No. 14©2®.
Eerste Kamer.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Haar Moeder.
An: i© 1933,
,,Tot heden is echter dio onmisbare waar
borg achterwege gebleven. Reeds bij hot
jongste Atjeh-debat bleek van bezorgdheid,
hierdoor gewekt. Do vraag werd gesteld,
of de heer Liefrinck tick was, en zoo ja,
op welke wijze in zijn vervanging zou wor
den voorzien. De Minister moest hot ant
woord schuldig blijven, maar wist wel mo
de te deel en, dat men in Indië van plan was
een speciaal bureau voor do Buitenbezittin
gen op te riéhten, staande onder een advi
seur, welk bureau dan het oontact zou moe.
ten vormen, tussohen het oen traal-gouverao-
ment en do bezittingen buiten Java.
Hij achtte het niet mogelijk, „dat, indien
to ecnigcr tijd ik hoop, dat dit nog lang
zal duren do heer JL/iefrinck zijn speciale
kennis niet meer zal kunnen stellen in dienst
van doze zaak, de abnormale regeling voor
Atjöh zal overgaan in de normale, dio dan
getroffen zal zijn in allo buitenbezittingen."
Sedert deze verklaring werd afgelegd is
meer dan een maand verstreken en nog al
tijd blijft de tijding uit, dat de heer Lie
frinck uitvoering heeft gegeven aan 't hem
verleende mandaat."
De t w i s t in de S.-D. A.-P., zegt „Hot
Oentrum", doet zien waar het heen
gaat met een partij, die geen gezag erkent.
De thans feller dan ooit oplaaiende twist
in de sociaal-democratische partij doet weer
eens beseffen, dat het in dio partij zoowel
aan leiding als aan gezag ontbreekt.
Het bestuur heeft geen prestige en het
congres, dat reeds herhaaldelijk uitspraak
deed, evenmin.
Van cenig partij-leven kan daarom bij do
S.-D. A.-P. geen sprake zijn.
Men bekommert er zich evenmin om het
gezag van de leiders, als om dat van de
meerderheid.
En zonder gezag geen leiding.
Telkens ziet men dan ook, dat na een con
gres dc strijd, die heetto te zijn beslist, met
grooter vinnigheid wordt voortgezet.
Do S.-D. A.-P. geeft het treurig beeld to
aanschouwen van een gemeenschap, waar
geen gezag bestaat, wijl do bcginsclon,
waarop elk gezag moet steunen, ten eenen-
male ontbreken.
Het is dan do anarchie, die zegeviert.
En zulk een teugellooze horde wil de maat
schappij hervormen en het Staatsleven op
hecht© grondslagen vestigen I
„DeN ieuweCourant" wijst er op,
dat men zoo langzamerhand weer allerwe
gen do huur- en koopprijzen der
landerijen aanmerkelijk ziet stijgen.
Het landbouwbedrijf levert in de laatste ja
ren zeer gunstige resultaten, „maar", zegt
het blad, „men vraagt zich onwillekeurig af,
of dab zoo blijven zal cn kan cn of het niet
noodig is, dat wat meer met de mogelijke
komst van slechtere jaren worde rekening
gehouden."
Dat dit noodig i&, wordt dan uiteengezet
en het blad eindigt:
Zoowel voor den pachter als voor den
eigenaar is het dus van hoog belang, zich
niet. door den gunstigon toestand, waarin
het landbouwbedrijf tnans nog verkeert, al
te zeer te laten verblinden on rekening te
houden met wat de toekomst lean baren. Ge
lukkig zijn er tal van grondeigenaars, die
verstandig genoeg zijn om hot gevaar, dat in
opdrijving van pacht en in gehoor geven aan
schoon© aanbiedingen van paahtbegocrigc
liefhebbers schuilt, in te zien. AU straks de
minder goede tijden komen, zullen zij do
vruchten van hun voorzichtig beleid wel
plukken. Als nu de heeren maa.r zo© slim
zijn, dat zij de onverstandige eoneurrentie
niet een haDdje helpen en ten slotte zichzelf
in den grond werken Dan toch komen de
meerder© voordeden, dio uit verbeterde toe
standen op landbouwgebied getrokken wor
den, in de eerste plaats niet ten goede aan
den boer, die den arbeid verricht, doch ten
slotte vrijwel ten bate van die klasse van
grondeigenaars, die niet zoozeer in den bo
dem ee«n voorwerp van solide g?ldbclcgging
dan wel van winstgevend speculatief bezit
zien.
Met hot oog op hetgeen wij in de laatste
tijden op het gebied van koop en verkoop
huur en verhuur van boerderijen, enz. weer
zien gebeuren, is het zeker diet van belang
ontbloot, het bovenstaande maar eens open
lijk uit te Aprcken en telkens in dien geest
een waarschuwende Btem te doen hooren.
Daarmede is o.* i. zoowel het belang van
den grondeigenaar als van den pachter, dus
van den landbouw in het algemeen, gediend.
Indische Begrooting.
In do gisternamiddag voortgezette verga
dering dankte do heer H o v y voor de in
lichtingen omtrent de gebeurtenissen to Ti-
mor Koepang (Makassar) ten opzmhto van
do Christou-inJander8 en voor do in deze
genomen maatregelen, die reeds verbetering
hebben ten gevolge gehad. De Regiering
zorge, dat onze hoofdambtenaren de Chris
ten-gemeenten niet bemoeilijken.
De heer Van Lö ben Seis drong aan
op eenheid bij de Departementen van Ko
loniën, Oorlog en Marine ten opzichte van
do leveranties van oorlogsmaterieel.
Do heer D o jes ondersteund© de critiek
van den heer Michicls van Kessenkh be
treffen do de aanstelling van vreemden bij
heb Indische boschwezen, betoogendc, dat
ook bij de andere takken van cultuur Ncder-
landficho jongelui, dio in Holland studco-
ren, de voorkeur behooren te genieten. De-
zo spreker sprak zich uit voor een flinke
subsidie voor deelneming aan de Brussel-
sake tentoonstelling.
Do heer Van der Does do Wille-
b o i s drong aan op meer verkoopplaatsen
van briketzout. Spreker achtte uit tweeërlei
oogpunt het belang onzer nijverheid en de
gocdo verstandhouding met onze Belgischo
buren, deelneming van ons land cn koloniën
aan de Brusselsche tentoonstelling zeer ge-
wcnscht.
Do Minister deelde in zake de zen
ding van den heer Liefrinck, als Rogeerings.
commissaris naar Atjck, mode, dat het hem
gebleken was, dat de oen heer Liefrinck ge
geven opdracht den gouverneur van Atjeh
Hwart, hoewel deze er zich bij zou neerleg
gen is 's lands belang, niet aangenaam was,
vreezende deze van don maatregel verzwak
king van het Regecringsprestige in de oogen
van dezen inlander.
Intusschcn heeft de gouverneur-generaal
Van Heutsz in dio houding van gouverneur
Swart geen aanleiding gevonden om zijn
voornemen to laten varen, vertrouwende hij
er in to zullen slagen door na-cler overleg
de gerezen moeilijkheden uit den wog te
ruimen. Met deze meening van den gouver
neur-generaal bracht de Minister in ver
band do persberichten omtrent een confe
rentie te Buitenzorg met den gouverneur
van Atjeh, ofschoon den Minister to dier
zake officieel niets bekend is. De Minister
heeft dus, sedert hij in de Tweede Kamer
de opdracht, aan den heer Liefrinck gege
ven, bevestigde, niets vernomen, dat er op
wijst, dat die opdracht niet tot uitvoering
zal komen.
De overige sprekers beantwoordende, zal
do Minister aan de belangrijke denkbeelden
van den heer Waller vollo aandacht wijden.
Het particulier kapitaal zal ruimer deel
mo?tcn nomen om Indië financieel onafhan
kelijk te maken. En als dat lievorderd kan
worden, zal do Minister dit niet nalaten.
Ten aanzien van eenheid bij de levering
van defensie-materiaal verklaarde de Minis
ter, dat noch bij de Regeer in g noch bij do
ambtenaren een voorliefde bestaat voor d?n
eenen of den anderen fabrikant, maar dat
uitsluitend bij dc leveranties het oog geves
tigd ia op 's lands belang, zoowel van finan
cieel als van technisch standpunt.
Een wetsontwerp tot verhooging van de
Indische bogrooting voor 1909, om deelne
ming van Indië aan de Brusselsche tentoon
stelling weer mogelijk te maken, heeft het
departement van koloniën reeds verlaten.
De voorgenomen aanstelling van tien
Duitsche houtvesters bij het boschwezen in
Indië heeft allerminst ten doel, Nederland-
sche krochten achter to 6tellen, maar werd
voor Indië noodzakelijk geacht, omdat op
hc-t oogenblik, dat er gebrek aan houtves
ters was, in Nederland geen personen te
vinden waren, voldoende theoretisch en
practisch onderlegd om do plaatsen to ver
vullen. Intusschen heeft de maatregel een
beslist tijdelijk karakter en zal aanstelling
van Nederlanders, die to Wageuingen stu-
deoren, zooveel mogelijk bevorderd wordea
Do Minister verdedigde ten «lotte
opiumregie tcgcu aen aanval van den heer
Yan den Biesen.
Wel is waar heeft de regio nog niet geheel
het euvel kunnen leeren, maar de Ministcp
noemde een aantal voordeelen er van or.
ook die, welke niet zoo uiterlijk waarneerrv.-
baar zijn. In elk geval heeft de regie de tal-
Toozo misbruiken, dio ae pacht vergezelden,
opgeheven en een einde gemaakt aan da
propaganda voor het opiumgebruik, Dc
smokkelhandel is nog steeds een der ergsfco
vijanden, maar ook d.-artegen doet d; Ro.'
georing wat haar mogelijk is.
Do Minister vertrouwde, dat binnen
betrekkelijk weinige jaren de opiuro-bcstrij-
ding een belangrijke schrede vooruit zat
blijken te zijn gegaan.
Dc Minister ,an Landbouw,
enz. drong aan op een spoedige beslissing
omtrent de deelneming aan de Brusselsche
tentoonstelling.
De heer Van N icrop vond den vorm
eener stilzwijgende beslissing niet de juiste.
Meent do Minister een besluit to moeten
nmen, dan doe'hij dit, maar de Eerste Ka
mer praejudicieero a iets door een beslis
sing, die niet met cto gebruiken overeen
stemt.
Heden voortzetting.
Moa. WeaMnd. Maildienst.
Met het oog op den veranderden to -stand
zullen do booten van den K. W.-Ind. Mail
dienst voortaan dc havens van Venezuela
weder aanloopen on evenals vroeger op
Vrijdag van Amsterdam vertrekken.
ciakkci*snac!.ii2i*he3d.
Omtront hot onderhoud, dat minister
Janna gistermiddag met de betrokken
werkgoVvió u uu hot IsraeLLo
tisch bakkersbedrijf had, vernam beu „Han
delsblad'" van werkiiedeu/.ijde het vo.gom.©:
Van werkgeverszijde waren aanwezig do
heoren Bonnet, A. I. de Haan en Bernard
J. Gondeket, van gozel ionzij de de heeren To
Boekhorst, Fcmteyn en Goudsmit, allen van
Amsterdam, alsmede de heer Vredenburg,,
rabbijn te Amsterdam, cn de heer Hutter,
de voorzitter van het Nat. (Jomitó tot af
schaffing van nachtarbeid in hot Bakkers
bedrijf.
Door de gezellen word betoogd, dat heb
work op Donderdagavond niet noodzakelijk
is en d!at wanneer op Vrijdagmorgen te 3
uur begonnen werd, mon met de productie
voor den Zaterdag best des middags om
12 k 1 uur gereed kon zijn, en er op gewe
zen, dat een groot gedeelte van hut jaar,-
wanneer de Sabbath om 5, 6 of 7 uren be
gint, nog langer g:legenheid tot pro lucee-
ren zou zijn. Het grootste de l van hit on
derhoud liep over don duur van den weko--
lijkschen rustdag. De gezellen bepleitten
gelijkstelling van de Joocteche met de
Christenbakkerijen om den arbeid na het
eindigen van den Sabbath niet eerder to
doen aanvangen dan Zondagmorgen 3 uren.
De gToote vraag naar brood dus zou eersti
Zordagmorgcn gelden en wanneer om dria
urrro begonnen wordt, kan h. i. daaraan
voldaan worden. De patroons meenden,
dat reeds Zatcrdognam. om 6 uren moest
worden aangevangen om het publiek reeds
Zaterdagavond van vcrsch klein brood te
kunnen voorzien en Zondagmorgen vol*
doende brood te kunnen leveren.
De gezellen verklaarden, dat het Zater
dagavond bakken den rustdag voor een'
groot gedeelte onnoodig bekorten zou ter
wille van zeer ondergeschikte belangen.
De patroons bepleitten vervo'gms vijftien
nachten gelegenheid tot bakken voor de
feestdagen. De gezellen beweerden, dat
van 15 dezer nachten er 10 gelijkstaan me*
den gewonen wekelijkschen Do^d-rdag- en'
Zaterdagnacht en er dus maar 5 feest.nach
ten zouden zijn. Zij gaven in overweging
om het toestaan van d^ze uitzon der in eren
aan de in art. 6 der Wet gonoemdo raden'
vakraden over te laten.
„De Gelderlander", niet behoo-
rencle tot de bewonderaars van de v e rh o o-
giug van den a c o ij n s op het g e d i s
t i 1 1 e e r d en dus niet vijandig staande
jegens de actie van belanghebbenden tegen
de accijusverkooging, protesteert echter te
gen den vorm, dien deze actie heeft
aangenomen.
Iu verschillende kiesdistricten des lands
hebben n.l. vergunninghouders een adres
tot den afgevaardigde van het district hun
ner inwoning gericht, dat, na eenige alge
meen bekende bezwaren tegen het wetsont
werp tot verhooging van den accijns op het
gedistilleerd to hebben aangevoerd, met do
ste zinsnede eindigt:
„dat zij (dc vergunninghouders niet meer
andere bezwaren wcnschten op to sommen,
aangezien zij dit laatsto reoda klemmend go
noeg vinden om beleefd, maar met den meea
ten aandrang U. H.Ed.Gestrenge to verzoe
ken uw stem aan die verhooging niet t» wil
len geven."
Deze wijze van adresseeren, lijkt het blad
fceer bedenkelijk. „Ze is een avercehtscho
toepassing van het rooht van petitie, dat
zich alleen uitstrekt tot adressen aan do
Staten-Goiicraal en geen adressen aan ieder
afgevaardigde persoonlijk kent."
Het kan wel eens gewenecht zijn redenen
voor of bezwaren togen een of anderen maat
regel tor kennis te brengen van den afge
vaardigde van hot district.
Maar dan behoort zulk een schrijven lou-
ter ter informatie te strekken on
tooet over do zaak in kwestie inderdaad een
nieuw licht kunnen geworpen worden, spe
ciaal door de adressanten uit het district
van den betrokkon afgevaardigde. Uit den
laard der zaak zal zulks doorgaans niet het
geval zijn met aangelegenheden van al ge-
mee n cn aard, doch meer met plaatselijke
regelingen.
Bovendien behoort zulk een bezwaar
schrift ieder karakter van pressie te missen.
Een adres met „verzoek" om op een bepaal
de wijze to stemmen mag het nimmer zqn.
Zoodra hiervan sprako is, wordt het on
grondwettelijke imperatief mandaat gena
derd.
In het onderhavige geval kan er van in
formatie geen sprake zijn. Alleen reeds het
feit, dat al dc hier bedoelde adressen ge
lijkluidend zijn, ontneemt bun het informa
tie vo karakter. Zoodat men zeggen kan, dat
hier bet pogen, om een imporaticf mandaat
op te leggen, aan zig is.
Er is toch geen enkele reden aan te voe
ren, waarom deze adressen niet tot dc Twee
de Kaïner, maar tot ieder lid der Staten-
Gciveraal persoonlijk moeten gericht wor
den, en dat wel juist door vergunning
houders, woonachtig in het district, dat e'k
der afgevaardigden, dio zulk een adres ont
vangt, vertegenwoordigt. Op het gedruk
te adresfonmilier is telkens in sch r i f t
do naam dier gemeente ingevuld, waar/in
de adressanten woonachtig zijn, cn die
steeds in het district, van den betrokken af
gevaardigde is gelegen.
Onmiskenbaar duidelijk geeft dit alles aan
deze adressen het karakter van prcssio. Een
pressie, die, practisch genomen, icdcren af-
ge vaardigde het tegenstemmen eer bemoei
lijkt, dan vergemakkelijkt immers, hij
kan na zulk een adres moeilijk tegenstem
men zonder den sohijn op zich te laden on
der pressie of kiezers vrees to handelen en
anderzijds dit veel ernstiger bezwaar tegen
zich heeft, dat stembus-overwegingen in
vloed zouden kunnen gaan oefenen op een
beslissing van algemeen landsbelang, waar
bij Bbeods strenge zakelijkheid eerste eis h is.
Er zijn districten waar de politieke par
tijen bijna in evenwicht zijn, en do betrok
ken afgevanrdigden door adressen als de
hier bedoelde voor een dillemma worden
gesteld, dat de parlementaire vrijheid en
onkreukbaarheid in gevaar zou kunnen
brengen.
En voor het ongerepte behoud daarvan
dient met den meestcn ernst gewaakt I
Het is daarom te hopen, dat alle Kamer
leden, die deze adressen ontvingen, ze bij
onderlinge afspraak eenvoudig als non
47|
Tot mUn verbazing" begon ik honger te
krijgen. Het was ock lang geleden sinds ik
voor hot laatst had gegeten. Ik had er mij
tot nu toe dikwijls over verwonderd, dat
menschen, dio ter dood veroordeeld waren,
op den dag hunner terechtstellibg nog met
•maak konden eten en drinken, wat toch
dikwijls, volgens hetgeen ik in de boeken
had gelezen, bot goval was geweest. Van
daag echter kon ik mij dit voor het eorst
goed begrijpen.
Huiverend vroeg ik mij af, of zy misschien
van plan waren my den hongerdood te la-
ton sterven, om my hier aan myn lot over
te laten, tot de dood zich als een reddende
engel over my zou komen ontfermen. Maar
toon dacht ik opeens aan do beschuitjes mot
water, die op den stool naast myn mal ras
stonden. Zouden zy dat daar wel hebben
neergezet, als zy voornemens waren my te
laten verhongeren
Langzaam riebtte Ik my op en keek on
derzoekond naar het bordjo en het glas. Ik
strekte de band er naar uit, maar trok haar
weer terug. Als het water en de beschuitjes
eens vergiftigd waren l Als zy dht eens in
hun schild voerden 1
Ik wildo niet, als een vliegje, verward
raken in het web, dat zy om my heen had-
don geweven. Ik wendde myn blik af van
den stool en wat er op stond, om my niet
door den hongor te laten dry ven ar toch van
te eten,
a v e n u zullen beschouwen. Dat is de meest
afdoendo wijze om dezen vorm van petitie
dien wij niet aarzelen verderfelijk te noe
men dadelijk te fnuiken en zijn verdere
ontwikkeling, welko, bij eenig succes der j
adressanten, verwacht moet worden, te voor
komen.
Do volgende aardige opmerking omtrent
de leden van het tegenwoordige
kabinet schrijft „Politicus" in de
„O p r, Haarlemsche Courant".
Dat admiraal Wontholt boos is geworden,
i toen hij telkens in de rede werd gevallen,
nadat het gekakel om hem heen gonsde en
dwarrelde, zoodat de door hem gesproken
woorden in brokstukken 's Ministers eigen
oor zullen borcikt hebben: ik kan het mij
levendig voorstellen. Maar zoowel dit lid
van het thans aan de groene tafel zittend
negental, alsook andere ministerieele grap-
pici kan men met reden toevoegen: „Tu l'aa
voulu, Goorgo Dandin l"
Nooit of te nimmer hebben we zoo'n
„amusant" kabinet g:^bad
Minister de Marees van Swinderen houdt
dc heeren een paar uur lang bezig op een
i manier, die in allen eerbied getuigd in
staat is om een Chrótienni of een Speenhoff
jaloorsch te maken. Hij schudt do „moppig-
hedon" uit do mouw van zijn elegante jas, en
er is zulk een haast-ononderbroken geschater
in de zaal, alsof men een monoloog van een
beroeps-humorist bijwoonde, im plaats van de
redo des ministers van buitenlandsohe va
kenDe premier vlecht ook wel om den
anderen zin een of andere oolijko guitig
heid; een grappige zinswending, een ty-
pisch-vcrmakelijke woordspeling, of zoo,
in zijn speech. Sommige leden krijgen pijn
in het pericardium van het lachen. Herin
neren zioh den tijd niet, dat zo zóóveel
tranen van pret zich uit de oogen moesten
wisse hen. Zullen straks, wanneer zij, ter af
wisseling van de begrootings-campagne, een
of andere leuke klucht gaan zien, allicht
denken: ,,'t Is heel aardig, maarHeems
kerkOf- Van Swinderenis 't toch
niet
Do onvermoeibare zucht van mr. Kolkman
om de menschen door zajn half ironische,
haIF-saroasticcho grappen aan 't lachen te
maken, 7/1 is sinds lang vermaard Zoo-
drn, in den Haagschcn Raad, de heer Kolk
man het woord vro^. helderden de gezich
ten als bij tooverslag opBegon men bij
voorbaat alvast z.ijn lippen in schertsplooi
te zetten, kwam er blij grglinster in de
oogen, zelfs de van verveling meest-dof fo
cn slaperige.Nu kwam or ten minste
kan-, err) eon* flink je lever aan 't schud
den to brengen.
Mr. Kolkmans roem als grappicus is,
sinds frijn komst ter groene tafel, gaan af
nemen. „Tel brille au Broond rang, qui
s'óclipse au premier!" Bij sterren van do
eerste grootte lijkt het licht van tweede-
snor l§ aan het firmament schraal. Tegen
do uien en guitigheden van collega's
Heemskerk, Van Swinderen en Wentholt
moet de huidige Minister van Financiën,
als „droogkomiek" man. hot beslist afleg
gen
De rustige ernst van een Idenburghet
jj?kelijk-heldere betoog van een Nolissmi
hot kurkdroog-besliste van een Sabron ste
ken zeer scherp af bij d? joligheid der dar
tele anderen. Zelfs vindt men dien ernst
eigenlijk wel prettig „Touioura perdbt,"
nietwaar 1 Zonals de „Bruiloft" bij do
„Gijsbroght" werd gevoegd ter aangena-
m© variatie van het sombere en het vroo-
lijko, door onze wijze voorouders, aldus
past ook wonderwel een Sabron naast een
Van Swinderen tot het vormen van een
„harmonisch geheel."
De heer C. Th. van Deventer Uitte in
„Lood cn Volk" zijn ongerustheid over den
gang van zaken in Atjeh. Men weet nog
niet hoe de naar dat land uitgezonden Re- i
georingsoommissaris, de heer Liefrinck, uit-
voering geeft aan do hem verstrekte op
dracht, die een voornaam element vormt
van het door den Minister ontwikkeld© At- 1
jch-program. Men moet waarborg hebben,
dat dit program met liefde on juistheid
wordt uitgevoerd. I
Voor deze keus had myn vader zeker ook
gestaanden hongerdood te sterven of het
vorgiftigdo voedsel te gebruiken, terwyi by
ternauwernood de kracht*had zich van het
bed op te richten. En hy bad het laatsto
gekozen, omdat er dan eer een eind zou ko
men aan zyn lyden.
Brandende traüen welden In myn oogen
op. Hyn gedachten dwaalden at naar bet
liefelyke beeld myner mooder, die zoo jong
was gestorven en zoo wreed belasterd was
door lady Mary. Ik haatte haar om die lea-
góns, die zy toen had gesproken nog meer
dan om alles, wat zy nu tegen my misdreef.
Zy had myn vader van het leven beroofd
zy had getracht de nagedachtenis myner moe
der te bekladden. Al bet kwaad, dat zy nu
nog ln baar schild voerde, was met zoo erg,
als hotgeen zy reeds bedreven bad.
En torwyi do nacht meer en meer naderde,
stond ik af en toe op, sleepte my met moei
te voort door het kleine vertrekje en drukte
myn gelaat tegen den muur. Geen enkel
flauw lichtstraaltje viel nu door do gaten, die
daarin waren aangebracht. En boo zou ik de
kwellingen van den honger en den angst
kunnen doorstaan, terwyi do duisternis om
my been meer en meer toenam Jk begon nu
werkeiyk een govoel te kiygen alsof ik krank
zinnig zou worden. En myn mond was zoo
droog, dat ik myn lippen ternauwernood kon
bewegen.
Eindeiyk nam ik ln myn wanhoop het
glas op en bi acht bot aan myn lippen. Maar
ternauwernood had ik er een slok uit gedron
ken, ot ik zotte het met bevende hand
weer neer.
Het water had eon vreemden, eenigszins
bilteren smaak. Het stond by my vast, dat
het vergiftigd w&s, en of&clioon ik ex maar
heel, heel weinig van binnen had gekregen,
begon ik my af te vragen of do hooveeiheid
voldoende zou zyn om my te dooden. Ge-
ruimon tyd lag ik stil te wachten, niet an
ders denkend of ik zou plotseling door eon
vreeseiyke benauwdheid of maagkramp over
vallen worden. Maar er gebeurde niets.
Eindeiyk ging ik weer liggen en veegde
het koude zweet van myn voorhoofd. Ik zou
graag hebben willen schreeuwen, maar ik kon
bet niet. Dicht ln elkaar gedoken lag ik op
de matras en rilde van kou en hevigon angst.
Het was nu nacht, een stikdonkere nacht,
met al zyn goheimzinnige geluiden en ver
schrikkingen.
De zwaluwen, die in de gaten in de mu
ren hun nestjes hadden gebouwd, bewogen
zich in hun slaap en myn hart klopte luid
by het minste geritsel, dat zy veroorzaak
ten. Een klagende wind streek over do hoo
rnen in de vsrte en ik schrikte op en beefde
over het goheele lichaam.
Als ik mot halfdood was van den honger
en lichameiyk en geesteiyk uitgeput door den
kevigen angst, dien lk had doorstaan, zou ik
myn hacheiyke toestand misschien met meer
moed onder de oogen hebben gezien.
In „De groene Draak" had ik myn vrees
vorgeten en dapper voor myn vryhoid go-
streden, tot hot my toegediende slaapmid
del my myn kracht en weerstandsvermogen
benomen had. Maar daar was het een tast
baar govaar geweest, waaraan ik blootstond;
ik kon myn vyanden zien. Hier was er
niets dan duisternis, niets dan stilte, slechts
onderbroken door do onbestemde geluiden van
den nacht, die do stïlto nog schrikwekkender
maakten; en door dit alles werd ik byna
krankzinnig van angst.
by ieder geluid of denkbeeldig gelul! zoi ik
by myzelf: „Nu... nu komt het 1" Nu
sluipt er iets naar me too, door een verbor-
geu ingang, dien ik niet kan zien, nu ko
men ze mij vermoorden Er is geen red
ding meer mogeiyk Nu ga ik sterven
uu nu l"
Maar 't kwam niet... Er volgde weereen
tyd van in radeloozen angst liggen luisteren
en dan weer een nieuwe schrik.
Zoo moesten er uren voorby z\jn gegaan,
ofschoon misschieii niet zoovele als ik wel
tacht. Ik verbeeldde my reeds spoedig het
eerste morgengloren van don nieuwen dag
naar binnen te zullen zlön dringenwaar-
schynlyk was het echter niet veel later dan
middernacht, toon ik opeens weer iets hoor
de, dat my het bloed in do aderen deed
stollen.
Ik was zeker al vyftigmaal van een of
ander geluid geschrikt, maar toen d ij: tot
my doordrong, wist ik, dat al het vorige
niets an der 8 was geweest, dan het onschul
dige geritsel eer vogeltjes in den muur, of
het opsteken von den wind, die klagend door
de boomen ruischte.
Ik ging op de knieön liggen, boog het hoofd
en hield myn yskoude handen op myn borst
gekruist. Ik had eon gevoel alsof ik langzaam
vei steende. Al had ik geweten, dat ik mUn
leven had kunnen redden door een kreet te
govon of my to verroeren, dan nog had ik
geen van beide kunnen doen.
Dicht by do plok, waar lk lag, hoorde ik
een zwak gekraak, alsof iemand op een losse
plank stapte. Toen volgde er eon harder ge
kraak en de punt van de matras ging lang
zaam, heel langzaam omhoog.
XXXI.
Een valdeur opende zich in den vloer beneden
my. Honderden gewaarwordingen bestormde
my in dat ééne oogeblik en myn hart bons.
de als met krachtige hamerslagen. Ik kon
onmogeiyk nadenken. Het eenige, wat een
oogenblik in my opkwam, was, dat men mij
door dit luik zou doen neerstorten in een
peillooze diepte, die myn graf zou worden,
waarin ik verpletterd morsdood zou terecht
komen.
Maar het volgende oogenblik zag ik in, dat
dit niet kon, want het luik ging naar boven
open en deed slecht óón punt van myn ma-
tias omhoog gaan.
Nu nog maar enkele seconden en alles zou
voor my voorby zyn, ik zou ingewijd zyn in
het groote geheim, dat door geen levend we
zen is opgelost. Ik bracht deze gedachte wel
niet onder woorden, maar was er toch even
zeer van doordrongen, alsof ik haar overluid
had hooron uitspreken.
Ik trachte te bidden, maar ik kou myn
gedachte onmoge'yk verzamelen. Ik kon niets
meer doen dan telkens overluid met klank-
looze stem herhalen: „0 God!., myn God 1"
Gaarne zou ik gevraagd hebben wie de-
geen was, die daar naderde, om my te doo
den. Maar ik kon geen andere woorden uit
brengen. Myn oogen trachtten do ondoordring
bare duisternis te doorboren.
Iemand was door het duik in myn cel ge
komen. lomand had het byna geruischloos
weer toegemaakt. Iemand ademde met ge
jaagde, onregelmatige ademhaling. Iemand
kwam in het duister tastond naar my toe.
(Wordt vervolgd).