Eenden, die niet zwemmen. Iets over de luchtscheepvaart. JLIeLHSLZflïsIe ontwaren, wat het oog aangenaam aandoet. Aan het plafond hangen zwaluwnesten, de wanden zijn gedrapeerd met spinrag. De 3000 wachters, die toch deze vertrekken wel rein zouden kunnen houden, hebben ze ker gewichtiger bezigheden". Dit werd langen tijd als iets ongerijmds beschouwd, maar sinds de Indische loop eend Ï9 ingevoerd, is deze abnormaliteit een bekende verschijning in de pluimvee wereld. De Indische loopeend behoeft geen water om te zwemmenmen kan ze houden, zooals men kippen houdt, en het zijn zulke uitstekende legsters, cÈat zij tegen kippen opleggen. Waar die eend zoo op eens vandaan ge komen is, ie moeilijk te zeggen. De naam geeft aan, dat zij uit Indië komt, en dc En- gelschen noemen haar Indian Runners", maar dat is ook alles, wat men weet. Een Engelscho scheepskapitein bracht eens een Rt-am van deze eenden uit. Indië mede, maar uit welke streek is niet bekend. Eenïge ja ren later gebeurde hetzelfde, en van clezo beide stammen moeten alle Indische loop eenden in Europa afstammen. Het is best mogelijk. Dat een loopeend 130, ja zelfs 200 eieren per jaar legt-, is megrmalen bewezen. Wat nu de eend zelf -betreft, ze is een vrij kloek dier, zeekleurig met wit, grooter dan onze gewone eend en bijna zoo groot als de Roiüaan-eendon. Witte komen ook voor, maar zeldzaam. Rij veel zorg, zou men ze uit de lichtgekleurde, die het meeste wit vertoonen, kunnen fokken. Maar wat meer waard ie dan kleur, zijn de deugden. Machinale broeding en de opkweeking le vert hoegenaamd geen moeilijkheden. De jonge dieren, schrijft iemdnd, die ze op kweekte, aten terstond éh'gedijden bij maïs meel met gekookte rijst (het maïsmeel met heet water gebroeid) uitstekend. Toen zij veertien dagen oud waren, konden zij- al nit de kunstmoeder en liepen flink rond. Op den leeftijd van een maand trokken zij het land in en aten zich dik aan slakken en wormen, zoodat zij naar hun eten niet om keken, en de half Mei geborenen waren in Augustus reeds zoo groot als volwassen dieren. Hun naam verdienen zij ten volle, want zij loopen den geheclen dag; in vrij recht opgaande houding loopen zij ver weg, doch komen steeds naar liun hok terug. Nu zij volwassen zijn, eten zij met de hoenders mede, wat dc pot schaft, en hebben slechts een groote teil met water, om een bad tc nemen, wat zij graag doen. Bij hun eten, onverschillig wat, hebben zij graag een pan water en na eiken hap wordt gedronken. Zoo kan iedereen, al heeft r^en geen sloot of plas bij zijn woning, nu eenden houden. Het is een levendig, vroolijk volkje, dat snel groeit, zeer geringe eischen stelt, goed vlcesch levert en in het leggen door geen andere soort wordt overtroffen. Het is dan ook geen wonder, dat er reeds veel lief hebbers van Indis/che loopeenden zijn. Oe titeSs van dan §iiQ$an. De tegenwoordige vorst van Turkije draagt verschillende titels, welke thans nog m gebruik zijn. De voornaamste zijn wol do volgende: „Kkan." Deze titel werd hem geschon ken, toon hij niet meer was dan hoofd van •en Turksehe heidenhorde. „Emir" werd cle souverein genoemd, toen hij met geheel zijn volk tot den Islam overging. Dit woord is van Arabischen oorsprong en beteekent„hoofd der geloo- vigen." Ten tijde van Bajazet I matigde de Turk sehe vorst zich den grootschen titel .van sultan" aan, cl i koning of machtig heerscher. Toen liij meester van Byzantium en mees ter der bedde vastelanden en zeeen was ge worden, verhief hij zichzelf tot den rang van ,,Padichah", d.i. koning der koningen of keiaor. Na de verovering dor heilige plaatsen werd hij „dienaar van Medina en Mekka" en „kalief", cLi. opvolger van den grooten Mohammed, wijl hij thans de geestelijke en tijdelijke macht in zijn handen vereenigde, genoemd. In 1536 eigende hij aich zonder blikken of blozen den titel van „sultan es aelatam", d.i. sultan aller sultans, toe. Tegenwoordig is hij constitutioneel vorst van een parlementairen staat en die laat ste titel Yoreenigt zich met dien van sul tan, algemeen door volk en diplomatie ge bruikt, zoodat na weinig jaren dezo alle andetre benamingen zal hebben doen ver dwijnen. Hierbij zij nog gevoegd, Üat do Turken den titel van „sultan" aan geen enkel an der souverein der Muzelmannen toekennen, wijl deze in hun oogen niets meer zijn dan prinsen, die op religieus gebied onderda nigheid verschuldigd zijn aan den sultan van Konstantinopel. De wonderlijke kunst om door de lucht te vliegen, blijft tot nog toe een belang wekkend vraagstuk. Het is daarom niet zonder reden, dat zoowel vele technici, als beoefenaars dier kunst, voortdurend nieu were punten in het licht, stellen, die lang zamerhand ter oplossing dienen van deze kwestie. Wij geven hier den belangstellen den lezer enkele wetenswaardige bijzonder heden op dit gebied. Het zou overbodig zijn, hier te zeggen, dat het feit van het zwevCn van voorwer pen „zwaarder dan de lucht," altijd heeft bestaan: het door de lucht slingeren van een steen is hier reeds het eenvoudigste voorbeeld van. Een dergelijk voorwerp zou nu echter eerst dan pas „aéroplane" kun nen genoemd worden, als het door mecha nische beweegkracht in staat wordt gesteld, a! drijvende in het luchtruim te zwenken - of te draaien. Nog altijd stuit men o-p de moeilijk heid van „stoppen in de lucht." Men heeft in dit geval niet, zooals bij de zeevaart, de hulp van den bodem, waarin men een anker werpt; het luchtschip kanslechts min of meer dalen, zwenken in een minde- i*o snelheid, om zich na veel tijd kostende moeilijkheden ter bestemder plaatse vast tc leggen. Het licht gebouwde luchtschip wordt door roeren en practisch samengestelde vinnen in staat gjesteld al zeilend door- het luchtruim te glijden. Toch blijft, on danks de zooveel vermogende mechanische deel'en van den luchtvlieger, de bestuurder van het schip de meester van zijn aéropla ne, en wel door te letten op één enkel punt: het „zwaartepunt." Een sterk be wijs, dat do mensch meester blijft van het „ZAvaartepunt/' ziet men in de gemakke lijkheid, waarmede forsch gebouwde lieden zware zakken kunnen oplichten, meedra gen, en weer afleggen, en die zich nooit door den zwaarste» last zouden laten over. stelpen. En juist dit grooto menscheiijke vermo gen is het middelpunt van alle richtingen j tot het in-staab-ziju van het besturen der zioh-in-d'e-1 ucht-vo o rtbe v egan cle \ioor wer pen. Ook de zwemkunst is een A oorbeeld van deze physische kraoht. De groote schroeven, bestaande uit linnen of dikwijls ook aluminiumbladen, welke de Deensehe ingenieur Elle- hammer in Januari 1903 heeft beproefd, zijn de drijvers der bestuurbare ballons. Evenwel zullen die „luchtschroeven" als zoodanig niet blijven voldoen, en zullen ze ten hoogste slechts kunnen dienen als „luchtwaaiers" of roeren. Maar ze bren gen, door met groote snelheid rond te draaien, beweging in de lui© lucht massa, waaritn de ballcm voort-vliegt. Kleinere schroeven zouden waarschijnlijk beter re sultaat opleveren. Men heeft, om met 2ijn ballon op dreef te komen, verschillende manieren uitge dacht, en men yond in de wijze hoe yogeïs hun tocht begin non. een uitstekend voor beeld. Een groote vogel, die het type ia van aéroplane, begint eerst langs den bo dem, sleept zich dan met zekere .snelheid', op, om daarna met wijde wiekslagen den tocht door de lucht voort te zetten. In 't algemeen heeft men dit voorbeeld nagevolgd. Wilbur Wright, de Amerikaan - sche grootmeester in die kunst, rolt met- zijn vlieger eerst over een rail van 21 me ters en vliegt dan snel op. Anderen wenden een soort „manege" aan, terwijl enkele voorbarigen zelfs dach ten aan „Soqping the loop." Men stelt zich voor, dat de vorm van de aéroplanes anders 2al worden als hij hu is, maar dat ook vele gebreken en moeilijkheden zullen worden weggenomen, en dat men na veel soorten van vliegers te hebben gebruikt tot één hoofdvorm zal komen. RECEPT. Aardappelsoep, li L. water, K.G. aardappelen, 40 G. boter, een bosje prei, 1 d-L. melk of room, 1 eierdooier, zout-, peper en fijngehakte pe terselie. Bereiding: De fijngesnipperde prei was- sehen en in do helft van de boter zachtjes fruiten, zonder dat ze bruin wordt; dan het water en de aardappelen toevoegen en deze goed gaar koken. Ze vervolgens door een zeef wrijven en het vocht met de purée laten koken tot de soep gebonden is; ze daarna afmaken met de overige ingrediën ten. Desverlangd dobbelsteentjes gefruit brood er bij presenteeren. Fijngevoelig. „Wel, Dientje, hoe komt het, dat de vrijage met dien. trompet ter van de cavalerie uit is?" „Och, mevrouw, hij smaakte altijd zoo naar kopergroen." „Ik kan me niet begrijpen, hoe gij uw prullig geneesmiddel kunt verkoopen voor een itijksdaalder", schreef juffrouw Zalf nijdig aan den man van het „Universeele heilserum." Zij las de volgende week een attest, in de courant, waarin de eigen woorden wa ren gebezigd, door haar geschreven. Alleen het woord „prullig" was er uit geschrapt. Toppunt van wantrouwen. „Ik werd nooit in mijn leven zoo beleedigd als daareven", zei een man, die bekend stond om zijn gewet en looze handelingen met het goed van anderen. „Ik ontmoette Darrepaal en verbeeld je zoo'n onbe: schaamdheid de kerel ging zorgvuldig zijn vingers tellen, toen ik zijn hand ge drukt had." Strafrechterlijke advert© n- t i e-f out: „Wie met de koude zijn kachel niet warm kan stoken, b e s t e 1 e eens de anthraciet bij de firma W." De urn met de ascli van den overleden huisheer is van den schoorsteenmantel ge vallen en gebroken. De meid, die dat op haar geweten heeft, haalt gauw een melk kan, veegt het zaakje op en stort het over in de kan, daarbij hoort men haar het vol gende zeggen: „Neemt u me niet kwalijk,, mijnheer, als er wat kruimels tusschen uw asck geraakt benne, die zijn van dezelfde beschuitjes, die u altijd zoo graag bij uw thee lustte!" Moeder (thuiskomende en haar kinde ren krimpend van de pijn ziende, tot de meid): „Maar, Guusje, wat schéélt den kinderen „Ja, dat weet ik niet. Een uur geleden hebben ze nog heel vergenoegd prjiiawa ge geten en hier gedrogli^r,^..A»^-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 18