No. 15061. LEID5CK DAGBLAD, Zaterdag* 27 Maart. Anno 1909, PERSOVERZICHT. HET mmmTJE. I Onder het opschrift B y deux waa r- dersezp loit schrijft „L and en Volk": Het hoofdbestuur yaa den Bond voor Staatapenaionnoering heeft na voor de gegadigden naar een Kame-rzetol de guillotine opgezet. W ie zioh verheugt in de hoedanigheid van „oandidaat voor lid der Tweede Kamer" heeft een gedrukte circulaire thuis gekre gen. Hierin staat voorop de veelbeteke nende mededeeling, dat de Bond circa 26,000 leden telt. Daaronder rijn stellig beel wat kiczors. Volgt hot beleefd verzoek, ,,wel uw aandacht te willen schenken aan onder staande vragen on uw antwoord zoo spoe dig mogelijk aan den secretaris te doen toe komen." Nadat do vragen zijn gesteld, volgt: „Uw antwoord wordt met belangstelling te gemoet gezien en aan de Bondsafdeelin- gen in uw kiesdistrict meegedeeld." Ka aan hot slot de guillotiuo: „Binnen 14 dagen niet antwoordende, zullen wij u als tegenstander van onzen Bond moeten beschouwen." Dat zijn do vragen 1 Zoudt gij, als üd der Tweedo Kamer, willen medewerken aan het t-ot-et and-ko men van een Oudordomspensioenwet, waar bij aan allen zonder onderscheid pensioen wordt toegekend t Zoo niet: Zoudt gij dan, u aansluitende bij wat ge noemde Boud voorts nastreeft (zie do Gro ninger motie van 1907), eis Kamerlid wil len medewerken aan het tot-stand-komen van een Oudordomspensioenwet in den geest wan de Deensoho wet van 1891 of do Kn- gelscho wet van 1908 I Zoo niet: Zijt gij dan wellicht een voorstander van Ouderdomsverzckering met verplichte pre miebetalingen, zooals die o.a. is beliohaamd in de Duitsohe wet van 1889! Of: Zijt gij tegen elke staatsbemoeiing op het punt van Ouderdomsverzorgingt Wij rullen in con ontleding van deze vra gen niet treden. Wie zich rekenschap geeft van de talloozo kweetics welke er in liggen opgesloten, zal ze onmogelijk met ja of neon kunnen beantwoorden, behalve de eerste vraag met „neen". Het hoofdbestuur heeft blijkbaar niet overwogen, dat de verant woordelijkheid van een volksvertegenwoor diger soortelijk vereohilt van die der pro pagandisten voer een idee. Maar overigens wil t b ons voorkomen, dat het hoofdbestuur een terrein heeft be treden, waar het vandaan behoort te blij ven. De gezindheid van een volksvertegen woordiger is een zaak tusschen hem en zijn kiezers. Geen bestuur van een vereenigmg met een bepaald doel heeft zich daartus- schen te dringen. Wie der hal ve niet reeds zichzelf te veel respecteert, om aan een aidus gestelde som matie gevolg te geven, zaJ op de laatstge noemde overweging het hoofdbestuur in zijn vordering niet-ontvankelijk moeten verkla ren. „De Nieuwe O o ar» at" teekent hij dit artikel aan: Wij betuigen met deze uiting van het vrij- «innig-domocratasche orgaan onze volle in stemming en hopen, dat de Kameroandïda- feen zijn raad zullen volgen. Men zal zioh herinneren, dat ook „De Standaard" zich onlangs in gelijken rin over dergelijke „oandidatenkeur" uit liet. In de lichtbal van v0entral", in Den Haag, waar het greote leven voortdurend af en aan bewoog, kon. je den vorigen zo mer haar zien, 's avonds tusschen achten en tienen. Zij was een klein, bruin meisje van een jaar of twaalf, met een lief eu geestig gezichtje tussohen de weelderig vallende haren, en met klceren als ver flenste bloemen. Zij kwam daar om te be delen, stil sohooierond, met een vragen den blik alleen, van tafeltje tot tafeltje. Er zaten op dat uur meest veel menschen buiten, voor het café, in den eleotrischen lichtschijnen als heb regende, zaten zij te genieten, zelf lekker droog, van het schouwspel der natte menschen, die voort- ploeterden in het water en door de modder. Zij was blootshoofds. Een dikke, golven de lok van heur haar viel vaak over het voorhoofd; haar oogen keken dan er door heen als kooltjes vuur onder de asch. Maar met een los gebaar van haar magere, vuile handjes streek ze baar gauw weer weg. In haar arm, waar een nestje was ge maakt van haar schort, droog zij een kledn, wit marmotje. Het diertje zat daar maar levenloos stil; een zacht, gewillig ding, dat met zioh doen liet wat je wou. Soms als het te zwaar werd, sjordo zij het weer voor even een eindje op. Alleen aan het spitse, speurende neusje kon je zien, dat het leef de. Zoo ging het bedelkind langs de uitersto tafeltjes. Als het te brutaal werd, te diep kwam in de lichthal, naderde een kellner of uitsmijter, en met een verweerloos ver wijt in haar groote oogen trok het kind terug. Zij was altoos overal al vertrapt in haar korte, jonge leven. Ook wel klonk er een kort, schril gefluit m den boek van de BngpjueeUeek Dat Van deze nieuwe poging tot „stembus- pressie" schrijft het blad dan ook: Blijkbaar strekt deze manoeuvre, om den oandidaat vrees in te boezemen. Antwoordt hij niet, of antwoordt hij on gunstig, dan wordt dit in zijn district ter kennkse van belanghebbenden gebracht. Hierbij wordt dan ondersteld, dat, zoo zijn tegencandidaat wel antwoordt en in gun stig en zin, de voorstanders van den Bond tegen hem en voor zijn tegen-candidaat zul len ijveren, ea dat dit zijn nederlaag aan do stembus ten gevolge zal kunnen hebban. Juist met het oog op zulk een pressie, die we als immoreel afkeuren, spraken we nog onlangs den wensch uit, dat de candi- daten toonen mochten genoeg moed on fier heid te bezitten, om zich van elk antwoord op zulko vragen te onthouden. In hoeverre die wensch vervuld zal wor den, zal binnenkort wel blijken. Do lijst van wie antwoordden en gunstig antwoordden, zal wel intijds worden gepubliceerd. Mr. A. schrijft in het „K a t h o 1 i e k Sociaal Weekblad" over do s o- oiaaWemooratie en de moe der-fabrieksarbeidster: Dat het goed gezien was, den heer Schaper voor de pertinente vraag te plaatsen: Waarom spreekt uw motio niet over den fabrieksarbeid der gehuwde vrouw bewijst do aflevoring van het So ciaal-democratisch Maandschrift „D e(n) Nieuw e(n) T ij d" (1909, No. 3), waarin de hoeren H. Spiekman en F. M. Wibaut met elkaar over dit actueele onderwerp polcmiseeren. Ook hier blijkt weer, hoe hopeloos de Revisionisten cm de Marxisten onder el kaar verdeeld zijn. Do heer Spiekman ooastateert het te recht (bid. 197): „Het mag mot worden ontkend: uit het artikel van Wibaut, in antwoord op dat van mij, is thans wel duidelijk gebleken, dat er ten opzichte van do eischen, die onze Partij heeft te stellen aan de wet geving tot bceohenmng der arbeidsters, tusschen ons indercöaad verschil bestaat in die mate, dat het wel moeilijk blijken zal, een uitspraak te krijgen, die, indien ze althans ©enigszins positief zal zijn, ons beiden zal bevredigen." En do beer Wibaut spreekt het met een groote openhartigheid uit (bid. 210): „Het is voor de leoera van ons tijd schrift nu wel duidelijk; tusschen Spiek man en mij, tussohen zijn standpunt en het onze, ten opzichte van de begeerlijk heid van eoomomiache gelijkheid voor vrouw en man ligt een klove van zéér diepgaand verschil. Hij wil aan do gehuw de vrouw in do arbeidersklasse, indien zij jonge kinderen heeft en haar man valido ia, niet do beslissing laten, hoe zij haar arbeid zal aanwenden, buiten of in het gezin.. Wij stellen daar tegenover: socialisme veronderstelt een verhouding van volledige peraoonlijke gelijkwaardigheid tussohen vrouw en man. Geen maatregel dus kan thans voor de arbeidersklasse aannemelijk zijn, die do strekking heeft deze gelijk waardigheid te ontkennen, haar ontken ning te bestendigen.... In deze tegenstelling is gezegd, hoe breed en hoe diep het verschil is tusschen Spiek man en ons. Men ziet het: de heer Duys kan kl&gcn, dat het „geklier en gedonderjaag" al weer begint, dat de heer Wibaut zijn stand punt weer aanduidt als het ©enig juiste socialistische standpunt, en dus daarmee tevens te kennen geeft, dat het standpunt van den heer Vliegen niet socialistisch UI was het teeken, dat er een politie-agent aankwam. Dan vlogen al de bedelkinderen, uit alle hoeken van de Lange Poten, het steegje in, waar de duisternis hen opslokte. Als het niet lukte voor „Central", ging zij ook wel eens verder, naar de Frans, naar de Bor, naar Riohe, Gouden Hoofd of Linke. Maar het beste en dus voornaamste operatie-veld, waarnaar zij telkens weer te rugkeerde, waar zij thuis was en een fi guur, die er behoorde, was en bleef toch altijd het groote, cosmopolitische hotel, waarvoor altijd waohtto omnibus, rijtuig of auto, scans alle drie op een rij, en waar in de lichthal vreemde logé's van allerlei na tionaliteiten naar binnen defileerden langs de stooltjes en tafeltjeB, dicht-bezet met menschen, die alles nauwkeurig opnamen en critiseerden. Daar bleef zij dralen en dwalen tot, om 'n uur of tien, de slaap en de honger haar na<ar huis dreven. Een enkelen keer ook ging zij al eer; wanneer het te hard regende om het een paar uur buiten uit te houden, of wanneer zij eens een goede vangst had gedaan. Ik heb het eens een keer gozien in dien tijd, dat aan het meest vooruit-gesehoven tafel tje van „Central" een Duitsohe jongen ging zitten. Hij was student, dat kon je zien aan zijn witte pet. Hij was misschien maar voor enkele dagen hier, en het regende van den morgen tot den avond. Zoo streek hij neer, moede en verveelde vreemdeling, voor het hotel. Het duurde niet lang, of het kind met het marmotje kwam ook bij hem. Zij kwam stil tegen zijn tafeltje staan, zooals haar ge woonte was, en het benieuwde mij wat er gebeuren zou. Het beestje lag stil in het nestje van haar arm; heur natte haren piekten over haar smoezelig voorhoofdje heen; en met haar mond en haar oogen lachte zij, zooals zij dat doen kon, maar aldoor ©s heel stil haar l-rieodeljjketaa, Nu zouden we hierop willen wijzen: Toen in de Tweede Kamer bleek, dat er tusschen de Christelijk-Historischen ea een groot deel der Katholieken, hoewel zij overeenstemden in het beginsel, dat de Staat bevoegd ie den arbeidsduur van volwassen mannen in te perken, eoaig verso!til beeöond omtrent da vraag der prAobieohe uitwerking van dit begin sel, n.L of men voor elk bedrijf afzonder lijk eon regeling moest treffen, óf dat men bovendien een generaal macrimuri van tien ure® voor alle arbeider» moest vaststellen, toen du», bij deze overeen stemming omtrqgit het principe, bleek van eenig verschil omtrent de practise he uit werking, heette het onmiddellijk in do vrijzinnige en sociaal democratische pers Waar blijft nu do antithese Wat ziet men echter hier, bij de soci aaldemocraten, die beweren een veel be tere antithese, die tusschen kapitaal en arbeid, op don voorgrond te stellen! Zij liggen overhoop, niet over een prac- tisoho kwestie, maar over do bcteekenis van het socialistische principe zelfl En dat bij een zoo urgente arbeiderskwestie als het vraagstuk van den fabrieksarbeid der gehuwde vrouw I Het„U treohtach Dagblad" schrijft: „De arbeid van den boer op het land is zwaar; maar hij gedoogt het in-stand- blijven van een gezond ras. De arbeid in do steden en in de indus trieën gaat met allerlei physiek© en ner- yeuse, soms ook moreelo bezwaren ge paard. In het eene vak mag dit erger zijn dan in het andere, over het algemeen heeft do arbeid in de steden en in de industrie een eloopend karakter. Som» wordt eenzijdi ge, en in haar eenzijdigheid op den duur overmatige lichaamsinspanning gevraagd. Soms werken ongezond© levensvoorwaar den sloopend, soms grijpt do nerveuse haast van het stadsleven en het geld-ver- dienen het zenuwgestel aan. Daarbij komt dan het ongezonde won-n in de menschelijke mierenhoopen, die mon huurkazornes heet, als gevolg van den met den grond godreven wodker. Kortom, statistici houucn vol, dat do ge slachten van atadsmenschen het niet lang maken, het soms niet verder brengen dan drie generaties. In ieder geval neemt men bij stadsbevol kingen op den duur een sterke verslapping en ontaarding tot een knrakterlooze, raase- loozo en veelal physidk minderwaardige massa waar. Daarentegen is het bestaan van den boer een sober, maar harmonisch bestaan. De Lichamelijke inspanning is niet een zijdig on steeds afwisselend, Zij geschiedt op het vrijo void in zuivore atmosfeer. Zij gedoogt en eischt intellectueel© belangstel ling; voor de indeeling, d© inrichting, de wijze, waarop het werk wordt ondernomen, is voortdurend overleg noodig. Ten slotte is de boer steeda afhankelijk van Hoog ere Macht; voor het welslagen van zijn arbeid is zoowel zijn eigen inspannng als de gunst der Natuur onmisbaar. Een boer, die niet vroom is en van deemoedig Godsvertrou wen bezield, verliest den moed, houdt het werk niet vol. Het landleven houdt den Godsdienst in stand. Hotgeea weder me debrengt een bedaarde en berustende plichtsvervulling en een in den regel #rn- stigen le voos wandel. Onder zulke omstandigheden blijft een ras in stand en blijft het gezond. De boerenbevolking is niet alleen de gezonde, krachtige, trouwe en brave kern van het leger; zij is do gezonde, krachtige, zedelijke en betrouwbare kern van den Staat. Zij levert bovendien de elcmbhten, die d© dringendst-vragende lach, gansch onbewust er van hoe mooi zij zoo was. De student keek haar een» aan. Hij zei niets, want verstaan zouden zij elkaar tooh niet. Hij keek haar een heele poos aan, terwijl zij allebei roerloos in dezelfde hou ding bleven. Toen, in de taal, cue ieder kent, klopte hij haar bemoedgend op haar hoofdje, op het mooie haar, en gaf haar een gulden. Ik zag het; ik zag, hoe zij haar dankbaarheid trachtte te uiten in een aller grappigste buiging, en hoe zij toen, uitge laten, dwars de Poten over holde, de Ba- gijnestraat in. Dat was één keer, dat ze vroeg naar huis ging. Van nog een anderen keer wil ik u ook vertellen Dien avond regende het weer. Het mar motje was al sedert een paar dagen ziek. Zeker van de kou; het wilde zijn winter slaap beginnen. Het had nu al bijna een week niets willen eten, en het lag maar den heelen dag in een hoekje van zijn kool Avonds liet het zich gewillig in den arm van het meisje zeulen: daar vond het nog een beetje warmte. Maar het regende buiten en de wind sneed; voor de oafé's zaten niet veel menschen. Het marmotje was al sedert een paart* dagen ziek, maar nu deed het toch too raarl Het meisje had vroeger ot heel lang geleden al l een broertje gehad, dat, jong en klein, gestorven was aan de koorts. Zijzelf was toen hoogstens vijf jaar, maar nog altijd stond het haar bij, hoe het ventje in de bedstee had liggen schokken en samentrekken. Zij hadden maar aldoor meer dekens en kleeren en lappen er op gegooid, en toch kleumde het kereltje van de kou. Net zoo deed nu ook het marmotje. In haar arm schokte en trok het maar al heen en weer oi het stuipjes had. Zij had haar boezelaar dubbel er over heen gesla gen, en nog moest zij het met beide han den vasthouden* anders soa het er dadelijk steeda afbrokkelendo stadsbevolking ver- vorsohea, op peü houden en zoo mogelijk ve r heffen. Het overicomt den boeren niet eiken dag, dat er zoo in oen liberaal dagblad ever hen geschreven wordt, zegt „De T ij d." Onder het hoofd T vr e e.,. drie! zegt o N ederlandor": D© eenheid in de goloderen der Ne- dorkmdsohe sociaal-democraten is niet hersteld. De nieuwgevormde partij heeft beslist, dat zij de voorwaarden, tot horstel der eenheid, door het Intern. Bureau ontwor pen, niet kon aanvaarden. Zij wil wel ver der onderhandelen, maar in tusschen de propaganda voor haar richting en goed rooht voortzetten. Op dit punt bleek echter ook do nieuwe partij reeds woder in tweeën gedeeld. Mr. Mendels en dr. Gorter handhaafden hun persoonlijke zelfstandigheid tegenover het mecdorbaids-bcsluit. En in „H t Volk" wordt dit terdege aan de kaak gesteld als in strijd met „do democratie". „Democratie" boteekent, uit dien hoek gekomen, allereerst onderwerping aan den wil der massa. Welk een schouwspel infcuseohen geeft ons deze politieke groep te zien, die de leuze der vcreeniging „arbeiders aller landen, vereenigt ui" tot haar grond zuil heeft gesteld 1 Geen politieke partij in ons land is zoo hopeloos verdeeld als zij. En do scheld woorden der gesoheidenen klinken tegen elkaar op. „Onverantwoordelijke scheur- ir-akera" heeten de Marxisten in ,,H o t Volk", met de adjcctiva: „overmoedig, haatdragend, vorwatcn" En volgens den voorzitter der niouwo partij wordt door mr. Mondeis en dr. Gorter „de democra tie ondermijnd". Arbeiders van Nederland, legt met ver trouwen uw lot en belangen in handen van d© Nederlandaoho sociaal-demooratie 1 „Het masker gescheurd" .zet „H o t V o 1 k" boven zijn hoofdartikel. Zeer juist inderdaad. Do minister van justitie hoeft ingediend een wetsonbworp, dat nL tot verhef fingvan ontslagen gevange nen, waarvan hot hoofdboginsd allen ae^r sympathiek zal rijn. Neen, zegt de „N iouwe Provinoialo Gro ninger Courant", wij gaan niot mee met hen, die van schuld en straf niet meer willen woten, en meonen, dat de overheid geon andere roeping heeft, dan om den misdadiger en overtreder een goede opvoe ding te geven, om hen straks als „sooiaol hersteld" aan de maafcsohappij torug te ge ven. De overheid ia geroepen don schuldige te straffen. Maar even vast als wij op dat standpunt staan, evenzeer juichen wij aJl# degelijke pogingen toe, om den ontslagen gevangenen de terugtrede in do maatschappij zoo ge makkelijk mogelijk to makon. Het is een feit, dat het „eens gezeten" hebben eeu kwaad getuigschrift blijft voor den ontsla- gon gevangene, dat hem vaak vruchteloos naar werk doet zoeken. En het kan liobt gebeuren, dat hij eindelijk moedeloos zioh weer willoos laat afr rijven op den stroom van zonde en misdaad. Ook zou menigeen, die als eindpunt op zijn levensweg de Rijkswerkinrichting vindt, misschien gered kannen worden, wanneer hij nog tijdig gegrepen werd. Men moet zich natuurlijk voor valsche sentimentaliteit hoeden op dit gebied. Wij hebben van naderbij uitnemend bedoelde pogingen, om zulk vordoolden weer te recht te brengen, droeg zien mislukken, om- uitgevallen zijnl Het Bpitse, speurende neusje woelde zich telkens bloot in een angstig verlangen naar lucht; het borstje hijgde op en neer, en het was of iedere ademhaling een krampaoheufc waa, z66 kromp het beestje telkens Idoodaklein in elkaar. Het zou stellig dood gaan, dacht zij. Zij had altijd voor het diertje gezorgd Overdag moest zij naar school, maar wan neer zij thuis kwam was het altijd even naar het marmotje kijken. lederen avond had hij haar trouw en gewillig gezelschap gehouden, haar geholpen bij het ophalen van menigen cent. En, kind, aan w'en men czich niet veel liet gelegen liggen, had zij zich onwillekeurig aan het beestje gehecht. Nu lette zij niet op de plagerijen van do jongens, die haar een duw gaven tegen haar arm of haar trokken aan heur haar. En zij verdiende ook niet veel, dien avond. Om negen uren begonnen ze voor „Cen tral" de stoelen al in elkaar be schuiven; en zij ging vroeg naar hui», het schok- sehuddend marmotje in haar armen. Zij liep onverschillig tusschen de drie, vier kerels door die benoden in het kroegje zaten. Zij ging de smalle, uitgesleten trap op, kwam op den zolder, waar do oude vogelkooi stond met wat todden en een paar harde broodkorsten; het nestje van het marmotje. Op haar harken voor de kooi droogde zij het kletsnatte diertje eerst goed af met een drogen lap. Wat was het mager en small Het liet maar gewillig met zich sollen; te ziek om tegenstand te bieden. Toen bedde zij het warm in het nestje. Zij legde nog een paar vodden over hem hoen; maar hij woelde zijn neusje bloot, en ze gleden er af van hot sohokken, dat zijn lichaampje deed. Het kind huiverde; zij zelf was ook door nat. Toen ging zij naar beneden, een boter ham eten en naar bed. Zij sliep gauw ia. Midden in den nacht werd zij opeens dat de verleiding voor de zwakke karak ters telkens weer te zwaar bleek. Wat ia maanden opgebouwd werd, giug m een en kelen dag bouis weer te loor. Maar ook hier mag teleurstelling van een krachtig optreden jegens het ellendig© niet weerhouden. Ea het is daarom, dat wij ous verheugen in de poging, die nu van dit ministerie uit gaat, om ordo te brengen in den arbeid op dit terrein. Bedoeld wordt het steunen door subsidie van particuliere bemoeiing en reohtstreoksche overheidsbemoeiing. Gele genheid tot ruimer bezoek aan strafin richtingen zal wordcu geboden. Een gewoon subsidie zal worden ver strekt voor de pogingen, door particuliere instellingen „naar eigen wolmeonen iuge- steld." Terwijl een bijzonder subsidie wordt voorgesteld, wanneer do zorg voor een bepaald persoon aan een instelling wordt opgedragen, bijv. om een eerste op zending naar een Rijkswerkinrichting to verhoeden. Reohtstrecksche bemoeiing van autoritei ten in strafinrichtingen, enz. zal worden mogelijk gemaakt, indien het particulier initiatief om een of andore roden niet op treedt en er tooh voldoenao gegevens zijn om vrucht op do „bemoeiing" te verwach ten. Het ligt in de bedoeling hot ontworpen stelsel met ingang van l Juli a.s. in wer king to doen treden. Wij hopen van harte, dat het particulier initiatief zich zoodanig zal ontwikkelen» dat do Ri}ks8teun een goe<d aanknoopinga- punt steod» mag vinden. Het geldt hier geen voorwaardelijk straf fen, dus geen uitstel vau recht. Het geldt hier barmhartigheid oefenen over bet ge val lone. En voor zoover de Overheid tot hot rioh- tig beleid vtin dit. moeilijk werk de hel pende hand kan bieden, moot die hulp met dankbaarheid worden aanvaard. In een driester „O n z o spelling'* zegt „De Standaard": Loslating van do spelling van De Vries en To Winkel, en aanvaarding van da Kollewijnsohe, is vooral bepleit mot do opmorking, dat de schooljeugd er door onthoven zou worden van geheel doclloc-eo en nuttelooze hcrsenbrckcrij. Dat doelt vooral op do moeite, die het geslacht der naamwoorden oplevert, indien zo niet onzijdig zijn. Of een woord onzijdig is, va lt oen ieder nog, except zeer weinigo woorden, zooals eigen dom. Maar do moeilijkheid komt bij wat men thans noemt de D e-woorden, waarvan maar al te dik wijls niemand meer voelt, of zo manlijk of vrouwelijk zijn. Waar een Duitschcr dit verschil nog voelt, voelen wij het niet meer. De één nog iets meer dan de ander. Op do Oostergrenzcn aoms nog sterker dan fangs do zeekust. Maar over het geheel ge nomen, staat bij tal van woorden de best# soms voor onzekerheid, en slaat, om geen fout te raakon, een woordenboek op en ziet hot na. Nu had men in de schoolboeken dusver d# gewoonte, allerlei regols op te geven, waarnaar men oen woord voor manlijk of vrouwelijk had te houden, en op die regel» dan woor tal van uitzonderingen. En zoo wel die regels als die uitzonderingen wer den dan weer in do hersenen van de school- jougd ingepompt. En sckor, dat was ballast. Wat do schooljeugd leeren moet, zijn do regols van verbuiging, cn dan moeten se een woordenlijstje hebben, om het gcslaoht in op te zoeken. Moor niet. Don valt al die hallast vanzelf overboord, en allerminst heeft men daarvoor de Kolle- wijnsche spelling noodig. klaar wakker. Het was nog donker, maar zij werd zóó plotseling en zoo helder wak ker, of iemand haax op haar schouder ge tikt had. „Hoe zou het nu zijn met hot marmotje!'* waa het eersto, wat zij dacht. Zij kon haar nieuwsgierigheid niet be dwingen. Voorzichtig, in het duister, stapte rij over vader en moeder heen, do bedstee uit. Zij tastte alles in het donker. Zij kon geen hand voor haar oogen zien* Maar zij kende den weg. Zij tastte de smalle, uitgesleten trap op. Een trede kraakte, en zo bleef even* don adem inhoudend, staan. Alles bleef stil in huis. Op zolder sliepen haar twee broers. Al» ze die nu maar niet wakker maakte I Op haar bloote voetje», kleumend in haar hemdje, sloop zij naar den hoek, waar do kooi stond, hurkte er bij neer cn haakto het knipje los. Eerst durfde zij even niet. Toon stak rij moedig de hand in het kooitje, zoohb tusschen de lappen van het nestje. Zij vond niets I Waar zou hij dan gekropen rijn! Maar toen.... in het verste hoekje.. had zij hemiets kouds en stijfs. Zij streek liefkoozend over zijn mager lij: dat nu beelemaal stil was; zij liet het' kleine staartje glijden tusschen haar vin gers door; het was of zij haar hand niet meer kon terugtrekken. In het donker zocht zij rijn spitse neusje op, dat altijd zoo gespeurd en gesnuffeld had; greep all# vier zijn pootje»; één voor één. Het wa ren net bandjes Toen kroop zij voorzichtig weer in bod,, waar zij geluidlooa begon te schreian. Dat was de andere keer, dat mijn bedeK meisje vroeg naar hui» ging.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 13