FEUILLETON.
Een Keizerspaard.
Jean-Pierre trad de huiskamer binnen,
met opgericht hoofd, schitterende oogen.
en gloeiende waLgen. Zijn vader, die zat
to eten, keek op, en zei de:
„Wat zie je er vroolijk uit, Jeaai Kom
je van de paardenmarkt?"
„Juist, vader 1"
„En we.k dier heb je verkocht, Sultan of
Kokarde
„Geen van beide; voor die twee wilt gij
te veel hebben."
„Dan is het Wreker. Een mooi beest.
Hoeveel heb je er voor gekregen?"
„Jean-Pierre glimlachte geheimzinnig
„Ik heb niet gezegd' dat ik Wreker ver
kocht had. Mijnheer De Graaf heeft er
cin in, maar hij maakt geen haast."
Zijn vader boog zich over zijn bord, doch
•ven daarna zeide hij
„Je hebt noch Sultan, noch Kokarde,
nooh Wreker verkocht.... Is het dan Mua-
kadin V
Jean-Pierre knikte bevestigend.
„Muskadin," riep znjn vader uit. „En
dat zei je niet dadelijk? Muskadin, de
mooiste Normandiër, dien ik ooit gezien
heb? Het ia een paard een maarschalk
waardig, zoo mooi, zoo stevig, zoo fijn ge
bouwd, zoo vlug ia hij. Ik ken slechts één
persoon, die Muskadin waard zou zijn,
dat is maarschalk Murat, die koning van
Italië geworden is."
„Koniüg Murat," antwoordde Jean-
Pierre, „koopt hier geen paarden. Maar er
lijn nog anderen. Mijn booper doet voor
hem niet onder."
„Hoe ia dat nu mogelijk. Het kan toch
geen koning zijn."
„Nog iets meer ia hij. O, zoek maar niet
te ver. Gij zeidet altijd, dat gij Muskadin
®oo graag op een steekspel zoudt zien,
welnu, wees verzok rd. dat hij er geen
over zal a1aan, en dat iedereen het eerst
ral zien naar hem en zijn ruiter."
Nu had dc vader hem begrepen, hij liet
den lepel in bet bord vallen en sprong
met jeugdig vuur op zijn zoon toe.
„Dan heb je Muskadin verkocht voor
Napoléonvoor den keizer zelf."
„Juist, mijnheer J^rdin, do opperstal
meester heeft hem gekocht. Ik moet hem
naar Parijs brengen en daar wordt hij
betaald. Zijt g" nu tevreden, vader?" Of
de vader tevreden was, hij wa* zoo ge
roerd, dat hij volstrekt niet mar den prijs
vroeg, ©n er was heel wat toe no'-d'g, om
den ouden Normandiër, dat te laten ver
geten.
Jean-Pierre genoot op zijn weg naar
Parijs en MusV-dïn niet minder. Hij sl;ep
in prachtige stallen, kreeg de beste haver
Het r^est.
Slot)
Het arme kind was zeer verbaasd, toen
bij in bet prachtig safon gebracht werd bij
een man met een edel, voornaam uiterlijk,
wiens borst was versierd met een ster, fon
kelende van diamanten.
Toen de onderwijzer hem gezegd hart, cfat
hij voor zijn koning stond, boog George eer
biedig.
„Wel, mijn kind,'' zei de Koning op welwil
lenden toon, „ik heb hooren zeggen, dat gij
veel van lezen houdt; zoudt gij niet gaarne
naar school gaan, om nog andere dingen
te leeren?"
„O, Sire, als het van mij afhing, dan was
ik morgen op school, maar mijn vader *is
arm en is het dus niet mogelijk."
„Luister eens", hernam de Koning, „ik
wil een knappen jongen van je maken. De
onderwijzer van mijn zoon heeft een vriend,
die eenige leergierige jonge lieden bij zteh
ontvangt en hen klaarmaakt voor de mid
delbare school. Ik zal u bij hem zenden en
neem de kosten op mij. Vind je dat goed?''
De Koning verwachtte, dat George opge-
en toen hij den achtsten dag te Parijs
aankwam, werd hij onder gebracht in een
soort Paardenpaieis. Jean-Pierre kreeg
een prachtige paifrenierskamor. Toen
moesten, op last van den stalmces.er,
man en paard twee dagen rust nemen;
slechte des morgena na het ontbijt werd
at een wandeling gemaakt.
>eo «dentfea dog kwam er een page, om
Muskadin te balen. Hij werd met Jean-
Pierre, naar de paardenmanège gebracht
waar alle paarden, voor den keizer be
stemd, werden gedresseerd, voor zij de eer
hadden hem te dragen.
Jean-Pierre keek zijn oogen uit. In de
zaal stond Jardin, de oppersta.meester,
onringd door verscheidene officieren en
eenige pages. Op de renbaan stonden
palfrenieis met roode vlaggetjes en an
dere stalknechts zwaaiden allerlei vreemde
dingen als: stukken hout* oude sabels,
verroeste geweren en gekleurde vaandels.
„Zij moot en gewend worden aan alles,
wat in het militaire leve>n kan voorkomen,''
zeide een der pages fluisterend bot Jean-
Pierre. Intusschen draafde Muskadin do
manége rond, met praohtigon gang en op
ge', even hoofd.
Plotseling hief Jardan de hand op en op
dit teeken schoot een der officieren een pi
stool af. Muskadin schrikte, spitste de oor en
en ging op zijn achterbeenen staan. De
page bracht hem met liefkozingen tot be
daren, doch juist toen hem dit zou geluk
ken, begon een der Tamboers geweldig te
roffelen. Een tweede stemde in, een derde
volgdle en het was een oorverdoovend ge
raas. Nu gingen ook de p:stolen af en cb
geweren bleven niet achter. De vlaggetjes,
vaantjes en lappen van allerlei kleur
dwarrelden in de ruimte. En om het werk
de kroon op te zetten, begonnen alle of
ficieren, palfreniers en stalknechts te
schreeuwen
„Leve de keizarl"
Muskadin sprong reeds als een dolle in
het rond. Toen het vreeselijke tumult, zijn
hoogste punt bereikte, stond hij stil, met
bliksemende oogen en wijde neusgaten,
bevend van schrik en woe .e. Toen verhief
hij zich op de aohterbeenan en wierp zijn
berijder tien meter van zich af.
De page bleef ee~st bewegingloos liggen,
doch hief weldra' om h 'lp vragend den
arm op. Doch niemand bekommerd© zich
om hem of het woeste paard. Zelfs Jean-
Pierro had hem vergeten voor twee perso
nen die oven to voren waren binnen ge
treden en niets van het laatste voorval
hadden gemist. De eerste in schetterende
uniform, was maarschalk Huroc. In den
ander herkende Jean-Pterre onmiddellijk
Nap^l'éon, en hij beefde van wreugde en
ontroering.
togen het voorstel zon aannemen, doch hoe
wel eerst een glimlach het gelaat van het
kind verhelderd had, betrok dit onmiddel
lijk weer en bleef hij zwijgen.
„Nu, wat scheelt er aan?" vroeg de
vorst, „het schijnt wel, of je wilt gaan
schreien, heb je verdriet?"
„O, Sire, vergeef mij, maar mijn vader
is zoo arm, dat ik niet geloof, dat hij het
weinige zal kunnen missen, dat ik des win
ters met spinnen, en 's zomers met scha
pen hoeden verdien; neen, ik geloof 't
niet."
„Je bent een goede brave jongen", ant
woordde de Koning, „en je kinderlijke
liefde heeft in mijn oog meer waarde, dan
het zeldzaamste kleinood in mijn kroon. Ik
zal zorgen, dat je vader geen schade lijdt
door je afwezigheid; staat het je nu aan?"
De vreugde, waarmee George het voor
stel van zijn Koninklijken Besohermer aan
nam, was onbeschrijflijk en nadat hij hem
eerbiedig de hand gekust had, spoedde hij
zich naar zijn vader, om dezen deelgenoot
te maken van zijn geluk.
Raadsheer von Treuhold zweeg en zijn
kinderen zagen tranen in zijn oogen.
„Maar papa," riepen zij uit, „het ver
haal is nog niet uit, wat werd er van dien
goeden kleinen herder?"
,fLieve kinderen", antwoordde hun va-
Natuurlijk zou do machtige keizer onmid
dellijk de beproevingen doen eindigen
waaraan de dienaren het arme dier zoo
meedoogenloos blootstelden.
Napoléon trad met vluggen stap op Mus
kadin toe, die onbewegelijk midden in de
manége stond. Hij greep eensklaps do
teugels en trok het paard naar zich toe,
als om het te dwingen zich voor hem te
buigen. Verschrikt en verontwaardigd
verdedigde zich het fiere dier, terwijl hij
het zand onder zijn hoeven deed opspatten.
Een vreeselijke strijd volgde tu schen
mensch en dier, die verscheiden minuten
duurde. Muskadin beproefde den heersche^
der wereld af te worpen, dcch het gelukt-
niet. Overwonnen, getemd, bedekt met
zweet, gaf hij zdoh eindelijk over. Toen
wierp de keizer de teugels aan den
page toe, die nog met een pijnlijk gezicht
zijn rug wreef. Daarna verdween hij weer.
zooals hij gekomen was, vlug, zonder een
der aanwezigen aan te zien.
Den volgenden dag opende de secretaris
des keizers een slecht geschreven brief,
dien hij met moeite las. De keizer luisterde
echter, tot rijn groote verbazing, zeer ge
duldig toe. De brief luidde als volgt:
Sire.
Uw stalmeester beeft mij in dienst ge
nomen, om te helpen bij het dr esse eren van
Muskadin, het nieuwe paard van uwe Ma
jesteit, doch om hem aan den oorlog te
gewennen, behandeld men het dier met
afschuwelijke wreedheden, maakt hem doo-
delijk verschrikt. Dat is voor iemar.d, die
zijn paard als een broeder liefheeft, niet
aan te zien. Als uwe Majesteit mij veroor
looft naar mijn tand terug t© keeren. zon
der weer naar do manége te moeten gaan.
zal hij geen trouwer en dankbaarder die
naar hebben dan.....
De secretaris hield op, döjar hij het
onnoodig oordeelde de handteekening van
een eenvo^digen knaap op te lezen. Napo
léon maakte een ongeduldig gabaar en
zeide:
„Laat dien armen jongen gaan. Denkt hij,
dat ik ook niet liever eiken dag ging wan
delen en mijn paarden van ouderdom liet
sterven? Zün Muskadin, die in mijn smaak
valt, behoud ik, maar hij ia vrij."
GETEMDE SPINNEN.
Wie zoude gdooven, dat men spinnen,
deze schuwe eenzame dieren, temmen kant
En toch is het bewezen, dat zij terdege ge
temd kunnen worden.
De Frauschman Pélisson, de vriend van
Jouquet, zat in do bastille gevangen. Het
daglicht scheen slechts door een enkel klein
venster in zijn oei, en al zijn gezelschap be-
der, „die kleine herder was ik zelf. De ede
le vorst, dien gij nooit gekend hebt, nam mij
onmiddellijk in zijn dienst toen ik mijn stu
die voltooid had en daar hij tevreden was
over mijn trouw, noemde hij mij von Treu
hold (trouw en waar). Hij is nu reeds tien
jaren dood, doch zijn nagedachtenis is on
sterfelijk en hij heeft recht op mijn dank
baarheid en op die van vele anderen. De
kleine prins, dien ik voor hot eerst onder
dien ouden eik ontmoette, ia onze tegen
woordige Koning en de geestelijke uit de
groote kerk, die zooveel van u houdt en
u zoo gaarne les geeft, is de goede onder
wijzer.
Mijn goede, oudo vader heeft zijn laat
ste levensjaren in mijn huis gesleten; nu
heeft" hij dit verwisseld voor de eeuwige
woning. Hij hield veel van u en was heel
goed voor u beiden, doch gij kunt u hein
niet meer herinneren. Gods goedheid heeft
mij in -staat gesteld net stukje grond te
koopen, waarop ik zoo vele uren de scha
pen heb gehoed; de pachter ia dezelfde Mi
chel die op de brug de geiten hoedde en
mijn eerste onderwijzer was. Ook hem ben
ik nog steeds dankbaar, want het nest, dat
hij mij wees, heeft mij in aanraking ge
bracht met den jongen prins en hij is dus
dc oorzaak geweest van mijn geluk."