stond uit 'n stompzinnigen, knorrigen doe
delzakspeler uit Lombardije. Om de akeli
ge verveling -wat te verdrijven, beproefde
Pélisson een spin te temmen, die voor dat
venster haar web uitgespannen had. Om
dit doel te bereiken wierp hij mugjes op
het kozijn van het raam, terwijl zijn metge
zel op den doedelzak begon te spelen. Spoe
dig onderscheidde de spin de tonen van het
instrument en verliet haar schuilhoek, om
zich op de buit te werpen, die men haar
voorgelegd had. Terwijl Pélisson aldus de
spin dagelijks op denzelfden tijd riep en
de mugjes steeds op grooteren afstand van
het raampje legde, gelukte het na eenige
maanden, haar zoo te gewennen, dat zij oij
den eersten toon van den doedelzak te
t voorschijn kwam, om een mugje van den
vloer der oei, ja zolfs uit de hand van den
gevangene te nemen. Om dit verhaaltje nu
nóg belangwekkender te maken, heeft men
er later bijgevoegd, dat de gevoellooze ge
vangenbewaarder, om den armen Pélisson
van zijn onschuldig tijdverdrijf te berooven,
de spin vertrapt zoude hebben; doch het
is later gebleken dat dit maar een verzin
sel is.
Walkenaer vertelt ons, dat de gravin
van Villefranche, de dochter van den graai
van Béarn, als tienjarig kind een kleine
spin, waarschijnlijk een clubiona, die zij
met haar not gevangen had, in een fleschje
deed en met mugjes voedde. Zij legde daar
toe de flesch op een tafel, deed ze open,
en de spin kwam er dan uit, om de haar
voorgelegde mug in haar weefsel te bren
gen, dat ze in het fleschje gespannen had.
Zoo leefde de spin den heelen zomer dooi
en bleef er ook den winter over. In de
volgende lente was zij reeds zoover getemd*
dat zij het meisje de muggen reeds van de
hand wegnam, en keerde, toen het meisje
de flesch van de daarin bijeengekomen hui
den der muggen en van die, welke de spin
zelve af gelogd had, reinigde, daarin van
zelve weder terug en spande een nieuw net.
In dien tusschentijd nam het meisje pia
noles en lei onder het spelen haar fleschje
naast zich neer en opende het. Daarop
kwam de spin, zonder dat men haar een
mug voorhield, er uit en bleef onder het
spelen op de piano, doch keerde dadelijk
weer in haar fleschje terug, wanneer haar
meesteresse met spelen ophield. Zoo leefde
de spin vier jaar lang, en de jonge gravin
droeg haar voortdurend, zelfs als zij op
reis was, bij zich, totdat een kamenier, die
pas in haar dienst getreden en onbekend
met het gebruik der flesch was, er eau de
oologne in goot, toen zij weder op de ge
wone wijze door de gravin was schoon ge
maakt, zoodat de spin hierdoor onmiddel
lijk gedood werd.
AueMcteu.
Ingez. door Johanna Bergman,
te "Warmond.
Een huismoeder bukte zich welgevallig
lachend over een schotel met eten, die op
tafel stond. „Daar heboen we nu den hee
len dag naar Jantjes schoon gezocht", riep
zij, „en nu staat die midden in de zuurkool.
Ik wist wel, dat in mijn huis nooit iets
wegraakt."
Ingezonden door „De twee Kleintjes."
Soldatenbrief.
Dierbare Ouders! Ik dank u recht har
telijk voor den worst, dien u mij hebt ge
zonden. Tot mijn groot genoegen las ik
onder aan de courant, waarin hij verpakt
was: „Wordt vervolgd." In deze hoop blijf
ik uw liefhebbenden zoon: Joris Smul-
graag.
Ingezonden door P. de Wit.
Op do kermis.
Hier moet je wezen, dames en heeren.
Hier naast laten ze je een ratelslang zien,
die zoo groot is, dat zij het van voren niet
hoort, dat zij van achteren ratelt. Maar
hi-^r zie je een Boa, uit Achter-Indië, die
zoo groot is, dat één mensch alleen haar
niet bekijken kan. Daar moeten tien men-
schen tegelijk voor binnen komen om haar
geheel te zien.
Ingezonden door Johan \eere.
Een kleine slimmerd.
Moeder: „Schaam jij je niet, Bernard,
om zoo lang te slapen'/
Kleine Bernard: „Ja, ziet u, ma, ik had
in mijn droom mijn pet verloren, en daar
heb ik zoo lang naar gezocht."
Ingezonden door „Goudhaantje."
Mevrouw: „Van deze cacao neem je dt*-
gelijks een lepel vol in heet water, dan kom
je er juist een maand mee toe."
Dienstbode: ,,En als er visite komt, me
vrouw!"
Mevrouw: „Dan neem je natuurlijk meer
water."
Boer (bij kunstkooper),,Eon aardig
schilderij, wat staat die koe er mooi op.
Hoeveel kost dat?"
Kunstkooper: „Vijfhonderd gulden."
Boer: „Ben je razend man, daar koop je
twee echte koeien voor."
Onderwijzer: „Hoeveel Engelsche oorlo
gen zijn er geweest?"
Leerling: „Drie."
Onderwijzer: „Noem ze."
Leerling: „De eerste, de tweede en de
derde."
Een smullsrsbaas.
Het is een niet te ontkennen feit, dat de
meeste menschen bijzonder op lekker eten
zijn gesteld en wel voornamelijk zien wij
deze neiging bij de heeren der wereld voor
komen. Rechter Aimers behoorde tot een
dier lekkerbekken, die naast zijn werk al
leen gedachten voor lokker eten had, en nu
was volgens hem het kookboek, volgens het
welk zijn vrouw het eten bereidde, volstrekt
niet goed.
Daarom schafte hij zich een Fransoli
kookboek aan, dat hij met het grootste ge
noegen vertaalde in het vooruitzicht van al
die heerlijkheden misschien eens te zullen
genieten.
Eens had hij zelf op do markt een mooien
vetten kalkoen gekocht. Deze moest nu vol
gens voorschrift van hot Franaohe kook
boek worden klaargemaakt.
Het beest moest eenige weken gevoerd
worden met wittebrood, dat vooraf geweekt
was in wijnook moesten hem alle dagen
eenige grammen rozijnen en zoete amande
len worden gegeven.
Dit leventje beviel den kalkoen opper
best.
Want hij besefte natuurlijke niet, dat,
hoe meer hij at, hij des te spoediger zijn
eindje zou zijn genaderd.
De vrouw van den rechter vond het vree
slijk jammer van al den goeden wijn, de
heerlijke rozijnen en amandelen, die het
dier verslond. Aimers zelf echter trachtte
zijn vrouw duidelijk te maken, dat het bij
alle gebraad een groot verschil- was wat
het diergegeten had, en hij watertandde
reeds als hij aan het oogenblik daclit, dat
het beestje lekker gebraden op tafel zou
komen.
Eindelijk was, volgens den rechter, do
kalkoen vet genoeg.
Hij werd geslacht, maar nog niet gebra
den.
De rechter had zijn kookboek niet voor
I niomandal gekocht; hij had daarin gelezen,
j dat men een geslachten kalkoen vóór het
I braden eenige dagen in den grond moest
begraven, waardoor het vleesch nog fijner
j en smakelijker zou worden.
Hij gaf daarom aan de meid de noodïge
I bevelen, wees haar den boom aan, waar-
I onder het kuiltje moest worden gemaakt,
en drukte haar op het hart, dat zjj een
steeu op die plaats zou leggen, opdat de
katten niet met het lekkere g-braad zouden
gaan strijken. De meid ging met den kal-
1 koen de deur uit, ontmo'.tte in den tuin den
koetsier en droeg dezen op, den kalkoen
te begraven, omdat ze gaarne haar werk
binnenshuis wilde afmaken.
Toen het Zondag was, zou dan eindelijk
de kalkoen gegeten worden. Zaterdagraid-
dag ging de rechter zelf met de meid den
tuin in om het gebra-ad weer op te graven.
Maar wat was dat?
Onder den bewusten boom lag de kalkoen
niet. Het angstzweet brak den heer al uit,
toen hij Marie vroeg: Marie, waar heb
je den kalkoen gelaten?"
Doodkalm klonk het antwoord: „0, ik
weet het niet, Johan heeft hem begraven."'
Terstond moest Johan komen.
„Johan, waar is de kalkoen?" riep de
rechter hem toe, zoodTa hij bij de deur was
verschenen.
Johan schrok hevig en durfde geen step
nader komen.
„Vlug, zeg eens waar de kalkoen is?"
„Ik dacht-.... het is zonde van het dier
om het te begraven, want het rook nog
niet bedorven en daarom hebben mijn vrouw
en ik hem maar opgegeten."
„Wat? Heb je het opgegeten? En hoe heb
je hem dan klaargemaakt?"
„Mijn vrouw heeft hem flink gezouten <*n
toen met rapen en aardappelen klaar ge
maakt en toen smaakte hij nog heel goed."
Hoe het den rechter bij deze verklaring
te moede was, behoeft zeker niet nader re
worden verklaard.
Nieuwe Eü.aa,dsels.
Ingez. door „De tweb Lachebekjes".
I.
Mijn geheel bestaat uit 10 letters en v
een plaats in Noord-Brabant.
7 2 9 4 gebruikt men voor de kachel.
8 3 is een dier.
1 8 6 is een deel van het hoofd.
3 10 5 6 is een hemellichaam.
6 8 2 3 is een prachtige bloem.
1 5 3 10 5 6 is een schelpdier.
II
Mijn geheel bestaat uit 9 letters en is een
plaats in Noord-Brabant.
Een 6 7 13 vindt men in een bakkerij.
5 6 8 4 is een hoofddeksel.
Voor de rechtbank wordt een 18 4 afge
legd.
4 6 is een muzieknoot.
4 8 9 is een boom.
8 2 is een vorsterkend middel.
Ingez. door „Beatha".
III.
Mijn geheel bestaat uit 11 letters en is
een schuilnaam van een der raadselü®-
dereu.
1 2 3 4 is een edel metaal.
4 5 6 is een boom.
7 8 11 vindt men aan een kippenhok.
9 10 10 11 staat gelijk niets.
Aan elk huis is een 4 8 3 7.
Ingez. door „Narcis".
IV.
Met f ben ik niet dik of grof.
Met 1 ben ik soms al te dof.
Met m wns ik menigeen tot graf.
Met p pers ik vaak kroten af.
Met r er voor ben ik een rivier.
Met w doe ik don dorstigen pleizier.
Ingez. door Johannes Jansen.
V.
Mijn geheel bestaat uit 12 letters en heeft
veel jaren geleden veel menschen aim go-
maakt.
Een 7 8 3 6 vindt men in het kippenhok-
3 8 4 is een kleedingstof.
1 2 3 4 is een bloem.
10 8 3 vindt men tusschen de bergen.
5 6 is een verbindingswoord.
In een 4 8 9 braadt men.
4 11 1 is een hoofddeksel.
11 12 is een lengtemaat.
Met een 4 5 6 schrijft men.
7 8 9 10 is een lichaamsdeel.