VGDR DEJEUGD t IC-IDSCH DAGBIAD Anekdoten. Oplossingen der Raadsels. Boede oplossingen ontvangen van; No. 15115. Donderdag* 3 Juni. Anno 1909. DE VERWAANDE BRAADPAN. logee, door „Aronskelk" te Leactan. Een zachte wenk. Huievrouw, tot dienstmeisje, dat ze be trapt op het luisteren aan bet sleutelgat: „Minka, je mag in het vervolg de kamer deur wed beter afzeopen, je oor is heel en ad «wart." Ingez. door Neeltjo de Graaft Op ecbooL Oadörwijaeres^Liesje, noem dB vier •lementen." Liesje: „Het water, de aarde, de facbt •n en OnderwijzeresWelnu, het vierde. Wacht, ik zal je helpen 1 Wat veroorzaakt do meeste ongelukken Lies je* triomfantelijk: *De automobiel. Jnffroow." Ingöüonden door Margareta Verboom, te Koudekerk aa.n den Rijn. Waarom niet? Dokter tot knaap: „Kom, steek je tong nat, vientje; nog verder." Jongen: „Kan niet, hij rit van achteren taatl" Blinde ijver schaadt slechts. Het was een stikdonkere nacht, en mcnsch en dier Lagen in diepen slaap verzonken; zelfs de waakzame haan zat knikkebol lend op zijn stokje in het kippenhok. Op eons bewoog zich iets op het dak van een hoog huis. Daar aloop Hinz de oude kat, met krommen rug heen en weer en miauwde bijna onhoorbaar, echter toch inid genoog om gehoord te worden door rijn vrienden die in de huizen der buren do wacht hielden. Zij wisten ook, wat dat miauwen te beduiden had, Hinz wilde zijn huisheer oen serenade brengen en zij haastten zich dus hem daarbij te help en. Klokke twaalf^ ging de heole stoet zangers ttaar het venster van do voorkamer, die aan de slaapkamer van den hoor grensde. Hinz sloeg een maat vooraf en begon een •oio: „Miauw! miauwI" en zijn vrienden violen in koor in: „^Wou-wou-miauw I" Zoo gdng hot oen poosje den toonladder op en ncor steods met luider goeie en gehuil. De huisheer schrikte er door wakker. „Jou allerakeligst gedierte1" riep hij. „Wadht, ik zal jelui I" en zonder naden ken sprong hój uit bed, greep een stok, stoof do kamer in en sloeg in blinde woede om zich heen, waar hij ook maar raakte. Ten laatste struikelde hij nog over den rommel en deed óch flink pijn. Hoe hij den volgenden morgen zijn Hinz begroot heeft, daar is niemand ooit iets van te weten gekomen 1 I. Draaimolen. II. Koolmeesje. III. Fopuliereutak. IV. Leeuwerik. V. Nieuwe bezems vegen schoon. „Jam 8tieen", „Narcis", „Zandoogje", „Juliana", „Het Bloemenmeisje", Maria Oudshoorn, Pioter en Oatbarina Schaft, Ape Schipper, J. Ohristiaanse, Johannes Nieboer, L Siere, Philiupus en Hendrik de Nie, Cato Hasselbach, Elisabeth van Wijk, Jan en Willem Stokhuyzen, Helena Krügor, )rDe Nachtegaal", Andriee Era- dus, Th. v. d. Rurgh, Jan de Nie, Suze 1 Blom, Pkïter Jasperse, „De twee Made liefjes", Neoltje en Maria Kuivenhoven, Antoniua Gerardus v. d. Berg, „Arvje- r.Oe Transvale/*, Bruins Jooohus Frank, „Azalea", Willy en Cato Vink, Hendrik Masaaar, „Reseda", Izak Piket^ Jacobus Piket, Frans van Hoeken, Maria E. van Tongeren, R. H. en Everdina H Schipper, 0. L. Janeson, Suae en Willem Broedevokl, Cornelia Karstens, „De Duif- jee", David Oudshoorn, Fredorik Karre- man, „Mistletoe", Christiaan Paauw, Li - na en Willem v. d. Roydon, P. J. Oof- frio Jr., Henri en Rudolf Romancsko, „De Goudsbloem", Nioo van der Keur, A Vaas, „Emma", >rDik Trom", Dim. Spoy- man, «De twee Kersen", Antoon, Gerard en Betsde Righart van Gelder, „Fabian", „Po twoe Kleintjes", Al bert us van den Bos, P.. en B. van Daalcn, „Waterlelie," Jo den Hollander, H. M. van den Bos, Jo en Mario van Hooidonk, Dirk Birme- kamp, Elieaboth Koreman, 0. de Koster, Jan on Jet Mulder, Antoon Hoogeveen, P. on C. van Alphen, A van Leeuwen, Jaco- ba Eggink, Margaretha en Nioolina, Wil lem L. Valk, „Lentebode", Martinus Op- tendrees, ^Klimop", Plona en Lode wijk den Holder, ^Aronskelk", Hendrik Kriek, Oiaoa Vonk, J. J. Mol, allen te Lei- cfen. Jacob Kol, C. G. de Vries, M. Koos, W. en Jan van der Veer,' Antje, Dirk en Roe lof van Nieuwkoop, Mietje don Elzen, al len te Haarlemmermeer. „De twee Hauwoog^ce", te Hazers- w o u do. N. en C. Does/wijk, D. van Nieuwkoop, Frans Leien, Jo Lean mor zaal, T. en W. Spaargaren, allen te Kaag. „Rozeknop", Corry Wernink, Arie v. d Bijl, teKoudekerk. Oomolie Horeman, te Leiderdorp. )rDe twee fazanten", te Lisse. J. den Elzen, te Noordwijker- bout. „De twee Dapperen", te Oegst- geest. P. Oostenrijk, te Rijn&burg. J. en H. Hoogstraten, te Sassen- heim. M. en R. de Ruyter, te V o o r s c bo- ten, Marie van Paridon, te Valkenburg. H. en E. v. Nieuwkoop, to W a r m o nd Hendrik Binnendijk, to Wassenaar. Fredorik v. d. Loo, Aartje Parlovliet, te Zoeterwoudle. Prijzen vielen ten deel aan: J. Chrie- tiaanse, te Leiden, en Marie Paridon, te Valkenburg. Correspondentie. „J an Stee n". O vriendje, wat ver wen jij me toch met al die mooie prent kaarten! Ik ben er hcusoh verlegen mee. Je mooie kaart van do vonge week, die mij een vroolijke Pinksteren kwam wen- schon, is in Saksen te land gekomen. Je moet n.1. weten, dat mijn eenige zoon, daar studeert; ik wilde hem een kaart zen den, doch had op dat oogenbiik niemand Rj do hand, die er een voor mij kon gaan koopen; toen ik op ©ens aan jou dacht en... op gevaar af, dat je er boos om bent, zond ik je kaart aan mijn jongen. Nu moet je mij eens precies je adres opgeven. d«.n zal ik mijn zoon vertoeken jou een kaart van Saksen te zenden. hJ ul ia na". Ik kan me voorstellen, boe droevig het voor je is nooit eens met je Pa te kunnen gaan wandelen; doch je moet bedenken hoe treurig bot voor hem is, en er dus maar niet over klagen. i»Hei B 1 o e m e n m ei s j e". Wat aar dig, dat je nichtje te gelijk met de Prinses geboren is! Heet zo misschien ook Juliana? i „N aroi s". Arm kiiydben je ook al 1 zoo ziek geweest van de verkoudheid? Het is verbazend, rooveel menschcn en kinde ren als er met die warme dagen ongesteld werden! Omtreut je nieuwe bijdragen, kan ik je nog niets met zekerheid berichten. J. Siere. Neen, beste kind, als je ziek vrvturt, neem ik jo je vsrzuim aüerminrt kwalijk, want dat is men waarlijk niet voor zijn pleirier! J. Ohristiaanse. Van harte geluk- gewenecht met je verjaardag. Ik vind het prettig, dat je bij die gelegenheid een fraaie doos postpapier gekregen hebt, want nu kan je mij geregeld elko week een briefj© schrijven. Elisabeth v&n Wijk. Aangenaam kennis to maken, nieuw raadselvriendin netje I Ik vind het natuurlijk best, dat je besloten hebt, jo bij ons aan te sluiten. Hendrik Massaar. Met genoegen vernam ik je ingenomenheid met het ge wonnen boeken hoop, dat 't je een aanmoe diging zal zijn om steeds ijverig aan onze rubriek mede te werken. Vriendelijk dank voor de moode prentkaart. „A n j o 1 i e Met genoqgen vernam ik, dat je verloden week een poosje gewan deld hebt, en ik hoop, dat je met de Pinksterdagen eveneens geprofiteerd zulb hebben. Wat wae het prachtig zomerweer l ^iet de Haan. Nu begrijp ik toch, heuech niert, hoe je me zoo'n slordig brief je durft zendenik was waarlijk te vies om het aan te pakkendat is ook de reden, dat je naam niet op de li jet voorkomt. Kinderen moeten reeds op jeugdigen leef tijd leer en, aan him werk de noodige zorg te besteden. Willy en Oato Vink. Ja, meisjes, het was heel aardig, dat de Koningin self de Kroonprinses fotografeerde, om Haar zoo spoedig mogelijk aan Haar onderdanen voor te stellen. H. M. moet het onaange naam gevonden hebben, dat er verschillen de foto's in den handel gebracht rijn, die mem voor de beeltenis van Haar Hoogheid wilde doon doorgaan; dat was dan ook hoogst onkieeoh. Lina en Willem v. d. ReijdeD Waarom kreeg ik een potloodbriefje va-, jullie? Je bijdragon kunnen daardoor niet geplaatst worden. Suae en Willem Breedieveld. Ik kan me niet voorstellen, dat jullie briefjo tijdig bezorgd word en je naam dan niet op do lijst vermeld stond. Als je ingezonden anekdoten nog niet geplaatst werden, waren ze zeker niet gcechikt en raad ik je aan opnieuw je best te doen iets in te zonden; wellicht ben je dan gelukkiger. „Dik Trom". Neen, vriend, je schuil naam moet je behouden, want dat verande ren veroorzaakt mij te veel laat. „D e twee kerse n". Zoo, jongens, hebben jullie het eena geprobeerd om den Engelschmon prentbriefkaarten te zenden t Ik ben nieuwsgierig van je te vernemen of je Engelacbe kaarten terug ontving. „D e twee Kleintjes". Neen. kin deren, ik ben met Pinksteren niet uit ge weest, want ik bad een zieke te verplegen; bet verheugde me echter, dat het zulk mooi weer waa, eerstens omdat het zieke men schcn vroolijker stemt, en ten tweede voor de vele meneohen, dae voor die dagen plan netjes gemaakt hadden. ,3 6 e d a". Waarom moeet je er zoo lang om „Deuren", om met ons mee te mo gen doen? Had je vader er eenig bezwaar tegen? Wil je er in 't vervolg aan denken, dat jo onder je briefjes zoowel je schuilnaam als je waren naam moet vermelder Oornel is Horsman. Wonen je grootouders buiten de stad, vriendje, dat je door je bezoek aan hen verhinderd waart d© raadsels in te roeden „K 1 i m o p." Ja, meisje-lief, je bent ons van harte welkom, want hoe meer onze kring zich uitbreidt, hoe liever het mij ia MARIE TAN AMBT EI* |L|| V EI S/S'®# j i al j mil liiiM li> êêêêêêêêêêtêêêéêê (Ken treurig geval) dat in de keuken plaats had). „Lieve hemel l wat mijn jullie allemaal verschrikkelijk leelijkl" zei do nieuwe geèmailleerde braadpan, terwdjl rij haar neus optrok voor de rij zwarte pannen, die op de plank stonden in de pottm- kaat. ,,H°c gewoon aJlodaagaoh, hoe on bevallig van vorm. Als ik geweten had, dat ik bij zulk ordinair volkje kwam te staan zou ik liever den winkel nooit ver laten hebben." De groote pannen keken heel treurig, toen ze die woorden hoorden, tot nu toe waren ze altijd heel tevreden geweest met zichzelf en hadden zich ge lukkig gevoeld, toch ook nog tot iets nut te kunnen rijn, me^-r nu zagen ze ook wel heel goed, dat zoo'n helder blauw geëmailleerd jasje, mot die elegante witte streepje®, veel aardiger stond. Toen de grootste braadpan nu een plaatsje op de kachel gekregen had, deelde zij haar bezwaren mee aan den ketel, die juiet een oogenbiik vrijaf bad, omdat de keukenmeid rich aau het kleeden was voor dien middag. De'ketel stond zachtjes te ringen maar staakte dit om zijn buur vrouw eena vriendelijk toe te spreken. „Kom, trek er je niets van aan," zei hij. „Die nieuweling zal wel even gauw zwart zijn, als jij. Let maar eena op" „Neen, hcusah niet. Die zal er altijd even good blijven uitzien, want de meid gaat 'r alleen voor melk gebruiken en zal haar nooit op het zengende Vuur zetten." „Pas op, daar komt iemand aan," zei do ketel, „maar nog eens, wees verstandig: tob er niert verder over.** Gauw begon haj toen weer te ringen en daar ging de deur open on staken twee kinderen hun kopjee door de deur. „Hoera! de meid* is er niet, nu kunnen we heerlijk brokken maken," riep er een. „Ja, maar dan moeten wij ons haasten en hot doen, voor ze nog terugkomt." zei de ander. „Gauw, krijg jij de stroop en do suiker, dan baal ik een pannetje uit de kast". De kaohel is juiet zoo beet. Wat dolletjes, Monioel maar de meid zal woest zijn, als ze het merkt. Ze is altijd zoo zuinig op haar pan netjes" „01 maar, hier is een snoesje. »»Kïj_k eens!" riep Dolly uit het potten- kastje. „Net geknipt, om brokken te maken 1" In minder dan geen tijd stond het ge- emailleerde pannetje op de kaohel en nadat de kinderen eerst wat boter gesmolten had den, deden ze er een dik mengBel van ■troop en suiker bij. „Ik zal het pannetje recht boven het ruur zetten, anders kookt het nooit, voor ie medd komt," riep Monica. „Het ruikt wel een beetje aangebrand," leekte Dolly op, toen het pannetje eec paar minuten onmiddellijk boven het. vuur had gestaan. „O, en het kookt over," schreeuwde Monica. „Gauw Dolly, help eens! Het is verschrikkelijk aangebrand, dat is allemaal door die nare kleine „snoes." „Of door jou, jongejuffrouw," zei de meid, erg boos. Ze had de aangsbrande stroop geroken en was naar de keuken ge sneld. „Ik zal aan moeder vragen om je week geld in te houden, totdat er genoog ia om een nieuw pannetje te koopen, want dit ia bedorven. Jo hadt er natuurlijk zoo'n zwarte voor moeten nemen. Had het mij maar gevraagd, dan had ik 't je wel gezegd." Do brokken waren oneetbaar en wat het lieve geëmailleerd braadpannetje aan gaat, dat zog er zoo uit dat haar eigen moeder haar niet herkena zou hebben. „Daar heb je het nu al," zei de ketel tegen de groote, zwarte pan, toen zo het rijk weer alleen hadden in de kouken. „Je hebt je veel te gauw druk gemaakt. Dis nieuweling zal je nu niet meer uitlachen, het zal mij zelfs verwonderen, of ze nog wol ooit gebruikt wordt. De meid kijkt tenminste niet op je neer, want je hoorde wal, hoo zo tegen de kindoren zei, dat ze liever een van jullie hadden moeten ne men?" „Ja, maar het spijt mij toch voor die kleine geëmailleerde. Vanmorgen liet ze nog zooveel voorstaan op haar uiterlijk en nu zal ze in de asohbak gegooid word -o." En de goedhartige pan begon zoo luid te snikken, dat de meid dacht, dat zo over kookte, en haar van het vuur nam, waarna ze weer spoedig stil was. „Wat don kinderen aangaat, cEo waren erg teleurgesteld, dat hun kooksel zoo slecht was uitgevallen. Als ze in het vervolg nog zoo iets willen doen, zullen ze het maar liever eerst aan de meid vragen. VOGELS IN JUNI. Voor do zwaluwen is het nu een heer lijke tijd, zij schieten heen en weer, nu hier, dan daar, in alle richtingen vervol gen zij de insecten. Van den vroegen morgen tot de avondschemering vervullen zij hun plicht, die daarin bestaat, te land en te water de lucht te zuiveren van insecten, die ons het leven onaangenaam, op sommige tijden zelf6 ondraaglijk zouden maken. De donkerkleurige gierzwaluw heeft in zijn vleugels ongelooflijk voel kracht, die nooit uitgeput schijnt te geraken. Hoe lan ger hy vliegt, hoe meer genoegen het hem schijnt te geven, door de lucht te zweven, met zijn makkers een airkei beschrijvend om oen of anderen ouden torentop. Zijn vee- rentooi is niet zoo eentonig als het op 't eerste gezicht wel schijnt. Van dichtbij gezien, ver toont hij verecliillende weliswaar zeer ge dempte tinten. Hij is de eerste van zijn familie, die ons verlaat, de laatste, die te rugkomt. Niet al zoo de huiszwaluw; hij komt dik wijls vroeg, wanneer het een warm voorjaar, is, en blijft tot laat in den herfst Waaromj hij huiszwaluw heet, weet ik niet. Hij komtj niet méér in de nabijheid der huizen dan, vele andere vogels en Vouwt er zelden of nooit zijn neet. Hij zingt heel aardig, en is een gezellige vogel. Do gierzwaluw heeft, een geheel andere vluoht dan de hniazwa- luw. Voor ieder die mot beide soorten be kend is, zjjn rij dan ook niet moeilijk te onderscheiden. De zwaluwen zijn alleraar digste vogeltjes. Het is de moeite waard, hen gade te slaan, .wanneer ,zij hun nest uithollen in den harden zandsteen. "Wie, die het niet bijgewoond heeft, zou gelooven, dat dit kleine vogeltje geheel miniatuur tun nels graaft, en hoe vlug doet hij het. Er is eon vogel, wiens vluoht voel heeft van dien van den zwaluw, die des avonds uitvliegt, als alle zwaluwen ter ruste zijn. Men hoort hem meer dan dat mem hem ziet, doch hij kon een reuzen-nachtzwaluw ge noemd worden, dio de jacht begint, nadat do andoren haar hebben, opgegeven. 0-.-er- dag Jigt hij languit op een tak te 6lapen, maar aio de zon onder is, hoort gij zijn eigenaardig gebrom, als het snorren van.' een spinnewiel; het is de roep van den geitenmelker. Een kracht!gen wieloslag hoeft hij, en hij zweeft over wouden, weilanden, stroomen, nu hoog, dan laag, naar allo rich tingen draaiend. Zijn voeren riem or uit of zo door motten doorvreten zijn, wat gij alleen zien kunt als hij is doodgeschoten, wat maar al te dikwijls gebeurt. Do kwikstaartjes, die olegante insekton- eters, die zoo vlug kunnen loopen, en voor durend wippen met fyun lange staarten, ver levendigen de weiden en 6troomcn, die door hen gedijen. Waar vee graast, zult gij ook kwikstaartjes zien. Hot is alleraardigst, die zwarte en witte kwikstaartjes om de snui ten der grazende koeien te zien hoantrip- pelen, de insektcn wegsnap pc nd, die de die- ren hinderen. Verlegen zijn zij niet, met het grootste gemak vliegen zij om de koppen en tussohen de pooten der koeien. De gele kwikstaartjes zijn veel mooier, maar zijdoen hot vee niet zooveel dienst, als de gewone soorten. Op plaatsen waar do stroom ondiep en de bedding steenachtig is, waar de oever met knotwilgen boplant ia, waar het zand is weggespoeld en inhnmmetjes gevormd zijn, vindt gij de gele kwikstaartjes. In dezelfde omgeving heb ik den zand- looper gezien. Het is een mooi vogeltje als het daar zoo voortstapt, hier en daar drij vend op het water, op andere plaatshn over het zand voortstappend. Hier zijn de oever» afgebrokkeld, door de boomen die er met den storm in zijn terecht gekomen en het beekje heeft een ondiep vijvertje gevormd. Hier heeft zich een waterhoen genesteld of een duikertje, daar is zijn vrouwtje; ze hebben het nu heel druk, in het riet is hun nes» goed verborgen, het ziet er uit als een klomp vochtig wier. Het is ook vochtig, van binnen en van buiten doch dat bemoeilijkt het broeden volstrekt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 7