Taaiheid van het menschelijk leven. Het verzakken van de Noordzeekust RECEPT. Bespotto hooggepladtsten. ■triri^ïïrys^a. meevallen wangen en con smal neusje ge kregen, zóó treurt «dj om haar Pattka, dio in de gevangenis met rwaren arbeid overladen U; houthaJkke® moot hij. En al- 'tdjd maar magerder wordt hij, altijd maar floor nog smelt zijn statige lichaoms- figuur, waarop hij zoo trotsch was, weg als sneeuw voor de zon. Drie jaren heeft men voor hem aangekalkt; maar zijn duif je Puschka neemt zich voor, hem na dien tijd weer als eon gans, dio mon vetmest, op te kweeken. Wossilow on Tschernikow ziju groote vij anden geworden. De kleine, pokdalige voa had zijn kameraad trachten te beduiden* dat er togen dit „noodlot" niets was te be ginnen; maar Tsohernikow heeft met rijn groote handen Wassilew een geduchte muil- poer gegeven en heft de hand droigend op telkens als hij Wassilew ziet. Allo drie hebben intusïohen gezworen geen roebels noch kopeken meer na te maken. „Dat zou u ook slecht bekomen, broer tjes," had de rechter gemeend, toon hij van die gelofte hoorde. De ramp van Messina heeft nog eens be lwezen, welk een groot weerstandsvermogen {het menschelijk lichaam bezit. Tien dagen -na de ramp meenden de doktors te mogen [verzekeren, dat onder de puinhoopen aile [leven opgehouden bad. De feiten hobben «de meening gelogenstraft. Twaalf, veertien {en zelfs achttien dagen en meer na de ramp (konden nog ongelukkigen gered worden, dio Vmder de puinhoopen en in de duisternis hun einde of hun redding afwachtten. Men beleefde een herhaling van de sr>- |beurteni8sen baj de aardbeving van 1783, rwaar na acht, tien en elf dagen nog loven- 'den uit de puinhoopen van Messina gehaald werden en waar het leven van een vierde dor slachtoffers gered zou kunnen zijn, in dien er onmiddellijk hulp tor plaatse ware geweest. Bij de jongste ramp zijn er tal rijke gevallen, waar de levend begravenen weerloos aan honger en dorst waron prijs- (gegeven en niettemin woken lang in het le- Iven bloven. Op 12 Januari werden dria [slachtoffers van do aardbeving uit het puin gehaald, die dertien dagon lang, zonder het 'geringste voedsel, in het leven bleven. Deze gevallen geven echter de uiterste (grenzen van de taaiheid van den mensch 'niet aan. De matroos Benique Bouret, die in 1821 [•chipbreuk leed en baar ovorleefde, bracht negentien dagen lang zonder voedsel door. Hij dronk niets anders dan een glaasje [brandewijn, met zeewater vermengd. Daarbij ihad hij met koude en vochtigheid te kam- Jpen en moest al zijn kracht inspannen, om niet door de golven meegesleept te worden. De overlevenden van Courrières, die meer dan twintig diagen in de mijn door brachten, [beschikten over eenige karige levensmidde len. Dr. Lopine heeft het geval aangestapt, 'dat een jong meisje, dat aan een verenging van den slokdarm leed, zestien dagon lang [leefde zonder iet-s tc eten of te drinken. Zij was daarbij nog ziek. Het geval van Antoino Viterbis is ook hoogst belangrijk. Dio beambte werd, ge durende de Fransehe Revolutie, ter dood veroordeeld. Om de guillotine te ontgaan, besloot hij den hongerdood te sterven. Op 'don zeverden dag sprak hij alleen van 'dorst en beweerde geen honger te gevoe len. 's Namiddags werd hij door honger [overvallen, dien hij overwon. Alleen de [dorst bleef over. Hij overleed eerst den 17den dag. Toch zijn er gevallen van nog groeite re taaiheid. Na do aardbeving van Messina in 1733 werdon nog, nc 22 en 23 dagen, le venden uit het puin gehaald. In 1684 werden vier mijnwerkers in Her stal, na 24 doren, nog levend uit de mijn gorcd. Er wordt nog een g?va! oangobaa'd, waarbij een persoon 32 dagen lang in de sneeuw doorbracht. De «-eneeskunde kent gevallen van perso nen, die zeer lang konden vasten. Hier zij bijv. herinnerd aan de gevallen van zooge naamde hongerkunstenaars: Tanner, die :n 1880 veertig dagen; Sucoi, die in 1890 yier on veertig; en Merlotti, die in 1896 vijftig dagen gevast hebbon. Uit al do aangehaalde gevallen blijkt, dat de mensch onder do vreeselijkste omstandigheden twintig tot dertig dagen kan vasten zonder te sterven. Een goede aardappel. Die is veel waard, niet slechts voor den minderen man, die in hoofdzaak brood en aardappelen moet ©ten, maar ook voor don meer gegoede, die gaarne een smakelijkcn aardappel op tafel heeft en dezen duur betaalt. Do landbouwer moot hem daaraan h.lp.n en hoo beter kwaliteit hij verbouwt, des tc meer voordeel, mits de hoeveelheid ook voldoendo zij. De kwaliteit hangt ai van do soort. Wio hiermee al tevreden is, komt vaak bedrogon uit. Van eon in zijn soort goeden aardappel bekomt men meer malen een opbrengst van zeer middelma- tigo kwaliteit. Ook h.t weer en de bemes ting en verpleging hebben grooten invloed. In het eerste kan de Landbouwer geen, in de laatste wel verandering brengen. Vroe ger gold algemeen, dat een goede eot- a-ardappel niet tc „geil", te „welig" m-ag groeien. Thans zoekt men in de keuze der meststoffen hst middel om een flinko op brengst van uitnemende hoedanigheid to verkrijgen en kan mon dit zeer good berei ken, wanneer men van de kunstmeststof fen, voor de aardappelteelt gewoon onmis baar, een goed gebruik weet te maken. Van zuiveren kunstmest, goed gekozen, kan men steeds fijne kwaliteit vorwachtcn. Gedeeltelijk stalmest heeft bij zeer veel proeven ook goed voldaan, mits bet ont brekende door kunstmest werd aangevuld. De aardappel is, als allo knol- on wortel gewassen, een plant, die kali eischt in be trekkelijk ruime mate. Wie dan ook een halve stalmestbsmesting geeft, mag in den aanvullenden kunstmest de kali wel een hoofdaandeel goven. Daarna komt stikstof, eindelijk phosphorzuur. Welke kalimest moet worden gegeven! Voor een goeden eetaardnppel en vooral in het voorjaar ia aan to raden patenfckali, al is die wat duurder dan de goedkoopekaï niet. Door do betoro kwaJitcit hsalt mcD het ir.eor bestede er gemakkelijk uit. De kosten worden bij dezo wijze van borne ting niet hooger, zelfs Lager dan bij het gebruik van enkel stalmest. Stel, dat een volle stal be mesting op 150 gulden komt, dan bost half etalmcst300 K.G. patent kali -f 300 K.G. slakkonmeel -{- 150 a 200 K.G. Chilisalpo- tcr hoogstens 130 gulden per H.A. En do uitkomsten van op deze wijze bemesto aardappelvelden zijn in den regel aanmer kelijk boter gebleken dan in vollen stal mest; de opbrengst staat meestal gelijk met dio in enkol kunstmest, hoewel do Bmaak van deze laatste steeds fijner is, dan wuar tevens stalmest wordt gebruikt. Reeds voor meer dan 300 jaar heeft men dit feit vermoed en in het midden der 16de eeuw werd do verzakking naar da peilschaal-waarnemingen in de omstreken van Katwijk op 24 cM. per eeuw geschat. Deso schatting is echter niet onfeilbaar, want om betrouwbare feiten te verkrijgen, moeten veeljarige waarnemingen, met talrijke en zooveel mogelijk zelf-registree- rendo peilschalen, gedaan worden, waar aan toen- niet te deuken viel. Sedert 1874 zijn er echter in Nederland niet minder dan 67 peilschalen en door omvangrijke bereke ningen van de opgaven, zoowel als van do waarnemingen van 1854 tot 1906 aan de gewone peilschalen van de Wcster-Schelde tot aan de Eems heeft de heer J. C. Ra- maer thans bewezen, dat een verzakking van den bodem daar werkelijk plaats vindt. Do nauwkeurige beregening laat zien, dat de verzakking van den bodem per 10O jaar 18 cM. bedraagt. Dit don tyd vóór 1854 zijn de peilsohaal- waarnomingem voor de berekening dor ver-' zakking niet voldoende, daar on Logen kun nen uit kaarten en indijkingen gegevens om trent de hoogte van den bodem gevonden worden. Zij bevestigen do verzakking van den bodem. Die bedroeg gedurende de Laatste 400 tot 500 jaar per eeuw 28 cM., in de laatste 200 jaar 15 tot 17 cM. per eeuw. Voor Zeeland is bewezen, dat de geheeld bodem gezakt is, de polders van het eiland Tholen in doorsnede 26 oM. per oeuw. Ook in bet Noorden van Nederland en aan de Oldonburgsohe kust is do bodem gedurende do laatste duizend jaren langzaam en schijnbaar regelmatig gezonken. Hoeveel ia in dit geval niet heelemnal zeker uit to maken; het feit der verzakking zelf echter over de geheelo Hollaxidsche kust tot Ol- donburg staat ontwijfolbaar vast. Opmer kelijk is, in tegenstelling hiermee, do lang zame verheffing der Scandinavische schier eilanden aan de Oost- en Noordzee-kusten van eenige centimeters per eeuw. De hoe veelheid van deze vorheffing neemt naar het Zuiden too af cn houdt te Schonen ge heel op. In Frankrijk is voor do Atlantisohe kust een langzaam opstijgen bewezenvoor de Noordkust een langzame verzakking. Dus schijnt het, dat Nederland zich in het midden van het inaatkingsgebied b?vindt. Over de oorzaak van deze langzame bewe ging der bovenste aardlagen laat zich tegenwoordig nog niets met zekerheid zeggen. Behandeling van gloeikousjes Bij het uitnemen van een gloefkoua uit hot kartonnen doosje moet men deze nooit aan het oog van asbest beetpakken, daar dit gemakkelijk afbreekt; mon moet eerder trachten do glocikous uit het doosje op de hand tc schudden. Ook is in het algemeen nog tc weinig bekend, dat men een met coUodium behandelde glocikous niet druk ken mag; elke indruk of knik geeft na hei aansteken een scheur. Het afbranden moet zoo mQgelijk, gebeuren vóór men de glooikous op den brander zet, daar het maar ai te dikwijls voorkomt, dat bij het afbranden op den brander, do kous op de plaats* waar zij tegen den branderkop aan ligt, niet goed afbrandt, waardoor de kous aan den brandeiikop gaat kleven en waar door belet wordt bet later in elkaar krim pen van do kous, ten gevolge waarvan de kous onvermijdelijk moet scheuren. Verder moet men, na de kous op den bran der gezet te hebben, nooit verzuimen, het licht eenigen tijd zonder glas te laiten bran den, omdat daardoor de kous min of meer gehard wordt, zoodat de kans van bescha-' digon bij het opzetten van het glas min der wordt. Ook is dikwijls het eerste aan steken van bovenaf door het glas, voor de kous gevaarlijk; wil men zeker gnan, dan draait men het lioht, nadat het eenigen tijd zonder glas gebrand heeft, neer, zet dan het glas op, waarna men do kraan open set. Daardoor vermijdt men de bij het aan steken altijd voorkomende kleine ontplof fing in het glas, die echter alleen nadoel kan doen, als men dc kous voor hat eerst gebruikt. Appelschotel- Men schilt de appdon en boorfc zo uit, snijdt ze aan kleine stukjes. Vervolgens kookt men ze met ten lepel boter, twee lepeh suiker en de geraspte schil van een halven citroen, totdat ze zacht zijndan wrijft men sdoor een zeef, en roert er twee geklopte eier dooiers doorheen. Nu bclegf men de wan den van een pasteischotel met dun, uitge rold feuillotódeeg, doet het appelmoes in het midden en zet den schotel ongeveer 20 minuten in een matig warmen oven. Men klopt het eiwit heel stijf met een lepel suiker, doet het over de appelen, plaatst er eenige geconfijte kersen op, en zet alles nog evon in den oven, om het eiwit licht bruin eg ietwat knappend te maken. De stoutmoedige schets van teekdnaaro, die zij zich zelfs tegenover gekroonde hoof den veroorloven, vindt bij do bespotte per sonen zolven niet zelden hef beste publiek. Grand-Cartcret, de groote verzamelaar en historieschrijver der oaricatuur, heeft een niouw werk uitgegeven, dat do caricatu re® op Wilhelm II behandelt en er aan herinnert, dat Caran d'Ache voor ongeveer tion jaren den Keizer met den kop van een adelaar en groote snor, waarin de punten omhoog gedraaid zijn, in oarioatuur ge bracht heeft. In plaat» van zich daarover te ergeren, vond keizer Wilhelm dit zoor vermakelijk. Op veel oneerbiediger wijze dan tegen woordig hebben ©oricaturisten van vroeger tijd de heerschers tot mikpunt v&n hun spot gekozen. Vooral de Fransehe koningen der negen tiende eeuw hebben daarvan te lijden ge had. Men vermaakte zich kostelijk over de dikte van Lodewijk XVIII en over zijn kou sen, lachte om de dorre, magere gostaite van Karei X, zijn magere spitsbeenen, zqn lang profiel. Onder Louis Philippe word de carioatuur een weinig geestiger, tcrwyl Philippon het hoofd van den Koning voor stelde in de gedaante eener bij. Toen hij zich daarop voor het gerecht wegens belco- iliging van den Vorst te verantwoorden hoi bepaalde hij zijn verdediging slechte tot een enkel punt. Hij toonde n.l. den rechters een kort te voron door hem ver vaardigd portret van den Koning cn vroeg: „Gelijkt dit portret, mijne heeren?" „Ja, uitstekend getroffen". „En dit tweede, gelijkt het op het eer ste?" vroeg Philippon verder en toonde het hoofd van den Koning, met mogoren hals, dikke snor re baarden, spaarzaam haar, dat in een lok omhoog stond, zijn karakteristie ken blik en zijn slaperige trekken. „Mon ziet natuurlijk, wien dat voorstel len moet", antwoordde de rechters, „maar liet ia niet good getroffen." „En nu, mijne heeron, gelijkt dit derde portret op het eerste?" En hij liet de bij zien. Niettegenstaande deze geestigo ophelde ring, werd Philippon tot eon kloine straf veroordeeld. Thiers komt in do caricature® van dien tijd voor met een uilenkop, waaraan zijn gelaatstrekken wol eenigarins herinneren. Ook de tegenwoordige Vorsten hebben oen vastgesteld typo in de moderne carica- tuur. Men ziet bijv. koning Eduard zeer dik afgcbeold, met een reusachtige sigaar in den mond en een kloine officicrskepi op het hoofd. Alfons XIII wordt zeer groot geteekend, zeer mager, als een rietje ge bogen, op het misvormde hoofd de schako van het Spaonsche leger en met laag neer hangende lip. De keizer van Oostenrijk wordt voorgesteld als een dwerg, bijna zon der beenen, met een dikke snor; tsaar Ni- kolaos als ©en streng Russisoh type. p© Fransehe Presidenten zijn in de carieatuur altijd aardig voorgesteld. De geniale tceke- naar Leander heeft nog kort geleden Fal- lières op zeer vermakelijke manior als Bacchus afgebeeld, met een gTOoten buik, omslingerd door wijnranken en gezeteld op een ton. In do spotbladen komt hij altijd kolossaal dik voor, plomp, met reusachtige klompen en borsteligen baard, en met ko perrood, vriendelijk gezicht. BUIKSPREKEN. Buikspreken ia eigenlijk een eigenaardige samenstelling, want de met die® naam aan geduide kunst of vaardigheid heeft eigen lijk met den buik nicta te maken, daar het geluid bij het uitsproken feitelijk op de zelfde manier wordt voortgebracht als het normale. Dit was eohter niet altijd bekend en in vrooger tijden schreef men zelfs het door den buikspreker voortgebrachte geluid aan een demon toe, die iD het lichaam van den spreker huisde. Thans echter woet men, dot iedera die mot goede atenunid- delen begaafd is, met de noodige oefening zich dio kunst kan eigen maken. De beoefenaars dor kunst hebben ze menigmaal gebruikt om hun vrienden er in te laten loopen, of hun vijanden een poota te bokken. Zoo wist do beroemde buikspreker Alexander zich te Berlijn eona te wroke® op een onuitetaanbaren kwast, die hem herhaaldelijk had gehinderd. Beide® waren op een diner gevraagd, maar Alexander liet op zich wachten. Op een gegeven oogepblik wem een kaartje bin nengebracht voor den ijdoltuit, met de medcdeeling, dat een heer hem wenachte te sproken. Hij had nauwelijks do deur ach ter zich gesloten, of men hoorde duidelijk: „Is me dat een afschuwelijk diner 1" Alex ander had zich gewroken, want hij had zijn vijand voorgood bij de gastvrije fami lie onmogelijk gumaakt. Een andere buiksprekor had zijn hond zoodanig gcdreasccid, dat deze, wanneer zijn meester met een blaffende stem som mige geluiden deed hoo ren, daarbij pas sende bewegingen maakte. De buikspreker kwam op zekeren dag m een restauratie, waar een bezoeker zat, van wien hij wist, dat hij zeer rijk, maar tevens in hoogo mate bekrompen was. De buikspreker liet zijn hond Nero du eerst eenige kunst jes maken en bestelde vervolgens een souper. Terwijl hij daarna aan het eten waa, legde de hond zijn voorpoo- ten op de tafel en me® hoorde knorrend zeggen: „Geef mij ook wat." „Je kunt wol wachten, ga onder ta fel liggen," zei zijn baas. Nero gehoorzaamde, maar van onder de tafel klonk het: „Ja, dat zeg je altijd en dan krijg ik ton slotte een kaal beentje. Ik heb het vreeselijk slecht bij je." De andere gast, die een groot dieren vriend was, kreeg na die woorden mede lijden met den armen hond en wilde hem met alle goweld koopen, zelfs toen zijn- baas een bespottelijk hoogen prijs vroeg. De koop werd na eenige onderhandeling gesloten. Toen de gewezen eigenaar van den hond nu vertrekken wilde, werd er nog een heele scène afgespeeld; de hond huilde, en jankte en wilde zijn baas niet laten gaan. Maar eindelijk, toon dezo ten slotte toch vertrok, hoorde men: „Nu spreek ik nooit een woord meer." En Nero hield woord. KIRfiD£m®EALEN. In de „Archives de Psychologie" publi ceert de heeir Varendonck den uitslag van een onderzoek, dat hij ingesteld heeft on der schoolkinderen te Gent. Aan 300 kinderen in den leeftijd van 7 tot 16 jaar beeft hij namelijk de vraag voorgelegd: „Op welken persoon, dien gij uit uw omgeving of uw studio hebt leoren kennen, zoudt gij willen gelijken Met andere woorden: de heer Varendonok heeft getracht te weten te komen, wat het ideaal is vui kinderen op genoemden leeftijd. Ee® interessant punt, waarop dezd rondvraag bot licht werpt, is het verschil in beschouwingen tus&chen meisjes en jon gens. Het blijkt, dat op 8-jarizen leeftijd minstens 10 pOt. der jongens en 8 pCt. der meisjes, die hun id aal niet in vader of moeder zien, hun heiden uit hun omgeving kiezen. Helden uit de geschiedenis of legende komen op dezen leeftijd ni.t voor. Bij meisjes bereiken do gevoelens voor de gekozen helden tusschen het 10de cn 12de jaar het hoogste punt van enthusiasm©. Dan komt er op bet dertiende jaar een critioko periode, een terugslag, cn slechts 4 pCt. der moisjes wenschen op den een of onderen persoon uit haar omgeving te gelijken. Bij do jongens is de ontwikkeling anders, langzamer, maar geleidelijker. Uit welk geslacht kiezen zij nu hun hel den? Heel in het b.^gin bewonderen do meis jes vrouwen en de jongens mannen. Ond^r de achtjarige jongens zijn er toch 10 pOt., dio een vrouw bewonderen'. Maar dit duurt niet lang; zijn zij 13 jaar oud* geworden, dan is er op de 100 slechts één, wims ideaal een vrouw is; de man, hetzij uit de omgeving, hetzij uit do geschiedenis of legende, heeft nu de eerste plaats in hun j waordccring veroverd. Bij de vrouwen vindt hot tegenovergestelde plaats. Van haar twaalfde jaar af keert haar bewonde ring zich tot de mannen cn hoe ouder worden, des te beslister treedt het manno lijk ideaal bij haar op. EEftü MttERAStfOLK. Een merkwaardig volk leeft- in de moe rassen van Nieuw^üuinoa. De Aghajambas zoo heet het moorae- votk leven sinds onheuglijke tijden in moerassen. Hun huizen zijn op polen goj bouwd. Zij verlaten het moeras nooit cn hun levenswijze heeft op hun lichaam zóó ingewerkt, dat zij op vasten grond niet meer behoorlijk kunnen loopen en bun voeten bij de poging om het te doen, gaan blooden. De mannen zijn zeer groot, hebbed een goede borst en ee® dikken hals. Hun voeten zijn kort, brood, zeer dun en heb ben zwnk uitziende teonon. Deze laatste» eigenaardigheid is nog veel sterker bij do vrouwen, wier beenen lang cn dun zijn en) stijf va® den voet afstaan, alsof z© slcchtd uit één lid bestaan. De voeten van beiden! schijnen ongeveer als houten voeten op don grond te rusten. Het vel valt ovor do knieën va® den man in losse plooien; do spieren en zenuwen om de knie zijn nieb goed ontwikkeld. Dc spieren op het scheen been zijn veel beter ontwikkeld dan die der kuit. Bij de inboorlingen, die niet in moeras sen leven, is de huid op de lendenen glad en strak en hun lichaamsvorm is duidelijk to onderscheidenmaar de moerasmenscb heeft eonigo dikke huidplooien en spieren dwars over de lendenen, waardoor zijn lichaamsomtrek verborgen blijft. Kleuren en bijgeloof; Blauw is altijd als eon mystieke kleur b®-» schouwd, waarschijnlijk omdat het de kJeuïl is van het hemelgewelf. Groen is do kleur( van elfen en feeën en daarom nooit gezocht voor huwelijksgewaden. Ook wit staat als kleur niet altijd 1® dei gunst. Er zijn plaatsen, waar hot als een! ongalukkig voorteekc® wordt beschouwd^ als mc® een wit paard of eon vogel met eon witte borst ontmoet. Geel is do kleur der jaloeeie. Ook Sha*« kespeare heeft daarop in zijn treurspelen' dikwijls gezinspeeld. In China is he4 do go- wijde kleur en was tevens de geliefkoosde) kleur van den Keizer. Vele tooverspreukeo worden in China op strookjes geel papier gedrukt; deze gelo strookjes worden op do deur geplakt, op de bedgordijnen vastgemaakt, i® het haat; godragen of om een ring gewondenze wor-> den wel vcrbra®d en de as oh in de fhoej geroerd; dezo thee is dan een uitstekend middel om booze geesten te verdrijven. Onbeschaafde volken hobben een vooroor deel tegen de zwarte kleur. Zwart is hot» symbool der duisternis, htot verblijf vaa booze geesten. Rood voorspelt daarentegen! geluk. Bij sommige noord lijko volken wordt het roodborstje alleen om zijn roode borst» voderen als een heilige vogel beschouwd. In de Schotecho Hooglanden binden de vrouwen haar koeien een rood koordje om do horens, om ze tegen het zoogenaamde „booze oog" te beschermen. In China bindt men den kinderen een rood snoer om de polsen als een voorbehoed middel tegen kwade geesten, en bij huwe lijksplechtigheden speelt het rood ©en be- langrijko rol. Ook is rood dikwijls als ge neesmiddel aangewend. Zoo lezen wij bijv., dat keizer Frans I van Oostenrijk in rood© lakens werd gewikkeld, toen bij aan do pokken leed, en oude vrouwen, die, nooals men woet, gewoonlijk zeer in de genees-' kunst ervaren djn, beweren, dat tegen bink- hoest geen b^tor middel is dan een stukje scharlakenrood flanel, om den hals gebon den. Scharlaken wordt de kleur der overwin ning genoemdpurper is de kleur der droeFneid, doch ook wel der koninklijke waardigheid.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 16