VOOR DEJEUGD
UIIDSCH DAGBIAD
No. 15004.
Woensdag* 20 Januari.
Anno 1909.
DE LAATSTE.
■5
••'Mï «I've S i»o*A g toe
4 él I tflilt I Ihl 1 8 14
M.
-v .«7- ik**a.« i tl.» o >Aj> t >JL? sjl* t ajl*»jl» t jl« jl« i t<l« i »a» a «jl.» i «aföjb t »jl* jl'
Dick logeerde bij zijn grootmoedèr en
tante Rika op de boerderij. Van uit hot
raam der huiskamer konden zij den boom
gaard' zien, met zijn vele, met vruchten be
laden appeiboomen.
Dick, was een stadskind en voor hem was
een boomgaard dus een paradijs. Hij was
een dikke, kleine jongen en het wae verba
zend, welk een hoeveelheid appels hij naar
binnen kon slaan.
Doch Dick was niet tevreden met de ap
pels, die de wind afschudde. Het was zijn
gewoonte onder een boom te gaan staan en
twee of drie van de mooiste en rijpste ap
pels uit te kiezen. Dan liep hij weg, ging
een van de boerenjongens opzoeken en ge
bood hen, op bazigen toon, in den boom te
klimmen.
Hij wees den jongen dan aan, welke
appels hij plukken moest, ving ze in zijn
grooten tuinhoed op en liet zijn helper er
een uitkiezen.
Natuurlijk bleef dit niet lang verborgen
tóen zijn grootvader hoorde, op welke
wijze jongenheer Dick zijn trek in appels
bevredigde verbood hij hom geheel in den
boomgaard te komen.
Tante Rika, die ook dol op fruit was,
voelde diep medelijden voor den jongen,
die zoo zijn eigen genoegen verstoord had..
„Nu, Dick", zeide zij, „houd je nu eens
flink. Je bent een gulzige jongen geweest
daarom wil je grootvader je straffen door
je niet meer in den boomgaard te laten
komen voor alle 'vruchten geplukt zijn en
;e voor dien tijd geen appels meer te ge
en." De tranen sohoten Dick in de oogen:
il dien tijd niet in den heerlijken boom
gaard te mogen komen.
,,Wil je me beloven, dat je ook niet zult
oproeven er in te gaan?"
Dick zag berouwvol naar den kant, waar
de ondergaande zon de boomen met hun
gouden vruchten bescheen. Doch hij hield
veel van tante Rika en wilde graag een
goede jongen zijn en daarom, niet in staat
te antwoorden door zijn tranen knikte hij
hevig met het hoofd.
Diëk hield eerlijk zijn woord, hoewel het
ïen van die stevige, kleine gestalte, die
en oogenblik naar de verboden plek toe
ing om dan plotseling terug te hollen, uit
rees, dat de verzoeking te groot zou zijn,
•ante Rika meer verdriet deed dan Dick
elf.
Op een Zondagmorgen zouden de appels
ze plukt worden en tante Rika had haar
vader gevraagd, of Dick daar nu niet bij
mocht zijn, doch hij had het hoofd geschud'.
„Hij moet maar eens een gevoelige les
hebben", had hij geantwoord, maar toch
had zij van haar vader gedaan gekregen,
dat een bijzonder mooie appel voor hem
aan den boom gelaten zou worden, en dat
hij dien zelf zou mogen plukken.
Dick was met den hond aan het spelen,
toen hij tante Rika met een paar van dc
jongens mot ladders en manden naar den
boomgaard zag gaan. O, wat was hij graag
meegegaan 1 Doch hij moest in den voor
tuin blijven - en was, tot groote verbazing
van den hond te bedroefd om te spelen.
Tot overmaat van ramp liep de hond,
nadat hij een oogenblik ongeduldig gewacht
had zijn meesteres na en liet hem alleen
heel alleen. Het kind waohtpc maar tot zij
klaar waren
„Dick", klonk plotseling tante's stem uit
den boomgaard, ,,kom eens hier
Dick sprong op, zijn ge-zioht een en al
belangstelling.
„Ga maar eens op mijn schouder zitten",
zei tante. Dat deed hij, zij hield' hem ste
vig vast en bracht hem onder den boom,
waar de laatste appel hing, een pracht
exemplaar naar kleur en grootte, die eenc,
die op haar verzoek aan den boom gebleven
was.
Voor Dick don appel plukte, sloeg hij
zijn armen om tante Rika's hals en kuste
haar hartelijk.
Een vresselijk avontuur.
DOOR
Baron VAX LEUGENBEKG.
Heb ik u al verteld, hoe ik in Afrika
/ujin eersten tijger doodde? Wat, gij zegt
aar er in Afrika geen tijgers zijn? Gij
kimt in 'sommige opzichten gelijk hebben,
maar 't- was in 't alleroorBtelijkst deel van
Afrika, daar, waar het eigenlijk reeds tot
Azië behoort.
Maar laat ik u nu eindelijk mijn verhaal
doen, opdat ge het in zijn geheel kunt aan-
hooren 1 Ik ging dus op zekeren dag in
de nabijheid van Dingsda wandelen, gij
weet wel, de plaats waar zoovele tijgers
zijn. Zorgeloos, als ik altijd ben, droeg ik
volstrekt geen wapens bij mij, zelfs geen
wandelstok.
Ik heb u toch zeker reeds verteld hoe ik
eens een woedende berin met de pas gesle
pen punt van eeD potlood beide oogen uit
stak, en hoe ik een andermaal een uitirc-
hongerden wolf door een goed gemikten
worp met den inhoud mijner portemonnaie
op de vlucht dreef? Dezen keer evenwel
had ik bepaald niets in mijn zak, dat kaD
ik u zweren, zelfs geen speld
De inboorlingen hadden mij reeds eenige
dagen geleden van den reusacht-igen ge-
viekten tijger verteld. Maar, val mij toch
niet in de rede; het was juist een merk
waardigheid van het beest, dat het gevlekt
was, Bovendien kan ik u bij gelegenheid
het vel wel eens laten zien.
Stel u dus mijn schrik voor, toen ik
plotseling een vreeselijk gebrul hoor,, en
door de boomen heen iets zie aankomen,
dat ik, op zijn afmeting afgaande, in den
beginne voor een olifant hield, maar als
ervaren jager kwam ik al spoedig t-ot de
overtuiging, dat het eën tijger was. Ik
loop zoo hard ik kan, maar het hongerige
dier mij na. Wij komen eindelijk midden
in de wildernis aan de ruïne van een
Oud-Romeinscho uitspanningsplaats. In
mijn doodsangst raijno heoren, ik moet
ronduit bekennen, dat ik nogal angstig,
was sprong ik in een nog goed bewaard
gebleven schommel. Do tijger springt mij
na, en ik in een ommezien er weer uit. Nu
wag even wol door het voortdurende heen.
en weer springen do echommel in beweging'
gekomen, en ge kunt u gemakkelijk voor-
stollen, dat ik van deaie omstandigheid da
delijk gebruik maakte. Snel pak ik het
touw en trek er aan met bovenmenschclijkc
krachtsinspanning. De tij-ger was in den be
ginne verbluft, en oer hij tot bezinning kon
komen, had ik hem reeds in een sterk
sohommelende beweging gebracht, zooda-t hij
er niet meer uit dorst springen. Zoo
schommelde ik dus hot woedende dier van
Maandag tot Donderdagavond. Toen einde
lijk waren mijn krachten uitgeput- en ik;
liet het touw los. Ik verliet mij nu eigen
lijk op een gelukkig toeval en wat denkt
ge, da-f "er gebéurde
Neen, dat kunt go u onmogelijk voor-
stollen! Ik zal het u dus maar zoggen.
Het met alle geweld'in de hoogte geslin
gerde touw van den schommel raakte ver-,
ward in de takken van do boomen, zoodat
het den echommel met zich nam, die metj
zijn inhoud tussohen hemel en aarde bleef
zweven. .H^.luuJ^nu zeer gemakkelijk kuu-
nen vluchten, maar het speet me vcor het
mooie gestreepte, ik wil zeggen, gevlekte
vel. Ik dacht nu een oogenblik na, wat te
doen. De tijger was waarschijnlijk van d^
vier dagen, die hij geschommeld had, on
wel geworden; hij waa ingeslapen, wat ik
afleidde uit zijn vreeselijk snorken, want
ik kon niets van hem zien.
Langzaam en voorzichtig klauterde ik
nu langs een pilaar van den schommel naar
boven, naderde den schommel zoo dicht mo.
gelijk en één, twee, drie had ik een
knoop in het touw gelegd, en het beeat zat
gevangen. Ge hadt de grap moeten zien
De tandenknarsende tijger in den schom
mel tusschen hemel en aarde zwevend, en
ik, oog in oog, vlak tegenover hem.
Ge wilt nu weten, hoe ik hem gedood
heb? O, zeer eenvoudig! Ik rookte destijds
reeds strootje» (Indische sigaretten) en
haalde er een te voorschijn ik heb n
verteld, dat ik nleta in mijn zak had, en
ctat is ook zoo, want het strootje hield ;k
achter het oor. En ziet ge, daarmee heb
ik den tijger zoo lang in den neus gekitteld,
totdat hij eindelijk den geest g&f. Het was
een ware zegetocht, toen ik het gevreesde
dier het naastbijzijnde dorp binnensleepte!
Het was juist Zondag. Wie van u zegt
er iets? Het is toch niet te lang van Don
derdag tot Zondag, om een tijger dood te
kittelen.
Dus, mijne heeren, wat zegt ge van mijn
avontuur? Het strootje heb ik als aanden
ken bewaard, en toevallig juist heden bij
mij. Hier is het, heeren, ala 't u blieft t