V ZO N D AG5 E> IA D IÉID5CH DAGB1AD VAN HET r No. 15101. 15 Mei. Anno 1909. V'T Eer het te laat was. N» V 9 V V 1 9 ft 11 11 9 II 11 1 1 9 1 III 9 V 1 i III |lllll|ll 0] \J) s r ff 'f •w i L IJ L i k i 1 I i i 1 I i vwwwvww De heer De Mor vandes was een zonder ling. Hij had altijd buiten de maatschap pij geleefd, zioh weinig of mets om haar aangelegenheden bekommerd en zelfs de gewichtigste gebeurtenissen langs zich heen laten gaan met wijsgeerige kalmte, waar in zich een weinig hoogmoed en scepticis me mengde. .Rijk, zonder familie, zeer ontwikkeld, kende hij geen andere wet dan zijn gril en had een volslagen onafhankelijkheid tot grondslag van zijn bestaan gemaakt. „Waarom trouwt u niet?" had hem eens een vriend gevraagd- „Met uw naam, uw fortuin kon u de schitterendste partij doen." ,,U heeft gelijk," had de baron met on verstoorbare kalmte geantwoord; „aan die mogelijkheid had ik nog niet gedacht.'' „Denk er aan, eer het te laat is..." „Mogelijk. Ik sal er eens over naden ken." Dooh de jaren verliepen; het haar van den baron grijsde en hij was nog altijd vrij gezel. Met de jaren scheen zijn menschen- schuwheid nog toe te nemen. Hij had Pa- rijs verlaten en een klein landgoed in Bre- tagne, bij Dinarct, gekocht. Daar, waar zelfs in den herfst nog zachte lente koeltjes waaien, vloden zijn dagen, te midden zij ner boeken, paarden en honden, heen in egoïstische zelfgenoegzaamheid. ^an de villa, die op een heuvel stond, Strekten de bloembedden zich uit tot aan den oever der rivier, eindigend in een hloeienden rozentuin, de grootste aantrek- kelijkheid der omgeving; de badgasten maakten gaarne een uitstapje daarheen. Een fijne beleefdheid van den baron jegens de bezoekers van zijn tuin had niet weinig er toe bijgedragen den luister van het buitengewone en geheimzinnige rond om de menschenschuwe persoonlijkheid te veihoogen. Midden tussohen de bloeiende rozestrui- ken verhief zich een bord, waarop te lezen stond: „Elke schoone vrouw heeft het recht, een roos te plukken!" En niet één ging voorbij. Allen bleven ze staan, lazen de aankondiging en braken aanstonds een bloem van den stengel, na met een snellen blik de tint te hebben ge kozen, die het best paste bij haar gelaats kleur. Voor het venster, verborgen achter een tulen gordijn, waar hij kon zien zonder gezien te worden, amuseerde do baron zioh j menigmaal met het steeds he-rhaalde 1 schouwspel van vrouwelijke coquotterie. En het wonderlijkste was, dat niet een der VTOuwen, die den rozentuin bezochten, ook maar een oogenblik aarzelde, gevolg j te geven aan de vriendelijke uitnoodiging. Bij allen was dezelfde instinctieve bewe ging als tegenover een spiegel, die haar overtuigen moest, dat zij schoon waren, j schoon ondanks haar leeftijd, ondanks de natuur, die niet altijd kwistig geweest was met haar bekoorlijkheden; schoon, zooals zij geweest waren of wilden zijn, schoon als de roos, welke zich zonder tegenstand door haar liet plukken. Dooh op zekeren dag liet zijn menschen- kennis den baron in den steek. Het was in het begin van Juli; het badseizoen nader de zijn hoogtepunt en dagelijks bezocht een stroom van bezoekers de prachtige tuinen. Voor het eerst sedert hij zijn ge heimen observatiepost betrok, schreed een vrouw, wier gestalte slank en elegant scheen, voorbij de rozen, zonder er op te letten, en ging een eind verder op een bank zitten. De Morvandes wa& ten hoogste ver baasd. Waren de trekken, die de breede hoed voor hem verborg, werkelijk zóó lee- lijk, dat zij het wist? Hij voelde nu dadelijk het ongepaste van het opschrift, en als gentleman wilde hij de bcleediging, die hij onwetend de on bekende had aangedaan, ongedaan maken. Verzonken in den aanblik der onder gaande zon, hoorde zij hem niet aanko men, en De Morvandes kon haar onge stoord opnemen. Zij was verblindend schoon. Goudblonde lokken omgaven een regelmatig fijn ba- sneden gezicht. Er ging een onbeschrijflijke bekoring van jeugd en lieflijkheid van haar uit. Alleraangenaamst verrast, na derde De Morvandes haar langzaam, om haar niet te doen schrikken. „Goachte dame, heeft u niet het op schrift van dat bord gelezen?" Het jonge meisje, plotseling uit haar ge dachte opgeschrikt, sprong blozond over eind en wilde zich verwij deren, zonder den ongenooden vrager antwoord te ge. ven, toen de baron eerbiedig boog. „Pardon, dat ik u zoo maar aanspreek; maar ik ben de eigenaar van dezen tuin, baron De Morvandes. U heeft zeker mijn naam al gehoord?" De hoffelijke toon, het sympathieke uiterlijk van den baron bedwongen blijk baar het wantrouwen. Het meisje zag hem aan. „O, dan moet ik u excuus vragen, omdat ik den schijn gaf, dat uw rozen mij niet bevielen. Ik vind ze integendeel juist ver rukkelijk." „Waarom heeft u er dan geen geplukt? Het is u toch gegund 1" zei hij lachend. Zij sloeg de oogen neer en bekende opoD- hartig; Ik durfde met... Het ijs was gebroken, en aLs goede ken nissen babbelden ze samen. Zij vertelde, dat zij voor drie weken te logeeren was bij een oude dame te Dinard. Haar vader was gestorven, boen zij nog beol jong was, en had haar moeder slechts een heel klein vermogen nagelaten, :oauwelijks voldoende voor het noodigste. Wat kon zij van de toekomst verwachten? Bot lot van een arm, jong meisje is met benijdenswaard. Een ernsti/je pretendent kwam xvooitj daar men wist, dat Bij onbemiddeld was. Te trotsoh, om als speelgoed te dienen leefde zij eenzaam en vergeten. Dat alles vertelde zij op droeven, onder worpen toon, toch gelukkig, eens iemand te vinden, die met belangstelling scheen te luisteren, en wien zij des te gemakkelijker haar vertrouwen kon schenken, wijl ze hom wel nooit terug zou zien. En toch, ondanks de hooghartige onver schilligheid, waarmee zij dit thema be sprak, lag in den toon harer stem het slecht verborgen verlangen naar een echt genoot, naar een eigen thuis, dat zij zou kunnen sieren met haar bevalligheden. De Morvandes begreep nu de reden, waarom zij de roos niet had geplukt. Wat baatte haar een schoonheid, die 6lechts teleurstelling in haar loven had gebracht 1 Plotseling stond het meisje op van de bank. „Wat vergaat de tijd snel onder het praten 1 Ik zal te laat komen; tante zal zich ongerust maken. Ik moet u nu verla ten, mijnheer..." „Ik weet nu ook, waarom u de roos niet wilde plukken..." De baron probeerde een schertsenden toon aan te slaan, maar toch trilde er diepe ontroering in zijn stem. „De heele rozentuin moest aan uw voe ten liggen Toen zij lachend protesteerde cn hein dreigde, dat zij boos zou worden, als hjj laffe complimentjes maakte, voegde hij er bij: „Ma&r u vergunt ten minste, dat de tuinman uw tante morgen een tuil rozep bezorgt..." Dankend gaf zij hem de hand, en hij staarde haar na, tot zij om een bocht van den weg verdwenen was. Nog eemge oogenblikken bleef hij nadenkond voor zijn rozen staan. Hij vond in eLk van haar iets van de bekoorlijke onbekende terug, de rosekleurigen hadden het doorzichtig flu weel van haar teint, de volrooden het purper harer lippen, de theerozen herin nerden hem het bleeke goud harer lok ken. Langzaam wa© de avond gevallen, de rozen hulden zich in een grauwen nevel, die alle kleuren langzamerhand uitwischte. Melancholiek gestemd, keerde hij terug naar zijn huis, en voor de eerste maai vroeg hij zich ang3tig af, of hij geen onge lijk had gehad met het gelul: te zoeken in het egoïsme en de eenzaamheid, cn of het niet gemakkelijker was dan hij gedacht had, gelukkig te worden. Werktuiglijk beschouwde hij in den spiegel zijn grijze haren en de iimpels, welke veertig jaren hem onbarmhartig in het gezicht hadden gegroefd, en angstig dacht hij aan de vermaning van zijn vriend: „Denk er aan, eer het to laat is". Doch den volgemden morgen liet hij een grooten ruiker der schoonste rozen binden en... bracht ze zelf aan het meisje.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 19