No. 14SS9.
LEIBECSH BIJBLAD, Zaterdag1 2 Januari.
Anno 1909.
PERSOVERZICHT.
ELLEÜHELD.
j^lnd eü Volk" is over kot work", door
jinze TwoodeKamer verricht, nog lang n i 01
levrodon. Hot blad zei o. m.
Do uitgebreidheid van hotgeen in November
fcn D&oember j.L is besproken, overschrijdt verre
'den omvang van het verhandelde in menig vroo-
3i Jaar. De „Handelingen" van 5 November 1908
9I1 den namiddag van 23 Docembor 1903, toen
&t Begrootingsdebat endigde, beslaan 1272 blad
zijden. Dit cijfer is nooit to voren bereikt. In
1904 on 1905 "was het nog slechts 873 en 983.
X)cze krasse toeneming spreekt nog te sterker,
fndien men op drio omstandigheden let.
Vooreerst is ditmaal tusschen de Begrootin
gen door zoo goed als niets andors verricht. Alleen
aan de behandeling van het Mijnwetje-Van Kol
zijn eonige uren besteed, helaas nog met ge
heel negatieven uitslag. In vorige jaren word, tus
schen do bedrijven, nog wel eens iots tot stand
'gebracht. Thans liet men alles liggon, wat niet
onmiddellijke afdoening eischte, zelfs bleven on
afgedaan verscheiden onderwerpen, die met de
•Begrootingen in nauw verband stonden, o.a. de re
geling van de traktementen der ambtenaren bij
de Ministeries, do verbetering dor rivier de "Waal,
do verhooging van den acoijns op het gedistil
leerd nis tijdelijk middel tot'voorziening ia het
tekort. Het wetsontwerp op do soldijen dor on
derofficieren kon alleen worden afgedaan, door
dien do Kamer, zonderlinge mothodo, goed vond
de gedachtcnwisseling uit te stellen tot nk de
aanneming.
Vervolgons moet worden opgemerkt, dat dezen
koer do Begroetingen .zolven geen aanleiding bo-
koefdon to geven tot bijzonder uitvocrigo discus-
si -a. Alleen de algemecno toestand van Ncd.-Indië
lovj-do wellicht meer dan andors stof tot be
spreking. Doch de bijzondero Hoofdstukken der
Begrooting brachten slechts zeer weinige voorstel
den van grooto bcteckenis-
Eindelijk moet er op worden gewezen, dat ver
scheidene posten, in de Begrooting voorkomende,
m verschillende onderwerpen, in doi-schriftelijko
B- grootingsstukken besproken, werdern uitgescha-
k3ld, gelijk dit tegenwoordig ploegt to worden
'genoemd, om later afzonderlijk te worden be'
har.deld. "Wij noemen o.a. do spelling der Ne-
dexlandsche taal, de nieuwe predikanlsplaata te
Rotterdam, do verbetering van do Maas boven
Vaals (motie van den heer Nolens on tien an
doren), do heffing van rechten in do visschors-
..avon to IJmuiden (interpoli atic-Blooker), do
inlichting van hulptclegraaf- en hulp-tclcphoon-
Lantoren (motie Rocasingh-Smcenge), de vorstrek-
Iring van schoeisel aan postbeambten (motie-Do
JQcrk), de inrichting der arbeidsinspectio.
Dit olies komt in Februari do agenda bezwa-
Ann, Met do afdoening van deze restanten en het
geen men als het loopende work kan aanduiden,
zal oen groot deel van den tijd tot Paschen
bozet zijn.
Voor den eigenlijken wotgovonden arbeid blijft
steeds minder tijd over.
Doch er is nog een ander euvel, dat dit
jaar giootor afmetingen hoeft aangenomen don
ooit te voren. Hot bezook der vorgadoringen
is zeer aanmerkelijk gedaald. De voorzitter is
onvermoeid op zijn post; zijn sterko gezondheid
ver' "tooit hem to doen wat, naar zijn stroagc
opva.ting, plicht hem voorschrijft; hij laat zich
'iet vervangen- Wij twijfelen of er één lid is,
dat met den voorzitter alle vergaderingen van
het bogin tot het oindo heeft bijgewoond. Zeker
ia hot, dat or slechts weinige ledon zijn, die
ccnigszins geregeld aanwezig zijn. Voor wie nog
andero bezigheden heeft, is dit ook eenvoudig
onmogelijk.
Tweeërlei gevaar dreigt.
Het zal steeds moeilijker worden, anderen dan
beroepspolitici, in of nabij Den Haag wonen
de, voor het lidmaatschap der Kamer bereid
te vinden. Dat 's lands belang met dezen loop
van zaken allerminst gediend zal zijn, behooven
wij wel niet nader aan te too non.
En hot parlementair raderwerk loopt in de
war, wanneer men met slecht bezochte verga
deringen moet werken. Onze Grondwet, en op
haar voetspoor het Reglement van Ordo der Ka
mer, is streng, strenger dan de voorschriften in
andere landen; er mag niet worden beraadslaagd
on gestemd, wanneer niet moer dan do helft dor
leden tegenwoordig is. "Nu zijn wij geen letter
knechten of formalisten. Wij verlangen niet, dat
de President voortdurond de leden telt. Doch het
gaat niet aan, dat hij do leden wèl telt, en bij
onvoldoenden uitslag der telling, een stemming
uitstelt, waar do aaxd der zaak zich daartegen
verzet. Op dezen bedenkclijken weg heeft men
dit jaar eenige schreden meer gozet dan vroeger.
Wij nemen dit den Voorzitter niet kwalijk. Zoo
iemand, dan houdt hij hot Reglement van Ordo
in cero; hij voelt, meer dan iemand anders, dat
do machine moet loopen. En tot do leden, die
soms spijbelen, durven wij ook al geen al te
scherp verwijt richten, tegon den woordenvloed,
die dit jaar stroomde, is niemand bestand. Doch
ook uit dit oogpunt dient raad geschaft.
De spreeklust blijkt ontembaar. De uiterlijke
inrichting der Kamer; de katheder en do afslui
ting van het middenvak, hoeft het houden van
redevoeringen veraangenaamd; do spreker wordt
minder dan vroeger gestoord door de leden, die
ccn soort van politiegezag tegon do veclsprckerij
plachten uit te oefenen. Ook hot Kort Verslag
moedigt tot redevoeren aan. Zoolang de kiezers
niet aan zwijgende boven veelsprekondo leden de
voorkeur geven, sehijnon do telkens terugkecren-
do vermaningen tot zelfbeperking, in en bui
tten do Kamer uitgesproken, niets te baten.
Het optreden der Commissie van Overleg, dat
verleden jaar eenige vrucht opleverde, heeft thans
- alwedor vrijwel opgehouden to werken.
<Men zal moeten zinnen op middelen, om ten
tdjcnsfco gedaan te krijgen, dat naast de behandeling
tter Begrootingen, die Btocds grooter deel van
het jaar gaat innemen, ook wetgevende arbeid
kan worden verricht.
Het origineel© denkbeeld is onlaDgs geopperd,
tot vroegere regelingen terug te koeren en do
Begrootingen telkens voor twee jaren vast te
6tollon. Dit zou besparing van tijd geven, zelfs al
neemt men in aanmerking, dat het aantal sup
pletoir© begrootingon, vragen, interpellaties en.
moties zou stijgen. Doch of het denkbeeld voor
alsnog kans heeft op verwezenlijking, betwijfelen
wij.
Ala eenigen uilwog zien wij een ingrijpends
horzicning van hot Reglement van Orde, die er
toe leidt, ccn groot doel van den wetgevenden
arbeid van de volle Kamer over te brengen
naar Commission uit do Kamer. Gelijk in dit
blad reeds meermalen werd uitcongczet, geschiedt
dit in andero landen. Do algemcono vergadering
handelt daar alleen over do hoofdbeginselen der
wetten; het overleg tusschen Regecring on Volk
vertegenwoordiging over de techiek der pnder-
deelen heeft plaats in de Commission. Daardoor
niet men ook in andoro landen, waar dn. parle
mentaire gang van zaken overigens op den. onzen
gelijkt, wetten gemakkelijker en beter tot stand
komen dan ton onzent geschiedt.
Zou het dan geon dankbare taak zijn voor do
Oommissie van Overleg, in deze richting haar
krachten te beproeven
Gebeurt er niote, dan zal onze wetgovinga-
m ach ine zóó vast raken, dat om een woord
van mr. Drucker aan. te halen „Nederland
een parades wordt voor verstokte canscrv^Uö-
5,0® No dor land er' bevatto onder het
hoofd Ongegronde kritiek bot volgendfl
artikel
In sommige bladen is beweerd, dat als dei
helft plus één der Kamerleden niet in de zaal,
waar beraadslaagd wordt, tegenwoor
dig is, met beraadslagen en beslissen niet zou
mogen wordon voortgegaan. Er waren, zegt men,
in de zaal vaak niet meer dan 6 of 10 leden
present; toch ging do Voorzitter voort, tenzij
uit de stemming zelve bleek, dat hot grondwet
telijk minimum ontbrak.
Ons komt dio bewering ongegrond voor.
Het is volkomen waar, dat art. 105 der Grond
wet voorschrijft: Do Kamers mogen..» beraad
slagen noch hesluiten, 00a niet meer dan de helft
dor leden tegenwoordig is.
Dientongevolge wordt do Kamer nimmor go-
opend vóórdat 61 leden op do „presentielijst'"
hebben geteokend. Gedurendo de behandeling der
Staatsbegrooting is elke vergadering op don be
paalden tijd geopend, en als do schrijvor der
„Haag6che Brieven" in do „Zaanlandacho
Courant1' beweert, „dat het meermalen ge
beurd is, dat do Kamerzitting een half uur on
meer over den tijd geopend of verdaagd moest
worden, omdat er niet genoeg loden waren, zelfs
volgens do presentielijst", dan zouden wij dien
Bchryvor wel willen vxagon uit welko bronnen
hij zijn gegevens put. In hot „Kort Verslag"
vinden wij daarvan niets.
Doch nu ter zako do afwezigheid buiten de
vergadorzaal.
In welko Volksvertegenwoordiging zijn do leden
steeds in de vergaderzaal aanwezig In geon
onkelo. Altijd en overal ontbreken gedurende mo-
nige beraadslaging tal van leden.
Dat spreekt vanzelf en zou moeilijk' anders
kunnen.
Verslaggevers, stenografen, enz. kunnen den
geheelen dag tegenwoordig zijn, omdat zij piot
anders te doen hebben, dan optoekonen. Die ar
beid is uiterst zwaar; vooral bij langdurige fit
tingen. Maar hij is toch mogelijk.
Maar hoe zoudoa do leden, die voortdurond
geroepen zijn hun stem te motiveer en, dus de
stukken to bestudecren, met andoren te raad
plegen, enz., altijd bij clko beraadslaging kun
nen tegenwoordig zijn? Om nog niet eens to
spreken van hon, die met bepaald© Kamorwerk-
zaamheden zijn belast
En waartoe zou het dienen Hot moge den
buitenstaander vaak vreemd toeschijnen, dat in de
Kamer meermalen een diseussio gevoerd wordt,
waarnaar niemand schijnt te luisteren; bij nador
onderzoek zal hem blijken, dat cr altijd oen Mi
nister is, die hot debat volgt on don spreker bo-
antwoordfc, en tevens, dat menig debat voor tal
van leden zonder eenig practisch belang is.
Enkoio leden zijn steeds tegenwoordigzij voor
al, die den algcmcenon loop dor zaken hebben
t-o volgon. Maar onder de afwezigen zijn er stel
lig ook, die niet minder dienst verrichten dan
genen.
Zeker, er zijn er ook, die in do koffiokamor
hun tijd verbeuzelen, cn to weinig werk ma
ken van hun gewichtig ambt. La welk college
vindt men die niet 7 Maar het gaat niet aan,
daar too te noncludecren, enkel op grond van af
wezigheid buiten do vcrgaderzaaL
In do Tweede Kamer worden onophoudelijk
beslissingen genomen. Maar beslissingen met al
gemecno stemmen, zonder nominaal appèL Eon
andere manier van handelen ware eenvoudig be
lachelijk. "Waartoe zoudon nu de leden steeds in
meerderheid in de vergaderzaal moeten zijn, ook
dan, als zij woton, dat er eenstemmigheid be
staat? Waartoe te luisteren naar beraadslagin
gen, als men vooraf weet, dat dezo, voor hotgeen
op den dag, waarop zq uitgesproken worden,
moet wordon beslist, zonder belang zijn?
Werd aanmerking gemaakt op afwezigheid
buiten do vergaderzaal, gedurende de behando-
ling van amendementen, dan waro zij, in den
regol althans, gegrond; ofschoon ook bij behande
ling van amendementen or een oogonblik komt,
althans kan komen, dat do diseussio voor don
hoorder allo belangrijkheid verliest.
Maar do Kamerleden tot aanwozighoid don
gansehen langen dag te willen verplichten, waro
hun een goestdoodend werk opleggen.
Staan de leden op do presentielijst, dan zijn
zij „present,'" ook al bevinden zij zich in lees-
of commissie- of koffiekamer, of bibliotheek.
G-een president kan, anders dan wanneer voor
oen stemming do lcdon bijocngobeld worden, nagaan
of een voldoend aantal leden in het gebouw aan
wezig zijn. Dit is hem, dit is ook "voor hot land
volstrekt onverschillig. Als maar bij de stem
ming een voldoend aantal loden present zijn,
en ieder lid zich feitelijk genoeg op do hoogte
gesteld heeft om zijn 6tem te kunnen uitbron-
gen-
Hct wil ons daarom toeschijnen, dat naar
aanleiding der behandeling van de aanhangige
Staatsbegrooting gemaakte opmerkingen eiken
goeden grond misson. Ongetwijfeld stoat do lengte
der vergadoringon in geen goedo verhouding tot
het gewicht dor gehoudon redevoeringen. Van
do talloozo redovoeringon haddon volo kunnen
worden gemist. Men vergoto evenwel niet, dat
hot tegenwoordige kiezersvolk zijn „mandataris
sen'" verlangt te hooren, en dat een Kamer,
wat haar gehalte aangaat, moot beantwoorden
aan hot gehalte dor kiozors, die haar hebben
saam te stellen.
Maar in elk geval hooft het geen zin, den
ijver en de bruikbaarheid dor loden af to meten
naar het aantal in de vergaderzaal presente loden.
Slechts zeer oppervlakkige beoordeelaars loggen
dien maatstaf aan.
Er zijn genoeg aanmerkingen to maken op do
Kamer. Waarom dan do ongegronde niot liever
achtorwego gelaten?
Naar aanleiding van do over do horzicning
dorArmonwetbij do behandeling van Hoofd
stuk V der Staatsbegrooting gevoerde debatten
in do Twcodo Kamer schrijft dr. Nolens in do
„N iouwo Vonlosoho Courant":
„Verwacht kan wordon, dat het advies van do
Vereeniging voor Armenzorg wordt ingowonnon.
En mot het oog op de samonstelling dier Voroeni-
ging bestaat er allo hoop, dat dezo tot eon zoo
niet voor allen, dan toch voor do moesten aan
nemelijk advies zal komen.
Inderdaad zou hot een verdienstelijk stuk werk
zijn en van den Minister van BLnncnlondsohe
Zaken en van de Voreoniging voor Armenzorg,
al> op die wijze de kwestie van do herzioning
der Armenwet tot eon goedo oplossing kon go-
bracht wordon. Daarbij zal hot voor beide goed
zijn voor oogen to houdon, dat do regeling van
de armenzorg, zoowel door do wot als in do
practischo uitoefening, is ccn van dio aangelegen
heden, waarmede men gevaar loopt, al twistende
over het stelsel, do misstanden, die mon wraakt
en waartegen men opkomt en voorziening wil
troffen, to laten voortbestaan. Do rogoling van
do armenzorg zoowel bij do wot als bij do prao-
tische toopasslng ia ook een van dio zaken, waarbij
door practischo monschcn, als hoedanig wij allen
will on doorgaan, over on wear wat diont too-
gestaan te worden en iets moot wordon losge
laten van do algemeene theorieën. Natuurlijk,'
aan de diepliggende beginselen kan on mag
men niot rokon, maar daar buiten zijn er nog
veol dingen van proetischen aard, waarover men
het oens kan wordon, indien eenmaal do wil
van allen daar too bestaat.
De Veroenigingen voor Armenzorg en de bij
zondero personen, dio cr prijs op stollen, dat
met hun mooning in het, door de Nederland-
sche Verccniging voor Armenzorg nik te bron
gen advies cn ten slot to in het voorstel der
Rogeering, rekening words gehoudou, zulle a goed
doen alsnog tot dio Voreeniging tee to treden,
,,D e T ij d", alzoo spreekt „Hot
Volk" ia zoor onteteld door Troclfltra's
raodedeoling, dab de voorzitter dor
Twoodo Kamer heeft bcloold voortaan
do sooialistieche Kamorlodon
vooraf to waars oh uwen, als or uio-
uarohalo demonstraties ziju to
wachten. Het blad sohrijft;
,,Het komt ons voor, dat dezo inschikke
lijkheid ten opzichte van de socialisten in
do gegeven omstandigheden op het Neder-
landscho volk geen verhef fonden, veeleer
een pijnlijken indruk zal maken. Wanneer do
ongemanierdheid der soc.-dem. Kamerleden
dergolijken exceptioneel en maatregel wor
kelijk noodig maakt, dan is het psycholo
gisch moment, om dien maatregel loo te
zeggen, in elk geval niet gelukkig gekozen.
Het heeft thans den schijn, alsof de voor
zitter der Kamer ongelijk bekent en mr.
Troelstra's optreden door een onbehoorlijk
verzuim zijnerzijds, zoo niet verschoonbaar,
H.i-n toch verklaarbaar acht.
Zelfs die a o h ij n had dienen vermeden
te worden. Do socialisten, dio de verontJ
waardiging van allo wclÓJcnkenden in deu
lande hebben gaande gemaakt en vordicndi
(zullen niet nalaten van deze afgedwongen
belofto partij to trekken, om den slechten
indruk, door him woordvoerder gewekt,
uit to wisschon of to verzwakken. Verraoo-
delijk zullen rij uit deze voor hen zoo
schandelijk© gosohicdenis eon niouw wapen
smeden tegon do ..bourgeosio" en do Ro
geering. Het is wel jammer, dat het zoo
geloopen is t"
Zegt u dat wel, juffrouw Laps! zegt. ..Do
T ij d" verder. Inderdaad zal bij rustig na
denken menigeen, dio zich thans tot vorj
ontrwoardiging jegona do socialistische Ka
merleden heeft laten mcesleopen, inzien,
dat do „onkieschheid" in dezen in alle op
zichten aan den overkant to zoeken was.
Hot onderwijsvraagstuk.
Aan een beschrijving in „Do Maaabo*'
de" is het volgende ontleend:
Nu ook bij onze tegenstanders onze be
ginselen omtrent do verhouding van School
on Staat meer en meer veld winnen, rijst
eon nieuwe vraag.
Hoe gunstig do toestand van hot openbaar
onderwijs in plaatsen, waar eenheid van ge
loofsovertuiging heerscht, ook wezen mag,
ideaal is rij niet. Vooreerst waarborgt
ons geen wet, dat de opvattingen, die thans
In Rcgeeringskringen bestaan, duurzaam
zul Jon heerscben.
Maar afgezien hiervan bobben bij den tcHV
stand, die thans bestaat, nóch do ouders
Oiairion zou meester in de rechten wor
den. Dat had al vastgestaan, om zoo to
zeggon, van vóór zijn geboorte. Zijn vader,
dio zijn mooie positie in den handel geheel
aan eigen ploeteren to danken had, dio zioh
zonder iemands hulp volkomen van
niets tot iets (cn iets, dat niet min was)
had opgewerkt, had hierom zekor het recht
een rechbmatigen trots te koesteren. Doch
in plaats van dezen to richten op zijn po
sitie, veroverd op werkelijk bewonderens
waardige wijze, richtte hij al zijn trots op
gijn zoon, die moest studeeren, die advo
caat zou worden.
Wij allen weten, dat grooto mannen dik
wijle kleine zwakheden hebben. Een zwak
van De Sterck was rijn zoon Oiairion, die
©en goedo, beste, bravo jongen was, wien
hot was aan te zien, dat hij evenmin een
vlieg kwaad zou doen als dat hij ooit wetten
zou weten te verschalken. En 'n ander, ern
stiger zwak yan den oude was, dat hij we
tend, dat niot alleen zijn positie, doch daar
mee ook alle inkomen voor het gezin zou
verloren gaan als hij eens mocht komen te
overlijden niot voor do toekomst had ge
zorgd en 4iet geld, dat rijkelijk binnenvloei-
de, geheel besteedde om zijn vrouw en zijn
zoontje aan een leven van weelde te wen
nen zonder zorgen voor den dag van mor
gen.
De Sterck was nog jong, betrekkelijk; hij
was oven in do veertig, toen zijn zoon, niet
zonder v merite on gesukkel, door het
eind-or 1 n van- heb gymnasium hoenrol-
de; niemand durfde den reus van 'n energie
ken, levcnskrachtigen kerel van sterven te
eprekon on hij zelf durfde or niet aan den
ken. Hij had eenmaal berekend: hij zou het
zoo lang uitzingen, tot zijn zoon op zijn
beurt alle gelegenheid had gehad zich een
schitterende positie te verwerven. Dan zou
Clairiou do taak van hem overnemen. Hot
leven had hem een grooto mate van zelfver
trouwen gegeven: zijn berekeningen faalden
n o o i t en deze zou het dus ook niet doen.
Hij had het lot zoo vaak gedwongen volgens
rijn wil, o! hij zou do wereldorde kunnen
beheerschen. Als je van binnen maar stork
genoeg bent, kan je alios! zei hij altijd, en
bij dat woord binnen" sloog hij zich op do j
borst, dat men wel hoorde, dat 'b daar ach
ter nog massief was.
Zijn berekeningen liepen ditmaal echter
spaak. Toen Clairion ódn jaar nog niet
ten volle „gestudeerd" had, bleef De Sterck
dood op de kantoorkruk, en het gezin
stond zonder noemenswaardige inkomsten.
Wel was de chef dor zaak zoo medelijdend
de weduwe levenslang een jaargeld van zes
honderd gulden toe to kennen, doch daar
kon Clairion ternauwernood van mee-eten,
laat staan van studeeren. Nog een paar
jaar langer en alles ware goed terecht go-
komen en Clairion ware „mr." geweest.
Nu stond hij bijwijze van spreken vrijwel,
,,op straat". De moeder, een burgermensch-
jo, verwend door weelde en tien jaar ouder
dan haar man, bovendien weinig meer
waard door den slag, was niet in staat iets
uit te voeren. En Clairion moest zijn hoog©
aspiraties hij was ton slotte ook gaan ge-
looven in do berekeningen van zijn vader
laten varen. Gehaat onder zijn mede-stu
denten, omdat hij als „eerste jaars" al ge-
poond had met paarden ©n een wagentje,
getracht had zich, den stommen parvenu,
overal in te dringen, overal in mee to spre
ken, zag men hem zonder veel deelneming
vertrekken. Het Lob had dat proleetje eens
even op zijn plaats gezet, die hij vergeten
was. „En „Klaroen", zooals men hem spot
tend noemde, stond een maand Later in een
zaak in damesstoffen achter de toonbank.
Laohend kwamen enkoio studs voorbij,
wezen hem elkaar en bloven staan voor do
drukke winkelzaak. Een enkele, die bijzon
der het land aan hem had, kwam naar bin
nen en liet zich na lang zoeken een halve
ol katoen uitmeten.
Toen vergat men ook Klaroen; en deze
wende zich aan rijn nieuw leven. Vosldo
zelfs, dat hij hier toch meer „thuis" was
dan op de college-banken.
In liet eerst had hij dezo omgeving go-
haat. De tranen van spijt en maohtelooze
woede sprongen hom meer dan eons in do
oogen, als hij, 'soohtends ontwakend, be
dacht, dat hij niet kon gaan rijden met
zijn mooie paar dj es, dat „de" kroeg voor
hem gesloten was, dat allea was verkocht
en hij nu met zijn mokkende, oude moeder
woonde op een bovonhuisje va*n 175 gid.
En, het ergste van al: dat hij om acht uren
in den winkel moest zijn, om daar lastigo
kïnderjuffrouwon te bedienen en te knip-
buigon voor dienstmeisjes op haar uit
gaansavond. Dan dacht hij wei eens mot
wrevel aan zijn vader, die hem had groot
gebracht in weelde en niet geeorgd had
voor na' zijn dood.
Hij stond zoo'n heelen dag ia den winkel
Landerig en stug; in oen omgeving van
nieta dan vrouwen, dio merkbaar in hom
den indringer en concurrent voelden. En
alleen de gedachte, dat er niet voel behoefd©
to gebeuren, of hój werd uit zijn baantj©
van protectie gezet., weerhield hem van
don onwil, dio some in hem opstormde.
Vrienden, kennissen zelf», had hij niot
meer: do een vond hem te min, de anderen
vonden hem te hoog. Doch gelukkig bleef
hem ook niet veel tijd over, om dit gemis
scherp te voelen. Alleen 's Zondags. De
afeohuwehjko Zondagen, 21a* hij thuis tob
het donker werd, uit angst een van rijn
vroegere kennissen tegen het lijf to loopen.
Hij begon met tot twaalf uron op rijn bed
te liggra, om de schade van d© heelo week
in t© halen. Den middag zat hij stom en
stug tegenover do oude vrouw, die zwij
gend naar buiten zat te staren on ook niet
uit wilde, omdat zij geen Zondagsche klee-
ren had. En het wreedo der verhouding
was, dat moeder en zoon gedoemd waren om
zoo tegenover elkaar te zitten, omdat rij
geen van beiden wilden uitgaan on omdat
dezo kleine kamer de eenige was, waar ze
zitten Iconden. En dat zo feitelijk elkaar
haatten, omdat elk van beiden den ander
verweet deze ellende. Clairion greep
dan maar meestal ten slotte, met de noodi-
ge zuchten en vqrwcnschingen, naar een
vuil, kapot geleeen romannetjo uit de 5-
cents-leedbibliotheek, en zonder een woord
voor elkaar over te hebben, zat hij t©
lezen, van tijd tot tijd een poo3 opkijkend
met wezenloozen blik of naar buiten sta
rend en dan opeens rijn stoel wegTukkend
van hert verschemerend venster, terwijl
zij opstond om voor het oten te gaan zor
gen, AJs het donker was, sloop hij dan do
et raat op, om eerst over twaalven moo
weer naar huis te komen, riekend naar
bier en jenever en gemecnen tabakswalm in
de kleeren. Walgond van zichzelf sliep hij
dan in, om den volgenden, morgen weer
een week van zijn leven achter do toonbank j
to beginnen.
Wat hem nog ©enigszins overeind hield,
was de hoop, dat alle3 nog eens glansrijk j
zou gewroken worden. Eenmaal zou do kans
rich wenden; en dan zou hij weer gaan stu
deeren en spoedig dio duistere bladzijde in
rijn leven te boven rijn. Hij leefde voor dit
ideaal. En om de deur niet hcoiemaal ge
sloten te houden voor fortuin, bleef hi]
trouw de contributie storten in het clubje
van heoren van hot handelskantoor, die
met een aantal halve on tiende loten voor
gezamenlijke rekening speelden in de Staats
loterij. Hot lidmaatschap van dit clubje was
het eenige, dat zijn vader hein had nagela
ten. De oude De Sterck had zich kort vóór
zijn overlieden voor do aardigheid eens la
ten overhalen hieraan mee te doen, reeds ten
halve overtuigd, dat hij ook hiormce geluk
kig zou weten te zijn. En hij had het nu
wel niet direct zoo noodig, maar een mee
vallertje kon je toch altijd gebruiken, en
bovendien zat er bij hem een gevoel van
trots voor, dat hij nu don anderen eens zou
laten zien hoe hij zelfs hot rad der Staats
loterij naar z ij n wil kon zetten. Want
rijn overmoed door het leven on door
het krachtig zelfbewustzijn logisch in hem
ontwikkeld nam op het eind de afmetin
gen van een grootheidswaanzin aan.
Het mocht echter niet zoo zijn. Het Lot
zou zijn tanden eens laten zien; zou als een
jaren getemd©, in bedwang gehouden leeuw,
den temmer plotseling weer eens toon en,
dat het zich op den duur toch niet liet rin
geloorden; dat heb van hen beiden toch de
sterkste bleef.
Do kans verkeerde en do Dood, vóór hem
staand©gereed om toe te slaan, gaf hem
één visie van niote-beteekenendo kleinheid,
visio van den nietigen aard wurm, zich
schurkend aan de voeten van zijn meester;
een visio, welke hem moet zijn voorgekomen
als de vreesclijkfito wraak van heb getarte
Lot.
Clairion echter leefde voort in zijns va
ders illusie. Zorgzaam stortte hij iedere
maand de contributie voor het aandeel van
zijn vader, dat hij had overgenomen; keek
hij iedere nieuwe loterijlijst na. Eenmaal
zou hij zich wreken op de studenten, op de
wereld I
En hoe harder hij nu getrapt werd, des
te schitterender hij zich wreken zou.
Doch ook deze hoop vervloog. Iedere
maand bracht hij nog machinaal do contri
butie naar den opvolger op do kantoorkruk
van zijn vader, doch de loterijlijst werd niet
meer nagekeken. Hot Lot had rich nu een-'
maal van hom afgewend en do jongo Do
Sterck ging berusten in do gedachte, dat
de reet van het leven nu wel ook zoo zou
wezen.
Ook de winkel wende; hij begon er zich'
thuis te voelen, en langzamerhand roakto
hij er aan gewoon daar rijn dorren plicht
te doen.
Toen, na tweo jaren, voeldo hot grillig
Lot rich opeens genoog gewrokon, on plot-
sol ing kwam do tijding, dat er op een half
lot van hot clubje de honderdduizend was
gevallen! Als geloofde hij hot niot, zoo
hoorde „Klaroen" dongen© aan, cPTé liet hora
juichend kwam vertollen.
„Nu zou jo kunnen af studeeren'zei zijn
moedor, in wio een vonkje van do oudo veer-
kjnaoht herleefde. „AJa je liet niet al te
bont maakt, zou je kunnen afstudeeren."
Hij keek haar aan met groote oogeu. Eoni
seconde verlichtte con straal een kleurige,
schitterende, oudo illusie, dio hij zoo had
lief gehad.
Toen:
„Neen, moeder 1 Wij zullen oen japonnetje
voor u koopen en dien mooien mantel, dien
u laatst zoo graag hadt."
„Gekko jongen 1" Voor 't eerst, sedert
men haar de doodstijding bracht vau haar
man, woond© zij weer. „Maar ga nu studee
ren; dan word jo meester!"
„Neen, moeder."
„Leg het dan maar op rij tot jo een liof
moije ontmoet, waarmee je wilt trouwen.
Zeg, weeb jo er geon!"
„Neen, moeder."
„Itfaar ik blijf ook niet altijd leven 1 Geef
mij alleen een Zondagsche japon en bewaak
de rest; dan hord je nog veel over."
Hij zei niets meer en ging naar bovoq
naar zijn kamertje.
Hij wierp een blik van haat op do bank'
biljetten.
„Te laat," mompelde hij in zichzelf.
Don volgenden morgen stond hij wcor
achter do toonbank. Voor het eerst lachte
hij er, cn den heelen dag stonden zijn ooged
vroolijk, alsof hij iedereen voor den geM
hield.