xro.
LEIDSC/H DAGBLAD, Zatardag 1© Hesember.
PERSOVERZICHT.
Zmi MOEDER.
Amo 1@©S,
Dr. Bronsveld vergelijkt in zijn Kro
niek' in „Stommen voor Waar
heid en Vrede" dr. Kuy per met
den Duitschen Keizer en vindt in beiden
«enige overeenkomstig© pnntoo.
„Hot heeft er", zegt hij, ,,na dr. Kuy-
per's verkiezing te Ommen allo schijn van
aisof heel do liegeoring van ons land zioh
om <len personon van dr. Kuyper moet be
wegen. Anti-revolutionnair© cn ook libe
rale couranten hebben aan hot optreden
van dezen ex-Minister opnieuw relief ge
geven. Voor niets is dr. Kuyper zoo bang
als voor „verflauwing der grenzen". Er
werd eon hoop le\endig, dat het ministerie-
HeernsXcrk zoo dicht tot do vrije liboralen
izou naderen, clat or, zooal niet van een
coalitie, dan toch van een welwillende ver
houding en samenwerking zou sprake zijn.
Daarmee ware een wig gedreven in de
christelijke coalitio en om dit te vermijden
dwong dr. Kuyper (naar dn. B. meent)
het Ministerie, zijn eenheid met hem (Kuy
per) onbewimpeld te belijden.
Dr. Bronsveld vreest, dat dit «rustig©
gevolgen zal hebben. Ten eerst© verwacht
hij in 1900 opnieuw do leus: „Vóór of te
gen Christus 1" weer to <z.ullen hooren
weerklinken. Ten tweede betreurt hij,
dat thans, na de solidariteitsverklaring
van minister Heemskerk, de roomsch-kar
tbolieke partij in de rechtsche coalitie haar
plaats zal blijven innemen. Ten dorde be
droeft hij er zich over, dat, wordt in Juni
1609, do bekendo antitheso-lcus weder aan
geheven, voorloopig het uitzicht vervlogen
ie op de formatie van een middenpartij,
die evenmin socialistisch als clericaal wil
wezen.
Dr Bronsveld merkt op, dat de afbake
ning tusschen rechter- en linkerzijde voor
hem niet zoo duidelijk is waar te nemen
als „D e Standaard" haar meent te
zien. Hij herinnert aan don vroegeren ver
bitterden strijd van en tegen de liberalen
op koloniaal en onderwijsgebied cn wijst or
op, hoe op eerstgenoemd gebied do anti
these geheel is verdwenen, terwijl op on
derwijsgebied een merkbare toenadering tus
schen rechts en links tot stand gekomen
ia. „Blijkt het toch hier niet", zegt hij,
„dat men op zeer ingrijpende punten van
staatsbeleid kan samengaan, terwijl men
op godsdienstig gobied ver uiteenloopt!"
In de practische politiële maakt het inder^
daad geen verschil of mon gelooft aan
„ordinantiën Gods" of niet. En het woord
1 i b e r aal heeft voor d© grioovigen niet
meer dezelfde bet-eekenis als in de vroeger©
staatkunde.
Na te hebben betoogd, dat ©r van samen
werking met do sociaal-democraten geen
Hp rak© kan zijn, en verklaard, dat hij zich
wil houden aan de beginselen van den
Chró?felijk-Historischen Kie»©rsbond, in
dertijd (1897) o. a. door dr J. T. de Vis
ser onderteekend, schrijft dr. Bronsveld,
da.t hij een eindo gemaakt wensebt te zien
aan de coalitie, wijl deze insluit: het samen
gaan met. do roomschen.
„D e Niouwe Courant" dringt er
Dp aan, dat do Regeering zoo spoedig mo
gelijk opnieuw de achterstands-
wetten indienen zal, als het dan moet,
met verhooging van de leeftijdsgrens van
65 op 70 jaar. Maar, eogt rij, laat rij bet
opnieuw doen als eon stuk wcfk* dus als
middel om in een noodtoestand te voor-
ai on, maar dat teven^ verergering van
dion tocstland voorkomt. Laat zjj vragen
om moer personeel, maar zóó, dat te gelijk
hot principo van do leeftijdsgrens en van
de alleen rechtspraak daaraan verbonden
is. En vooral, laat zij deze maal onom
wonden en ruiterlijk aan de Volksvor tegen
woordig! ng duidelijk maken, dat hot hier
om een principe gaat.
Wat doz© laatste, eindigt rij de
Tweede en vooral de Eerste Kamer betreft,
zij moge gewaarschuwd zijn Door slechte
bezoldiging, behoud van bejaarden in hoo-
gen rang en gebrekkige promotie is in het
legér veel bedorven. Toon het tijd was,
reeds jaren geleden, toen men er zelden
oveT sprak heeft men niet hervormd. Met
het gevolg, dat met dat leger het ergste is
gébeurd, wat het overkomen kon: de prooi
te worden van partijpolitiek en bloot te
staan aan den onbekookten hervormingsijver
van democraten, die onbewust, of den zeer
wel overwogen stormloop van andere de
mocraten, die bewust, zijn ondergang be
werken.
Moet het met onzo reohtcriijko macht ook
zoo gaan! Zal do Volksvertegenwoordiging
Blind blijken voor een toeken des tijds als
dit, dat een lichaam als de Ncderlandsche
Juristenvereeniging dezen zomor do leeken.
rechtspraak niet onvoorwaardelijk en
a priori wilde veroordeelenZal zij gedul
dig afwachten, dat straks kruiers en koo-
menijsbazen voor zich het rechtspreken op-
eischen, overtuigd, dat rij het althans min-
deT omslachtig, met meer werkkracht en
kennis van hot maatschappelijk leven kun
nen, dan een ambtenarenkorps, dat voor
de middelmatigheid de meeste aantrekkings
kracht bezit! Zal zij het zoover laten ko
men, dat door het land in verkiezingsmee
tings do demagogische leuze „volksrecht"
weergalmt, even gevaarlijk, maar even ver
klaarbaar als thans do mede-galm van een
„volksleger"
Men zij gewaarschuwd!
Onder hot opschrift Roet in 't eten
schrijft „D o Standaar d", blijkbaar
naar aanleiding van een artikel van „D e
Noderlandor", het volgende:
Niet ten onrechte maakte „Het Cen
trum" kort geleden de opmerking, dat
het noch van zelf beheer Behing noch van be
leid getuigde, zoo do persorganen van de
drio gecoaliseerdo groepen, nu pas do vre
de hersteld was, weer stekelachtig uit
kwamen.
Dat werpen van roet in 't eten is zeer
stellig een gevaarlijk spel, vooral waar bet
den vorm aanneemt van persoonlijke insi
nuatie tegen één der leiders van ecu ge
coaliseerdo groep.
Te zeggen, dat zulk ccn leider als Minis
ter minder gevaarlijk is dan buiten het be
wind, spreekt uit, dat men hem altoos als
gevaarlijk beschouwt. Zeker geen
captatio benevolentiae jegens
een bondgenoot. En to zeggen, dat zulk een
leidor zelf gelooft, dat hij de incarnatie
van het ware beginsel is, doet de vraag
rijzon of or nu geloofelczers evenals ge-
dachtenlezera onder ons zijn opgestaan, die
een geheimmiddcl bezitten om er achter te
komen, wat in iemands verborgen zelfbesef
omgaat.
Toch rij men niet beducht, dat wij prik
ken zullon, omdat men ons prikt. Do an ti
re voluti onnairo pers volgde dusver do
goedo gewoonte, do personen van de
leiders dor bondgenooten ®oo goed als her
metisch buiten het debat te houden. We
herinneren ons niet, dat, hangendo do coar
tie, tegen den heer Nolens, den heer Loeff,
den heer Lohman of den heer Schokking
ooit iets persoonlijks in onze pers voor
kwam. En zoo hoort het. Niets vergiftigt
spoediger de verhouding, dan bet met speld
of stekel tegen bondgenootschappelijke lei
ders te keer gaan.
Juist daarom ia reageeren tegen dit min
goede bedrijf van ons niet te duchten. To
wel voorzien ia daarvoor onze dosis lijd
zaamheid. We rijn daarom niet pachyderm
in dien zin, dat we het onvriendelijke niet
voelen, maar we achten hot plioht dit te
dragon.
Wio in do politiek zich een doel heeft
gesteld, dat hij bereiken wil, moet tegen een
stoot en duw kunnen.
Nu we eenmaal, met hot oog op 1909, tot
het besluit kwamen, om de coalitie t© steu
nen, brengt kwaad noch goed gerucht ons
hiervan af.
We gaan nu rechtlijnig dooi', en nie
mand zal ons van onzen koers afbrengen.
Bondgenoot noch tegenstander.
Dat we desniettemin op het gevaarlijk
spel van dit „roet in 't eten" de aandacht
vestigen, heeft dan ook heel ander dool.
Het kan zoo licht onder de kiezers kwaad
bloed zetten, en de geestdrift blussohen,
wanneer men onzerzijds in 1909 voor bond
genootschappelijke candidal en in het vuur
(zal moeten.
En daarom waarschuwen we.
Elke zwarte plek van het roet in den
room doet kwaad.
Nu de „Time s" ook de sbemrit i-
i i n g heeft aanbevolen, herinnert ,,D o
Standaard" or aan, dat- rij reeds jaren
geleden het denkbeeld aan de hand heeft
gedaan, om de mogelijkheid te openen voor
een minderheid, die nog steeds in een be
paald district al haar stemmen in hot wa
iter zag vallen^ dio doelloos uitgebrachte
stemmen naar een ander district op don
daar door haar gestelden candidaat over
to brengen. Feitelijk zou men h. i. hierdoor
hetzelfde resultaat bereiken als met even
redige vertegenwoordiging wordt ibeoogd,
maar onder mijding van de vele bezwaren,
waaraan het proportioneel© stelsel onder
worpen is.
Technisch ware het verklaart zo
uiterst eenvoudig in te richten door het uit
reiken van twee biljetten aan eiken kiezer,
het ééno voor het district, waar hij woonde,
en het andere voor een ander district, waar
op hij den naam van het district., waarvoor
hij stemde, in kon vullen, met dien vérstan-
do, dat, werd zijn candidaat in rijn eigen
district niet gekozen, zijn stom ten goede
zou komen aan don opgegeven candidaat in
het ander© district, waarheen hij zijn dtom
wo.nochte over to brengen.
Dat ook dit stelsel door bezwaren gedrukt
wordt, spreekt vanzelf. Word toch de over
dracht geheel vrijgelaten, zoo zou het, om
slechts dit één© te noemen, er too leiden
kunnen, om, door ophooping van. Btemmen
in één bepaald district, de kundigste partij
mannen uit het parlement te weren. Maar
dit bozwaac" en tegen andere bedenkingen
waren in de wet de noodige bepalingen vast
te leggen. Het groot© voordeel van dit stel
sel der etemuitruiling ia en blijft-, dat het
de kans opent, om de districtsindccliDg met
het haar eigen leven in stand te houden, en
tooh den ©isch dor evenredigheid tot zijn
recht te laten komen.
De „Haagsche Courant" komt,
evenals trouwens andere bladen ook reeds
betoogden, tot de conclusie, dat het ana
lytisch vorslag wel wat noodcloos
kostbaar begint te worden.
Het blad becijfert, dat „het bedrag per
jaar, dat het fameuze analytisch verslag
ons kost, op zeker een f 60,000, precies f 10
por geabonneerde."'
En het blad zegt dan verder o. m.
„Is heb niet hoog tijd, vragen wij in de
eerste plaats, om, nu hot nog kan worden
n)fgew)önd, dergelijk geJdvermorson cn
dAt nu zelfs het noodigste wachten moet,
omdat er geen geld is, te stuiten, vóór
dat 4 ton gouds wordt weggeworpen voor
een. liefhebberij van cenigo Kamerleden,
aan wier weinig oï niets beduidend© oraties
door do krantenverslagen k. i. niet genoeg
aandacht werd geschonken!"
De „Haagse he Courant", er op
wijzend, dat het analytisch verslag een proef
zou rijn, zegt, dat dit ook eerlijk als zoo
danig moet worden beschouwd cn betoogt
dan nog:
„Wil men dat onverantwoordelijke weg
smijten van 4 ton gou<Ls voorkomen, zonder
daarom de proef nog te gtaken, dan zijn er
nog twee middelen, waardoor dat verspillen
van 's lands geld ten minst© kan worden
ontgaan. Men late, óf den analytische©
dienst nog wat aan het werk en bestode voor
bijv. vijf jaren do levering van hot daarvoor
vore isch te drukwerk onder de particuliere
industrie uit.; óf, wat neg veel beter zou
zijn, men stelle eenvoudig voor -da gegadig
den de vollcdigo „Handelingen" voor min
der verkrijgbaar, wat minder zou kosten
dan thans de analytische dienst nog zonder
de 4 ton voor nieuw materieel en gebouwen
Aan „D a Tolograaf" werd geschre
ven:
„In de Raadsvergadering van Naarden,
word besloten, do binnengrachten van deze
gemeente voor den tijd van zes jaren met
zes optie^jaren, aan do afdechng Y in het
Gooi van den Algomconon Hen ge
laarsbond ondershands te verpachten,
niettegenstaande door een beroeps vis
s c h e r belangrijk hooger werd geboden.
Een en ander geschiedde in verband met
den treurigen visckstand van deze ceivs zoo
rijke vischwateren, welke door het beroep
bijna totaal rijn uitgemoorden ook in het
belang van dc min- gegoede ingezetenen
van deze gemeente, die nu hun Lans om een
zootje visch te vangen, aanmerkelijk ver
hoogd zien.
Door een combinatie van hcngelsportbo
oefcnaarB in het G-ooi ia, naar aanleiding
van bovengenoemd besluit, besloten, in de
grachten edele vischsoorten uit te zotten,
en zal hiermede spoedig een begin worden
gemaakt.
Het is te hopen, dat het prijzenswaardig
voorbeeld, dat de gomeento Naarden gaf,
ook door andera gemeenten van het Rijk zal
gevolgd worden, opdat de vrijwel uitgemoor
de wateren in ons land weder bevolkt wor
den."
„D ©Rotterdammer" sluit zich vol
gaarne bij dien Laatsten weneoh aan
„Do hengelviescherij is een zeer onschul
dig volksvermaak, dat door duizenden wordt
beoefend.
Door hoogen en lagen, aanzienlijken efl
geringon.
D© beroemde Amsterdamscho prof. Pel
zelfs een zeer bekend hengelaar.
Door het geroep over „uitmoorden van
onzo visch rijke wateren" rijn echter te veel
beletselen aan de hengelaars in denkweg ge*
Iegd.
En tochniet de hengelaars, maar do
beroepsvisschers met- hun netten moorden
de wateren uit. Sommigen hunner drijven
den groothandel zelfs reet Parijs.
Daardoor is cr voor dc hengelaars weinif
visch te vangen.
Noch door den behoeftigen, eke in zijn
vrije uren voor rijn gezin „een bakzootje'
tracht te veroveren.
Noch door tV-ugenc, die meer in het bij
zonder „voor zijn ploizicr" vischt.
Doch als men allerwegen op dezen treu
rigen visckstand oen kijk krijgt als t© Naar
den, komen wij allengs in ons vaderland ook
in dezen opricht© wel tot beterschap."
Wij weten, dat de drankbestrij-
d e r s vooral zich verzetten tegen do tel
kenmale voorgestelde verhooging van
den dran k-a c c ij n s, omdat de Ncder
landsche Staat geen voordeel mag trekken
uit ccn volkszonde. Tegen dit standpunt
komt „Drankvijand'in hot „Sociaal
W c e k b 1 a d" in verzet.
„Drankzuchtigen, feitelijk zieken, zullon
niefc minder drinken, als de drank duurder
wordt-, althans zo zullen niet minder w i 1-
1 e n drinkenwèl rullen zij in vele gevallen!
minder moeten drinken, wanneer zij
voor 60 ets. in plaats van twaalf sleohts tien
borrels kunnen krijgen cn zij van hun loon
aireede niets of slecht© bet door hen oirbaar
geachte minimum voor hun gezin besten-
men. Dit minimum hangt niet af van do
kosten van den drank, doch van do mate,
waarin d© dronkaards reeds zedelijk gezon
ken rijnik betoogde zulks vroeger in den
breode cn ben nog steeds overtuigd van do
juistheid daarvan.
Yan dc nietndraniz-uchlige.nvan dege
nen, die nog in hoofdzaak vrij zijn het drin
ken t© staken of te verminderen, zullen or
ongetwijfeld velen minder gaan drinkc i
Zc zijn reeds zoo talrijk do lieden, dio ./el
inzien, dat het drinken van een paar bor
rels daags een slechte gewoonte is, hoog
stens nog goed. t© praten, maar meer ook
niet, als het gezin or niet te zeer onder lijdt*
Hrt duurder worden van den drank zal
voor velen van hen een gereede aanleiding
zijn om cr van af te zien of althans het
verbruik in te krimpen. Yerkoogen van den
jeneveraccijns staat gelijk met zandstrooien.
op het hollend vlak, waarop zich de zooge
naamd matige verbruiker bevindt."
Ten slotte merkt de schrijver op
„Do Minister va-u Financien zal welflchfc
goed doen, als hij het wantrouwen, dat nog
tegen zijn plannen in deze bestaat, opheft
door vast t© leggen, dat het volgend jaar
Toen haar man, zijn vader, stiorf, wa-ron
taj heclemaal op elkander aangewezen. Hij
was toen acht jaar, zijn moeder was vier en
veertig. Familio hadden zij niet meer en
kennissen, dio het hun lastig maakten, had
den zij nooit gehad. Hij was een stille, In
zichzelf gokeerdo jongen, half een droomer
en half een artist; en zij leefde heelemaaJ
voor haar zoon. Op school had hij nooit
veel het gezelschap van anderen gezocht;
trouwens, hij was niet veel langer dan tot
zijn twaalfde jaar op school geweest.. Toen
had hij nog wel vier jaar als „toehoorder"
enkele vakken van de burgerschool doorloo-
ponhoofdzakelijk de talen. Maar het had
al altijd vastgestaan, dat hij violist zou wor
den, cn met voorbijgaan van al het andere
had hij zich op zijn kunst geworpen in vol
maakte afzondering.
Nog bij hot leven van zijn vader had zioli
al ccn „wonderkind" in hem gemanifes
teerd. Niemand wist waar hij het vandaan
hadniemand in <'e familie, zoover men
rich kon herinneren, kendo een noot muziek.
Zijn vader, groot wiskundige, die geen knus
van een mol wist te onderscheiden, bc-
Bchouwdo de muziek als een luxueus,
maar fatsoenlijk tijdverdrijf.
En daar hij met zijn helderen blik
in zijn eigen jongen eenigszins zijn eigen
kluizcnaarsnatunr van afgetrokken kamer
geleerde terugvond, dacht hij, wanneer hij
hem wat muziek liet leeren, de deuren der
salons gemakkelijker voor hem te openen.
Hijzelf had misschien nooit, andere muziek
gehoord dan die op een partijtje gemaakt
werd door een aardig meisje aan de piano,
een jongmonsch d. .naast met een viool; cn
zeker hnd hij nooit geweten, dat „La priórc
d'unc vier go" of <te ..Berceuse" van Go-
dard neg iets ander, is dan een Concert van
Beetho. n. Hij vond do piano een beetje
c o m rr. u n voor ccn jongen cn dus 7X)u zijn
zoon viool lccrcn spelen. Hij vreesde van
rijn „boy" oen ongelukkigen boekenwurm 9?
zieu groeien zooaln ijzol. was; het vioolspel
zou hem wat verzetten't was immers een
aardige „liefhebberij", cn hot hield je vaak
af van minder onschuldige amusementen.
Zijn moeder was nog onmuzikaler dan zijn
vader; j© kon haar met muziek naar bed ja
gen, zei men altijd.
De viool me ester vond al gauw iets bijzon
ders in den jeugdigen leerling, 't Wag of do
poczio en dc rythmiek der lijnen en getal-
Ion van den vader in den zoon zich open
baardon in muziek Alle magen zijn van het-
zelfde blood.
Toen stierf ziju vader on do moeder had
niets anders dan haar jongen, om zich aan
te wijdon. Zij deed dit ten vollo. Do weinige
afleiding, die zij nog gehad had, liet zij ge
heel varen, om tooh maar altijd voor hem
gereed te staan. Met haar onmurikalen zin
leerde zij pianospelen, om hem te kunnen
begeleiden. Op liaar ouden dag, terwijl zij
naar do vijftig liep, maakte zij haar vingers
lenig met een opperst© wilsinspanning; zij
werd ziek van de vingeroefeningen en étu
des, d© heelc pianostudie stond haar hevig
tegen in alle mogelijke opzichten, maar om
dat hie-t voor haarl jongen was en zij een
ontzaglijk wilskrachtig© vrouw was, dio
steeds bereikte wat zo zich eenmaal had
voorgesteld en die ook nooit een eenmaal
opgevat plan liet varen, studeerde zij dik
wijls vier, vijf uur por dag en na enkele
jaren van reusachtige energie was ze zoo
ver, dat ze haar zoon kon begeleiden A vue
en wat hij maar wilde.
Hij, infusschen, was met grootc sohreden
vooruitgegaan. Ret was nu tien jaar, dat
zijn vader dood was, cn ofschoon hij nog
nooit in het publiek was opgotreden, had hij
zich kunnen meten met velo violisten, die
naam maken op oonoorten. Doch zijn cenige
toehoorster, buiten zijn leermeester, was zijn
moeder. Zij vond liet een marteling, naar
zijn spel t© luisteren, maar toch hield zij
niet op het t© doon; ieder, dio het hooren
wilde, betuigend hoo mooi lmar jongen
apeelde en hoe prachtig zij het vond.
Moeder en zoon zaten dikwijls heele mid
dagen of avonden 's ochtends wandelden
zij samen aan dc piano; zij, als zij hem
niet accompagneerde, luisterend, met als
eenig gezelschap dc meubelen van het salon.
Sommige études of sonaten hoorde zij der
tig, veertig keor, en dikwijls, als hij iets
nieuws instudeerde, herhaalde hij een paar
maten zóó vaak, dat zij physieh wee er van
werd. Maar ziij bleef trouw er bij zitten,
rij had er bij gebleven, al had rij zich voe
len sterven, en zij vond het mooi. Het was
deels, omdat het haar zoon, haar eenigste
was, dio daar speelde; deels om hem aan
te moedigen cn hem het bewustzijn te go-
ven, dat ©r iemand was, die naar hem luis
terde, die zijn fouten en rijn vooruitgang
opmerkte en hem bewonderde, en ten
8lotte was het voor een groot deel, om, als
rijn tijd gekomen zou zijn om in do wereld
op te treden, do wereld voorbereid to vin
den voor do suggestie van rijn grootheid.
Want werkelijke grootheid zonder suggestie
brengt liet niet ve>r, meende zij, omdat z©
zelf niet muzikaal was. Zij had haar leven
gewijd aan do suggestie, terwijl haar jon
gen do kunst zou aanbrengen, moest hij
fciak kunnen bezighouden ook uitsluitend
met do kunst. Al heb andere, daar zou z ij
voor zorgen. Want rij wilde hem nu een
maal groot zien. En net zooals zij gewild
had piano te kunnen spelen om hem t©
bunnen begeleiden en ook om aan do sug
gestie een schijn van eerlijkheid te kunnen
geven, net zoo zou zij haar wil, hem groot
en beroemd te zien, óók weten door te zet
ten. Zoover had zij dien eorstcn wil nu
doorgezet, dat zij werkelijk volmaakt
ook tegenover haar zoon, wat even goed
ncodig was do comcdio van muzikaal to
zijn, kon volhouden. Wanneer haar physick
het maar volhield naar hem t© fluisteren
cn telkens andere woorden te vinden voor
Knar bewondering! Technisch verstandig
wist zij nu met hem meo t© praten, een
eigen meening t© hebben zondor don min
sten bok to schieten, zijn fouten en zijn
progressies aan to wijzen. Hij en zijn leer
meester haddon do illusie, dab zij altijd
minstens «ven muzikaal was geweest als
haar zoon, en deze zei haar vaak: „Maat.jo,
ik begrijp niet, dat u geen ster is gewor
den 1"
Dan lacht© zij blijde.
Eens zei hij \ls ik later in hot open
baar ga spelen, begeleidt u mo dan! Ik
zou niet met iemand anders kunnen spe
len."
En t rwijl zij even bleek word, beloofde
rij het. Maar van dion dog af zocht zij toch
meer kennissen op, knoopt© oud© vriend
schapsbanden weer aan ©n trachtte naar
nieuwe. En van tijd tot tijd vroeg zij een
meisje haar zoon t© begeleiden, om hom to
wennen aan vreemde handen. Maar zij
hoorde onmiddellijk, dat het niet ging; dat
niemand het zoo kon als zij. En zij dacht:
„Zou die opoffering óók nog van mo ge
vraagd worden!" En amgstig dacht rij:
„Ho© dan, als ik cr eens niet meer ben!"
Maar op dat punt stelde zijn leermees
ter haar al spoedig gerust „Als zij eens
niot meer kon of wilde
„0wilde, daar is geen sprake van l"
eoi zij. „Dan zouden er toch altijd groot©
pianisten genoeg gevonden worden, die het
zich tot een geluk zouden rekenen haar
zoon te mogen begeleiden."
Ja, dat begreep ze wel, maar die het ook
zouden kunnen Dio het evengoed als
zij zouden kunnen? En do racester was
een beetjo verbaasd, dat zij de dame-
meisjes van haar kennissen, di© ze ge
vraagd had, over één kam scheerde met
ernstigo pianisten.
Toen kwam de dag, dio ovor het optreden
in het openbaar zou beslissen. Zijn leer
meester had Stumpf van ,,D© Nieuwe
Muziekhandel" ontmoet, die gevraagd had,
of hij niot iets moois voor hem wist, om
het seizoen meo in te zetten.
„Ik heb een fenomenaal violist van even
negentien jaar voor jo, van wien niemand
nog gehoord heefthad d© leermeester met
een glimlachje van trots hij toch zou de
ontdekker en do leermeester zijn ge
antwoord.
„Och kom, hou je me nu voor den gek?
Hier in Amsterdam?"
„In Amsterdam, een Paganini, een Kube-
lik, meneerEn niemand heeft hem nog
gehoord dan zijn moeder, een paar rausi-
oeerende salon juffers ©n ik
Stumpf zou komen met een paar kenners.
De laatste dagen werkte de moeder zich op
tot do hoogste krachtsinspanning. Zij had
voortdurend hoofdpijn en een gevoel van
onpasselijkheid, maar zij sloeg er geen
acht ophaar zoon morat. tegenover die
kenners cn dien improssario, die over
zijn todXomsfc zou beslissen, een goed, neen,
eon schitterend figuur maken. En zij was
weer de proctisohe genius.
Hij hoefde nergens voor te zorgen, hij
moest alleen maar denken aan een loven
voor ziju spel, dan zou rij alles beredderen
cn allo omstandigheden als gesneden koek
hem voorzetten. Dooh niet alleen, dat zij
het gcheele practische gedeelte van zijn
rijn moest bezorgen, zij moest ook met hem
spelen ©n zij moest voor hem denken. Zij
koos de stukken, die hij dien middag zou
maken. Zij repeteerde ze met hem die laatst©
paar dagen tot in het oneindige; hij mocht
eens haperen, zich onzeker voelen een
oogenblik, als al die vreemde heerem er bij
warenDo groot© geest, die uit dio stuk
ken ademde, ging haar geheel voorbij; do
machtig© emotie, die opsloeg uit hot spol
van haar zoon, liet haar gansch koud, ten
minste voor zoover het een muzikale emo
tie was. En bij haar vermoeidheid en over
spanning, dio in een reactie uitbrak nu liet
doel nabij was, wat dit alios een marteling.
Do hecren kwamon en moeder en zoon
begonnen te spelen: een uitgezocht program
ma, dat rij me>t zuiver intellect nee le muzi
kaliteit had samengesteld. Zij voelde zich
ellendig. Het duurde niet lang of rij speel
de geheel automatisch, zdj zag do piano en
do kamer als door eon vlies, hoordo de
muziek, do spontane toejuichingen, de
opmerkingen als uit de verto. Nu eens
brak hot zweet baar uit-, dan weer voer een
koude rilling over haar lijf. Zij duizelde*
Zij zmi rich dadelijk moeten verwijderen.
En ineens, midden onder 't spel, gleed
zij van de tabouret, bewusteloos.
De heoren, onhandig, nog ouder den in
druk van een „Foocata" van Bach voor
piano en viool, schoten toe. Een schellf
dissonant gleed van d© viool, haar zoon
stond starend cr bij.
Een van de heeren haalde de dienstbo
de, een and r ging om den dokter.
Na een oogenbük sloeg zij d1 oogen op en
het. eerste, wat zo vroeg, was:
,,Ts hij aangenomen?"
Toen strekte zij do hand uit naar haar
zoon.