor het ontbijt
zorgen en ook Nelly ©n - Lieske naar
school (brengen. Toen aij vanmorgen te
rugkwam, zat broOr zijn hoogste lied te
zingen om zijn pap." Weer lachte tij.
„En u dan?" waagde Hein te vragen.
„Ik, .o, ik kleedde mij om naar het ten
nisveld te gaian."
Hein vroeg niet verder. Hij begreep, dat
de „juf" na zooveel slapeloozo nachten niet
kon rusten en dat Hilda de vrouw niet
waa, die hij zich weneohte. Zou zij een
liefdevolle gade en doj- kinderen een fcee-
dere moeder zijn? Zou zaj met haar kinde
ren meeleven; al hun geheimen, ad hun
kinderleed en -vreugde kennen en deelen?
Zij zou' een vrouw zijn als velen. Toilet
maken, uitgaan, visites ontvangen, enz., in
alleo onberispelijk; maar vrouw en moe
der, in don volsten zin des woords, dat
kon Hein zich niet voorstellen.
Niet naar haar, naar mama, zullen de
kinderen loopen, als zij ziek worden* maar
naar „juf", want „die kan zoo heerlijk ver
binden". Niet naar mama zullen zij gaan,
ails zij pijn hebben; maar naak „juf", die
weet dadelijk waar het zit. Niet naar ma
ma om met blokken te spelen of matjes te-
vlechten of verhaaltjes te hooren; maar
naar „juf", want die „juf" maakt allerlei
grapjes bij het bouiwen. En de verhaaltjes?
Heerlijk, hoor, want als je zoo bij „juf"
zit, de kleinste op haar schoot, de anderen
tegen haar aan en om |ioar heen, dan kan
zij vertollen, neen, je weet niet half hoe
mooi; het is dadelijk bedtijd, zoo gauw
vliegt de tijd om.
En als je goed stuk is? Mapia weet er
eelden raad op, „juf wel, juf weet alles;
denk eens aan dat gat, dat Jan in zijn kiel
brandde, en aan dien winkelbaak in Mina's
jurk. En wat heeft „juf' die groote pop
mooi aangekleed. En als je een gat in je
kous valt, maakt „juf" het zoo netjes, dat
je er niets van ziet.
„Wat zou ik bedroefd zijn als „juf weg
ging 1"
Zoo spreekt een kindermond.
Een paar dagen later liep Hein in ge
dachten over straat. Hij hoort eensklaps
zijn naam noemenverbaasd kijkt hij op
en ziet de hem békende Nelly en Lieske
uit de school komen, die hun tamelijk
zware boekentasschen en atlassen, te groot
om er in te doen, maar eenvoudig gaven
aan de juf, kortaf met de woorden: „Hier,
juf". Zij zouden, nu het toch droog was,
ondanks het verbod, nog „een straatje om
gaan". De juffrouw, die blijkbaar in den
regen had staan wachten, kon „nu het
toch droog was", met pak en zak en de
kleinere kinderen naar huis gaan.
Hein was woedend en zwoer, dat haj der
gelijke exploitatie van kinderjuffrouwen,
zooveel hij kon, zou tegenwerken, en hij
wilde een goed vodrbeeld geven.
Was het toeval, dat Hein na dien tijd
bij het uitgaan der school dikwijls in die
buurt kwam t Men gist, doch wel weet men,
dot een paar maanden later de „juf" Heines
.vrouwtje was.
Het slavenleven zou uit zijn, had Heiil
gezegd, en het was uit ook. De „juf" waJ
nu haar eigen meesteres en zoo had Hein
het gewenscht. Nu kon zijn Marie haafl
talenten als plaatsvervangend moedor,
verpleegster, baker, naaister, breister,
stopster, strijkster, wasoh vrouw, te be~,
stemder tijd nuttig te pas brengendoch zijl
"wensohte bovenal moeder en opvoedstelj
harer kinderen te zijn. Wanneer zij hulp^
noodig heeft, zal zij nooit al het werk op,
de schouders van één vtouw laden, nooit)]
anderen meisjes doen ondervinden, wat inj
sommige gezinnen het woord „juf" verte
genwoordigt, wat het zegt juf te zijn.
Als wij sproken over woning-hervorming,
dan ligt hot voor de hand, dat we het eorstj
het oog op Engeland slaan, waar men het
vorst is gekomen op dit gebied, en waar,
men het meest zorgt voor het behoud der
gezinswoningen, in plaats van voorfcdurendej
uitbreiding van hot kazernestelsel, aldus
begon de inspecteur der volksgezondheid)
te Zwolle, de heer Faber, eenigen tijd go-
leden een lezing over woninghervorming|
in Engeland.
Toen in Engeland in korten tijd de stads
bevolking van 25 pCt. tot 76 pCt. der ge-
heele bevolking steeg, kwamen aan alle.
kanten de gevolgen van deze dichtere be-1
volking aan het licht. Het bleek, dat het]
sterftecijfer steeg met het dichter worden]
der bevolking; dat vooral de kindersterfte
in de steden steeg; dat uit do steden een
buitengewoon groot aantal jonge mannen
voor den militairen dienst moest worden
afgekeurd, en dat in de steden het aantal
misdaden en vergrijpen onevenredig hoo»
ger was dan op het platteland.
Aanvankelijk meende men, dat de kwaal
slechts tijdelijk was, ten gevolge van den
plotselingen toevloed naar de steden, en
haar eigen geneesmiddel zou meebrengen J
maar de overal heersdhende misstanden
deden de publieke opinie tegen deze mee
ning ingaan, en eindelijk begonnen enkele
steden in het woningvraagstuk te voorzien.
Te Glasgow begon men het éérst onbewoon
bare woningen op te koopen en te onteige
nen. Maar die onteigening geschiedde vol
gens de gekapitaliseerde huurwaarde, en
aangezien de eigenaars der krotten onge
veer 25 pCt. rente van hun geld wisten te
maken, kostte dit de stad enorm veel geld.
Later is toen een wet tot stand gekomen,
die onteigening volgens de berekende
waarde mogelijk maakte.
Een tweede wettelijke bepaling was, dat
de gemeente verplitht is voor elke onbe
woonbaar verklaarde woning middellijk of
onmiddellijk een andere te doen bouwen.
Dit werk is ln verschillende steden met
kracht ter hand genomen. Te 'Londen heeft
men zoodoende groote wijken van krotten
opgeruimd, en door kazernes van zes ver
diepingen vervangen, die wel veel beter