ZONDAG5BIAD IÊID5CH DAGB1AD VAN HET No. 14989. 2 Januari. Anno 19Q9. v ;<e9IN'tlSiililgn»ei; Oe bSauwe domino. iirraT.m'n Als bij een ijsfeest, bij muziek en Ben gaal sche verlichting, een jong menschen- paar zich opzettelijk verwijderd houdt van de grootö massa, dan is daaraan op zichzelf niets geheimzinnigs. Het is voor zulk een paar niet gemakkelijk, in het dooreenge- wriemol der schaatsenrijders koers te hou den en zich ongehinderd over te geven aan het ijsvermaak. Er is veel te veel kans, dat men aan- en omvergereden wordt, en dat is niet aangenaam. Als dit jonge men- achenpaar echter de vrije ijsvlakte alleen gebruikt om stil te stiaan en fluisterend te praten, dan is dat paar verliefd. Verliefd zijn dan ook de twee, die, van de overige rijders verwijderd, op een ai- gelegen plek van het ijsveld staan te pra ten. Want EIK, de eenige dochter van mevrouw de weduwe Har ter, die ,,van haar geld leeft", houdt van André Solmer, een jongen advocaat, zóóveel, dat zij haar al lerliefst wipneusje liever blauw laat vriezen dan heengaat, en haar moeder, die in de toeschouwerstent zit en op haar dochter, die zij met argusoogen reeds een heele poo:- heeft gadegeslagen, wacht, Laat zitten wachten. Of André Selmor, die voortdu rend de rechterpunt van zijn knevel be werkt, evenveel van Ellie houdt als zij van fhem, sohijnt twijfelachtig, want hij stampt herhaaldelijk ongeduldig mot de schaatsen op het ijs. ,,Hoor je, Andréi" pleit ze. Morgen kom je je aan mama voorstellen en vraagt har- om mijn hand. Ik kan ons geheim toch niet langer voor haar verborgen houden." „Ik zal EÏen wat ik doe, Elli 1" „Je bent onuitstaanbaar, André! Ik moest eigenlijk niet langer met je schaatsen rijden." „Maar liefste Elli.,.." „Ga heenJe houdt volstrekt niet van me." Tegelijkertijd wendde ze zich van hem ai en reed, terwijl zij met moeite haar tranen inhield, een paar slagen vooruit. Spoedig echter koerde zij terug. „Heb je er over Dagodacht, André?" „Eerlijk gezegd, Elli, ben ik bang vcov je...." stamelde klappertandend de jonge advocaat. Elli moest Lachen. „Bang? Die is goed!" „Nu ja, zoo bedoel ik het niet. Een v>lauwtje „Och wat! Je bent een bangerd!" „Hoor eens, Elli, kom je op het aans'aar de Vastenavondbal in het Casino?" „Ja, waarom vraag je dat?" „Dan zou ik het zoo inrichten, dat.. „Eindelijk!" juichte Elli. „Dus op het Vastenavondbal Je zegt me te voren, welk kostuum je aan hebt, ik zeg jou net mijne en ik stel je daar aan mama voor. Mtnr je komt toch, André? Of ben je gemaskerd ook nog bang?" „Ja, spot er maar mee. Ik kom en pas op, als ik een weigering „Ik zal mama vóór dien tijd wel bewer ken; Laat dat maar aan mij over." „Goed, en laten we nu nog wat rijden.- Ik ben al voor driekwart bevroren." Hand in hand gleden zij weg. „Zoo, ik heb me dus niet vergist!" zeide op een morgen mevrouw Harter, terwijl ze suiker in haar koffie deed. „Mijn dochter heeft een vereerder; goed zoo!" „Een vereerder-?" lachte Elli en schudde haar weelderige lokken in haar hals. „Meer dan dat, mamaatje. Een verloofde en als u „ja" zegt, een man," „Ho, ho! Elli! Niet zoo haastig 1 Wie ia de gelukkige? Is het die van het ijs?" „Hebt u hem gezien, ma? Ja, dezelfde! Advocaat André Selmer. Mag ik hem aan u voorstellen!' „Weineen, waar denk je aan? Dat zou heel wat opzien baren." „Opzien? Hocaoo? Is een verloving iets buitengewoons? Ik ban tooh al achttien jaren „Al? Het ïs nog vroeg genoeg, dunkt mo. Een meisje, dat zich op haar achttiende jaar al wil verloven, moet zeer voorzichtig te werk gaan, kind. Geduld maarVer loven gaat gauw genoeg enafgaan doet' een engagement nog gauwer en dan zou mijn Elli gecompromitteerd zijn." „Maar, mamaatje, wio denkt er nu da delijk aan afgaan?" „Ik zal op mijn hoede zijn, Elli. Eerst wil ik den candidaat naar je hand eens ga deslaan. Weet je wat, we gaan naar het gemaskerd bal in het Casino! Daar kan ik hem het gemakkelijkst op de proef stellen. Zorg nu maar, dat je André er ook komt." „Dat is al tussehen ons afgesproken!" juicht» Elli en viel haar moeder om den hals. „0, ik kan dien avond bijna niet af wachten, Lief, goed mamaatje." „Dus, Elli, in het Casino. Weet je "ook al, welk kostuum Selmer dragen zal? Dat zou ik graag weten." „André komt als Spaansche boer. En ik...." „St.... Dus mondje toe, Elli, versta je?" In de zaal van het Casino was het druk op het Vastenavondbal. Muziek en licht glans en bonte maskers vormden een aar dig geheel. Elli was als Tyroolsch landmeisje go- komen; bekoorlijk zag zij er uit. Spoedig liep zij gearmd met een slanken, Spaanschen boer te wandelen. Mama zat bij eenige ken nissen en had zooveol te vertellen, dat zij haar dochter geheel vergeten scheen to hebben. „Nu gaat het niet, Elli," fluisterde de Spaansche boer het Tyroolsche landmeisje toe. „Je ma heeft het te druk. Laten we vachten tot het démasqué". „André, je bent weer onuitstaanbaar!" „Maar het gaat toch niet aan de dames i raidden in het gesprek te storen. Dat zou j noodoloos opzien geven. Laten we nog wat rondwandelen en naar do gemaskerd en kijken. Inmiddels krijgt je ma tijd en dan..." „Dan zeg je weor „heen"," pruilde E1H, doch volgde haar geleider in het gewoel. Zoo wandelden zij wel een uur rond. In de aaal waren voortdurend meer gemasker-' den gekomen en meer dan eens waren zij: in hert. gedrang van elkaax geraakt. Plotseling kwam eon blauwe domino achter den Spaanschen boor aan, trok hem aan zijn mouw en fluisterde hem een paar' woorden in het oor. Hij ontsnapte aan de Tyroolsche en volgde de domino, wier go- vulde, veerkrachtige gestalte hem aan-; trok, onopgemerkt naar één der vele zij-; zalen, die, met planten versierd, in een; met vele halfdonkere nissen voorzicnen win-j fcertuin veranderd en slechts zwak verlicht! was. De gevulde, veerkrachtige gestalte liet zich in de zachte kussens van een divan: neder en noodigde den Spaanschen boer! met eou handbeweging uit naast haar plaat» j te nemen. „Zoon van het zonnige Zuiden," begon die domino met vreemde, keelachtige alt stem, „waait in uw hart do gloed, die in uw wijn doorschijnt, of is het koud als het; ijs der noordpoolgletsohers?" Daarbij fonkelden den Spaanschen boer twee zwarte oogen van achter het blauwe! masker te gemoet. „Schoon masker, de telgen van Spanje, houden van do warmte van de zon, van den- gloed van den wijn en het laaien van den, hartstocht!" antwoordde do Spaanschei boei-. „Gd> liegt, masker!" klonk do alt-stem,. „Ge houdt er van te wonen in de bedompt»; dalen der Alpen, waar tuaschcn sneeuw enj armelijk edelweiss uw leven heen gaat enj het geloei van koeien en kalveren het ©enig, geluid is. Ga! Gij zajt geen Spanjaard! Qo' hebt visschcabloed in de aderen „Ik weet, schoon masker, waarop gij zinspeelt," antwoordde de ander. „Maar ge vergist ui Mijn hart leeft alleen daar, waiar de kus der liefde het doet ontbran-, den. Ik ben door de grillen van het nood-: lot er in geloopen en verlang terug naar, de zachte armen van het genieten „Genieten? Gij zdjt brutaal, Spanjaardl Maar ik wil hert: je vergeven, als je me één ding bekent!" „Spreek, schoon masker; dat ik bemin met al den gloed van het Zuiden, kan ik u wel dadelijk bekennen." „Bemint ge niet de Alpenhloem ?"- „Op zijn tijd, schoon masker, op rijn tijd 1" lachte de Spaansche boor. „Ia dat u heilige ornst?" „Ik zweer het u, geheimzinnige schoane. Mag ik hopen „Welaan 1" Hier stond do blaiiwe domino op: „Bezoek mo 1" „Uw adres? Uw adres?" „Dat zult go te rechter tijd te weten kó men, Tot weerziens I"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 15