ZONDAGSBLAD* IÊID5CH DAGBIAD RECEPT. AZ.LEai.EI. Ho. 15043. B li B3 A. 6 Maart. Asmo 1909. SPANJE. •V i. VAN HE.T Wat Taft graag eet. Oncfcor hefc opschrift: „Het einde der Teddyberen" berichten Amerikaansche bladen hot treurig lot, dat dien joligen kleinen beertje» gotroffen heeft, die zoo lang het vermaak der jeugd waren en die aan Rooeovolfc hun naam te danken hebban. Zij rijn uit do mode geraakt, zij heb ben hun populariteit verloren, zij zijn opzij geschoven door een nieuwen ver overaar van den Amcrikaanschen smaak: door de Oppoflsum do Virginische buidel rat. Als een voorafbeelding van do ko- mendo heerschappij van Taft is de Teddy beer door de buidelrat verdrongen. Zij heeft haar plotselinge beroemdheid ka Amerika to danken aan den nieuwen President, wion op zijn jongste reis naar Panama, in Georgia, gebraJen buidel ratten met aardappelen opgediend wer den. Taft waa over dit gerecht zóó in zijn nopjes, dat hij zajn vreugde onverholen uitsprak, en sedert ia de Virginischo bui delrat in ieders mond. Vooreerst moot men dit nog figuurlijk opnemen; «zooalö vanzelf spreekt hebben ie hotelhouders de gebraden buidelratten op hun menu geplaatst, maar do prijs van dit schoteltje ia buitensporig hoog, en slechts zij, die rijk bedeeld zijn mot wo- •eldsche goederen, kunnen zich do weelde van oen hardgebakken buidelrat veroor loven. In het bogin oefenden velen heftig cri- tiek uit op Taft» smaak. Zelfs ontving hij een stapel brieven, waarin krachtig te gen deze propaganda voor do buidelrat goprotcsteerd word; maar Taft bleef standvastig en verklaarde stellig: „Ik ben voor de buidelratten heden, morgen en in ftlle tijden. Sedert dien vermocht niets den zegetocht van de buidelrat tegen te houden. De fa brikanten van speelgoed begonnen aan stonds met bet nabootsen van deze nieuwe modediertjes en de allermodernste Ameri kaansche dames verklaren reeds, dat het tot den goeden toon behoort, th-uis in pku&ts van con hond of een tamme slang eon levende baidclrot als sohootdiertje te beedttcn. DE KRAMT. Wijze: „Wio praalt aan 't hoofd der Holde nstoet?" Wie is de koningin der aard? De krant. Wio reist in kruisband, niet to paard? Do krant. En wie verspreidt nog schooner licht Dao zon en maan of bliksemschicht? De krant. (Zesmaal.) Want wat beduidde 't licht der zon? Geen duik Als men er goen krant bij lezen kon T Geen duik De zon zegt ons 't gezond vorstand Ontleent haar luister aan do krant! De krank (Zesmaal.) Komt, brongen wij dan h>f te gaêr! Hoezee. Aan 't wakker heir van pen en schaar! Hoezee. Geen grooter zegen voor een land Dan eiken dag een nioiiwe krant! Hoe zee. (Zosmaal.) E021 wildrijk land. Het Europeesch Dorado voor den jager blijft nog altijd Hongarije. Welke massa's wild in dit land gevangen worden, terwql toch de landbouw daar zeer ontwikkeld ia, blijkt uit do modcdoelingen, die het Hon- gaarsche Landbouw-ministerie ieder jaar openbaar maakt. Nuttig haarwild werd rn bet jachtseizoen 1006 tot 1007 in meer dan 1,600,000 exemplaren gevangen. Daaronder komen de hazen met 1,500 000 voor, en hoog- wild met 10,000 stoks. Reeën, die, zooals mon weet, in Duitschland on Oostenrijk tot het klein wild behooren, telde men er 30,000, terwijl het getal gemzen en steen bokken, hierbij vergeleken, onbeduidend ia Hongarije bezit zulke prachtige pat rij en- jachten, dat er een 250,000 geschoten wer den, terwijl de fazanten daar in de laatste jaren ernstige concurrenten beginnen to worden met 200,000 stuks. De mecato hazen worden in het komitaat Nyitra goschoten, meer dan 100,000, hoewel Pozsony hot rijkst schijnt te zijn aan aller lei haarwild, dat voor 1000—1907 120,733 stuks bedroeg. Wat de verschillende wild soorten aangaat, zijn de cijfers: henen 10,634, damherten 3227, rccen 20,615, gemzen 2-18, stoenbokken 93, wilde zwijnen 8190, ha zen l,602,2ö6, konijnen 78,635. Vederwild: trappen 264, auorwild 507, berkwild 299, steenhoenders 8159, fazanten 201,059, patrijzen 1,249,430, kwartels 231,981, kwartcl-konings 14,018, wilde ganzen 17,798, wilde eenden 97,464. STOFGOUD. Er zijn weinig fouten, ja misschien geone die niet voortkomen uit luiheid. Multatuli. v v Wantrouw den man, <Eo niet gelooft aan huiselijk geluk. Carmen Sylva. Londensche hansoms. Hoe lang zal het nog duren, dat Londen zich kenmerkt door do hansoms de twee wielige, van een hoogen achtcrbok bestuur- do huurrijtuigen, in zijn straten? Op 1 Februari was er vergunning gege ven aan 4747 hansoms, d. w. z. aan een dui zend minder dan een jaar to voren. Zij worden gaandeweg verdrongen, meest door do motor-cabs, de huurtuffen, waarvan er op 1 Fobruari 2925 waren, d. w. z. ruim 2000 meeT dan een jaar te voren. In 1903 reden er 7408 hansoms in Londen, tegen een enkele huurtuf; in 1901 7137 tegen 2 tuffen; in 1005 6996 tegen 19; in 1906 66-18 tegen 96. Uit die vermindering in han soms, terwijl de huurtuffen ze nog zoo goed als goen mededinging aandeden, blijkt dat er nog andere factoren zijn, die voor de hansom ongunstig werkon, en daarvan zullen de voornaamste wel zijn de toene mende auto-bussen cn do vermeerdering van de oJectrische sporen ondergronds. Maar de aanzienlijke vermindering valt toch samen met de sterke vermeerdering van huurtuffen. Transvaaiscli Huwelijkarecept. In de „Transvaler" geeft „Domkrag" een recept voor een goed huwelijk, dat mis schien ook nog vei voor dezon of genen in ons land dienst kan doen. Het luidt: „As 'n jonkman begint to vry, let hy ni altyd fyn op ni. Perty kyk naar di geld of naar di mooie gosiggi. Anner kyk naar di goleerciheid en di klaviorspcol of di seng seker is dit -alles gowonst. Maar nog is dit ni regte soort pop ni, of sy moet heel wat meer deugde bcsit. Onnor ons Afri kaanse nasi het ons popies wat di wereld trots op kon wee» En as julle jonkmans wil weet, wio is een goeio pop, kyk uit vir een wat in di eerste plaaa gezond en opge ruimd is. Sy moet goed kan bak, slag, lap, stop, veeg, booner, poets... en lekker kan log, 'n mooie bree harde skaterlag, dat jy di witte tandje» sien, en dat di wange daar van awel en vuurrood word. Sy moet, as 'n kwajong haar onfataoen- lik aanspreek, hom 'n deugsame oorkonkcJ kan gee, dat hij eoo'n tol in di ronte draai 1 Sy moet as haar werk klaar is, daar skoon, fvn en netjes uitzien die gcriggi moet blink, di hare glan6, dio ogic» fonkel, en sy moet- d-aor van kop tot toontjes uitsien as 'n splinternuwe waspoppi. Sy moet een hater wee» van aanstellings en iepekonners en slenteraehtigheid, van gemaaktheid en naapery. Sy moet eerbied toon vir di Woord, moet vader en moedor eer, haar taal en haar land lief heb. As sy dit alle» besit, dan het sy geen grote boekgeleerd^ heid nodig ni ja, sy sal daar zondor misi kies honder persent beter vrouwtje, beten zuster wees, on mog God hare liowe hartje rein houl" F euilletée voor taartkorst li ons beste bloem wordt met een ons boter en een theekopje lauw water, ook een weinig zout, dooreen gekneed. Bestrooi do| pasteiplank en dito rol met bloem, leg het) geknede deeg op de plank, rol het uit, en leg or hier en daar kleine stukjes botor op., Nu vouwt men hot deeg dicht, rolt het, opnieuw uit en plaats!» or weer boter op. Zoo gaat men door totdat het deeg zeer; soepel is. Do plank en de rol moeten tel kens weer met meel worden bestrooid. De feuillotée moet in een zeer heeten oven wor-i den gaar gebakkon, in den vuurvaster taartschotel. Voor z ich t i gh o id. Klant. „Is die meneer daar niot oontrolour van do inkomstenbelasting V' Ko liner: „Dat kan wel, meneer." Klant: „Nou, breng mé dan maar een broodje mot kaasl" Potpourri Op een Nederlandech dorp werd onlangs een nieuwe organist be noemd, die in- tegenstelling met den over ledene, vóór de diensten een voorspol maakte. Bij gelegenheid nu, dat hij fanta seerde met een fluitregister, gaf dit aan leiding voor een gewoon vrouwtje, dat zoo iets in de kerk niet op haar plaats vond, do uitroeping to slaken: „Wat is 't tegenwoordig bie ons in do kark toch een lichte boel, want alaje bin nen komt, dan zit io ai te spoulon, maer dat was 't argste nog niet, maor och hé, hio zit er soms meteen bio te fluuten. Waor mot dat nao toe 1" Ook een slimmerd! Nieuwe huiskneoht: „Omdat meneer zoo'a hoast heeft, breng ik maar vast do eene ge poetste laars. Straks breng ik de andere, waüt ik moet even voor mevrouw naar het spoor." NobI esse obligo. „Zijt go in Zwitserland geweest, mevrouw?'' „0 neen, ik houd or niot van, met alle mogelijke menschcn dczolfdo natuur to ge- nioton." Een billijke éohikking. Een reizend handwerksman lag met con zwaar stuk ijzer op den weg cn kon niet verder. Gelukkig kwam er een boer aan met zijn wagen, die zwaar beladen was. „Mag ik meerijden?" vroeg de arme drommel. „Voor mijn part, ja", antwoordde de goedhartige boer. De man wilde het zware stuk ijzer op de kar laden. „Neen, beste vriend, dat gaat nictl" zei- de do boer, het hoofd schuddend, „dat ijzer is te zwaar voor mijn volgeladen wagen. Ala je alleen mee kunt gaan, is 't me goed; maar dat ding kon er niet meer bij." „Nou, weet je wat, dan zal ik 't ijzer op mijn schouder nemen!" zei de arbeider na eenig nadenken. „Stap dan maar in!" hridde het ant woord. „Kellner, *t ïs nn al een halfuur gele den. dat ik de schildpadsoep beeteld heb." „Spijt me meneer, n weet boe langzaam die schildpadden zijn." „Dat was een erg nationaal huwelijk, dat van Willem." „Hoezoo?" „Hij was rood van verlegenheid. Zij was in-'t wit, en haar vader, die alle beren van hom kon betalen, zag blauw." *t Was op don cen-cn-twintigston trek kingsdag van do vijfde klasse der tweehon derd zcatiendo Staatsloterij. Do avondscha duwen daalden cn hulden Berlijn in een onzeker schemerlicht. Ik wandelde door de Leipzigerstraat en ademde do geuren van do mot avonddauw bedekte kruidgewassen in» De straten waren ton minste woor een weinig gezuiverd van stofwolken. Op het Potedarnmerploin passeerde ik do lango rcoks norscb-uifczicndo politic-agenten. Vier van dio rustbewaarders sleepten lijken van overreden hondon voort. Even keeic ik er naar, ging toen verder en stapte een bier huis binnen. In de dichte veranda van dat bier- en ecbhuis zat mijn boezemvriend en ambtge noot Schmidtmcijor. Mot droeven blik keek hij in hot avondblad. „Wat mankeert jou?" vroeg ik hem, „je kijkt precies alsof je zoo pas „Dc jacht hond van Baskerville", het bekende detec tive-verhaal van Sir Arthur Conan Doyle, hebt gelezen." In plaats van mij to antwoorden, duwde hij mij het blad onder den neus en mom pelde: „Daar, lees eens!" Ik zag het blad in. „Bedoel je dc trekkingslijst misschien?" vroeg ik hem glimlachend. „Ja, ja, de trekkingslijstbruldo hij, plaats en omgeving vergetend. ,,'t Is gemeonl Nu speel ik al achttien jaar lang met een tientje in de Pruisische staatsloterij Eerst lachte ik, doch drukte hem daar na do hand. „Heb ik gelijk of niet," informeerde hij, „ik heb nog nooit iets gewonnen, maar toch liet ik mq niet ontmoedigen en hoopte maar aldoor. Hoop is echter een weelde artikel, dat men evenals sigaren en andere dingen moet betalen. Nooit klaagde ik over mijn wanbof. Maar nu, nu ken en wil ik niet Langer meer bukken voor zijn ma jesteit het noodlot; nu wil ik Ja, kijk cons, in den beginne hield ik er mij kalm onder, omdat e»r zooveel zijn, die onder het zelfde noodlot gebukt gaan. Maar juist om dat dat verschrikkelijke noodlot mij zoo kalm aanziet en toelonkt cn, als ik het ge luk donk te grijpen, plots tusschenbcido Rchiofc en mij het geluk ontneemt, zio je, daarom, daarom... Bijna! Bijna, dat is het, waartoe ik voroordceld ben. Menig maal had ik bijna iets moois, iets groots bereikt, doch dan ontschoot mij dat alle» weer. Bijna was ik rijk geworden en bijna had ik grooten roem in geoogst; eiken keer scheelde het echter maar een haartje. Weet je wat het bcteekent, dat bijna?! Hot beteekent ergernis, nijd en verbeten heid. Wie „bijna" iets bereikte, is ongeluk kiger dan hij, wien nooit *t geluk toelachte- Telkens hing het mn een kleinigheid af, maar dat geluk ontschoot mij toch. Zie oen» I" Hij we"» met een vinger op de trekkingslijst. „Ook ditmaal speelt dat „bijna" mij weer parten. Op nummer 10355 is do hoofdprijs gevallen en mijn tientje", hij duwdo mij het loterij bi lj ei zóó nijdig onder den nous, dat ik verschrikt terug week „mijn tientje, zie eens, daar! daar 1" En hij wees op het nummer, 10356, dat op zijn biljet gedrukt stond. Toen begon hij plots onbedaarlijk te lachen» „Jo ziet het hé, alweer, alweor bij na 1 Bijna den hoofdprijs gewonnen I Slechts een vorechil van één puntje 1" Ik trachtte hem te troosten, zooals men dat in dergelijke gevallen meestal pleegt te doen. „Laat het hoofd nu maar niet hangen, wellicht is hot do laatste keer. Wie weet waar hefc good voor is." Sohmidfcmcijors gezicht klaarde niet op. „Neen, neen, vriendje, doe mfior geen moeite; ik weet wel, dat jo 't goed meent; maar, heuech, kerel, doe maar geen moeite om mij to troosten. Van af mijn geboorte ben ik om zoo te zeggen zoo'n pcohvogcl, zoo'n Tantalus geweest» Om jo dat to doen zien, kon ik reeds met twee voorbeelden volstaan. Jaren ge leden heb ik een tooncelstuk geschreven; ik kan je zeggen, dat liet heusch oen pak kend en goed tooneelspel was. Maar je weet, hoe dat gaat; zoolang je nog geen naam hebt gemaakt, durven schouwburg directeuren slechts bij hoogc uitzondering zoo'n stuk in studie te nemen. Zoo probeerde ook ik hefc stuk opge voerd to krijgen; edoch, alles vruchtelooe! Geen enkclo directeur dorst het aan. Toen, op een dag, ontving ik onverwacht van een bekend dramaturg, dio aan een der grootste schouwburgen was verbonden, eeai bijzonder vleiend schrijven. Ja^ er zouden nog wonderen gebeuren; ds man had mijn stuk gelezen, het beviel hem, het was voor een beginneling uitmun tend werk, zoo schreef hij mij. Zelfs had hij er met een schouwburgbestuurder over gesproken het stuk in studio te nemen. Tk geloof, dat- niemand ter wereld op dat oogenblik zoo gelukkig was als ik. Mijn hoop zou verwezenlijkt worden 1 Ik droom de van goud en roem 1" Schmidtmeijcr zweeg een wijle en nam daarop een sigaar uit zijn koker. To*n ging hij verder: „Tk werd uit het paradijs verdreven, voordat ik er-binnen kon komen. Wederom lag het nan een klei nigheid. De dramaturg werd enkele weken later gek. Of mijn stuk daar de oorzaak van was, betwijfel ik. Slechts dit wist ik, dat weinige dagen daarna hefc manuscript miï werd teruggezonden." Wat eon pechvogel 1 Tk deed al bot mogo- Gjke om den tobberd te troosten, mün vriend den „rijmsmid", die thans heftig begon uit te varen tegen de heele schonw- Burg-direct enren-bent. Gaandeweg werd hij kalmer. Maar die betere stemming wa» tlecM» van'korten duur. Schmidtmeijcr bestelde een café-mélang», lepelde met behagen den room in bet glas, roerde het meng sol en deed daarna enkele teugen* Hij veegde daarop mot een zakdoek zijn 0nor af en hervatte: „Nu zal ik jo 't laatste en treurigste geval vertollen. Ik vorfcoefdc dan te Skodsborg; jo weet wol, eon plaats gelegen tussobon Kopenhagen on Helsingör. O, wat bracht iJc daar heerlijke dagen door 1 Eiken dag maakte ik grooto wando< lingen door bossohen en ovor bergen, slen- tcrdo langen tijd in do diergaarde of fiotst» over de heerlijke wegen. Voorts tennist» en oroqucbto ik naar hartelust, maar het ge noeglijkste van alle» was wol, dat ik bij< ka na dagelijks quatre-mains speelde mof een der mooiste en aardigst» Dccnschfl bakvisohje». Van mor gons tot 's avonds laat waren wij bijna altijd samen. Zij wa» do dochter van eon millionnair! Ja, hof waa voor mij ontegenzeglijk een buiten kansje! Zij hield voel van mij en verborg dat dan ook niet. Op een mooi-zomerschen Julidag huu# den wij een motorboot en voeren daarrae» naar Hvon, eon klein Zweexlsch eiland, waar Tycho de Brahe eens zijn slot en zijn astronomisch observatorium neerzettei Daar gebeurde het, dat, omripgd doof oude, romantiecho plekjes, ik haar ora- arrado en kust». En rij, rij liet rich kussen* belette ons minncJcoozen niet..." Zijn oogen glinsterden, toon bij mij dit vertelde. Zijn rechterhand bowoog hij zenuwach tig langs hot voorhoofd. Enkele minuten blijf hij zwijgen, leefde weor op in oude, zoete herinrferingen. Doch daarna verviel hij woer in somberheid. „Bijna had ik mij met een millionnaiiw- dochter verloofd", sprak hij droefje». „En wat verhindordo dan die verbinte nis?" Weer keek Schmidtmeijcr droef vota rich uit, zuchtto en sprong driftig op. Zijr» sigaar kwakte hij tegen den grond. „Waarom er niet» kwam van een verlo ving V' zuchtte hij. „Och, kerel, dat begrijp je immers wel, ik was roeds getrouwd 11" Ieder jaar trekt Spanje meer en meer de rcizigors, die vroeger Ifcolié bezochten cn rioh daar begonnen te vervelen, en ieder jaar wordt het reizen den vreemdelingen aangenamer gemaakt. Toen ik de eerst» maai naar Spanje ging, was de eerste vraag mijner Hollandscho kennissen of ik wel e«n revolver gekocht had. Wolnn, ik kocht er een, maar woet niet, waar ik haar gelaten heb. Ik had „Carmen" gezienDat wa» Spanje, meende ik. Och! Zij, die na afloop eener „Carmen "-voorstel ling naar bed gaan met hot idee een stukje van bet Spoansche leven gezien to hebben, vergis sen zich even deerlijk als degenen, die mee- nen, dat in Italië de macaroni per el ge geten wordt. M 'Kt I p'ZL9JLmuLmJLmtAAAfuL9JL,9JL»mJAJSJLfJLAJLm&JL\A?'*7nP0

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 15