NieuweRaadsels. Oplossingen der Raadsels. hebben, als al dafc geld in guldens voor je op tafel lag en je er vijfhonderd in de mi nuut kon tellen? Ik zou je raden, dag en nacht door te gaan, anders zou bet wat al te lang ophouden. De groote banketbakkers vorkoopen te samen voor ongeveer zevenhonderdduizend gulden. Voor de bloemenwinkels kan men het dubbele rekenen. Hoeveel er aan speel goed verkocht wordt is moeilijk te schatten, maar dat bedrag zal ook wel verbazend groot zijn. Een der voornaamste Parijsche magazij nen beeft in die dagen aan Parijzenaars en vreemdelingen voor een waarde van drie maal honderdduizend guldcD aan nieuw jaarsgeschenken verkocht. Treinen vol met poppen en ander speelgoed worden in het laatst van December dagelijks voor dien feestdag aangevoerd. Lk geloof, dat jullie nu eenlg denkbeeld hebt van hetgeen er in de FranseJhe hoofd stad omgaat, waarbij natuurlijk Amsterdam niet te vergelijken is, maar daar wonen ook niet zooveel menschen, en ook niet zooveel... kinderen. Op Nieuwjaarsdag bij Keizerin Josephine. Keizerin Josephine, gemalin van Napo- léon I, had de gewoonte op Nieuwjaarsdag geschenken uit te deelen aan de kinderen uit de hofkringen, op welke uitdceling een öoupertje en een bal volgden, waaraan de meisjes alleen deelnamen, daar dc jongens in dien tijd nergens anders genoegen in vonden, dan in soldaatje speleu. Bij een dergelijke gelegenheid waren de jongen^ met vuur aan het oorlogje spe len en maakten een leven, dat het door het geheele paleis te hooren was, toen plotseling de Keizer, in eigen persoon binnentrad. Hij verschijnt op den drempel der zaal. Het geraas zwijgt onmiddellijk; de ver schrikte kinderen schijnen versteend. Eén slechte, een dappere kleine snaak, treedt naar voren en hij zegt, salueerend: Goeden dag, Sire, ik ben de generaal, ik kan even goed oommandeeren als mijn Papa." En hij noemt een der generaals van den keizer. Deze vraagt belangstel Ion cl: ,,En jij, vriendje, hoe heet je?" „Aohillus, Sire." ,,Mooi. En wat wil je worden, Achillua?" ..Generaal, Sire, en ik wil dadelijk een ridderorde hebben Hm, hm, dat ie wat bed vlug, mijn jongen. Dat zal trouwens van jou afhan gen. Vermaek je intus6chca maar en vecht vooral niet in ernat, dat verbied ik je." Jaren verstreken. Geheel Europa had zioh verbonden tegen Frankrijk. De Keizer lag met zijn leger te Graonne. Hot wae op den avond van den zesden Maart. Hot. lot van den slag hing af van het ionemon van een fort. Napoleon wacht ongeduldig dc tijdingen af. Plotseling komt oen jong adjudant met losten tcugeJ aan rijden; bij den Keizer gekomen, stijgt hij met moeite af en zegt. roet hijgende stem: ,,Sire, wij zijn meester van de stelling." Wizendt u? Uw generaal?" ..Neen, Sire, hij is dood, en ik zelf beü.." Hjj kan niet meer spreken, een doodelijke bleekheid verspreidt zich over zijn gelaat, hij valt in zwijm. „Voor dezen officier moet onmiddellijk gezorgd worden," beveelt Napoleon bewo gen. Wacht even, mijn heereri." Hij neemt zijn ridderorde cd hecht d'3 op de borst van den gewonde, die met nauw hoorbare stem bedankt: ,,0. Sire, ik sterf gelukkig, want ik sterf voor Frankrijk. Ik heb het op Nieuw jaarsdag in uw paleis wel gezegd, dat ik vroeg gedecoreerd zou worden." Hij viel neer, het waren zijn laatste woor den. Ingezonden door Jan Konijn. I. Zoek uit onderstaande zinnen een spreek woord, door uit eiken zin een woord te ne men. Vrijdags brengen vele boeren hun koeien naar de markt. Toon de moester vroeg: Wie weet het? gingen alle handen omhoog. Voordat ik spelen ga, moot ik mijn buis- werk maken. Wat is dat pakjo licht, ik kan het met één hand optillen. De stakers hebben het werk neergelegd. Het beginwoord is Vele. Ingezonden door P. J. Coffri© Jr. II. Zet onder elkaar: 1. oen huisdier. 2. een jongensnaam. 3. een vingersieraad. 4. een deel van don mond. 5. een bloem. 6. oen watervogel. 7. oen zwarte, kleverige vloeistof. Alle woorden mogen slechts vier letters bevatten, terwijl de beginletter» den naam moeten vormen van iets, dat dezelfde betee ken i» heeft aU beeltenis. Ingez door ,,De twee lachebekjes." TT I. Mijn geheel bestaat uit 14 letters en is een fabriek die men to Delft vindt. 1. 5. 9. is des zomers een heerlijke groen te. 11. 6. 7. 14 3. is een meisjesnaam. Als de larop leeg is wordt zij gevold met 4. 6. 12. 13. 10. 8 7 11 is eeD drank. 2. 9. vindt men in de tafel. 1. 4. 2 is een muzieknoot 10 4. 14. is een koppig dier. 14 3 9. 1. gebruiken vele mensehen op hun boterham. Ingez. door ,,de twee Kleintje®. IV Mijn gebeeJ is een plaats in Utrecht en bestaat uit 10 letters. 1 2 3 4 is een getal. 5 0 7 8 vindt men in Zwitserland. 5 6 9 10 is een lichaamsdeel. w 10 9 9 10 is een ontkenning. 8 6 6 7 vindt men aan een rok. 5 6 9 7 is een verscheurend dier.. 6 3 4 7 is een dronk. 6 9 10 is niet een gebal. 2 4 6 6 10 h een natuurverschijnsel. 10 6 6 4 2 woont in Afrika. Ingez. door .,Beatha." V. Neem uit eiken zin één woord, zoodat men een bekend spreekwoord krijgt. Hij heeft aJle lessen geleerd. Ik begin aan mijn werk. Zij is naar haar tante gegaan. Mijn werk was moeilijk. i. Anemoon. II. Knikker nikker. III. Botterdam. IV. P. Louwerse. V. Buren uren. het land altijd voortbrengt, werd daar niet gehoord. Julie's piano alleen, klonk door dc diepe stilte. Zij speelde een vroolijk wijsje, en Riobard, in plaats van or met genoegen naar te luisteren, werd er eenigs- zins ongeduldig onder. Hij wilde alleen de stilte hooren, en clat vervelende geluid, be lette het hem. O, als hij maar had kunnen loopen, als hij maar niet aan oio plaats gebonden was! Hoe benijdcfc hij degenen, die vrij waren 1 Hij keek naar het bosch, terzijde van het kasteel, dat hij nooit be treden had. Tusschen deze hoogte en die, waarop het kasteel gebouwd was, strekte zich de vallei uit, om zich to verbreeden tot de plaats, waar zij samensmolt met do golvingen van liet terrein, dat den hori zont afsloot. Op een der grenzen van die vallei verhief zich de populier en dicht bij hem zag men een beekje, zoo nauw, dat zijn spoor zich dikwijls tusschen het gras verloor, de wortels bespocJende van eenigc dwergachtige wilgen, welker buigzame tak ken hier en daar in den grond opschoten. Arme RichardHij dacht aan den oever van dit beekje, te midden van het hoogc, dichte gras, en hot hemelsblauwe vergeet- mij-nietje, dat zijn zuster er eens geplukt had. Het scheen hem een genot, met zijn zakmes een van die buigzame wilgenteenen af te snijden, om ze ee>rst van de bladoren en dan van de schors te beroovon. Maar wat hielp hem dit groote verlangen? Dat eenvoudig1©, dat elk klein kind kon vol- biengen, dat kon hij niet. Wat ontbrak hem dan toch? Zijn ledematen waren juist zoo gevormd, als die van andere kinderen al waren ze misschien wat kleiner en zwak ker. Hij had geen zichtbaar gebrek, niets wat hom aan zijn zwakheid herinnerde, ten minste als hij niet beproefde iets to doen. Hij had niet veel pijn en tocb kon hij niot opstaan en alleen naar dat- kleine hoekje wereld loopen, dat hem een para dijs toescheen, en dat hij zoo dikwijls van verro maar nooit van nabij aanschouwd had. Ri char cl dacht aan al die dingen, toen een stem iu zijn onmiddellijke nabijheid hem deed opschrikken. Jacques stond naast hem, met twee prachtige perziken in de hand, in twea wingerdbladeren gewikkeld. ,,Kan ik iets voor U dom vroeg hij. ,.0, ben jij liet zei Richard, ik dacht, dat je niet meer hij me wilde komen. ,,Je weet toch wel, dat ik jou niet kan komen opzoeken ,,Ik kon voor A Use lm us niet eerder ko men." ,,En hoo heb je hot bij hem? Hij is zeker niet aardig voor je?" ,,Hij is zoo kwaad niet als hij schijnt en hij heeft mij zelfs die perziken gegeven die ik u kom brengen. Hij zeide flat ze er op het kasteel genoeg van hadden en dat ik zo maar moest opeten, maar ik dacht dat gij er wel trek in zoudt hebben, en daarom heb ik ze meegebracht. Moor hij voegde er bij dat als ik ooit het hart zou hebben om er een te plukken, hij mij dan wel op een andere maniei- zou trokteeren. Kent u desa ouden Auselmus, jongeheer Richard V' ,,Heel weinig, ik hoor dat hij nog al onvriendelijk is, en als ik hem tegenkom groet ik hem maar oven." ,,0, daarom zegt hij, dat u trotsch beat, maar ik heb hera gc«egd dat het niet waar is. Toch wil hij het niet gelooven." ,,En vind je het niet saai, om altijd bij hem te zijn?" ,,0 neen, ik houd wel van hem en ik wou, dat u ook van hom hield. Dat zon hem ze ker gelukkig maken. Kan ik nog iets voor u doen, jongeheer Richard?" ..O ja," zeide Richard, die met schrik bemerkte, dat zijn metgezel wilde been gaan. ,,Ga daar, dicht, bij mij zitten, ik wil die mooie perziken niet alleen opeten; wo zullen ze deelen on intusschen wat pro ton." Onder het eten van de heerlijke vruchten, wees Richard zijn makker op het frisacbé groen van de weide en de wilgen in de verte en vertelde zijn verlaDgen om daarheen te gaan. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 13