ZONDAG5BLAD 1ÈID5CH DAGBIAD VAN MET No. 14979. 19 December. Anno 1908, DE OWERSGiflOEifêEW, M De bankier Andrew Baker, te Bristol, stierf op vijf-en-vijftigjarigen leeftijd en zijn eenigo zoon en erfgenaam Edward Baker nam onmiddellijk de zaak van zijn vader over. Zijn eerste work was, dat hij den kas sier, Samuel Hook, in zijn kantoor liet komen. „Mijnheer Hook, ik heb uw diensten in het vervolg niet meer noodig," zeide Ed ward op koudon en eenigszins spottenden toon- „Ik ontsla u, en nog wel vandaag." „Dat heb ik verwacht," antwoordde do kassier kalm. „Natuur lij-ic. Na hetgeen vóór eenigo jaren tusschen ons is voorgevallen, kan het gevoeglijk niet anders." „Ik meen destijds mijn plicht te hebben g*edaan, toen ik uw vader mededeelde..." De jonge bankier liet hem niet uitspre ken. „Waartoe die geschiedenis opgerakeld?" riep hij. „Kom mee." Do boeken werden nagezien, vergeleken en do aanwezige kasgelden geteld. Alles was in orde. Nadat dit geschied was, kreeg Samuel Hook zijn loon uitbetaald. Vervolgens trok hij zijn overjas aan en een paar opmerke lijk groote overschoenen over zijn bottines en nam hoed en paraplu ie. Het kantoorpersoneel vier heeren zeide hij vaarwel, voor Edward echter had hij slechts een kouden, verachtelijken blik tot afscheid. Vervolgens verliet hij het ban kiers-huis, waarin hij zoovele jaren tot groote tevredenheid van zijn overleden par troon werkzaam geweest was. Edward Baker bad voor vier jaren voor een aanzienlijk bedrag valsche wissels op naam van zijn vader uitgegeven. Dat was ter kennis gekomen van Samuel Hook en de nauwgezette kassier had het zijn plicht gehouden, zijn meester daarmee in kennis te stellen. De ontslagen boekhouder ging naar zijn woning. Hij bezat een eigen klein huis, welks eerste verdieping hij zelf bewoonde, met zijn vrouw en zijn dochter Marie, een 23-jarige. Gelijkvloers had de jonge koop man Alfred Gardner, die sedert eenigen tijd met Marie verloofd was, een winkel. Sedert zeven weken had' -Alfred Gardner overschoenen in zijn winkel. Voorloopig was hij de eenige winkelier in de stad, die ze in voorraad had, want er was nog niet veel vraag naar dit artikel. Aan zijn toe- - komstigen schoonvader had hij er ook een paar verkocht. Samuel Hook had echter zeer groote voe ten. Het kostte dus eenige moeite voor hem een passend paar overschoenen uit te zoe ken. Eindelijk gelukte dit. De allergroot ste, die aanwezig waren, kreeg hij. Gard ner had nog slechts één paar van deze bui ttengewone grootte. De heer Hook nu had de overschoenen altijd bij regenachtig weer gebruikt en was er'dikwijls mee op het kantoor van Baker verschenen. Zij hadden de verbazing der andere boekhouders gewekt, die ze van allo kanten spottend bekeken hadden. Ook Edward Baker had ze eens, toen de heer Hook toevallig niet aanwezig was, opge merkt. Alfred Gardner nu was op zekeren voor middag met zijn jongs ten bediendo in den winkel en bemerkte twee mannen, die voor de uitstalkast stonden. Eén van hen kwam hem eenigszins bekend voor. „We willen overschoenen koopen," zeide de grootste van hen, toen zij binnentraden. „Heel gaarne," antwoordde Gardner. „Jongen, geef eens wat overschoenen aan Hé, nu herken ik u. Ge zijt mijn oude be kende, George Jackson." „Zeker, ik ben het, en ik heb dus weer eens het genoegen, mijnheer Gardner to zien? Nu, bezorg mijn kameraad Billy Smith en mij een paar schoenen." Voor Billy Smith waren spoedig een paar goed passende schoenen gevonden; niet zoo gauw echter voor Georgo Jaokson. Deze laatste had zeer groote voeten. „Jongen, haal eens de allergrootste soort-, waarvan wij nog sleohts één paar ibebben", beval Gardner. Het gebeurde en de-zo pasten uitstekend. Dc twee betaalden en verlieten den winkel. Eenige diagen later ging Alfred Gardner toevallig eens door de Wimfreclstraat. Daar zag hij voor het huis van een uitdra ger do beido kameraden, die daar hun pijpje «tonden to rooken. Op 30 November, des morgens vroeg, was er groote drukte in het huis en voor al in het kantoor van den bankier Edward Baker. Er was des nachts ingebroken, de brandkast was geopend en daaruit aan specie en bankbiljetten een bedrag van ruim vijfhonderd pond sterling gestolen. Al de deursloten, ook het kunstslot der brandkast, waren onverlet. De daders moesten dus met nauwkeurig passende sleutels of met kunstig vervaardigde loo- pers gewerkt hebben. De eenige sporen, die zij achtergelaten hadden, waren hun voet stappen in do frissche, dunne sneeuwlaag op de binnenplaats. Daaronder waren er, die door hun opmerkelijke grootte de aan dacht trokken. Do commissaris van politie was natuur lijk spoedig ter plaatse. Hij bezag en on derzocht alles met do grootste nauwgezet heid met name de voetsporen op do binnen plaats. „Die zijn werkelijk kolossaal," meende hij. „.Ja mijnheer," zeido Edward Baker, ter wijl hij met het hoofd knikte, „dat is mij ook al opgevallen. De-ze gTOoto voetstap pen hebben mij op een verdenking ge bracht." „Wien bedoelt gij? Ik verzoek u beleefd dienaangaande rondborstig te spreken." Ik heb nog niet lang geledon een boek houder ontslagen, die zulko groote over schoenen placht te gebruiken, dat zij wel' in deze sporen zouden kunnen passen." „Hebt gij hem wegens oneerlijkheid ont slagen?" „Dat niet, maar wegens persoonlijke on- eenigheden." „Wie is hij?" „Samuel Hook, heet hij." „Gij koestert wantrouwen tegen hem?" „Ja, in verband met deze groote voet sporen. Hij heeft mij zelf gezegd, dat hij verwacht had, dat ik hem zou ontslaan. Nu beeft hij misschien in den laatsten tijd van de gelegenheid gebruik gemaakt, zich de noodige sleutels to laten maken naar de oorspronkelijke sleutels, die hij zoolaDg «zelf in handen had. Hij kende ook nauw keurig do gesteldheid en do gelegenheid der plaatsen." „Mogelijk dat het zoo is, mijnheer," sprak da commissaris na eenig nadenken „Do verdachte omstandigheden, die tegen dezen Hook schijnen te spreken, zijn zeker opmerkelijk. Waar woont hij?" Edward Baker noemde de straat en hot huisnummer; de commissaris mat de groo te voetsporen in de sneeuw nog eens nauw keurig, sneed een model er van in papier, en verwijderde zich, gevolgd door een po- litie-agent, met wien 'hij naar de woning van Samuel Hook ging. Toen hij daar kwam, ontstelde do heer Hook in hooge mate. „Aan mijn vroegeren meester heb ik dit pijnlijk bezoek dus te danken?" vroeg hij. „Ja mijnheer," antwoordde de commis saris. „Hij koestert ernstige verdenking tegen u, en de omstandigheden rechtvaar digen deze verdenking. Wij hebben op de binnenplaats in het huis van den heer Baker in do sneeuw merkwaardig groote voetsporen gevonden. Nu, gij draagt zeer groote overschoenen. Ik moet dio zien, om ze te vergelijken met de maat, die ik ge nomen heb. Samuel Hook haalde bereidwillig de schoenen. Inmiddels hadden zijn vrouw en dochter gehoord wat er gaande was en het meisje liep verschrikt naar beneden om baar ver loofde haar nood te klagen. Deze ging onmiddollijk mee naar boven en trad juist binnen, toen do commissaris 2eide: „Dat i3 bedenkelijk, mijnheer. Uw schoenen passen juist in de voetsporen." „Dat kan slechts een tocvai zijn," zeide Samuel Hook schouderophalend. „Verschooning, mijnheerriep c/p dit oogenblik de jonge man. „Kwets niet langer do gevoelens van een man van eer. Ik ge loof, dat ik u op het rechte spoor kan brengen." „Gij? Nu, ik ben wel nieuwsgierig." „Luister. Zulko overschoenen zijn eerst sod'ert korten tijd in gebruik. Ik alleen heb ze tot nu too to Bristol to koop. Van die zeer groote soort had ik slechts twee paar. Eén paar daarvan kocht do heer Hook, het andere paar, precies gelijk aan dit, ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 15