No. 14©2®. Eerste Kamer. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Haar Moeder. An: i© 1933, ,,Tot heden is echter dio onmisbare waar borg achterwege gebleven. Reeds bij hot jongste Atjeh-debat bleek van bezorgdheid, hierdoor gewekt. Do vraag werd gesteld, of de heer Liefrinck tick was, en zoo ja, op welke wijze in zijn vervanging zou wor den voorzien. De Minister moest hot ant woord schuldig blijven, maar wist wel mo de te deel en, dat men in Indië van plan was een speciaal bureau voor do Buitenbezittin gen op te riéhten, staande onder een advi seur, welk bureau dan het oontact zou moe. ten vormen, tussohen het oen traal-gouverao- ment en do bezittingen buiten Java. Hij achtte het niet mogelijk, „dat, indien to ecnigcr tijd ik hoop, dat dit nog lang zal duren do heer JL/iefrinck zijn speciale kennis niet meer zal kunnen stellen in dienst van doze zaak, de abnormale regeling voor Atjöh zal overgaan in de normale, dio dan getroffen zal zijn in allo buitenbezittingen." Sedert deze verklaring werd afgelegd is meer dan een maand verstreken en nog al tijd blijft de tijding uit, dat de heer Lie frinck uitvoering heeft gegeven aan 't hem verleende mandaat." De t w i s t in de S.-D. A.-P., zegt „Hot Oentrum", doet zien waar het heen gaat met een partij, die geen gezag erkent. De thans feller dan ooit oplaaiende twist in de sociaal-democratische partij doet weer eens beseffen, dat het in dio partij zoowel aan leiding als aan gezag ontbreekt. Het bestuur heeft geen prestige en het congres, dat reeds herhaaldelijk uitspraak deed, evenmin. Van cenig partij-leven kan daarom bij do S.-D. A.-P. geen sprake zijn. Men bekommert er zich evenmin om het gezag van de leiders, als om dat van de meerderheid. En zonder gezag geen leiding. Telkens ziet men dan ook, dat na een con gres dc strijd, die heetto te zijn beslist, met grooter vinnigheid wordt voortgezet. Do S.-D. A.-P. geeft het treurig beeld to aanschouwen van een gemeenschap, waar geen gezag bestaat, wijl do bcginsclon, waarop elk gezag moet steunen, ten eenen- male ontbreken. Het is dan do anarchie, die zegeviert. En zulk een teugellooze horde wil de maat schappij hervormen en het Staatsleven op hecht© grondslagen vestigen I „DeN ieuweCourant" wijst er op, dat men zoo langzamerhand weer allerwe gen do huur- en koopprijzen der landerijen aanmerkelijk ziet stijgen. Het landbouwbedrijf levert in de laatste ja ren zeer gunstige resultaten, „maar", zegt het blad, „men vraagt zich onwillekeurig af, of dab zoo blijven zal cn kan cn of het niet noodig is, dat wat meer met de mogelijke komst van slechtere jaren worde rekening gehouden." Dat dit noodig i&, wordt dan uiteengezet en het blad eindigt: Zoowel voor den pachter als voor den eigenaar is het dus van hoog belang, zich niet. door den gunstigon toestand, waarin het landbouwbedrijf tnans nog verkeert, al te zeer te laten verblinden on rekening te houden met wat de toekomst lean baren. Ge lukkig zijn er tal van grondeigenaars, die verstandig genoeg zijn om hot gevaar, dat in opdrijving van pacht en in gehoor geven aan schoon© aanbiedingen van paahtbegocrigc liefhebbers schuilt, in te zien. AU straks de minder goede tijden komen, zullen zij do vruchten van hun voorzichtig beleid wel plukken. Als nu de heeren maa.r zo© slim zijn, dat zij de onverstandige eoneurrentie niet een haDdje helpen en ten slotte zichzelf in den grond werken Dan toch komen de meerder© voordeden, dio uit verbeterde toe standen op landbouwgebied getrokken wor den, in de eerste plaats niet ten goede aan den boer, die den arbeid verricht, doch ten slotte vrijwel ten bate van die klasse van grondeigenaars, die niet zoozeer in den bo dem ee«n voorwerp van solide g?ldbclcgging dan wel van winstgevend speculatief bezit zien. Met hot oog op hetgeen wij in de laatste tijden op het gebied van koop en verkoop huur en verhuur van boerderijen, enz. weer zien gebeuren, is het zeker diet van belang ontbloot, het bovenstaande maar eens open lijk uit te Aprcken en telkens in dien geest een waarschuwende Btem te doen hooren. Daarmede is o.* i. zoowel het belang van den grondeigenaar als van den pachter, dus van den landbouw in het algemeen, gediend. Indische Begrooting. In do gisternamiddag voortgezette verga dering dankte do heer H o v y voor de in lichtingen omtrent de gebeurtenissen to Ti- mor Koepang (Makassar) ten opzmhto van do Christou-inJander8 en voor do in deze genomen maatregelen, die reeds verbetering hebben ten gevolge gehad. De Regiering zorge, dat onze hoofdambtenaren de Chris ten-gemeenten niet bemoeilijken. De heer Van Lö ben Seis drong aan op eenheid bij de Departementen van Ko loniën, Oorlog en Marine ten opzichte van do leveranties van oorlogsmaterieel. Do heer D o jes ondersteund© de critiek van den heer Michicls van Kessenkh be treffen do de aanstelling van vreemden bij heb Indische boschwezen, betoogendc, dat ook bij de andere takken van cultuur Ncder- landficho jongelui, dio in Holland studco- ren, de voorkeur behooren te genieten. De- zo spreker sprak zich uit voor een flinke subsidie voor deelneming aan de Brussel- sake tentoonstelling. Do heer Van der Does do Wille- b o i s drong aan op meer verkoopplaatsen van briketzout. Spreker achtte uit tweeërlei oogpunt het belang onzer nijverheid en de gocdo verstandhouding met onze Belgischo buren, deelneming van ons land cn koloniën aan de Brusselsche tentoonstelling zeer ge- wcnscht. Do Minister deelde in zake de zen ding van den heer Liefrinck, als Rogeerings. commissaris naar Atjck, mode, dat het hem gebleken was, dat de oen heer Liefrinck ge geven opdracht den gouverneur van Atjeh Hwart, hoewel deze er zich bij zou neerleg gen is 's lands belang, niet aangenaam was, vreezende deze van don maatregel verzwak king van het Regecringsprestige in de oogen van dezen inlander. Intusschcn heeft de gouverneur-generaal Van Heutsz in dio houding van gouverneur Swart geen aanleiding gevonden om zijn voornemen to laten varen, vertrouwende hij er in to zullen slagen door na-cler overleg de gerezen moeilijkheden uit den wog te ruimen. Met deze meening van den gouver neur-generaal bracht de Minister in ver band do persberichten omtrent een confe rentie te Buitenzorg met den gouverneur van Atjeh, ofschoon den Minister to dier zake officieel niets bekend is. De Minister heeft dus, sedert hij in de Tweede Kamer de opdracht, aan den heer Liefrinck gege ven, bevestigde, niets vernomen, dat er op wijst, dat die opdracht niet tot uitvoering zal komen. De overige sprekers beantwoordende, zal do Minister aan de belangrijke denkbeelden van den heer Waller vollo aandacht wijden. Het particulier kapitaal zal ruimer deel mo?tcn nomen om Indië financieel onafhan kelijk te maken. En als dat lievorderd kan worden, zal do Minister dit niet nalaten. Ten aanzien van eenheid bij de levering van defensie-materiaal verklaarde de Minis ter, dat noch bij de Regeer in g noch bij do ambtenaren een voorliefde bestaat voor d?n eenen of den anderen fabrikant, maar dat uitsluitend bij dc leveranties het oog geves tigd ia op 's lands belang, zoowel van finan cieel als van technisch standpunt. Een wetsontwerp tot verhooging van de Indische bogrooting voor 1909, om deelne ming van Indië aan de Brusselsche tentoon stelling weer mogelijk te maken, heeft het departement van koloniën reeds verlaten. De voorgenomen aanstelling van tien Duitsche houtvesters bij het boschwezen in Indië heeft allerminst ten doel, Nederland- sche krochten achter to 6tellen, maar werd voor Indië noodzakelijk geacht, omdat op hc-t oogenblik, dat er gebrek aan houtves ters was, in Nederland geen personen te vinden waren, voldoende theoretisch en practisch onderlegd om do plaatsen to ver vullen. Intusschen heeft de maatregel een beslist tijdelijk karakter en zal aanstelling van Nederlanders, die to Wageuingen stu- deoren, zooveel mogelijk bevorderd wordea Do Minister verdedigde ten «lotte opiumregie tcgcu aen aanval van den heer Yan den Biesen. Wel is waar heeft de regio nog niet geheel het euvel kunnen leeren, maar de Ministcp noemde een aantal voordeelen er van or. ook die, welke niet zoo uiterlijk waarneerrv.- baar zijn. In elk geval heeft de regie de tal- Toozo misbruiken, dio ae pacht vergezelden, opgeheven en een einde gemaakt aan da propaganda voor het opiumgebruik, Dc smokkelhandel is nog steeds een der ergsfco vijanden, maar ook d.-artegen doet d; Ro.' georing wat haar mogelijk is. Do Minister vertrouwde, dat binnen betrekkelijk weinige jaren de opiuro-bcstrij- ding een belangrijke schrede vooruit zat blijken te zijn gegaan. Dc Minister ,an Landbouw, enz. drong aan op een spoedige beslissing omtrent de deelneming aan de Brusselsche tentoonstelling. De heer Van N icrop vond den vorm eener stilzwijgende beslissing niet de juiste. Meent do Minister een besluit to moeten nmen, dan doe'hij dit, maar de Eerste Ka mer praejudicieero a iets door een beslis sing, die niet met cto gebruiken overeen stemt. Heden voortzetting. Moa. WeaMnd. Maildienst. Met het oog op den veranderden to -stand zullen do booten van den K. W.-Ind. Mail dienst voortaan dc havens van Venezuela weder aanloopen on evenals vroeger op Vrijdag van Amsterdam vertrekken. ciakkci*snac!.ii2i*he3d. Omtront hot onderhoud, dat minister Janna gistermiddag met de betrokken werkgoVvió u uu hot IsraeLLo tisch bakkersbedrijf had, vernam beu „Han delsblad'" van werkiiedeu/.ijde het vo.gom.©: Van werkgeverszijde waren aanwezig do heoren Bonnet, A. I. de Haan en Bernard J. Gondeket, van gozel ionzij de de heeren To Boekhorst, Fcmteyn en Goudsmit, allen van Amsterdam, alsmede de heer Vredenburg,, rabbijn te Amsterdam, cn de heer Hutter, de voorzitter van het Nat. (Jomitó tot af schaffing van nachtarbeid in hot Bakkers bedrijf. Door de gezellen word betoogd, dat heb work op Donderdagavond niet noodzakelijk is en d!at wanneer op Vrijdagmorgen te 3 uur begonnen werd, mon met de productie voor den Zaterdag best des middags om 12 k 1 uur gereed kon zijn, en er op gewe zen, dat een groot gedeelte van hut jaar,- wanneer de Sabbath om 5, 6 of 7 uren be gint, nog langer g:legenheid tot pro lucee- ren zou zijn. Het grootste de l van hit on derhoud liep over don duur van den weko-- lijkschen rustdag. De gezellen bepleitten gelijkstelling van de Joocteche met de Christenbakkerijen om den arbeid na het eindigen van den Sabbath niet eerder to doen aanvangen dan Zondagmorgen 3 uren. De gToote vraag naar brood dus zou eersti Zordagmorgcn gelden en wanneer om dria urrro begonnen wordt, kan h. i. daaraan voldaan worden. De patroons meenden, dat reeds Zatcrdognam. om 6 uren moest worden aangevangen om het publiek reeds Zaterdagavond van vcrsch klein brood te kunnen voorzien en Zondagmorgen vol* doende brood te kunnen leveren. De gezellen verklaarden, dat het Zater dagavond bakken den rustdag voor een' groot gedeelte onnoodig bekorten zou ter wille van zeer ondergeschikte belangen. De patroons bepleitten vervo'gms vijftien nachten gelegenheid tot bakken voor de feestdagen. De gezellen beweerden, dat van 15 dezer nachten er 10 gelijkstaan me* den gewonen wekelijkschen Do^d-rdag- en' Zaterdagnacht en er dus maar 5 feest.nach ten zouden zijn. Zij gaven in overweging om het toestaan van d^ze uitzon der in eren aan de in art. 6 der Wet gonoemdo raden' vakraden over te laten. „De Gelderlander", niet behoo- rencle tot de bewonderaars van de v e rh o o- giug van den a c o ij n s op het g e d i s t i 1 1 e e r d en dus niet vijandig staande jegens de actie van belanghebbenden tegen de accijusverkooging, protesteert echter te gen den vorm, dien deze actie heeft aangenomen. Iu verschillende kiesdistricten des lands hebben n.l. vergunninghouders een adres tot den afgevaardigde van het district hun ner inwoning gericht, dat, na eenige alge meen bekende bezwaren tegen het wetsont werp tot verhooging van den accijns op het gedistilleerd to hebben aangevoerd, met do ste zinsnede eindigt: „dat zij (dc vergunninghouders niet meer andere bezwaren wcnschten op to sommen, aangezien zij dit laatsto reoda klemmend go noeg vinden om beleefd, maar met den meea ten aandrang U. H.Ed.Gestrenge to verzoe ken uw stem aan die verhooging niet t» wil len geven." Deze wijze van adresseeren, lijkt het blad fceer bedenkelijk. „Ze is een avercehtscho toepassing van het rooht van petitie, dat zich alleen uitstrekt tot adressen aan do Staten-Goiicraal en geen adressen aan ieder afgevaardigde persoonlijk kent." Het kan wel eens gewenecht zijn redenen voor of bezwaren togen een of anderen maat regel tor kennis te brengen van den afge vaardigde van hot district. Maar dan behoort zulk een schrijven lou- ter ter informatie te strekken on tooet over do zaak in kwestie inderdaad een nieuw licht kunnen geworpen worden, spe ciaal door de adressanten uit het district van den betrokkon afgevaardigde. Uit den laard der zaak zal zulks doorgaans niet het geval zijn met aangelegenheden van al ge- mee n cn aard, doch meer met plaatselijke regelingen. Bovendien behoort zulk een bezwaar schrift ieder karakter van pressie te missen. Een adres met „verzoek" om op een bepaal de wijze to stemmen mag het nimmer zqn. Zoodra hiervan sprako is, wordt het on grondwettelijke imperatief mandaat gena derd. In het onderhavige geval kan er van in formatie geen sprake zijn. Alleen reeds het feit, dat al dc hier bedoelde adressen ge lijkluidend zijn, ontneemt bun het informa tie vo karakter. Zoodat men zeggen kan, dat hier bet pogen, om een imporaticf mandaat op te leggen, aan zig is. Er is toch geen enkele reden aan te voe ren, waarom deze adressen niet tot dc Twee de Kaïner, maar tot ieder lid der Staten- Gciveraal persoonlijk moeten gericht wor den, en dat wel juist door vergunning houders, woonachtig in het district, dat e'k der afgevaardigden, dio zulk een adres ont vangt, vertegenwoordigt. Op het gedruk te adresfonmilier is telkens in sch r i f t do naam dier gemeente ingevuld, waar/in de adressanten woonachtig zijn, cn die steeds in het district, van den betrokken af gevaardigde is gelegen. Onmiskenbaar duidelijk geeft dit alles aan deze adressen het karakter van prcssio. Een pressie, die, practisch genomen, icdcren af- ge vaardigde het tegenstemmen eer bemoei lijkt, dan vergemakkelijkt immers, hij kan na zulk een adres moeilijk tegenstem men zonder den sohijn op zich te laden on der pressie of kiezers vrees to handelen en anderzijds dit veel ernstiger bezwaar tegen zich heeft, dat stembus-overwegingen in vloed zouden kunnen gaan oefenen op een beslissing van algemeen landsbelang, waar bij Bbeods strenge zakelijkheid eerste eis h is. Er zijn districten waar de politieke par tijen bijna in evenwicht zijn, en do betrok ken afgevanrdigden door adressen als de hier bedoelde voor een dillemma worden gesteld, dat de parlementaire vrijheid en onkreukbaarheid in gevaar zou kunnen brengen. En voor het ongerepte behoud daarvan dient met den meestcn ernst gewaakt I Het is daarom te hopen, dat alle Kamer leden, die deze adressen ontvingen, ze bij onderlinge afspraak eenvoudig als non 47| Tot mUn verbazing" begon ik honger te krijgen. Het was ock lang geleden sinds ik voor hot laatst had gegeten. Ik had er mij tot nu toe dikwijls over verwonderd, dat menschen, dio ter dood veroordeeld waren, op den dag hunner terechtstellibg nog met •maak konden eten en drinken, wat toch dikwijls, volgens hetgeen ik in de boeken had gelezen, bot goval was geweest. Van daag echter kon ik mij dit voor het eorst goed begrijpen. Huiverend vroeg ik mij af, of zy misschien van plan waren my den hongerdood te la- ton sterven, om my hier aan myn lot over te laten, tot de dood zich als een reddende engel over my zou komen ontfermen. Maar toon dacht ik opeens aan do beschuitjes mot water, die op den stool naast myn mal ras stonden. Zouden zy dat daar wel hebben neergezet, als zy voornemens waren my te laten verhongeren Langzaam riebtte Ik my op en keek on derzoekond naar het bordjo en het glas. Ik strekte de band er naar uit, maar trok haar weer terug. Als het water en de beschuitjes eens vergiftigd waren l Als zy dht eens in hun schild voerden 1 Ik wildo niet, als een vliegje, verward raken in het web, dat zy om my heen had- don geweven. Ik wendde myn blik af van den stool en wat er op stond, om my niet door den hongor te laten dry ven ar toch van te eten, a v e n u zullen beschouwen. Dat is de meest afdoendo wijze om dezen vorm van petitie dien wij niet aarzelen verderfelijk te noe men dadelijk te fnuiken en zijn verdere ontwikkeling, welko, bij eenig succes der j adressanten, verwacht moet worden, te voor komen. Do volgende aardige opmerking omtrent de leden van het tegenwoordige kabinet schrijft „Politicus" in de „O p r, Haarlemsche Courant". Dat admiraal Wontholt boos is geworden, i toen hij telkens in de rede werd gevallen, nadat het gekakel om hem heen gonsde en dwarrelde, zoodat de door hem gesproken woorden in brokstukken 's Ministers eigen oor zullen borcikt hebben: ik kan het mij levendig voorstellen. Maar zoowel dit lid van het thans aan de groene tafel zittend negental, alsook andere ministerieele grap- pici kan men met reden toevoegen: „Tu l'aa voulu, Goorgo Dandin l" Nooit of te nimmer hebben we zoo'n „amusant" kabinet g:^bad Minister de Marees van Swinderen houdt dc heeren een paar uur lang bezig op een i manier, die in allen eerbied getuigd in staat is om een Chrótienni of een Speenhoff jaloorsch te maken. Hij schudt do „moppig- hedon" uit do mouw van zijn elegante jas, en er is zulk een haast-ononderbroken geschater in de zaal, alsof men een monoloog van een beroeps-humorist bijwoonde, im plaats van de redo des ministers van buitenlandsohe va kenDe premier vlecht ook wel om den anderen zin een of andere oolijko guitig heid; een grappige zinswending, een ty- pisch-vcrmakelijke woordspeling, of zoo, in zijn speech. Sommige leden krijgen pijn in het pericardium van het lachen. Herin neren zioh den tijd niet, dat zo zóóveel tranen van pret zich uit de oogen moesten wisse hen. Zullen straks, wanneer zij, ter af wisseling van de begrootings-campagne, een of andere leuke klucht gaan zien, allicht denken: ,,'t Is heel aardig, maarHeems kerkOf- Van Swinderenis 't toch niet Do onvermoeibare zucht van mr. Kolkman om de menschen door zajn half ironische, haIF-saroasticcho grappen aan 't lachen te maken, 7/1 is sinds lang vermaard Zoo- drn, in den Haagschcn Raad, de heer Kolk man het woord vro^. helderden de gezich ten als bij tooverslag opBegon men bij voorbaat alvast z.ijn lippen in schertsplooi te zetten, kwam er blij grglinster in de oogen, zelfs de van verveling meest-dof fo cn slaperige.Nu kwam or ten minste kan-, err) eon* flink je lever aan 't schud den to brengen. Mr. Kolkmans roem als grappicus is, sinds frijn komst ter groene tafel, gaan af nemen. „Tel brille au Broond rang, qui s'óclipse au premier!" Bij sterren van do eerste grootte lijkt het licht van tweede- snor l§ aan het firmament schraal. Tegen do uien en guitigheden van collega's Heemskerk, Van Swinderen en Wentholt moet de huidige Minister van Financiën, als „droogkomiek" man. hot beslist afleg gen De rustige ernst van een Idenburghet jj?kelijk-heldere betoog van een Nolissmi hot kurkdroog-besliste van een Sabron ste ken zeer scherp af bij d? joligheid der dar tele anderen. Zelfs vindt men dien ernst eigenlijk wel prettig „Touioura perdbt," nietwaar 1 Zonals de „Bruiloft" bij do „Gijsbroght" werd gevoegd ter aangena- m© variatie van het sombere en het vroo- lijko, door onze wijze voorouders, aldus past ook wonderwel een Sabron naast een Van Swinderen tot het vormen van een „harmonisch geheel." De heer C. Th. van Deventer Uitte in „Lood cn Volk" zijn ongerustheid over den gang van zaken in Atjeh. Men weet nog niet hoe de naar dat land uitgezonden Re- i georingsoommissaris, de heer Liefrinck, uit- voering geeft aan do hem verstrekte op dracht, die een voornaam element vormt van het door den Minister ontwikkeld© At- 1 jch-program. Men moet waarborg hebben, dat dit program met liefde on juistheid wordt uitgevoerd. I Voor deze keus had myn vader zeker ook gestaanden hongerdood te sterven of het vorgiftigdo voedsel te gebruiken, terwyi by ternauwernood de kracht*had zich van het bed op te richten. En hy bad het laatsto gekozen, omdat er dan eer een eind zou ko men aan zyn lyden. Brandende traüen welden In myn oogen op. Hyn gedachten dwaalden at naar bet liefelyke beeld myner mooder, die zoo jong was gestorven en zoo wreed belasterd was door lady Mary. Ik haatte haar om die lea- góns, die zy toen had gesproken nog meer dan om alles, wat zy nu tegen my misdreef. Zy had myn vader van het leven beroofd zy had getracht de nagedachtenis myner moe der te bekladden. Al bet kwaad, dat zy nu nog ln baar schild voerde, was met zoo erg, als hotgeen zy reeds bedreven bad. En torwyi do nacht meer en meer naderde, stond ik af en toe op, sleepte my met moei te voort door het kleine vertrekje en drukte myn gelaat tegen den muur. Geen enkel flauw lichtstraaltje viel nu door do gaten, die daarin waren aangebracht. En boo zou ik de kwellingen van den honger en den angst kunnen doorstaan, terwyi do duisternis om my been meer en meer toenam Jk begon nu werkeiyk een govoel te kiygen alsof ik krank zinnig zou worden. En myn mond was zoo droog, dat ik myn lippen ternauwernood kon bewegen. Eindeiyk nam ik ln myn wanhoop het glas op en bi acht bot aan myn lippen. Maar ternauwernood had ik er een slok uit gedron ken, ot ik zotte het met bevende hand weer neer. Het water had eon vreemden, eenigszins bilteren smaak. Het stond by my vast, dat het vergiftigd w&s, en of&clioon ik ex maar heel, heel weinig van binnen had gekregen, begon ik my af te vragen of do hooveeiheid voldoende zou zyn om my te dooden. Ge- ruimon tyd lag ik stil te wachten, niet an ders denkend of ik zou plotseling door eon vreeseiyke benauwdheid of maagkramp over vallen worden. Maar er gebeurde niets. Eindeiyk ging ik weer liggen en veegde het koude zweet van myn voorhoofd. Ik zou graag hebben willen schreeuwen, maar ik kon bet niet. Dicht ln elkaar gedoken lag ik op de matras en rilde van kou en hevigon angst. Het was nu nacht, een stikdonkere nacht, met al zyn goheimzinnige geluiden en ver schrikkingen. De zwaluwen, die in de gaten in de mu ren hun nestjes hadden gebouwd, bewogen zich in hun slaap en myn hart klopte luid by het minste geritsel, dat zy veroorzaak ten. Een klagende wind streek over do hoo rnen in de vsrte en ik schrikte op en beefde over het goheele lichaam. Als ik mot halfdood was van den honger en lichameiyk en geesteiyk uitgeput door den kevigen angst, dien lk had doorstaan, zou ik myn hacheiyke toestand misschien met meer moed onder de oogen hebben gezien. In „De groene Draak" had ik myn vrees vorgeten en dapper voor myn vryhoid go- streden, tot hot my toegediende slaapmid del my myn kracht en weerstandsvermogen benomen had. Maar daar was het een tast baar govaar geweest, waaraan ik blootstond; ik kon myn vyanden zien. Hier was er niets dan duisternis, niets dan stilte, slechts onderbroken door do onbestemde geluiden van den nacht, die do stïlto nog schrikwekkender maakten; en door dit alles werd ik byna krankzinnig van angst. by ieder geluid of denkbeeldig gelul! zoi ik by myzelf: „Nu... nu komt het 1" Nu sluipt er iets naar me too, door een verbor- geu ingang, dien ik niet kan zien, nu ko men ze mij vermoorden Er is geen red ding meer mogeiyk Nu ga ik sterven uu nu l" Maar 't kwam niet... Er volgde weereen tyd van in radeloozen angst liggen luisteren en dan weer een nieuwe schrik. Zoo moesten er uren voorby z\jn gegaan, ofschoon misschieii niet zoovele als ik wel tacht. Ik verbeeldde my reeds spoedig het eerste morgengloren van don nieuwen dag naar binnen te zullen zlön dringenwaar- schynlyk was het echter niet veel later dan middernacht, toon ik opeens weer iets hoor de, dat my het bloed in do aderen deed stollen. Ik was zeker al vyftigmaal van een of ander geluid geschrikt, maar toen d ij: tot my doordrong, wist ik, dat al het vorige niets an der 8 was geweest, dan het onschul dige geritsel eer vogeltjes in den muur, of het opsteken von den wind, die klagend door de boomen ruischte. Ik ging op de knieön liggen, boog het hoofd en hield myn yskoude handen op myn borst gekruist. Ik had eon gevoel alsof ik langzaam vei steende. Al had ik geweten, dat ik mUn leven had kunnen redden door een kreet te govon of my to verroeren, dan nog had ik geen van beide kunnen doen. Dicht by do plok, waar lk lag, hoorde ik een zwak gekraak, alsof iemand op een losse plank stapte. Toen volgde er eon harder ge kraak en de punt van de matras ging lang zaam, heel langzaam omhoog. XXXI. Een valdeur opende zich in den vloer beneden my. Honderden gewaarwordingen bestormde my in dat ééne oogeblik en myn hart bons. de als met krachtige hamerslagen. Ik kon onmogeiyk nadenken. Het eenige, wat een oogenblik in my opkwam, was, dat men mij door dit luik zou doen neerstorten in een peillooze diepte, die myn graf zou worden, waarin ik verpletterd morsdood zou terecht komen. Maar het volgende oogenblik zag ik in, dat dit niet kon, want het luik ging naar boven open en deed slecht óón punt van myn ma- tias omhoog gaan. Nu nog maar enkele seconden en alles zou voor my voorby zyn, ik zou ingewijd zyn in het groote geheim, dat door geen levend we zen is opgelost. Ik bracht deze gedachte wel niet onder woorden, maar was er toch even zeer van doordrongen, alsof ik haar overluid had hooron uitspreken. Ik trachte te bidden, maar ik kou myn gedachte onmoge'yk verzamelen. Ik kon niets meer doen dan telkens overluid met klank- looze stem herhalen: „0 God!., myn God 1" Gaarne zou ik gevraagd hebben wie de- geen was, die daar naderde, om my te doo den. Maar ik kon geen andere woorden uit brengen. Myn oogen trachtten do ondoordring bare duisternis te doorboren. Iemand was door het duik in myn cel ge komen. lomand had het byna geruischloos weer toegemaakt. Iemand ademde met ge jaagde, onregelmatige ademhaling. Iemand kwam in het duister tastond naar my toe. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 5