No. 14SS9. LEIBECSH BIJBLAD, Zaterdag1 2 Januari. Anno 1909. PERSOVERZICHT. ELLEÜHELD. j^lnd eü Volk" is over kot work", door jinze TwoodeKamer verricht, nog lang n i 01 levrodon. Hot blad zei o. m. Do uitgebreidheid van hotgeen in November fcn D&oember j.L is besproken, overschrijdt verre 'den omvang van het verhandelde in menig vroo- 3i Jaar. De „Handelingen" van 5 November 1908 9I1 den namiddag van 23 Docembor 1903, toen &t Begrootingsdebat endigde, beslaan 1272 blad zijden. Dit cijfer is nooit to voren bereikt. In 1904 on 1905 "was het nog slechts 873 en 983. X)cze krasse toeneming spreekt nog te sterker, fndien men op drio omstandigheden let. Vooreerst is ditmaal tusschen de Begrootin gen door zoo goed als niets andors verricht. Alleen aan de behandeling van het Mijnwetje-Van Kol zijn eonige uren besteed, helaas nog met ge heel negatieven uitslag. In vorige jaren word, tus schen do bedrijven, nog wel eens iots tot stand 'gebracht. Thans liet men alles liggon, wat niet onmiddellijke afdoening eischte, zelfs bleven on afgedaan verscheiden onderwerpen, die met de •Begrootingen in nauw verband stonden, o.a. de re geling van de traktementen der ambtenaren bij de Ministeries, do verbetering dor rivier de "Waal, do verhooging van den acoijns op het gedistil leerd nis tijdelijk middel tot'voorziening ia het tekort. Het wetsontwerp op do soldijen dor on derofficieren kon alleen worden afgedaan, door dien do Kamer, zonderlinge mothodo, goed vond de gedachtcnwisseling uit te stellen tot nk de aanneming. Vervolgons moet worden opgemerkt, dat dezen koer do Begroetingen .zolven geen aanleiding bo- koefdon to geven tot bijzonder uitvocrigo discus- si -a. Alleen de algemecno toestand van Ncd.-Indië lovj-do wellicht meer dan andors stof tot be spreking. Doch de bijzondero Hoofdstukken der Begrooting brachten slechts zeer weinige voorstel den van grooto bcteckenis- Eindelijk moet er op worden gewezen, dat ver scheidene posten, in de Begrooting voorkomende, m verschillende onderwerpen, in doi-schriftelijko B- grootingsstukken besproken, werdern uitgescha- k3ld, gelijk dit tegenwoordig ploegt to worden 'genoemd, om later afzonderlijk te worden be' har.deld. "Wij noemen o.a. do spelling der Ne- dexlandsche taal, de nieuwe predikanlsplaata te Rotterdam, do verbetering van do Maas boven Vaals (motie van den heer Nolens on tien an doren), do heffing van rechten in do visschors- ..avon to IJmuiden (interpoli atic-Blooker), do inlichting van hulptclegraaf- en hulp-tclcphoon- Lantoren (motie Rocasingh-Smcenge), de vorstrek- Iring van schoeisel aan postbeambten (motie-Do JQcrk), de inrichting der arbeidsinspectio. Dit olies komt in Februari do agenda bezwa- Ann, Met do afdoening van deze restanten en het geen men als het loopende work kan aanduiden, zal oen groot deel van den tijd tot Paschen bozet zijn. Voor den eigenlijken wotgovonden arbeid blijft steeds minder tijd over. Doch er is nog een ander euvel, dat dit jaar giootor afmetingen hoeft aangenomen don ooit te voren. Hot bezook der vorgadoringen is zeer aanmerkelijk gedaald. De voorzitter is onvermoeid op zijn post; zijn sterko gezondheid ver' "tooit hem to doen wat, naar zijn stroagc opva.ting, plicht hem voorschrijft; hij laat zich 'iet vervangen- Wij twijfelen of er één lid is, dat met den voorzitter alle vergaderingen van het bogin tot het oindo heeft bijgewoond. Zeker ia hot, dat or slechts weinige ledon zijn, die ccnigszins geregeld aanwezig zijn. Voor wie nog andero bezigheden heeft, is dit ook eenvoudig onmogelijk. Tweeërlei gevaar dreigt. Het zal steeds moeilijker worden, anderen dan beroepspolitici, in of nabij Den Haag wonen de, voor het lidmaatschap der Kamer bereid te vinden. Dat 's lands belang met dezen loop van zaken allerminst gediend zal zijn, behooven wij wel niet nader aan te too non. En hot parlementair raderwerk loopt in de war, wanneer men met slecht bezochte verga deringen moet werken. Onze Grondwet, en op haar voetspoor het Reglement van Ordo der Ka mer, is streng, strenger dan de voorschriften in andere landen; er mag niet worden beraadslaagd on gestemd, wanneer niet moer dan do helft dor leden tegenwoordig is. "Nu zijn wij geen letter knechten of formalisten. Wij verlangen niet, dat de President voortdurond de leden telt. Doch het gaat niet aan, dat hij do leden wèl telt, en bij onvoldoenden uitslag der telling, een stemming uitstelt, waar do aaxd der zaak zich daartegen verzet. Op dezen bedenkclijken weg heeft men dit jaar eenige schreden meer gozet dan vroeger. Wij nemen dit den Voorzitter niet kwalijk. Zoo iemand, dan houdt hij hot Reglement van Ordo in cero; hij voelt, meer dan iemand anders, dat do machine moet loopen. En tot do leden, die soms spijbelen, durven wij ook al geen al te scherp verwijt richten, tegon den woordenvloed, die dit jaar stroomde, is niemand bestand. Doch ook uit dit oogpunt dient raad geschaft. De spreeklust blijkt ontembaar. De uiterlijke inrichting der Kamer; de katheder en do afslui ting van het middenvak, hoeft het houden van redevoeringen veraangenaamd; do spreker wordt minder dan vroeger gestoord door de leden, die ccn soort van politiegezag tegon do veclsprckerij plachten uit te oefenen. Ook hot Kort Verslag moedigt tot redevoeren aan. Zoolang de kiezers niet aan zwijgende boven veelsprekondo leden de voorkeur geven, sehijnon do telkens terugkecren- do vermaningen tot zelfbeperking, in en bui tten do Kamer uitgesproken, niets te baten. Het optreden der Commissie van Overleg, dat verleden jaar eenige vrucht opleverde, heeft thans - alwedor vrijwel opgehouden to werken. <Men zal moeten zinnen op middelen, om ten tdjcnsfco gedaan te krijgen, dat naast de behandeling tter Begrootingen, die Btocds grooter deel van het jaar gaat innemen, ook wetgevende arbeid kan worden verricht. Het origineel© denkbeeld is onlaDgs geopperd, tot vroegere regelingen terug te koeren en do Begrootingen telkens voor twee jaren vast te 6tollon. Dit zou besparing van tijd geven, zelfs al neemt men in aanmerking, dat het aantal sup pletoir© begrootingon, vragen, interpellaties en. moties zou stijgen. Doch of het denkbeeld voor alsnog kans heeft op verwezenlijking, betwijfelen wij. Ala eenigen uilwog zien wij een ingrijpends horzicning van hot Reglement van Orde, die er toe leidt, ccn groot doel van den wetgevenden arbeid van de volle Kamer over te brengen naar Commission uit do Kamer. Gelijk in dit blad reeds meermalen werd uitcongczet, geschiedt dit in andero landen. Do algemcono vergadering handelt daar alleen over do hoofdbeginselen der wetten; het overleg tusschen Regecring on Volk vertegenwoordiging over de techiek der pnder- deelen heeft plaats in de Commission. Daardoor niet men ook in andoro landen, waar dn. parle mentaire gang van zaken overigens op den. onzen gelijkt, wetten gemakkelijker en beter tot stand komen dan ton onzent geschiedt. Zou het dan geon dankbare taak zijn voor do Oommissie van Overleg, in deze richting haar krachten te beproeven Gebeurt er niote, dan zal onze wetgovinga- m ach ine zóó vast raken, dat om een woord van mr. Drucker aan. te halen „Nederland een parades wordt voor verstokte canscrv^Uö- 5,0® No dor land er' bevatto onder het hoofd Ongegronde kritiek bot volgendfl artikel In sommige bladen is beweerd, dat als dei helft plus één der Kamerleden niet in de zaal, waar beraadslaagd wordt, tegenwoor dig is, met beraadslagen en beslissen niet zou mogen wordon voortgegaan. Er waren, zegt men, in de zaal vaak niet meer dan 6 of 10 leden present; toch ging do Voorzitter voort, tenzij uit de stemming zelve bleek, dat hot grondwet telijk minimum ontbrak. Ons komt dio bewering ongegrond voor. Het is volkomen waar, dat art. 105 der Grond wet voorschrijft: Do Kamers mogen..» beraad slagen noch hesluiten, 00a niet meer dan de helft dor leden tegenwoordig is. Dientongevolge wordt do Kamer nimmor go- opend vóórdat 61 leden op do „presentielijst'" hebben geteokend. Gedurendo de behandeling der Staatsbegrooting is elke vergadering op don be paalden tijd geopend, en als do schrijvor der „Haag6che Brieven" in do „Zaanlandacho Courant1' beweert, „dat het meermalen ge beurd is, dat do Kamerzitting een half uur on meer over den tijd geopend of verdaagd moest worden, omdat er niet genoeg loden waren, zelfs volgens do presentielijst", dan zouden wij dien Bchryvor wel willen vxagon uit welko bronnen hij zijn gegevens put. In hot „Kort Verslag" vinden wij daarvan niets. Doch nu ter zako do afwezigheid buiten de vergadorzaal. In welko Volksvertegenwoordiging zijn do leden steeds in de vergaderzaal aanwezig In geon onkelo. Altijd en overal ontbreken gedurende mo- nige beraadslaging tal van leden. Dat spreekt vanzelf en zou moeilijk' anders kunnen. Verslaggevers, stenografen, enz. kunnen den geheelen dag tegenwoordig zijn, omdat zij piot anders te doen hebben, dan optoekonen. Die ar beid is uiterst zwaar; vooral bij langdurige fit tingen. Maar hij is toch mogelijk. Maar hoe zoudoa do leden, die voortdurond geroepen zijn hun stem te motiveer en, dus de stukken to bestudecren, met andoren te raad plegen, enz., altijd bij clko beraadslaging kun nen tegenwoordig zijn? Om nog niet eens to spreken van hon, die met bepaald© Kamorwerk- zaamheden zijn belast En waartoe zou het dienen Hot moge den buitenstaander vaak vreemd toeschijnen, dat in de Kamer meermalen een diseussio gevoerd wordt, waarnaar niemand schijnt te luisteren; bij nador onderzoek zal hem blijken, dat cr altijd oen Mi nister is, die hot debat volgt on don spreker bo- antwoordfc, en tevens, dat menig debat voor tal van leden zonder eenig practisch belang is. Enkoio leden zijn steeds tegenwoordigzij voor al, die den algcmcenon loop dor zaken hebben t-o volgon. Maar onder de afwezigen zijn er stel lig ook, die niet minder dienst verrichten dan genen. Zeker, er zijn er ook, die in do koffiokamor hun tijd verbeuzelen, cn to weinig werk ma ken van hun gewichtig ambt. La welk college vindt men die niet 7 Maar het gaat niet aan, daar too te noncludecren, enkel op grond van af wezigheid buiten do vcrgaderzaaL In do Tweede Kamer worden onophoudelijk beslissingen genomen. Maar beslissingen met al gemecno stemmen, zonder nominaal appèL Eon andere manier van handelen ware eenvoudig be lachelijk. "Waartoe zoudon nu de leden steeds in meerderheid in de vergaderzaal moeten zijn, ook dan, als zij woton, dat er eenstemmigheid be staat? Waartoe te luisteren naar beraadslagin gen, als men vooraf weet, dat dezo, voor hotgeen op den dag, waarop zq uitgesproken worden, moet wordon beslist, zonder belang zijn? Werd aanmerking gemaakt op afwezigheid buiten do vergaderzaal, gedurende de behando- ling van amendementen, dan waro zij, in den regol althans, gegrond; ofschoon ook bij behande ling van amendementen or een oogonblik komt, althans kan komen, dat do diseussio voor don hoorder allo belangrijkheid verliest. Maar do Kamerleden tot aanwozighoid don gansehen langen dag te willen verplichten, waro hun een goestdoodend werk opleggen. Staan de leden op do presentielijst, dan zijn zij „present,'" ook al bevinden zij zich in lees- of commissie- of koffiekamer, of bibliotheek. G-een president kan, anders dan wanneer voor oen stemming do lcdon bijocngobeld worden, nagaan of een voldoend aantal leden in het gebouw aan wezig zijn. Dit is hem, dit is ook "voor hot land volstrekt onverschillig. Als maar bij de stem ming een voldoend aantal loden present zijn, en ieder lid zich feitelijk genoeg op do hoogte gesteld heeft om zijn 6tem te kunnen uitbron- gen- Hct wil ons daarom toeschijnen, dat naar aanleiding der behandeling van de aanhangige Staatsbegrooting gemaakte opmerkingen eiken goeden grond misson. Ongetwijfeld stoat do lengte der vergadoringon in geen goedo verhouding tot het gewicht dor gehoudon redevoeringen. Van do talloozo redovoeringon haddon volo kunnen worden gemist. Men vergoto evenwel niet, dat hot tegenwoordige kiezersvolk zijn „mandataris sen'" verlangt te hooren, en dat een Kamer, wat haar gehalte aangaat, moot beantwoorden aan hot gehalte dor kiozors, die haar hebben saam te stellen. Maar in elk geval hooft het geen zin, den ijver en de bruikbaarheid dor loden af to meten naar het aantal in de vergaderzaal presente loden. Slechts zeer oppervlakkige beoordeelaars loggen dien maatstaf aan. Er zijn genoeg aanmerkingen to maken op do Kamer. Waarom dan do ongegronde niot liever achtorwego gelaten? Naar aanleiding van do over do horzicning dorArmonwetbij do behandeling van Hoofd stuk V der Staatsbegrooting gevoerde debatten in do Twcodo Kamer schrijft dr. Nolens in do „N iouwo Vonlosoho Courant": „Verwacht kan wordon, dat het advies van do Vereeniging voor Armenzorg wordt ingowonnon. En mot het oog op de samonstelling dier Voroeni- ging bestaat er allo hoop, dat dezo tot eon zoo niet voor allen, dan toch voor do moesten aan nemelijk advies zal komen. Inderdaad zou hot een verdienstelijk stuk werk zijn en van den Minister van BLnncnlondsohe Zaken en van de Voreoniging voor Armenzorg, al> op die wijze de kwestie van do herzioning der Armenwet tot eon goedo oplossing kon go- bracht wordon. Daarbij zal hot voor beide goed zijn voor oogen to houdon, dat do regeling van de armenzorg, zoowel door do wot als in do practischo uitoefening, is ccn van dio aangelegen heden, waarmede men gevaar loopt, al twistende over het stelsel, do misstanden, die mon wraakt en waartegen men opkomt en voorziening wil troffen, to laten voortbestaan. Do rogoling van do armenzorg zoowel bij do wot als bij do prao- tische toopasslng ia ook een van dio zaken, waarbij door practischo monschcn, als hoedanig wij allen will on doorgaan, over on wear wat diont too- gestaan te worden en iets moot wordon losge laten van do algemeene theorieën. Natuurlijk,' aan de diepliggende beginselen kan on mag men niot rokon, maar daar buiten zijn er nog veol dingen van proetischen aard, waarover men het oens kan wordon, indien eenmaal do wil van allen daar too bestaat. De Veroenigingen voor Armenzorg en de bij zondero personen, dio cr prijs op stollen, dat met hun mooning in het, door de Nederland- sche Verccniging voor Armenzorg nik te bron gen advies cn ten slot to in het voorstel der Rogeering, rekening words gehoudou, zulle a goed doen alsnog tot dio Voreeniging tee to treden, ,,D e T ij d", alzoo spreekt „Hot Volk" ia zoor onteteld door Troclfltra's raodedeoling, dab de voorzitter dor Twoodo Kamer heeft bcloold voortaan do sooialistieche Kamorlodon vooraf to waars oh uwen, als or uio- uarohalo demonstraties ziju to wachten. Het blad sohrijft; ,,Het komt ons voor, dat dezo inschikke lijkheid ten opzichte van de socialisten in do gegeven omstandigheden op het Neder- landscho volk geen verhef fonden, veeleer een pijnlijken indruk zal maken. Wanneer do ongemanierdheid der soc.-dem. Kamerleden dergolijken exceptioneel en maatregel wor kelijk noodig maakt, dan is het psycholo gisch moment, om dien maatregel loo te zeggen, in elk geval niet gelukkig gekozen. Het heeft thans den schijn, alsof de voor zitter der Kamer ongelijk bekent en mr. Troelstra's optreden door een onbehoorlijk verzuim zijnerzijds, zoo niet verschoonbaar, H.i-n toch verklaarbaar acht. Zelfs die a o h ij n had dienen vermeden te worden. Do socialisten, dio de verontJ waardiging van allo wclÓJcnkenden in deu lande hebben gaande gemaakt en vordicndi (zullen niet nalaten van deze afgedwongen belofto partij to trekken, om den slechten indruk, door him woordvoerder gewekt, uit to wisschon of to verzwakken. Verraoo- delijk zullen rij uit deze voor hen zoo schandelijk© gosohicdenis eon niouw wapen smeden tegon do ..bourgeosio" en do Ro geering. Het is wel jammer, dat het zoo geloopen is t" Zegt u dat wel, juffrouw Laps! zegt. ..Do T ij d" verder. Inderdaad zal bij rustig na denken menigeen, dio zich thans tot vorj ontrwoardiging jegona do socialistische Ka merleden heeft laten mcesleopen, inzien, dat do „onkieschheid" in dezen in alle op zichten aan den overkant to zoeken was. Hot onderwijsvraagstuk. Aan een beschrijving in „Do Maaabo*' de" is het volgende ontleend: Nu ook bij onze tegenstanders onze be ginselen omtrent do verhouding van School on Staat meer en meer veld winnen, rijst eon nieuwe vraag. Hoe gunstig do toestand van hot openbaar onderwijs in plaatsen, waar eenheid van ge loofsovertuiging heerscht, ook wezen mag, ideaal is rij niet. Vooreerst waarborgt ons geen wet, dat de opvattingen, die thans In Rcgeeringskringen bestaan, duurzaam zul Jon heerscben. Maar afgezien hiervan bobben bij den tcHV stand, die thans bestaat, nóch do ouders Oiairion zou meester in de rechten wor den. Dat had al vastgestaan, om zoo to zeggon, van vóór zijn geboorte. Zijn vader, dio zijn mooie positie in den handel geheel aan eigen ploeteren to danken had, dio zioh zonder iemands hulp volkomen van niets tot iets (cn iets, dat niet min was) had opgewerkt, had hierom zekor het recht een rechbmatigen trots te koesteren. Doch in plaats van dezen to richten op zijn po sitie, veroverd op werkelijk bewonderens waardige wijze, richtte hij al zijn trots op gijn zoon, die moest studeeren, die advo caat zou worden. Wij allen weten, dat grooto mannen dik wijle kleine zwakheden hebben. Een zwak van De Sterck was rijn zoon Oiairion, die ©en goedo, beste, bravo jongen was, wien hot was aan te zien, dat hij evenmin een vlieg kwaad zou doen als dat hij ooit wetten zou weten te verschalken. En 'n ander, ern stiger zwak yan den oude was, dat hij we tend, dat niot alleen zijn positie, doch daar mee ook alle inkomen voor het gezin zou verloren gaan als hij eens mocht komen te overlijden niot voor do toekomst had ge zorgd en 4iet geld, dat rijkelijk binnenvloei- de, geheel besteedde om zijn vrouw en zijn zoontje aan een leven van weelde te wen nen zonder zorgen voor den dag van mor gen. De Sterck was nog jong, betrekkelijk; hij was oven in do veertig, toen zijn zoon, niet zonder v merite on gesukkel, door het eind-or 1 n van- heb gymnasium hoenrol- de; niemand durfde den reus van 'n energie ken, levcnskrachtigen kerel van sterven te eprekon on hij zelf durfde or niet aan den ken. Hij had eenmaal berekend: hij zou het zoo lang uitzingen, tot zijn zoon op zijn beurt alle gelegenheid had gehad zich een schitterende positie te verwerven. Dan zou Clairiou do taak van hem overnemen. Hot leven had hem een grooto mate van zelfver trouwen gegeven: zijn berekeningen faalden n o o i t en deze zou het dus ook niet doen. Hij had het lot zoo vaak gedwongen volgens rijn wil, o! hij zou do wereldorde kunnen beheerschen. Als je van binnen maar stork genoeg bent, kan je alios! zei hij altijd, en bij dat woord binnen" sloog hij zich op do j borst, dat men wel hoorde, dat 'b daar ach ter nog massief was. Zijn berekeningen liepen ditmaal echter spaak. Toen Clairion ódn jaar nog niet ten volle „gestudeerd" had, bleef De Sterck dood op de kantoorkruk, en het gezin stond zonder noemenswaardige inkomsten. Wel was de chef dor zaak zoo medelijdend de weduwe levenslang een jaargeld van zes honderd gulden toe to kennen, doch daar kon Clairion ternauwernood van mee-eten, laat staan van studeeren. Nog een paar jaar langer en alles ware goed terecht go- komen en Clairion ware „mr." geweest. Nu stond hij bijwijze van spreken vrijwel, ,,op straat". De moeder, een burgermensch- jo, verwend door weelde en tien jaar ouder dan haar man, bovendien weinig meer waard door den slag, was niet in staat iets uit te voeren. En Clairion moest zijn hoog© aspiraties hij was ton slotte ook gaan ge- looven in do berekeningen van zijn vader laten varen. Gehaat onder zijn mede-stu denten, omdat hij als „eerste jaars" al ge- poond had met paarden ©n een wagentje, getracht had zich, den stommen parvenu, overal in te dringen, overal in mee to spre ken, zag men hem zonder veel deelneming vertrekken. Het Lob had dat proleetje eens even op zijn plaats gezet, die hij vergeten was. „En „Klaroen", zooals men hem spot tend noemde, stond een maand Later in een zaak in damesstoffen achter de toonbank. Laohend kwamen enkoio studs voorbij, wezen hem elkaar en bloven staan voor do drukke winkelzaak. Een enkele, die bijzon der het land aan hem had, kwam naar bin nen en liet zich na lang zoeken een halve ol katoen uitmeten. Toen vergat men ook Klaroen; en deze wende zich aan rijn nieuw leven. Vosldo zelfs, dat hij hier toch meer „thuis" was dan op de college-banken. In liet eerst had hij dezo omgeving go- haat. De tranen van spijt en maohtelooze woede sprongen hom meer dan eons in do oogen, als hij, 'soohtends ontwakend, be dacht, dat hij niet kon gaan rijden met zijn mooie paar dj es, dat „de" kroeg voor hem gesloten was, dat allea was verkocht en hij nu met zijn mokkende, oude moeder woonde op een bovonhuisje va*n 175 gid. En, het ergste van al: dat hij om acht uren in den winkel moest zijn, om daar lastigo kïnderjuffrouwon te bedienen en te knip- buigon voor dienstmeisjes op haar uit gaansavond. Dan dacht hij wei eens mot wrevel aan zijn vader, die hem had groot gebracht in weelde en niet geeorgd had voor na' zijn dood. Hij stond zoo'n heelen dag ia den winkel Landerig en stug; in oen omgeving van nieta dan vrouwen, dio merkbaar in hom den indringer en concurrent voelden. En alleen de gedachte, dat er niet voel behoefd© to gebeuren, of hój werd uit zijn baantj© van protectie gezet., weerhield hem van don onwil, dio some in hem opstormde. Vrienden, kennissen zelf», had hij niot meer: do een vond hem te min, de anderen vonden hem te hoog. Doch gelukkig bleef hem ook niet veel tijd over, om dit gemis scherp te voelen. Alleen 's Zondags. De afeohuwehjko Zondagen, 21a* hij thuis tob het donker werd, uit angst een van rijn vroegere kennissen tegen het lijf to loopen. Hij begon met tot twaalf uron op rijn bed te liggra, om de schade van d© heelo week in t© halen. Den middag zat hij stom en stug tegenover do oude vrouw, die zwij gend naar buiten zat te staren on ook niet uit wilde, omdat zij geen Zondagsche klee- ren had. En het wreedo der verhouding was, dat moeder en zoon gedoemd waren om zoo tegenover elkaar te zitten, omdat rij geen van beiden wilden uitgaan on omdat dezo kleine kamer de eenige was, waar ze zitten Iconden. En dat zo feitelijk elkaar haatten, omdat elk van beiden den ander verweet deze ellende. Clairion greep dan maar meestal ten slotte, met de noodi- ge zuchten en vqrwcnschingen, naar een vuil, kapot geleeen romannetjo uit de 5- cents-leedbibliotheek, en zonder een woord voor elkaar over te hebben, zat hij t© lezen, van tijd tot tijd een poo3 opkijkend met wezenloozen blik of naar buiten sta rend en dan opeens rijn stoel wegTukkend van hert verschemerend venster, terwijl zij opstond om voor het oten te gaan zor gen, AJs het donker was, sloop hij dan do et raat op, om eerst over twaalven moo weer naar huis te komen, riekend naar bier en jenever en gemecnen tabakswalm in de kleeren. Walgond van zichzelf sliep hij dan in, om den volgenden, morgen weer een week van zijn leven achter do toonbank j to beginnen. Wat hem nog ©enigszins overeind hield, was de hoop, dat alle3 nog eens glansrijk j zou gewroken worden. Eenmaal zou do kans rich wenden; en dan zou hij weer gaan stu deeren en spoedig dio duistere bladzijde in rijn leven te boven rijn. Hij leefde voor dit ideaal. En om de deur niet hcoiemaal ge sloten te houden voor fortuin, bleef hi] trouw de contributie storten in het clubje van heoren van hot handelskantoor, die met een aantal halve on tiende loten voor gezamenlijke rekening speelden in de Staats loterij. Hot lidmaatschap van dit clubje was het eenige, dat zijn vader hein had nagela ten. De oude De Sterck had zich kort vóór zijn overlieden voor do aardigheid eens la ten overhalen hieraan mee te doen, reeds ten halve overtuigd, dat hij ook hiormce geluk kig zou weten te zijn. En hij had het nu wel niet direct zoo noodig, maar een mee vallertje kon je toch altijd gebruiken, en bovendien zat er bij hem een gevoel van trots voor, dat hij nu don anderen eens zou laten zien hoe hij zelfs hot rad der Staats loterij naar z ij n wil kon zetten. Want rijn overmoed door het leven on door het krachtig zelfbewustzijn logisch in hem ontwikkeld nam op het eind de afmetin gen van een grootheidswaanzin aan. Het mocht echter niet zoo zijn. Het Lot zou zijn tanden eens laten zien; zou als een jaren getemd©, in bedwang gehouden leeuw, den temmer plotseling weer eens toon en, dat het zich op den duur toch niet liet rin geloorden; dat heb van hen beiden toch de sterkste bleef. Do kans verkeerde en do Dood, vóór hem staand©gereed om toe te slaan, gaf hem één visie van niote-beteekenendo kleinheid, visio van den nietigen aard wurm, zich schurkend aan de voeten van zijn meester; een visio, welke hem moet zijn voorgekomen als de vreesclijkfito wraak van heb getarte Lot. Clairion echter leefde voort in zijns va ders illusie. Zorgzaam stortte hij iedere maand de contributie voor het aandeel van zijn vader, dat hij had overgenomen; keek hij iedere nieuwe loterijlijst na. Eenmaal zou hij zich wreken op de studenten, op de wereld I En hoe harder hij nu getrapt werd, des te schitterender hij zich wreken zou. Doch ook deze hoop vervloog. Iedere maand bracht hij nog machinaal do contri butie naar den opvolger op do kantoorkruk van zijn vader, doch de loterijlijst werd niet meer nagekeken. Hot Lot had rich nu een-' maal van hom afgewend en do jongo Do Sterck ging berusten in do gedachte, dat de reet van het leven nu wel ook zoo zou wezen. Ook de winkel wende; hij begon er zich' thuis te voelen, en langzamerhand roakto hij er aan gewoon daar rijn dorren plicht te doen. Toen, na tweo jaren, voeldo hot grillig Lot rich opeens genoog gewrokon, on plot- sol ing kwam do tijding, dat er op een half lot van hot clubje de honderdduizend was gevallen! Als geloofde hij hot niot, zoo hoorde „Klaroen" dongen© aan, cPTé liet hora juichend kwam vertollen. „Nu zou jo kunnen af studeeren'zei zijn moedor, in wio een vonkje van do oudo veer- kjnaoht herleefde. „AJa je liet niet al te bont maakt, zou je kunnen afstudeeren." Hij keek haar aan met groote oogeu. Eoni seconde verlichtte con straal een kleurige, schitterende, oudo illusie, dio hij zoo had lief gehad. Toen: „Neen, moeder 1 Wij zullen oen japonnetje voor u koopen en dien mooien mantel, dien u laatst zoo graag hadt." „Gekko jongen 1" Voor 't eerst, sedert men haar de doodstijding bracht vau haar man, woond© zij weer. „Maar ga nu studee ren; dan word jo meester!" „Neen, moeder." „Leg het dan maar op rij tot jo een liof moije ontmoet, waarmee je wilt trouwen. Zeg, weeb jo er geon!" „Neen, moeder." „Itfaar ik blijf ook niet altijd leven 1 Geef mij alleen een Zondagsche japon en bewaak de rest; dan hord je nog veel over." Hij zei niets meer en ging naar bovoq naar zijn kamertje. Hij wierp een blik van haat op do bank' biljetten. „Te laat," mompelde hij in zichzelf. Don volgenden morgen stond hij wcor achter do toonbank. Voor het eerst lachte hij er, cn den heelen dag stonden zijn ooged vroolijk, alsof hij iedereen voor den geM hield.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 9