Ho. 15070. LE1DSGH DA5SLAB, Woensdag* 7 April. Berde Blad. Anno 19C9 PERSOVERZICHT. Efn h'cto Raadhuis mar Rolftrdam. FEUILLETON. Het wonderoog. In een driester „Op een oor na gevild" jegt „Do Standaard'': Gelijk te verwachten was, is liet ont werp ter subsidieering van het Middelbaar Onderwijs door particulieren, behouden m de haven go- komen, en wordt het straks in het t,S taa ts b lad" gemeerd. Toch is het ten onzen bate niet vei* Sterk t, maar eer nog veriwalct op de ree gekomen. De heer Van Asch van Wijck l>ad met mr. Van Wijnbergen ge poogd, althans de uren, aan elk vak té besteden, viij te krijgen, maar dit amen dement verklaarde de Minister onaanne melijk. Er schoot na die verklaring niet yeel anders over dan om het in te trekken. Wel aannemenlijk daarentegen werd een 'denkbeeld van den heer Bos verklaard, om de subsidie, die ia het ontwerp een recht rou zijn, nu facultatief te stellen, en te le-zen, niet dat subsidie zal, maar dat subsidie kan gegeven worden. Iets, wat de zaak, van onzen kant bezien, dus nog achteruit schoof. De Minister voelde dit seer goed, en ried daarom aan, liever de redactie van zijn ontwerp good te keuren Doch die raad vond geen ingang, en met exceptie van de Antirevolutionaire en een deel der Roomsche Kamerleden, ging het denkbeeld van den heer Bos, door schier allo liberalen, zelfs door de Soci aal-democraten gesteund, door. Z:j, die er van Rechts vooi stemden, de den dit natuurlijk niet, om het Kabinet te bemoeilijken; maar uit vreezo, dat an ders het ara ondom e n fc-T e r Laan zou wor den aangenomen. Dec© tactiek zou dan ook te verklaren zijn geweest, zoo het denkbeeld van den heer Bos door herazef in amende ment was gebracht. Mhai wat niet kan worden goedgekeurd is, dat een lid de>r Rechterzijde zelf hiertoe het initiatief nam. Niemand kan van de Rechterzijde ver gen, dat, waar het ontwerp zich reeds veel te scherp tegen ons keerde, van haar kant hot initiatief zou worden genomen, om dien scherpen kant nog scherper te slij pen. Het staat op dit oogenblik iu de Twee de Kamer 49 tegen 60. Meerderheid was er voor Links nauwelijks, en vooral bij die constellatie was do beduchtheid voor het amendement-Ter Laan niet gemotiveerd. Er blijft nu niot anders over, dan dit ont- werd op afbetaling aan te nemen. Een paar scholen zullen er door geholpen worden. Misschien zal er nog een enkele door tot stand komen. Maar voor de ontwikkeling en ontplooiing van het Vrije Middelbaar On derwijs is dit ontwerp, zoo het wet wordt, louder béteekenis. In een driester „Een brug" zegt „H e t O e n t r u m": De stemming over het amendement-Van (Wijnbergen heeft de aanneming van het wotsontwerp tot subsidieering van het bij- londer middelbaar onderwijs vrijwel verze kerd. Dit amendement was het antwoord op, of liever: de formuleering van een denkbeeld, door den heer Bos aan de hand gedaan. Rechter- cn Linkerzijde kwamen daardoor elkander te gemoet, al meende men ter Linkerzijde, dat meer moest worden ge- ei scht en bleken een aantal leden van rechts van gevoelen, dat te veel werd toegegeven. De Minister achtte het amendement niet boodig, maar ook niet onaannemelijk, en na deze verklaring was de brug gelegd. De bedreiging van de vrijheid der biizon- 'dere school, welke de eisoh der goedkeu ring van het leerplan inhield, stak in hot amendement-Van Wijnbergen niet. En waar dit blijkbaar voortvloeide uit den wensch, om de zaak, waarom het te doen was, niet te doen mislukken, is heit wel opmerkelijk, dat men van Links daaraan eenparig zijn adhaesie schonk.*- „Het Nieuws van fl e n Dag" maakt een opmerking over den..*-© rm van de behandeling der Papen* dreohtsche strafzaak voor liet gerechtshof te 's-Hertogenbosoh. Het blad eohrijft: Meer dan ooit te voren bij eenige rechts zaak heeft het ons hier getroffen, dat sommige getuigen door den president en den advocaat-generaal werden aangespio- ken met „je" en ,jou", niet met het ver trouwelijke, maar het min of meer ge ringschattende; anderen met „u" en „uw", zooala dat gebruikelijk is onder vreemden. Waarom toch deze minachting van vor men, welke bij sommige leden van onze rechterlijk© macht, helaas, maar al te veel gevonden wordt, als zij te doen hebben met personeD, die men, wegens onderstelde onbetrouwbaarheid, of om andere redenen, meent te mogen geringschatten Ons dunkt dat het meer in overeenstemming zou zijn met de hooge waardigheid van het ambt, wanneer tcgenovor een ieder, hij zij ge tuige, beklaagde, deskundige of wat ook tegenover den hoogst© zoowel als den laagste, die toon in acht werd genomen, dien men in den mond van een boschaald man mag verwachten. Maar wat hebben wij hier gehoord Een voorbeeld: Een fatsoenlijk kleermaker uit Dordrecht, een man, op wiens levenswan del hoegenaamd niets aaliijnt aan te mer ken, wordt door den voorzitter van het Hof uitgemaakt voor een leugenaar, omdat hij zich vermeet een verklaring af te leggen, in tegenspraak met die van den platte lands-burgemeester, die zelf, hoewel for meel getuige, uit den aard der zaak een der voornaamste belanghebbenden is bij het geding. En als de d&avdooi zeer te recht gegriefde getuige zich verzet te gen zulk een aantijging en ten slotte vraagt of hij kan vertrekken, dan antwoordt de voorzitter hem: „Hoe eer je gaat, hoe aan genamer het zal zijn." Voorbeelden als dit zou men uit het ge ding er vele kunnen aanhalen. Nog eens: waarvoor is dit goed? Het maakt het zoe ken naar de waarheid zeker niet gemakke lijker, en doet daarenboven de achting voor de rechterlijke macht bij het beste deel de3 volks teloorgaan. En dan: bestaat er geen groot gevaar voor intimideering van getuigen, zoodafc hun verklaring onder den invloed van vrees voor een uitval van den voorzitter anders zou luiden dan zij eigen lijk luiden moest 1 De toon en de houding zoowel van den advocaat-generaal als van den voorzitter in deze zaak, volgens do uitvoerige couran ten-verslagen, hebben ons zóó getroffen, dat wij eigenlijk ofschoon de verslagen in hoofdzaken wel overeenstemmen nog eerdei willen denken aan misverstand bij de reportera Wij hopen echter, dat de be tere geest, di© tegenwoordig in sommige rechterlijke colleges doordringt, vanzelf een oplossing zal geven aan dergelijke „vormen-kwestics." die o.i. voor ©en goede rechtsbedoeling in ons land van zeer groot belang zijn. Over de wijze, waarop het Bossche Hof gemeend heeft de Papendrechtsche straf zaak te moeten behandelen, schrijft het „H a n d e 1 s bl a d" „Yolkskinderen", heeft de verdediger do getuigen genoemd, die in lange rijen kwa men volhouden, door de veldwachters te Papondreoht, soms onder toezicht van den burgemeester, mishandeld te zijn. „Dronk aards", meende integendeel de president, nog mot kernachtige beeldspraak gekruid, velen hunner te moeten toevoegen. „Uit schot" was de naam, dien de advocaat- generaal slechts voor hen over had. Ons komt het voor, dat aan die minder waardige eigenschappen der getuigen en klagers een wat minder voorname rol had kunnen zijn geschonken, dan het geval is geweest. Nu niet, omdat dan wellicht de waarde hunner verklaringen anders ware beoordeeld gewordendoch omdat thans ook het geheelo geding bijwijlen in beden kelijke mate naderde tot him peil, het pol- derjongenspeil. De strafrechter heeft bovenal een taak van beschaving te vervullen, en tegenover ihet vele brutale, onmensohwaardige, dat zij aan den dag brengt, moet de strafrechts pleging juist ten allen tijde het toonbeeld van onpartijdigheid en waardigheid hoog houden tegenover het gehecle volk. Bedriegen wij ons niet, en vele ons medegedeeldo indrukken van volstrekt or buiteiistaanden hebben dit bevestigd dan is het jongste Bossche strafgeding daarin allerminst geslaagd. Zóó critisch is do Ne derlander, ook in zaken van rechtsploging, wel, dat hem al dat „jijen en jouwen", al die minachtende en grievende bejegeningen van getuigen, niet aanstaan. En wanneer hij voorts in een zaak. waarin juist ook de nauwkeurigheid der door verschillende hooger© en lagere autoriteiten afgelegde verklaringen punt van onderzoek is, tegen het „uitschot" reeds bij voorbaat hoort verklaren, dat die ambtenaren „te boog staan om van onwaarde betiobt te worden"dan vraag men zich met vreezo af: welk© gevoelens dit „uitschot." wel van do strafzitting mede naar huis mag hebben genomen. Hot moge er gekomen zijn met wantrouwen, wrok of onwaarheid in het hart, zondor iets t© bobben geleerd of gewonnen gaat het er weer vandaan. Met nog meer wantrouwen ©n nog meer wrok, zonder dat can enkele straal van het licht, dot van waardigheid en wijsheid uitgaat, in de polderjoDgmshreinen gevallen is. Zoo schijnt ons het beeld van dit proces verre van verheffend, buiten staat ook, do velen in den lande, die met dezo zaak een groot briang gemoeid voelden, in gemoede te voldoen. Daarom zal. welke ook de uitspraak moge zijn, deze laatste behandelintr der Paoend-px&teolie zaak evenmin bevrod:ri'>g vermogen te brengenen kan men nog niet Keggen, dat dit netelige geval in den vollen fcin des woords is berecht! Omtrent het voorstel tot instelling van een enquête naar werkwijze en inrichting der departemon- ten zegt „Do Standaard": Wat wil nu een onquêlo hieraan verbe teren? Zullen de Kamerleden, die hieraan meodoon, de samenstelling en inrichting van hot Departement, in enkele weken, beter leeren begrijpen dan de Minister? Stel, zo brengen bezoeken aan het Depar tement, ml!An ze dan eenige dagen achter een in de onderscheiden afdeolingen gaan vitten? En zoo niet, zuilen ze dan door ondervraging achter don wezenlijken stand van zaken komen, en de cdeciien van de zoo onderscheiden toestanden kunnen be- oordeelen? Zullon de ambtenaren niet ge heel te goeder trouw een voorstelling van e&kcn geven, dio veeleer den indruk maakt, dat zo zioh overwerken; gelijk bekend is, dat meer dan éón ambtenaar, na den gan- sohen dag op het Departement te hebben gezeten, nog geheel den avond thuis aan de Departemontalo zaken doorwerkt. Klach ten zullen do enquêteleden genoeg te hoo- ren krijgen. Van minderen tegen meerde ren. Over te trage promotie. Over te laag salaris. Over ongeregeldheid van taak. Maar zullen ze daarom in enkele weken beter op de hoogte der zaak komen, dan een Minister in een twee-, drietal jaren? Een Departement ia eenig in zijn soort Het ia met geen ander kantoor voor verge lijking vatbaar. En zal daarom de enquête niet geheel mislukken moeten, of erger nog, tot een oordeel leiden, dat bij den toe stand ganschelijk niet past? Het mag dan ook zeer betwijfeld, of, zoo in de Commissie van Rapporteurs oud-Ministers hadden gezeten, zulk ecu voorstel ooit van de Com missie zou zijn uitgegaan. Ook voor den Minister ia zulk een en quête verre van aangenaam; nauwelijks ia ze billijk tegenover hem. Hij, en hij alleen, is tegenover do Staten-Generaal de verant woordelijke persoon. Elke enquête gaat dus uit van van de onderstelling, dat de Minis ter zich aan zijn verantwoordelijkheid poogt te onttrekken, of niet in staat is er aan to voldoen. Antwoordt de Minister op eerste aanvrrge van de Staten-Genoraal niet duidelijk en volledig genoeg, waarom stelt de Commissie van Rapporteurs hem dan niet bepaald© vragen? Welke ambte naren er zijn, hoe de taak onder hen verdeeld ie, welke uren ze aanwezig zijn, hoeveel stukken door elk ambte naar in don vogel per dag of per weck behandeld worden, en zooveel meer. Niets behoeft roor de Staten-Generaal ver borgen te blijven. En eerst zoo op zulke gedetailleerdo vragen het antwoord niet kwam, zouer voor een onquête, over het hpofa van den Minister hoen, gereede aan leiding bestaan. Stel eens ©en enquête in bij - eeu man van studio, hoe hij zijn dag verdeelt, en hoo hij werkt, en go gevoelt terstond, dat zulk een onderzoek tot niets zou loidon. En zoo zal het ook hier gaan. De onderzoekers zullen niet in staat zijn hun taak te volvoeren, en de ongeiegcld- heid van den toestand zal elke vaste con clusie onmogelijk maken. Er is éón ding te doen, waarop we reeds herhaaldelijk de aandacht vestigden. In België is eiko afdoeling van aanbelang in gedeeld in twee secties, de ééue voor den administratieven, d© andere voor den wet- gevenden arbeid, elk met een geheel ander soort ambtenaren bezet. Voorde men dit ook ten onzent in, zoo zou de administra tieve sectie een geregelde dagtaak kunnen krijgen en stipt worden nagegaan, terwijl de wetgevende aoctie uit een veel hooger staand personeel ware saaragosteld, dat evenals eon man van studio meer pan eigen methode van werken kon worden overgelaten. Do Haarlomschb medewerker van ,,D e Werkmansbod o" van het Algemeen Nederlandech Werklieden verbond, P. J. J. Klein, schrijft ovor de kansen der Staats ponsion n© erin g: Het grootste gevaar dreigt ons van be vriend© zijde, van den Vrij-Dcm. Bond. Als de Staatspensionneering ergens vordering maakt dan is het wel in den V.-D. B. We zion het door het gcheele landin alle kiosvereenigingen cn afdool in gen wordt het op de proppen gebracht. In Assen, dc zetel van den heer Troub, heeft, men zelfs zeer heftig gedebatteerd over zijn oand id nat ste] ling; men heeft verleden jaar den heer Notsobcr geweerd uit het Hoofdbestuur, doch het schijnt olio in het vuur geweest tc zijn, want hij is do man van vole vrijz.- demooraton. Zelfs in „Land on Volk" is d© strijd ontbrand. Mr. Marchant heeft gemeend datgene, wat in een vroegere be ginselverklaring werd vastgelegd, in dagen toon de V.-D. B. onkel uit generaals be stond, toen do studeerkamer de toon aan gaf, nog to mooton vasthouden als het best© standpunt. Oprechtheid, volharding, taaiheid, onz. zijn mooie eigenschappen, beter dan weorhaanboginseIon, doch men kan ook t o taai wezen. Mr. Marchant heeft vergreten, dat do voorstanders van Staats- pensionneering vooral in do arbeiderskrin gen voor ccn zeer groot dcci voorstander aijn geworden, omdat zij tegenstanders zijn van premiebetaling; z ij kunnen dc centen niet missen, ©n verhalen op do patroons klinkt heel mooi, doch is heel lcolijk, want dezo verhaalt het indirect door spoediger ontslag geven, door geen bijslag tc geven, door geen loousverhooging to geven, toch weer op den arbeider. Want op de cliön- teele verhalen gaat niet zoo g-makkelijk, en do cliënteelo, do feitclijko werkgever, be taalt niets; dat doet hij wel als er Staats- pensionneering komt, in den vorm van be lasting. Nog grootor wordt het gevaar, dat onze vriend en geestverwant mr. Marchant voor ons schept, als hij ons hutspot wil voorzob- ten, door nL de invaliditeitsverzekering en onderdomsverzokering aan elkaar tc kop pelen, misschien ook verband wil leggen met do ziekteverzekering en do ovcrlijdcns- fondsen; voor het gemak moest hij do werk- loozenverzek ring er meteen ook maar door Btampen, dan wordt do gezamenlijke premie misschien zóó hoog, dat het Zater dagsavond de moeite niet meer is do hand op te houden. Do arbeiders en de patroons moeten bet betalen en do renteniers, de hommels der samenleving, moet men toch vooral met. rust laten, die betalen al genoeg b?lasting voor de „oudroest" cn „bureau cratie" dat is consequentie van mr. Mar- chants standpunt. Nog eens, wij willen pensionnecriog loudoi premie, of niets. In een artikeltje Hot geloof op du markt zegt „D e Nieuwe C o u- r u u t": In do levens- en wereldbeschouwing v&u mevr. V a u K o 1 (Nellie), de eriitgenoo» t© van het sociaal-democratische Kamerlid, heeft een verandering plaats gegrepen, waarvan zij in verscheidene gesel) rif ten, iu proza en poëzie, herhaaldelijk getuigt. Zij is van een materialistische opvatting tot een streng goloovigc, positief-ohrisielijke overtuiging bekeerd. Hot ware gnnscholijk onvoegzaam, daarover in het- publiek tc spreken, indien die begaafde schrijster nies zelve herhaaldelijk in het openbaar, in druk, er van getuigde. Nu doet hot verschijnsel zich voor, dab vooral do kleinere an'i revolutionnuiro pers zich op dio bekooring geworpen hoeft mot een zoo onhoiligen piopaganda-ijvcr, dat zolfs „D o Standaard" er aanstoot aan neemt. Wij vinden in het no. van Za terdag een driestar met hot waarschuwen de opschrift„Schuchterheid in het heili ge", luidende: „De bekeering van mevrouw Van Kol is in hoogc mate ccn teckcnond feit, en io meer dan éón opzicht draagt ze het ken merk van cohthoid. Ze toont, dat do almacht der genade nog niet verkort is. Maar toch veroorloven we ons do vraag: zou het u niet gehinderd hebben, zoo men, hooiende van uw bokeoring, zoo wekenlang in allerlei publieke bladeh zich daarmee be zighield Bij het heilige hoort zekero sehuchter- hoid. Kn zou men dan moencn, dat het me vrouw Van Kol "iet moet hinderen, eon ge beurt -nis in liuar intiem leven op zoo luid ruchtige wijze zoo rusteloos iu allerlei pu blieke bladen besproken te zien? Haast zouden we '/.eggen: het moet wel." Wij vermelden dezo waarschuwing met instemming Hot is inderdaad ergerlijk iemands gemoedsleven aldus op de nublie.ko markt uiteestald. betast en gekeurd te «en. Maar wij kunnen i !et nalaten aan ..De S t a n d a a r d" te vragen Wie meer dan gij on uw leider hebben bijgodragen tot zul ke openbar© schouw? Was niet juist steeds „het geloof in de binnenkamer" u een er gernis? Moest niet ieder© gclooviqe juist „getuigen" on 'us ook zijn getuigenis ter toetsing aanbieden an bet publiek? En nu het slechte voorbeeld, door u gegeven, door werkt onder uw volgelingen, gevoelt gij nu niet hoe, juist uit uw mond, het „schuch terheid i hel heil-oa»" scbriinend vftlseh klinkt? De Rotterdam sch o bericht gever van hefc ,.Hbl.'* meldt: Men zal zich herinneren, dat reeds go- ruimen tijd geleden dcor B. en Ws. o n complex panden werd aangekocht op het einde der Hoogstraat aan de Oostveatploia- zijde, met het doel dezo te sloopen on op den vrij gekomen grond een nieuw Raai* huis to bouwen, aansluitende aan verschoi- deno daar reeds gevestigde gomocntcbu- reaux. De Raad keurde den aankoop goed, doch behield zich nadrukkelijk de bestem ming voor. Do groote meerderheid, daarin gesteund door do burgerij, verzette zich tegen het denkbeeld om op zulk een dwnzo plaats een stadhuis neer to zetten. Wij vernemen thans dat ook B. en We. de ideo hebben losgelaten on weldra don Raad een beginselbesluit zullen voorleggen om hot nieuwe Raadhuis aan den Coolsingel te brongen. Deze nieuwbouw zal dan dienst baar worden gemaakt aan de opruiming van veel ongcwenschte toestanden, omdat het in de bedoel ipg ligt het gansche com plex tusschen Coolsingel en Zandstraat te dezen behoeve op te ruimen. Er zal, wat mogelijk is, een ontoigeningóontwerp wor» den uitgelokt. Naar aanleiding van dit bericht zegt do „N. R. C.1' uit de beste bron to kunnen mededeelen dat bij B. cn Ws. nog geen enkel bepaald voorstel vaststaat. 81) „Het zou niet kwaad s]jn als lk een van m\jQ oude kameraden ontmoette 1" zei hy by zichzelf. „Straks zal ik in elk geval eens een van onze spelooken, waar wy vroeger altijd samen kwamen, opzoeken." Daarop ging hy op weg en ontmoette ln de „Heroerg der wilde vrouw" zyn ouden vriend, Babcock, die een tydlang reeds bediende by dr. Gri88lih was geweest. Het was reeds donker, toen Dan ln het eenzame huis terugkeerde. Nadat hy ln de keuken het licht had aangestoken, klopte hy zacht aao Dartons deur en trad binnen. „Zal ik het licht ook aansteken, mr. Barton Langzaam richtte de Jonge man zich op van de 6ofa, waarop hy had gelegen. „Zoo, ben je weer terug, Dan?" zei hy met zwakke srem. „Ja, goed, steek da lamp op myn echryfiafel maar aan en bot licht ln de bibliotheek. Ik moet nog werken." fZal ik dan thee brengen?" „Over oen half uurtje." Dan vertrok, begon na esn tydje thee te zetten, vulde een zilveren schaaltje met koek jes en droge biscuit, kookte een paar eieren •n legde wat ham en koud vleescti op een assiette; dit was alles, waaruit 'het avond eten van Barton bestond. Binnen een halluur was hy met alle toebereidselen gereed en bracht alles naar de studeerkamer. Juist toen hy op het punt stond de kamer te verlaten, werd hy door zyn heer teruggeroepen. «sim, Daa", sprak barton «ênlgailn» verlegen, hetgeen den bediende niet ontging „Lui van jouw soort hebben gewooniyk veel ervaring. Het is mogeiyk, dat ik een be kwaam en betrouwbaar dokter noodig heb; ken jij misschien zoo iemand, die ook zeer gevaariyke operaties onderneemt, natuuriyk voor een zeer groot honorarium." DaD wiet zyn vorbazing te verbergen door een nadenkend gezicht te trekken. „Als ik me eens even mag bedenken", zet hy langzaam, „ik geloof, dat ik in Londen een dokter weet, die voor het moeiiykste te vinden zou zyn, als men bom maar voldoen de geld biedt". By zichzelf dacht hy Wat zou myn heer in vredesnaam met een dokter wilieu Hy is wel een heel eigenaardig mensch, maar van een bepaalde ziekte beb ik nog nooit iels by hem gemeikt. Hallo, daar valt me iets in. Zou myn onverwachte ontmoeting met Babcock nog vap een tweede belang kunnen zyn? Deze dr. Grissith ia wel iemand, die voor oen handvol geld voor veel le vinden is. Als ik myn heer met hem in kennis breng, dan ontstaat daardoor misschien ongemerkt do gelegenheid voor my om dikwyis met Babcock in aauraking te komen zonaer dat ws ons altyd in hst publiek in de „Hsrberg der wilde vrouw" behoeven te ver- toonen 1" Deze gedachte besliste by Dan Dickson en aarzelend hei nam by: „Ik herinner mU, dat daar beneden by de Theems, in de buurt der dokken, een dokier woont, die zeer handig heet te zyn en niet gauw voor iets tei ugschrikt." „"Weet je zyn naam ook, Dao?" „Ja, Grissith." „Zou je zyn adres ook kunnen vernemen?" „Z©er sefcefr doir ik hem kern* Vlug trachtte Dan zich het hem gisteren door Babcock genoemde adres te herinneien. „Waar woont by dan?" vroeg Baiton buiten gewoon belangstellend. „Simmonsstreet 71, als ik me niet vergis. Ja, ja, ik weet het ook eigeniyk wel zeker." Dank je, Dan I" antwoordde Barton, terwyi hy plaats nam voor zyn scbryftafel, „ik wil dan even een paar woorden aan dezen dr. Grissith sch»yvtn en zou graag willen, datje den brief dan nog even postte. Je kunt wel eerst gaan, ik zal je wel bellen 1" „Heel goed, mr. Barton 1" Dao stapte de keuken binnen en begon zyn avondeten te verorberen. Zyn nieuwsgierigheid, wat er ln den brief nan dr. Grissith zou staan, kon hy gemakkeiyk bevredigen hy had immers een middel om gesloten brieven te openen en opnieuw te sluiten, zonder dat een spoor hiervan zichtbaar wss? Eer 's avonds den brief van Barton aan dr. Grissith in de brievenbus viel kende Dan den korten inhoud reeds uit het hoofd. „Geachte Heer! Voor een operatie, waarvoor tsgeiykertyd handigheid en geheimhouding worden ver- eisebt, zoek ik een bekwaam geneesheer. Men heeft my u aanbevolen on beleefd wilde ik u nu verzoeken my morgenochtend om elf uren een gesprek to wilLn toestaan. Nog wil ik hieraan even toevoegen, dat ik aan u het bepalen van het honorarium zou overlaten." De brief was met onderteekend. XILL Onder de sevon millioen menschen, die de reuzenstad Londen bevat, zyn alle menacben- ra88en in tallooze exemplaren vertegenwoor digd. Het bont* weefsel dsr draden, waardoor het koloniale Engeland met het moederland is verbondon, voert uit alle hemelstreken gole, bruine en zwarte tyjon daarheen en Indiërs zoowol als negers, Maleiers en zonen vsn Japan zyn ln Londen nauweiyks meor opvallende ver- schyningen. De ruime geldmiddelen, waarover Djarleep Sahib bad te beschikken, maikten het hom gemakkeiyk al datgeno te ondernemen, wat hem nader tot zyn doel, hel ontdekken van het verbiyf van rar. bouch of Barton, kon brengen. In de eerste plaats diende hy voor zich en zyn Indisch gevolg oen onderdak te vinden, dat hem aan alle nieu vsgionge oogen onttrok en hem meteen in staat stelde om van daar uit overal hsen te gaan waar het hom raadzaam leek, om den ontvoerder van hel diamanten oog, het kleinood te ontrukken en hem zelf schadoloos te maken. Djarleep Sahib had zelf lange jaren io Londen doorgebracht en hy was zooooeude dus wel met het Londenscho leven bekend. Hy wist, dat oen groot aantal voorname Indiërs dikwyis voor langen tyd daar hun ver biyf hadden en dat er in het Westeiyk deel woningen waren, wier inrichting veel overeen komst had met de huizen uit zjn geboortelan 1. Nauweiyks ln Londen aangekomen, stelde hy zich met etn raakelaarsbureau in verbinding, en daar hy een piys noemde, die wel kon dienen om iemand aan te sporen, was hy reeds den volgenden dag in het bezit van een geschikte aanbieding Een ryke Indiër, die hier had gewoond, was onlangs gestorven en de woning in de buurt van Hyde-Park, die door hein was bewoond, stond met haar geheele Indische Inlichting nog te koop of te huur. Een huurcontract voor drie maanden een termyn, welken Djarleep feahib al< duur van zyn verbiyf te Londen waorschynlyk achtte kwam snel tot stand on eor nog de avo~.d van den derden dag na zyn aankomst was aange broken, was hy reeds met zyn belde getrouwe dienaren, benevens Paramousa en Awamah, die zich ellendig te midden van dezo bedryvigo reuzenstad gevoelden, geïnstalleerd Do belde Indische bedienden, die voor Djarleep Saliib hadden le zorgen, waren reeds eer mei hem in Euiopa geweest en gevoelden zich in dit vieemds laud heel best thuis. Do oude priester werd dikwyis by zyn gebieder geroopec, om met hem over verschillende dingen te be raadslagen om de dewedaschi bekommerde zich, behalve do grysaard, die trouwens ook oog meestal in Bomber gepeins In elkaar ge doken zat, niemand. Nooit nog had Djrrle.p St-bib baar voor zich laton verschijnen en geen zyner blikken gold haar, ale zy hem m de gang of ln het voorhuis ontmoette en deemoedig buigend met gekruisde armen en diep gebogen hoofd in een hoekje gehurkt, don heor van het tygeroog liet passeeren. Het liodyke lachje, dat als een zonnestraal haar gelaat verhelderde als zy aan hot bee'.d dacht van hem, dien zy liefhad, werd in den laateten tyd niet meer gezien. Zwygend en In zichzelf gekeerd zat *y neer op de mat in de kamer, die voor haar en Paramousa wss aan gewezen, on z(J liet uur na uur verloopen zcader zich voor iets, wat haar omgaf, te interessceren. Ook haar uiteriyk had een verandering onder gaan. De groote gazellenoogen hadden hun glans verloren en lagen nu mat en dof in haar hoofd. Haar slanke ledoinaten waren vei borgen onder wyde bioekepypen van d&k* blauwe wol, terwyi een zakvormig buis van dezelfde stof van haar fijne schouders afviel. (Wordt yervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 9