De gevaren van het dieren-teramen.
Het vermogen van Vanderbilt.
iWv"i T'rr~i' ■■lv'a'-Üi'T'r1" m
Hst&lm
ik voor eenig© weken aan twee man
nen."
„Die gij kent?"
„Den eenen George Jackson ken ik
heel goed, den anderen Billy Smith
alleen bij naam. Voor eenige jaren was ik
bediend© in Birmingham; in dezelfde zaak
was ook Jackson als huisknecht aangesteld.
Nu is hij hier te Bristol, naar hij voor-
ge oft als loa arbeider, evenals zijn kame
raad."
„Weot gij waar zij wonen?"
„In de Wimfredstraat bij den uitdrager
Norris zag ik ze onlangs voor de huisdeur
staan. Ik vermoed, dat zij daar wonen."
„Norris is sedert lang als heler ver
dacht," zei do de commissaris nadenkend.
„Waarlijk mijnheer, na deze mededeeling
geloof ik, dat ik hier op een valsch spoor
ben geweest. Ik dank *u."
Hierna groette de commissaris beleefd en
verwijderd© zich met den politie-agent.
„Gij hebt mijn vader geredriep Marie
verheugd en omhelsde haar verloofde.
„Zijn onschuld zou stellig ook buiten mij
aan het licht gekomen zijn," zeide Gardner.
Een halfuur later drong de commissaris
met eenige politie-agcnten het huis van
'Norris in do Wimfredstraat binnen cn
hield George Jackson en Billy Smith aan.
Hij vond het gestolen bedrag bij hen
zij waren dus werkelijk de daders.
D© twee werden streng gestraft en tot
een langdurige gevangenisstraf veroor
deeld".
Eenige jaren later ging de lichtzinnige
bankier ten gevolge van zijn verkwisting
bankroet. De heer Hook daarentegen had
weer een goede betrekking aan een groote
bankinstelling gekregen en Alfred Gardner
trouwde met zijn Marie. De zaak van den
jongen koopman gaat steeds meer vooruit.
Wilhelm Hagenbeek schrijdt, over de ge
varen van het dieren-temmen in de Mun
ch ener Neueste Nachrichten" het volgende:
Er is veel over het gevaarlijke bedrijf van
dicren-temmcn geschreven; veel onwaarhe
den en ook wel eens wat goeds. Vooral is
er dikwijls beweerd, dat bepaalde diersoor
ten in het geheel niet te temmen zijn. In
beginsel ben ik het met deze meening niet
eens; veeleer geloof ik, dat ieder roofdier,
als het maar op vroegen leeftijd in handen
van een goed temmer valt, best mak t©
krijgen ia Nu wil ik daarmede ook niet
zeggen, dat de temmer in den omgang met
het dier in het geheel geen gevaar meer t©
duchten heeft. Hij moet er steeds op ver
dacht zijn, dat zijn grillige onderdanen van
humeur* kunnen verander en, en zioh cttan
tegen hem keeren, ook al is hij reeds jaren
lang hun africhter.
Zog bijvoorbeeld komt het onder onze ijs
beren veel voor, dat de een door den an
der gebeten wordt. Woedend gemaakt,
grijpt de aangevallene het eerst© het beste
voorwerp, dat binnen zijn bereik ligt; is dit
toovallig de oppasser, dan moet die er voor
boeten. Hooivorken, welke tot het terugdrij
ven der dieren gebruikt worden, en ontplof
bare patronen hebben dikwijls een prach
tige uitwerking, maar met de patronen moet
niet t© verkwistend omgesprongen worden,
omdat de dieren dan spoedig aan den knal
gewoon raken en er niet meer voor terug
deinzen. Wel het allergevaarlijkst is voor
den temmer de Japansche kraagbeer. Wij
Jlebbon in onz© verzameling er zoo een,
oen kleinen, donker-gekleurden knaap
dien men het. zoo niet zou aanzien, dat hij
vol streken zit. Groote litteekens over ge
heel zajn lichaam getuigen er van, hoe. dik
wijls hij met een ijzeren staaf tot do orde
moest geroepen worden. Turen, die vele
dierentemmers in dbn circus ontsteken
om de dieren op een afstand te houden,
zijn slechts effect-middeltjes.
Dat het menschelijk oog de roofdieren in
bedwang houdt, is een sprookje. Energiek
optreden, behendigheid en af en toe eens
een flinke zweepstriem beschermen den tem
mer wol het meest- Bij de dressuur moet
men echter 200 min mogelijk tot straffen
overgaan. Hier is engelengeduld op zijn
plaats. Een handige temmer kan in zee of
acht weken een jongen ijsbeer temmen;
naar zijn naam zal hat dier echter meestal
nog niet luisteren, want ijsberen zijn tame
lijk dom. Veel vermag een bepaalde wenk,
die, wanneer liij wordt opgevolgd, een lek
kernijtje belooft. AJb do (bronsttijd aan
komt, worden onze ijsberen ongemakkelijk
en er ie niets met hen t© beginnen. Dat
duurt dan zoo acht weken en gedurende
dezen tijd verkeert de temmer in het groot
ste gevaar. Ik wensch do levensverzekerings
maatschappij, welke mij verzekerd heeft
wat overigens een zeer groot© uitzondering
is niet, dat ik gedurende dien tijd
al te veel met de ijsberen moet omgaan.
Zoowel do dames als de heeren onder hen
zijn van geen beminnelijke natuur, wanneer
d© liefde in het spel is.
Het plekaerigst zijn wol de leeuwen om-.,
mod© om te gaan. Onze Leo bijvoorbeeld, een
pracht van een Afrikaander, bezorgt ons
bijna nooit overlast. Men merkt werkelijk
onder de leeuwen bewijzen van trouw en
verknoohtheid aan de menschen op. Gevaar
lijk worden zij voor den temmer door hun
solidariteit. Koestert een leouiw in de arena
jegens den temmer vijandelijke bedoelingen
en wil hij op hem afvliegen, dan worden
zijn heeren collega's ook nerveus en de tem
mer heeft alle tegenwoordigheid van geest
noodig, om van alle kanten de aanvallen te
pareeren. De b kende t. miners Hendrix, Pe
tersen en Seath weten hiervan mede te pra
ten. Over het algemeen kan men echter met
de leeuwen spoedig klaarkomen. In ander
opzicht bezorgen zij ons echter veel moeite.
De koning der woestijn lijdt namelijk heel
dikwijls hoe profaan voor een majesteit
aan kiespijn en daar leeuwentandartsen 1
nu maa-r zoo niet voor het grijpen zijn, moet I
men dikwijls zijn kiespijn maar op haar be
loop laten.
Dezen katachtigon dieren mag men de na
gels niet afknippen, hoewel het meermalen
te wenschen zou zajn. Het is al voldoende,
wanneer de leeunv zijn oppasser niet al t©
zeer wondt, als hij hem vriendschappelijk
zajn klauw op den schouder legt. Geduren
de den dressuurtijd moet men zijn nagels
dikwijls knippen, maar daarna laat men
zo vrij groeien, daar zaj het 'eigenlijke ge
voel sorgaan van den leeuw uitmaken.
Het intelligentste van alle roofdieren is
wel de tijger, de bruine beer daargelaten.
Een tijger, die als tweejarige uit Indlë
wordt geïmporteerd, is met geen mogelijk
heid meer te temmen. Weerspannige tijgers
bespringen hun temmers gaarne in den rug.
Laat bij hot zoo ver komen, dan is hij een
verloren man.
Er is meermalen beweerd, dat vrouwen
een grooteren invloed op roofdieren uitoe
fenen dan mannen. Een bewijs tot staving
dezer bewering is eohter nooit geleverd.
Meestal worden de dieren door mannelijke
oppassers afgericht, die van buiten de kooi
de beesten in bedwang houden, terwijl de
dierentemstor in de manége werkzaam is.
D© voortreffelijkste dierentemster. die wij
gehad hebben, is Claire Hcliot. Zij heeft j
echter haar beroep vaarwel gezegd en leeft
nu rustig op een buitentje.
Ook olifanten, die toch algemeen tot de
intelligentste dieren behooren, kunnen, door
het een of ander zenuwachtig gemaakt,
voor oppassers en temmers zeer gevaarlijk
worden. Deze die-rv-U hebben de liefelijke
gewoonte, in zulke gevallen den persoon in
kwestie met hun geweldig lichaam tegen een
muur plat t© strijken, of hem met de
slurf een slag t© geven, dat hooren en zien
hem vergaat, of ook hem met de slurf in
de lucht te slingeren en daarna te vertrap
pen tot bloedig© brij. De Indiërs zijn het
best met de olifanten vertrouwd. Het is
overigens steeds een groot verlies voor een
menagerie, wanneer een olifant sterft.,
daar dit dier tot de kostbaarste roofdie
ren behoort. Het is niets zeldzaams, dat
zulke dikhuiden f 7500 a f 9000 kosteD.
Ook Bengaalsohe tijgers zijn duur en wor-
den met 5000 gld. betaald.
Leeuwen zijn iets goedkooper en voor
3000 gld. al te krijgen.
Ijsberen doen 1000 gbL k 1500 gld. Hier
bij komen dan nog d© niet geringe koeten
van onderhoud en transport. Wy gebrui
ken altijd twee extra-treinen, en een spoor-
reisje bekomt onzen beestjes zelden slecht.
Zelfs onder zeeziekte hebben ze niet veel
te leiden, behalve enkele apensoorten, die(
het spoedig te kwaad krijgen.
De dierentemmers zijn natuurlijk
niet allen even handig, even tactvol. Zoo
goed als de een© leeuw beter af te richten
valt don een andere, dat hangt van zijn
karakter af zoo ook verstaat de ©ene
dierentemmer beter de dieren in bedwang
te houden dan zijn collega. Veel kalmte,
koelboedigheid, geduld en tact behooren er
toe, om succes t© hebben. Levensgevaar
bestaat er altijd. Zeker is zelfs de beste tem
mer niet. En al mag het zelden voorko
men, dat een dierentemmer het slachtoffer
van zijn beroep wordt, het staat niettemin
vast, dat er al heol weinig temmers zajn,
die niet de duidelijkste sporen van hun be
roep aan hun lichaam voor het aanwijzen
hebben.
Over het ontstaan van het vermogen der
familie Vanderbilt, welke geschiedenis
nauw samenhangt mot het cultuur- en poli
tieke leven van Amerika, geeft ,,Mac Clure's
Magazine" tol van interessante bijzonder
heden.
De eigenlijke stichter van het reuzenver-
inogen is de in 1794 geboren Cornelius
Vanderbilt, die zioh echter eerst als grijs
aard, in den Amerikaanschen burgeroor
log, tot die financieele hoogte wist op te
werken, op welke zich heden ten dage zijn
familie bevindt. Toenmaals ruilde hij al
zijn zeilschepen tegen een paar stoomboo-
ten in, nadat hij de winst, die hij met een
snellen overtocht van de troepen zou kun
nen maken, scherp en zuiver had berekend.
Deze onderneming was slechts van voorbij-
gaanden aard; eer dan eenig ander zag hij
de toekomst der Amerikaansche spoorwe
gen in en wijdde hij zich geheel aan de
spoorwegspeculatie. Binnen tien jaren was
hij bezitter van 3000 Engelsche mijlen
spoorweg, en, hiermede beginnend, werd
hij niet alleen de schepper van het moderne
Amerikaansche spoorwegweden, toaar van
het spoorwegwezen in hot algemeen. Hij
heeft het eerst in plaats van de tot dus
verre gebruikelijke ijzeren wielen, stalen
ingevoerd en de houten bruggen door ijze
ren doen vervangen. Daarna schiep hij voor
het personen- en goederenverkeer tal van
voortreffelijke maatregelen. Van twijfelen
en treuzelen hield' deze ondernemende man,
die geen dag zijns levens zijn nederig© af
komst ooit verloochend heeft en lozen en
schrijven ternauwernood verstond, niet.
Zijn zoon vermeerderde in acht jaar tijds
het geërfde vaderlijke vermogen van onge
veer een milliard tot om en de bij het dub
bele, maar na zijn dood begon de energie
der Vanderbilt© t© tanen. Een groot deel
der spoorweg-eigendommen ia aan Rocke
feller overgegaan en in genoeglijk niets
doen leven de kleinkinderen van den groo-
ten ondernemer in Amerika voort. Hoogst
teekenend voor den geest, die onder hen
heerscht, is een gezegde van een hunner:
„Mijn vader en mijn grootvader zijn aan
hersenoverspanning gestorven; ik wil mij
aan dit gevaar niet blootstellen en denk
daarom maar liever niet."
BSCSFT.
Gebraden herten- of reebout.
Men kan het vleesoh vorsch braden of
eenige dagen in marinade leggen. Nadat
het vel er zuiver is afgehaald, wordt de
bout gelardeerd met stukjes spek, met half
spekvet, half boter, gedurende 2 of uur
(naar grootte) onder gestadig bedruipen,
gebraden. In hot eerste uur giet men er uu
en dan een .:opje kokend water bij; maar
later gebruikt men daarvoor melk. Vóór het
opdoen roert men de jus met een weinig
koud water dooreen.