Taaiheid van het menschelijk leven.
Het verzakken van de Noordzeekust
RECEPT.
Bespotto hooggepladtsten.
■triri^ïïrys^a.
meevallen wangen en con smal neusje ge
kregen, zóó treurt «dj om haar Pattka,
dio in de gevangenis met rwaren arbeid
overladen U; houthaJkke® moot hij. En al-
'tdjd maar magerder wordt hij, altijd maar
floor nog smelt zijn statige lichaoms-
figuur, waarop hij zoo trotsch was, weg
als sneeuw voor de zon. Drie jaren heeft
men voor hem aangekalkt; maar zijn duif
je Puschka neemt zich voor, hem na dien
tijd weer als eon gans, dio mon vetmest, op
te kweeken.
Wossilow on Tschernikow ziju groote vij
anden geworden. De kleine, pokdalige voa
had zijn kameraad trachten te beduiden*
dat er togen dit „noodlot" niets was te be
ginnen; maar Tsohernikow heeft met rijn
groote handen Wassilew een geduchte muil-
poer gegeven en heft de hand droigend
op telkens als hij Wassilew ziet. Allo drie
hebben intusïohen gezworen geen roebels
noch kopeken meer na te maken.
„Dat zou u ook slecht bekomen, broer
tjes," had de rechter gemeend, toon hij
van die gelofte hoorde.
De ramp van Messina heeft nog eens be
lwezen, welk een groot weerstandsvermogen
{het menschelijk lichaam bezit. Tien dagen
-na de ramp meenden de doktors te mogen
[verzekeren, dat onder de puinhoopen aile
[leven opgehouden bad. De feiten hobben
«de meening gelogenstraft. Twaalf, veertien
{en zelfs achttien dagen en meer na de ramp
(konden nog ongelukkigen gered worden, dio
Vmder de puinhoopen en in de duisternis
hun einde of hun redding afwachtten.
Men beleefde een herhaling van de sr>-
|beurteni8sen baj de aardbeving van 1783,
rwaar na acht, tien en elf dagen nog loven-
'den uit de puinhoopen van Messina gehaald
werden en waar het leven van een vierde
dor slachtoffers gered zou kunnen zijn, in
dien er onmiddellijk hulp tor plaatse ware
geweest. Bij de jongste ramp zijn er tal
rijke gevallen, waar de levend begravenen
weerloos aan honger en dorst waron prijs-
(gegeven en niettemin woken lang in het le-
Iven bloven. Op 12 Januari werden dria
[slachtoffers van do aardbeving uit het puin
gehaald, die dertien dagon lang, zonder het
'geringste voedsel, in het leven bleven.
Deze gevallen geven echter de uiterste
(grenzen van de taaiheid van den mensch
'niet aan.
De matroos Benique Bouret, die in 1821
[•chipbreuk leed en baar ovorleefde, bracht
negentien dagen lang zonder voedsel door.
Hij dronk niets anders dan een glaasje
[brandewijn, met zeewater vermengd. Daarbij
ihad hij met koude en vochtigheid te kam-
Jpen en moest al zijn kracht inspannen, om
niet door de golven meegesleept te worden.
De overlevenden van Courrières, die meer
dan twintig diagen in de mijn door brachten,
[beschikten over eenige karige levensmidde
len.
Dr. Lopine heeft het geval aangestapt,
'dat een jong meisje, dat aan een verenging
van den slokdarm leed, zestien dagon lang
[leefde zonder iet-s tc eten of te drinken.
Zij was daarbij nog ziek.
Het geval van Antoino Viterbis is ook
hoogst belangrijk. Dio beambte werd, ge
durende de Fransehe Revolutie, ter dood
veroordeeld. Om de guillotine te ontgaan,
besloot hij den hongerdood te sterven. Op
'don zeverden dag sprak hij alleen van
'dorst en beweerde geen honger te gevoe
len. 's Namiddags werd hij door honger
[overvallen, dien hij overwon. Alleen de
[dorst bleef over. Hij overleed eerst den
17den dag.
Toch zijn er gevallen van nog groeite
re taaiheid. Na do aardbeving van Messina
in 1733 werdon nog, nc 22 en 23 dagen, le
venden uit het puin gehaald.
In 1684 werden vier mijnwerkers in Her
stal, na 24 doren, nog levend uit de mijn
gorcd. Er wordt nog een g?va! oangobaa'd,
waarbij een persoon 32 dagen lang in de
sneeuw doorbracht.
De «-eneeskunde kent gevallen van perso
nen, die zeer lang konden vasten. Hier zij
bijv. herinnerd aan de gevallen van zooge
naamde hongerkunstenaars: Tanner, die :n
1880 veertig dagen; Sucoi, die in 1890 yier
on veertig; en Merlotti, die in 1896 vijftig
dagen gevast hebbon. Uit al do aangehaalde
gevallen blijkt, dat de mensch onder do
vreeselijkste omstandigheden twintig tot
dertig dagen kan vasten zonder te sterven.
Een goede aardappel.
Die is veel waard, niet slechts voor den
minderen man, die in hoofdzaak brood en
aardappelen moet ©ten, maar ook voor don
meer gegoede, die gaarne een smakelijkcn
aardappel op tafel heeft en dezen duur
betaalt. Do landbouwer moot hem daaraan
h.lp.n en hoo beter kwaliteit hij verbouwt,
des tc meer voordeel, mits de hoeveelheid
ook voldoendo zij. De kwaliteit hangt ai
van do soort. Wio hiermee al tevreden is,
komt vaak bedrogon uit. Van eon in zijn
soort goeden aardappel bekomt men meer
malen een opbrengst van zeer middelma-
tigo kwaliteit. Ook h.t weer en de bemes
ting en verpleging hebben grooten invloed.
In het eerste kan de Landbouwer geen, in
de laatste wel verandering brengen. Vroe
ger gold algemeen, dat een goede eot-
a-ardappel niet tc „geil", te „welig" m-ag
groeien. Thans zoekt men in de keuze der
meststoffen hst middel om een flinko op
brengst van uitnemende hoedanigheid to
verkrijgen en kan mon dit zeer good berei
ken, wanneer men van de kunstmeststof
fen, voor de aardappelteelt gewoon onmis
baar, een goed gebruik weet te maken.
Van zuiveren kunstmest, goed gekozen,
kan men steeds fijne kwaliteit vorwachtcn.
Gedeeltelijk stalmest heeft bij zeer veel
proeven ook goed voldaan, mits bet ont
brekende door kunstmest werd aangevuld.
De aardappel is, als allo knol- on wortel
gewassen, een plant, die kali eischt in be
trekkelijk ruime mate. Wie dan ook een
halve stalmestbsmesting geeft, mag in den
aanvullenden kunstmest de kali wel een
hoofdaandeel goven. Daarna komt stikstof,
eindelijk phosphorzuur.
Welke kalimest moet worden gegeven!
Voor een goeden eetaardnppel en vooral in
het voorjaar ia aan to raden patenfckali, al
is die wat duurder dan de goedkoopekaï
niet. Door do betoro kwaJitcit hsalt mcD het
ir.eor bestede er gemakkelijk uit. De kosten
worden bij dezo wijze van borne ting niet
hooger, zelfs Lager dan bij het gebruik van
enkel stalmest. Stel, dat een volle stal be
mesting op 150 gulden komt, dan bost half
etalmcst300 K.G. patent kali -f 300 K.G.
slakkonmeel -{- 150 a 200 K.G. Chilisalpo-
tcr hoogstens 130 gulden per H.A. En do
uitkomsten van op deze wijze bemesto
aardappelvelden zijn in den regel aanmer
kelijk boter gebleken dan in vollen stal
mest; de opbrengst staat meestal gelijk
met dio in enkol kunstmest, hoewel do
Bmaak van deze laatste steeds fijner is, dan
wuar tevens stalmest wordt gebruikt.
Reeds voor meer dan 300 jaar heeft men
dit feit vermoed en in het midden der
16de eeuw werd do verzakking naar da
peilschaal-waarnemingen in de omstreken
van Katwijk op 24 cM. per eeuw geschat.
Deso schatting is echter niet onfeilbaar,
want om betrouwbare feiten te verkrijgen,
moeten veeljarige waarnemingen, met
talrijke en zooveel mogelijk zelf-registree-
rendo peilschalen, gedaan worden, waar
aan toen- niet te deuken viel. Sedert 1874
zijn er echter in Nederland niet minder dan
67 peilschalen en door omvangrijke bereke
ningen van de opgaven, zoowel als van do
waarnemingen van 1854 tot 1906 aan de
gewone peilschalen van de Wcster-Schelde
tot aan de Eems heeft de heer J. C. Ra-
maer thans bewezen, dat een verzakking
van den bodem daar werkelijk plaats
vindt. Do nauwkeurige beregening laat
zien, dat de verzakking van den bodem per
10O jaar 18 cM. bedraagt.
Dit don tyd vóór 1854 zijn de peilsohaal-
waarnomingem voor de berekening dor ver-'
zakking niet voldoende, daar on Logen kun
nen uit kaarten en indijkingen gegevens om
trent de hoogte van den bodem gevonden
worden. Zij bevestigen do verzakking van
den bodem. Die bedroeg gedurende de
Laatste 400 tot 500 jaar per eeuw 28 cM.,
in de laatste 200 jaar 15 tot 17 cM. per
eeuw.
Voor Zeeland is bewezen, dat de geheeld
bodem gezakt is, de polders van het eiland
Tholen in doorsnede 26 oM. per oeuw. Ook
in bet Noorden van Nederland en aan de
Oldonburgsohe kust is do bodem gedurende
do laatste duizend jaren langzaam en
schijnbaar regelmatig gezonken. Hoeveel ia
in dit geval niet heelemnal zeker uit to
maken; het feit der verzakking zelf echter
over de geheelo Hollaxidsche kust tot Ol-
donburg staat ontwijfolbaar vast. Opmer
kelijk is, in tegenstelling hiermee, do lang
zame verheffing der Scandinavische schier
eilanden aan de Oost- en Noordzee-kusten
van eenige centimeters per eeuw. De hoe
veelheid van deze vorheffing neemt naar
het Zuiden too af cn houdt te Schonen ge
heel op. In Frankrijk is voor do Atlantisohe
kust een langzaam opstijgen bewezenvoor
de Noordkust een langzame verzakking.
Dus schijnt het, dat Nederland zich in het
midden van het inaatkingsgebied b?vindt.
Over de oorzaak van deze langzame bewe
ging der bovenste aardlagen laat zich
tegenwoordig nog niets met zekerheid
zeggen.
Behandeling van gloeikousjes
Bij het uitnemen van een gloefkoua uit
hot kartonnen doosje moet men deze nooit
aan het oog van asbest beetpakken, daar
dit gemakkelijk afbreekt; mon moet eerder
trachten do glocikous uit het doosje op de
hand tc schudden. Ook is in het algemeen
nog tc weinig bekend, dat men een met
coUodium behandelde glocikous niet druk
ken mag; elke indruk of knik geeft na hei
aansteken een scheur. Het afbranden
moet zoo mQgelijk, gebeuren vóór men de
glooikous op den brander zet, daar het
maar ai te dikwijls voorkomt, dat bij het
afbranden op den brander, do kous op de
plaats* waar zij tegen den branderkop aan
ligt, niet goed afbrandt, waardoor de kous
aan den brandeiikop gaat kleven en waar
door belet wordt bet later in elkaar krim
pen van do kous, ten gevolge waarvan de
kous onvermijdelijk moet scheuren.
Verder moet men, na de kous op den bran
der gezet te hebben, nooit verzuimen, het
licht eenigen tijd zonder glas te laiten bran
den, omdat daardoor de kous min of meer
gehard wordt, zoodat de kans van bescha-'
digon bij het opzetten van het glas min
der wordt. Ook is dikwijls het eerste aan
steken van bovenaf door het glas, voor de
kous gevaarlijk; wil men zeker gnan, dan
draait men het lioht, nadat het eenigen tijd
zonder glas gebrand heeft, neer, zet dan
het glas op, waarna men do kraan open
set. Daardoor vermijdt men de bij het aan
steken altijd voorkomende kleine ontplof
fing in het glas, die echter alleen nadoel
kan doen, als men dc kous voor hat eerst
gebruikt.
Appelschotel-
Men schilt de appdon en boorfc zo uit, snijdt
ze aan kleine stukjes. Vervolgens kookt men
ze met ten lepel boter, twee lepeh suiker
en de geraspte schil van een halven citroen,
totdat ze zacht zijndan wrijft men sdoor
een zeef, en roert er twee geklopte eier
dooiers doorheen. Nu bclegf men de wan
den van een pasteischotel met dun, uitge
rold feuillotódeeg, doet het appelmoes in
het midden en zet den schotel ongeveer 20
minuten in een matig warmen oven. Men
klopt het eiwit heel stijf met een lepel
suiker, doet het over de appelen, plaatst er
eenige geconfijte kersen op, en zet alles
nog evon in den oven, om het eiwit licht
bruin eg ietwat knappend te maken.
De stoutmoedige schets van teekdnaaro,
die zij zich zelfs tegenover gekroonde hoof
den veroorloven, vindt bij do bespotte per
sonen zolven niet zelden hef beste publiek.
Grand-Cartcret, de groote verzamelaar
en historieschrijver der oaricatuur, heeft
een niouw werk uitgegeven, dat do caricatu
re® op Wilhelm II behandelt en er aan
herinnert, dat Caran d'Ache voor ongeveer
tion jaren den Keizer met den kop van een
adelaar en groote snor, waarin de punten
omhoog gedraaid zijn, in oarioatuur ge
bracht heeft. In plaat» van zich daarover
te ergeren, vond keizer Wilhelm dit zoor
vermakelijk.
Op veel oneerbiediger wijze dan tegen
woordig hebben ©oricaturisten van vroeger
tijd de heerschers tot mikpunt v&n hun
spot gekozen.
Vooral de Fransehe koningen der negen
tiende eeuw hebben daarvan te lijden ge
had. Men vermaakte zich kostelijk over de
dikte van Lodewijk XVIII en over zijn kou
sen, lachte om de dorre, magere gostaite
van Karei X, zijn magere spitsbeenen, zqn
lang profiel. Onder Louis Philippe word
de carioatuur een weinig geestiger, tcrwyl
Philippon het hoofd van den Koning voor
stelde in de gedaante eener bij. Toen hij
zich daarop voor het gerecht wegens belco-
iliging van den Vorst te verantwoorden
hoi bepaalde hij zijn verdediging slechte
tot een enkel punt. Hij toonde n.l. den
rechters een kort te voron door hem ver
vaardigd portret van den Koning cn vroeg:
„Gelijkt dit portret, mijne heeren?"
„Ja, uitstekend getroffen".
„En dit tweede, gelijkt het op het eer
ste?" vroeg Philippon verder en toonde het
hoofd van den Koning, met mogoren hals,
dikke snor re baarden, spaarzaam haar, dat
in een lok omhoog stond, zijn karakteristie
ken blik en zijn slaperige trekken.
„Mon ziet natuurlijk, wien dat voorstel
len moet", antwoordde de rechters, „maar
liet ia niet good getroffen."
„En nu, mijne heeron, gelijkt dit derde
portret op het eerste?" En hij liet de bij
zien.
Niettegenstaande deze geestigo ophelde
ring, werd Philippon tot eon kloine straf
veroordeeld.
Thiers komt in do caricature® van dien
tijd voor met een uilenkop, waaraan zijn
gelaatstrekken wol eenigarins herinneren.
Ook de tegenwoordige Vorsten hebben
oen vastgesteld typo in de moderne carica-
tuur. Men ziet bijv. koning Eduard zeer dik
afgcbeold, met een reusachtige sigaar in
den mond en een kloine officicrskepi op het
hoofd. Alfons XIII wordt zeer groot
geteekend, zeer mager, als een rietje ge
bogen, op het misvormde hoofd de schako
van het Spaonsche leger en met laag neer
hangende lip. De keizer van Oostenrijk
wordt voorgesteld als een dwerg, bijna zon
der beenen, met een dikke snor; tsaar Ni-
kolaos als ©en streng Russisoh type. p©
Fransehe Presidenten zijn in de carieatuur
altijd aardig voorgesteld. De geniale tceke-
naar Leander heeft nog kort geleden Fal-
lières op zeer vermakelijke manior als
Bacchus afgebeeld, met een gTOoten buik,
omslingerd door wijnranken en gezeteld op
een ton. In do spotbladen komt hij altijd
kolossaal dik voor, plomp, met reusachtige
klompen en borsteligen baard, en met ko
perrood, vriendelijk gezicht.
BUIKSPREKEN.
Buikspreken ia eigenlijk een eigenaardige
samenstelling, want de met die® naam aan
geduide kunst of vaardigheid heeft eigen
lijk met den buik nicta te maken, daar het
geluid bij het uitsproken feitelijk op de
zelfde manier wordt voortgebracht als het
normale. Dit was eohter niet altijd bekend
en in vrooger tijden schreef men zelfs het
door den buikspreker voortgebrachte geluid
aan een demon toe, die iD het lichaam van
den spreker huisde. Thans echter woet
men, dot iedera die mot goede atenunid-
delen begaafd is, met de noodige oefening
zich dio kunst kan eigen maken.
De beoefenaars dor kunst hebben ze
menigmaal gebruikt om hun vrienden er
in te laten loopen, of hun vijanden een
poota te bokken. Zoo wist do beroemde
buikspreker Alexander zich te Berlijn eona
te wroke® op een onuitetaanbaren kwast,
die hem herhaaldelijk had gehinderd.
Beide® waren op een diner gevraagd, maar
Alexander liet op zich wachten. Op een
gegeven oogepblik wem een kaartje bin
nengebracht voor den ijdoltuit, met de
medcdeeling, dat een heer hem wenachte te
sproken. Hij had nauwelijks do deur ach
ter zich gesloten, of men hoorde duidelijk:
„Is me dat een afschuwelijk diner 1" Alex
ander had zich gewroken, want hij had
zijn vijand voorgood bij de gastvrije fami
lie onmogelijk gumaakt.
Een andere buiksprekor had zijn hond
zoodanig gcdreasccid, dat deze, wanneer
zijn meester met een blaffende stem som
mige geluiden deed hoo ren, daarbij pas
sende bewegingen maakte. De buikspreker
kwam op zekeren dag m een restauratie,
waar een bezoeker zat, van wien hij wist,
dat hij zeer rijk, maar tevens in hoogo
mate bekrompen was. De buikspreker liet
zijn hond Nero du eerst eenige kunst
jes maken en bestelde vervolgens een
souper. Terwijl hij daarna aan het eten
waa, legde de hond zijn voorpoo-
ten op de tafel en me® hoorde knorrend
zeggen: „Geef mij ook wat."
„Je kunt wol wachten, ga onder ta
fel liggen," zei zijn baas.
Nero gehoorzaamde, maar van onder
de tafel klonk het: „Ja, dat zeg je altijd
en dan krijg ik ton slotte een kaal beentje.
Ik heb het vreeselijk slecht bij je."
De andere gast, die een groot dieren
vriend was, kreeg na die woorden mede
lijden met den armen hond en wilde hem
met alle goweld koopen, zelfs toen zijn-
baas een bespottelijk hoogen prijs vroeg.
De koop werd na eenige onderhandeling
gesloten. Toen de gewezen eigenaar van
den hond nu vertrekken wilde, werd er
nog een heele scène afgespeeld; de hond
huilde, en jankte en wilde zijn baas niet
laten gaan. Maar eindelijk, toon dezo ten
slotte toch vertrok, hoorde men: „Nu
spreek ik nooit een woord meer." En
Nero hield woord.
KIRfiD£m®EALEN.
In de „Archives de Psychologie" publi
ceert de heeir Varendonck den uitslag van
een onderzoek, dat hij ingesteld heeft on
der schoolkinderen te Gent.
Aan 300 kinderen in den leeftijd van 7
tot 16 jaar beeft hij namelijk de vraag
voorgelegd: „Op welken persoon, dien gij
uit uw omgeving of uw studio hebt leoren
kennen, zoudt gij willen gelijken Met
andere woorden: de heer Varendonok heeft
getracht te weten te komen, wat het ideaal
is vui kinderen op genoemden leeftijd.
Ee® interessant punt, waarop dezd
rondvraag bot licht werpt, is het verschil
in beschouwingen tus&chen meisjes en jon
gens. Het blijkt, dat op 8-jarizen leeftijd
minstens 10 pOt. der jongens en 8 pCt. der
meisjes, die hun id aal niet in vader of
moeder zien, hun heiden uit hun omgeving
kiezen. Helden uit de geschiedenis of
legende komen op dezen leeftijd ni.t voor.
Bij meisjes bereiken do gevoelens voor de
gekozen helden tusschen het 10de cn 12de
jaar het hoogste punt van enthusiasm©.
Dan komt er op bet dertiende jaar een
critioko periode, een terugslag, cn slechts
4 pCt. der moisjes wenschen op den een
of onderen persoon uit haar omgeving te
gelijken. Bij do jongens is de ontwikkeling
anders, langzamer, maar geleidelijker.
Uit welk geslacht kiezen zij nu hun hel
den? Heel in het b.^gin bewonderen do meis
jes vrouwen en de jongens mannen. Ond^r
de achtjarige jongens zijn er toch 10 pOt.,
dio een vrouw bewonderen'. Maar dit duurt
niet lang; zijn zij 13 jaar oud* geworden,
dan is er op de 100 slechts één, wims
ideaal een vrouw is; de man, hetzij uit de
omgeving, hetzij uit do geschiedenis of
legende, heeft nu de eerste plaats in hun j
waordccring veroverd. Bij de vrouwen
vindt hot tegenovergestelde plaats. Van
haar twaalfde jaar af keert haar bewonde
ring zich tot de mannen cn hoe ouder
worden, des te beslister treedt het manno
lijk ideaal bij haar op.
EEftü MttERAStfOLK.
Een merkwaardig volk leeft- in de moe
rassen van Nieuw^üuinoa.
De Aghajambas zoo heet het moorae-
votk leven sinds onheuglijke tijden in
moerassen. Hun huizen zijn op polen goj
bouwd. Zij verlaten het moeras nooit cn
hun levenswijze heeft op hun lichaam zóó
ingewerkt, dat zij op vasten grond niet
meer behoorlijk kunnen loopen en bun
voeten bij de poging om het te doen, gaan
blooden. De mannen zijn zeer groot, hebbed
een goede borst en ee® dikken hals. Hun
voeten zijn kort, brood, zeer dun en heb
ben zwnk uitziende teonon. Deze laatste»
eigenaardigheid is nog veel sterker bij do
vrouwen, wier beenen lang cn dun zijn en)
stijf va® den voet afstaan, alsof z© slcchtd
uit één lid bestaan. De voeten van beiden!
schijnen ongeveer als houten voeten op don
grond te rusten. Het vel valt ovor do
knieën va® den man in losse plooien; do
spieren en zenuwen om de knie zijn nieb
goed ontwikkeld. Dc spieren op het scheen
been zijn veel beter ontwikkeld dan die
der kuit.
Bij de inboorlingen, die niet in moeras
sen leven, is de huid op de lendenen glad
en strak en hun lichaamsvorm is duidelijk
to onderscheidenmaar de moerasmenscb
heeft eonigo dikke huidplooien en spieren
dwars over de lendenen, waardoor zijn
lichaamsomtrek verborgen blijft.
Kleuren en bijgeloof;
Blauw is altijd als eon mystieke kleur b®-»
schouwd, waarschijnlijk omdat het de kJeuïl
is van het hemelgewelf. Groen is do kleur(
van elfen en feeën en daarom nooit gezocht
voor huwelijksgewaden.
Ook wit staat als kleur niet altijd 1® dei
gunst. Er zijn plaatsen, waar hot als een!
ongalukkig voorteekc® wordt beschouwd^
als mc® een wit paard of eon vogel met eon
witte borst ontmoet.
Geel is do kleur der jaloeeie. Ook Sha*«
kespeare heeft daarop in zijn treurspelen'
dikwijls gezinspeeld. In China is he4 do go-
wijde kleur en was tevens de geliefkoosde)
kleur van den Keizer.
Vele tooverspreukeo worden in China op
strookjes geel papier gedrukt; deze gelo
strookjes worden op do deur geplakt, op
de bedgordijnen vastgemaakt, i® het haat;
godragen of om een ring gewondenze wor->
den wel vcrbra®d en de as oh in de fhoej
geroerd; dezo thee is dan een uitstekend
middel om booze geesten te verdrijven.
Onbeschaafde volken hobben een vooroor
deel tegen de zwarte kleur. Zwart is hot»
symbool der duisternis, htot verblijf vaa
booze geesten. Rood voorspelt daarentegen!
geluk. Bij sommige noord lijko volken wordt
het roodborstje alleen om zijn roode borst»
voderen als een heilige vogel beschouwd.
In de Schotecho Hooglanden binden de
vrouwen haar koeien een rood koordje om
do horens, om ze tegen het zoogenaamde
„booze oog" te beschermen.
In China bindt men den kinderen een
rood snoer om de polsen als een voorbehoed
middel tegen kwade geesten, en bij huwe
lijksplechtigheden speelt het rood ©en be-
langrijko rol. Ook is rood dikwijls als ge
neesmiddel aangewend. Zoo lezen wij bijv.,
dat keizer Frans I van Oostenrijk in rood©
lakens werd gewikkeld, toen bij aan do
pokken leed, en oude vrouwen, die, nooals
men woet, gewoonlijk zeer in de genees-'
kunst ervaren djn, beweren, dat tegen bink-
hoest geen b^tor middel is dan een stukje
scharlakenrood flanel, om den hals gebon
den.
Scharlaken wordt de kleur der overwin
ning genoemdpurper is de kleur der
droeFneid, doch ook wel der koninklijke
waardigheid.