FEUILLETON. De liiessae Zwerver. De lokken van mijnheer en mevrouw Li-ki-ri. De Mond van l-*aesium. De stad Pacstum, ten zuiden van Napels, is beroemd om zijn mooie rozen, en zijn prachtige Griekseh© tempels. Het zijn die grootsche ruinen, die jaar op jaar, in de lente cn in den herfst, zulk een groot aantal bezoekers trekken naar tP'aestum, dat tegen woordig Paesto heet. In Paesto is geen hotel. Het stationsbuf- ,fet is gepacht door den buffethouder te Sar lerno. Ziet hij passagiers in den wagon, die het opschrift Paesto draagt-, dan stapt hij daar in, gaat medo en maakt hun ontbijt klaar, dan keert hij terug naar Salerno en de toeristen naar Napels. Zoo ging het ten minste tien jaar geleden. In dien tijd was het ook, dat do reizigers aan het station werden ontvangen door een prachtigen zwarten patrijshond, die hen vergezelde naar dc ruïnen, doch zich bij voorkeur aansloot bij diegenen, die zakken of pakjes met movdvoorraad droegen. Zijn reukorgaan bewaarde hem in dit opzicht voor vergissingen. Vele touristen toch ontbeten niet aan het buffet, doch in de ruïne, op de treden van een marmeren trap, of aan den voet van con zuil, waar zij dan him proviand uitpak ten. Tot deze reizigers dus voelde de hond zich bijzonder aangetrokken, en zoodra zij hnn zakken openden, kwam hij nader en bracht hun door smcokende blikken, kwispelstaar ten en klagend janken aan heb verstand, dat hij gaarne deel zou nemen aan hun maaltijd. Als hij zijn deel binnen had en do zakken leeg waren, liep hij weg en wist aan het station de reizigers wel te vinden, dïc daar aa.n het buffet hun ontbijt gebruikten. Daar begon het stomme spel van voren af aan. lederen dag als do trein aankwam, werd dit fceiihaald. Bij het begin van elk der twee reisseizoencn, voor Zuid-Italië Maart en September, dook hij plotseling op in den omtrek van het station Paesto en daar bleef hij tot'het midden van Juni of November} in de tusschentijdon was hij verdwenen. Hij wist dat de toeristen gedurende de heete zomermaanden evenmin kwamen als in den winter, dat er in die tijden bijgevolg voor hem niets te halen was. Deze raadselachtige hond, raadselachtig, omdat niemand wist, vanwaar hij kwam, had nog een bijzondere eigenschap. Zoodra een koetsier de zweep ophief om een paard to slaan, greep hij het touw tusschcn de tan den en trok zoo hevig, dat de koetsier dik wijls genoodzaakt was, de zweep los to lar 1) De heer Lasalle bezat op twintig mijlen afstand van Parijs een pr.chtig buitenver blijf, waar hij met zijn gezin den winter doorbracht. Dat was een heerlijk plekje voor hen, die in de natuur vóór alles frischheid cn kaLmte zoeken. Het golvend terrein, dat nergens do hoogte van een eigenlijke heuvel bereikte, uitgestrekte bosschcn, de bochtige lajnon van de rivier, die zioh als een zilveren lint door <ie wed den slingerde, hier verdwijnend achter haar oevers daar achter de bosohjes, om plot seling te schitteren in de zon, dat alles was het schouwspel dat zich aan het oog vertoond». Hier en daar stak een dorpstorentje bo ven de vruchtboomen uit en mooie kudden vee graasden op de wei don. Aan don west kant bchecrscht© een reusachtige populier, eenzaam en onbeweeglijk de geheel© streek en tegenden avond strekto hij over een gToote oppwvlakt-e rijn onmetelijke scha duw uit, hier en daar onderbroken door heggon of do oneffenheden van bet terrein. Wanneer de hemel donker was en een he vige wind de takken dar boomen deed ten Hij scheen oen bijzondere voorliefde voor paarden te hebben. Dikwijls reeds had de stationschef be proefd hem te houden, door hem, als dc rei zigers zich niet meer vertoonden, in huis te nemen, doch onze patrijs, die bekend stond als de hond van Pacstum, of de stations hond, liet zioh niet vasthouden en op een goeden dag verdween hij en keerde niet te rug, voor het volgend seizoen. Gedurende zekere lente verscheen, tot groote verbazing van do bevolking, dc hond van Pacstum niet. In September vertoonde hij zich evenmin. Eindelijk kwam men er toevallig achter, dat de hond, die toebe hoorde aan een herder, die met het- dier op meer dan vijftig kilometer afstand in het geborgte woonde, dit jaar werd thuisgehou den door ouderdom en rheumatick Hij is kort daarop gestorven cn die vroe ge dood is misschien het gevolg van do al te goodo dejeunors, dio de toeristen hem hadden bezorgd. In ieder geval had hij jaren lang, zonder dat iemand hem op dit. denkbeeld gebracht had, een middel gevonden om tweemaal in het jaar naar buiten te gaan, om het harde onsmakelijke brood van zijn meester af to wisselen met hot witte, zachte tarwebrood, de kippebeentjes cn stukjes ham, kalfs- vlcesch of wild, die de bewonderaars van Paesfo hem zoo rijkelijk toewierpen. Nadat zij afscheid genomen haddon van mevrouw Pruim, bij wie rij te gast waren geweest op honig, rijst, gekonfijte krekels en stuifmeelkockon, besproeid met geurige theo, bemerkten mijnheer Li-ki-ri en me vrouw Meibloem, zijn echtgenoot©, dat het al heel laat was. Reeds stond de volle maan aan den he mel en het was nog een lange weg, achter do rijstvelden, naar het bamboehuisje in een der voorsteden van Peking, dat mijn- lieer Li-ki-ri bewoonde. Voor do lange beo- nen van don goeden Oh ine es was het niets en ook mevrouw Meibloem zou, hoewel zij een weinig vermoeid was haar woning wel bereikt hebben, maar hun zoem, de kleine Sma-ragd, was uitgeput. Zijn ouders droegen hem om beurten. Maar het was ondraaglijk warm en geen spijs bezwaart zoo, als gekonfijte krekels Li-ki-ri, veegde dus zijn voorhoofd af en zette de kleine Sma-ragd neer, zonder te letten op den verwijtenden blik van me vrouw Meibloem, die snikken en tranen schudden, cian boog de populier, hoog, trotsch, en rustig, zich niet éénmaal ter neer en scheen den aanval to tarten. Was het zelfzucht of hoogmoed, dat hij daar stond, eenzaam cn nutteloos, zonder zelfs een vogelnestje in rijn takken te dul- dicn Eenige passen verder wierp een ap pelboom zijn schaduw op de. hoofden dei- voor bij gangers eu rijn vruchten aan hun voeten. Op het oogonblik, dat wij het park van het kasteel betreden, schijnt de populier alle aandacht in beslag te nemen van een der bewoners, met wie wij eerst zullen ken nis maken. Hot is een kleine jongen van negen jaar, bleek, mager, teer, met grooto droomcrigc oogen. Op conigon afstand van het hnis, onder een linde, welker takken het geheelc grasveld beschaduwen ligt hij, niet op het gras, die weelde is hom ontzegd, maar op kussens, die eiken dag op zijn lievelings plekje worden gebracht. Hij is alleen, doch omringd door boeken, waarvan ©t een op zijn knieën open ligt, terwijl dc anderen, links en rechts op het gras verspreid een voor een schijnen weggeworpen te zijn. Hij leest niet, zijn droevige blik rust op den groolen po pulier en wendt rich daarvan niet af. Waaraan denkt hij Waarvan droomt hij 1 Wellicht zou hij het zelf niet weten te zog gen. Hij kijkt naar een heestertje, op dien afstand naawtelijkfl rkkt-bnyir, dat voorzag. Do kleine hogon werkelijk to schreien. Een tijdlang draaf do hij, zoo good en zoo kwaad dat ging, achter zijn ouders aan, tot plotseling zijn oog viel op do uiteinden der vlechten, dio op hun rug hingen tc slingeren. Dit bracht hem op een idee: hij knoopte do beide vlechten onop gemerkt samen en dacht, dat de aldus ge vormde schommel een uitstekende zitplaats zi u vormen. Dezo uitvinding deelde hij rijn ouders mee. Li-ki-ri krabde zich verlegen achter de ooren. Om Meibloem, die zeer rijk was, tot vrouw te kunnen krijgen, had hij haar wijsgemaakt, dat hij mandarijn van do ko ralen Knop, Opper-intendant van do Ap pelbloesems en ridden* in de orde van den goudon Yisch was. En om zooveel mooie titels te bezitten, moest hij van voorname afkomst zijn. En de adel van een Chinees wordt afgemeten naar do lengte en echt heid van zijn vleoht. Nu, lang was Li-ki-ri'? vlecht wel, maar echt was zij niot, want het grootste gedeelte bestond uit gevloch ten paardehaar. „Enfin", dacht hij, na eenig nadenken, „mijn echtgenoot© is wel van hooge ge boorte en haar vlecht kan er tegen. Als ik het gewicht van Sma-ragd zooveel mogelijk naar haar kant breng, kim pen wij zonder ongelukken tehuis komen. Na een oogenblik aarzelen nam ook Mei bloem het voorstel aan. En weldra schom melde de kleine Sraa-ragd op aangename twij-ze been en weer tusschcn rijn vader en moeder. Het kwam Ld-kbrti evenwel Vaor, af Meibloem haar vlecht zeer hoog hield co of zij niet zeer gerust was. Na eon oogonblik bracht zij met een verschrikt gelaat do hand aan kaar kap sel. Li-ki-ri slaakte een gil. Te gelijk voel de hij, dat rijn vlecht losraakte en dc arme kleine Smaragd rolde in het stof, met do beide valeahe vlechten van zijn ontstelde oudors in de hand. Li-ki-ri was woedend en beschaamd. Meibloem was beschaamd cn woedend. ,,Is dat dus de baardos?" vroeg rij op gcherpen toon aan haar echtgenoot, „dien uw oudors u hebben nagelaten Zijt gij geen madarijnenzoon, mijnheer V' „Helaas neen," antwoordde Li-ki-ri, „mijn vader hoedde de ganzen. Maar gij- zelve, wat doet dat. paardenhaar in uw kapsel? En ik dacht nogal, dat gij van: eer boogc afkomst waart. „Mijn moodcr hoedde de schapen, ant- woordóo dc Meibloem, met gebogen hoofd. Wat worden v boidon gestraft voor hun hoogmoed I groeit niet ver van den reusachtige» boom stam, Hij volgt met dc oogen de schaduw, die het armzalige heestertje is komen hc dekken, maar dit duurt niet lang. Weldra verplaatst zij zich, rekt zich nog meer ui* en bereikt liet grasveld) van de weide. R*. I chard, zoo heet do jongen, neemt zijn boel- weer op, doch hij leest niet en men zov kunnen denken, dat dc schaduw die ho heestertje verlaten heeft, zioh op rijn g zicht heeft neergezet Bij het zien van dit kind denkt men on willekeurig aan een schraal plantje, da do zon beeft moeten missen. Zijn zon zo» moederliefde geheeten hebben on dio heef hij nooit gekend, want hij had zijn mo.o bij zijn geboorte verlorendaarom g voelt hij zich niet gelukkig on is hij dik wijls ook eenzaam, ondanks dc liefde di hem betoond1 wordt. Zijn gezondheid zoo zwak, dat hij slechts roet grooto zo. in het leven is gehouden. Richard hcefl altijd ewa half leven geleid: luidruchtig» spelen, uitbarstingen van vroolijkheid ernstige studie, niet6 van d!at alles heef hij gokond. Richard is vol'stnrict niet verlaten, h^ heeft een vader di© hem innig lief heeft broer en zuster. Maar zijn vader hoeft bd druk en kan zelden oonige oogenblikkcm aaj hem wijden, zijn broer Raoul ie op kost school on diens ruwheid en wildheid boo nemen hem slrehta vroea in» ZJjn uuéor, En zoo gebeurde het ook. Anton de zee man kwam op de visschersboot van zijn va der. Als het mooi weer was, ging Anna mot haar vrienden mede; dat waren heerlijke dagen voor alle drio. Eonige jaren later, op een mooien lente dag, trouwden dc kinderen, die nu twee knappe jonge lieden geworden waren rn Leendert Bennings on Jacob Vermeulen her dachten nog dikwijls dien donkoren zomer nacht. lieawe Eaadaels. Ingez. door „I-wan". I. Mijn geheel is een koopman en bestaai uit 10 Lettors. 8 2 10 4 is een hemellichaam. 5 7 3 is een vervoermiddel. Een 6 9 1 behoort men aan iedere Bet» te vinden. 8 2 7 4 is eon rivier. 5 6 7 7 8 vindt men op de kermis. 3 2 1 is het manlijk schaap. Va©t b o-rg© n p Isa-a te ea. H. Dc smid repareerde bet dot en den grondel. De generaal smoende rijn banden in mat zeep. Hij heeft t rechte niet verteld. Je bent een softaïk, maar foóh mtet on- deugend. Wij schreven Looponde onse fwwrteekeoin- «sm- Jk zag, mondje 'dlfeibtë, hoovd ïbgez door Pietfjo van den Born. HI. Hbt geheel© woord bestaat irit El lettere cn ia een wetenschap. 1 2 3 is niet droog. 4 5 6 £s een tijdruimte. 10 Id V ia een doel van een &ehip. 9 6 is eon bijwoord van tijd. 6 fl 8 7 is een der 6 zintuigen. 10-li 4-6 iö een toegang. lögea. door „üüetfttof* IV. Ben 1 2 4 lO 1 is oumèahaoir. voor bet schoonmaken der ruitten. 3 9 5 is con dcêi van bet: hooft! Een n 7 16 is beklagenswaardig. Een 8 12 8 vindt men overal. Iemand (öe 8 M 13 is, noOmt man nfet gierig» Mijn geheel woont niemand gTang bij. Maar gelooft gij, dat dit voorval een tos voor hen was? Dan hebt gij het mis. Niemand was bij dit tooneeitje tegen woordig geweest. Was het niet het eenvou a'igstc, dat dc echtelieden, nadat zij elkan der bedrogen hadden, afspraken, het na deren te doen. Dat kwamen zij overeen cn dat deden zo. „In ieder geval," vond Li-ki-ri, „moet onze zoon eens een groot heer zijndaa'cm moet de wereld ons blijven houden, voor wat wij altijd schenen te zijn. Wij maken onzo vlechten weer vast en zwijgen dil avontuur dood." Met het gevolg, dat, toen mijnheer T i ki- ri rijn echtgenoot©, mevrouw Meibloem cn Sma-ragd, bun zoon, bij het bamboehuisje in d© voorstad aankwamen, de arm; lie den, die nog niet tc bed waren, ©n een luchtje schepten voor hun deur, diep hogen en do lange vlechten bewonderden, die op eten rug dor edele Chineozon hingen. De zakken paper. Het huisje van Jaoob Vermeulen stond >p het hoogste punt der rots. Deze was zoó steil, dat men haar „de haaienkaak" had genoemd'. Het was onmogelijk langs dez^i; vtcosc lijken muur in zee ai t© dalen. „Een goede plaats voor smokkelhandel," zeide Jacaob Vermeulen op een dag lot den brigadier Leendert Bennings. „Jo k~> waakt do plaats niet, brigadier. Wil je de smokkelaars dan niot betrappen „O, *k weet wel, dat jij smokkelt. Ik weet ook, odt je in verbinding staat mcl Engelsche schepen en dat je daarvan pe per betrekt, die je invoert zonder de in komende rechten te betalen. Pa» maar op Ik zal je wel weten te vinden. Langs je huis kan nog geen aap opklauteron, maar ik zal je wel mappen, al rijn wij oude kameradten. Pl'oht gaat voor." De smokkelaar en dc brigadier waxon buren en hielden veel van elkander. Jaoob had eon zoon van veertien jar on, groot en sterk. Anton do zeeman, noools men hem noemde die bij eon visscher in dienst was ©n elkon Zondag tbu'e kwam. Dat was, een dag van vreugde voor Anna, de doch ter van den brigadier. De twee kinderen waron altijd te samoo geweest, ©n gevoel den zich gelukkig, wanneer zo bij elkan der waren. Intusschen ging de tijd voorbij en Leen dert Bennings hwpte en vreesde tegelijk, dat hij Jacob zou betrappen. Op een dag liep Jacob door de duinen, toon hij een klein me^ske zag met een rood rokje aa.n. Zij we ril vervolgd' door een stier, die blijkHaalr geprikkeld was door Julie, eon zeer goed meisje, is opgevoed door eon stijve onderwijzeres, die haar vol strekt geen vrijheid heeft gelaten. Zij heeft zioh geheel gewijd aan wat zij haar plicht noomt, haar booken en haar piano, zoodat zij voor haar ziek «broertje even min tijd over heeft als voor do kinderen in den omtrok, aan wie con klein doeltje van de wetenschap, die zich in haar hoofd ophoopt, zooveel goeds zou doen. Een stap n-actart over het zand ©n J-ulic komt naar haar broertje toe. „Wat lig jo daar le>kker in de open lucht," zegt zij, ,,i' u wel in je plaats willen zijn." „Nu, blijf dan bij mo zitten," zegt hij, „terwijl hij haar bij haar rok vasthoudt, om haar to doen plaats nomen op zijn kus sen. Ik zou wel willen, maar ik heb geen se conde to verliezen. Hot is bijna vier uur en klokslag vder moet ik aan dc piano zit ten. Juffrouw Leblois is onverbiddelijk. Elk uur dat ik studeer, moet zijn vollo tig minuten hebben, on als nicn bedenkt, dat het er vier per dag zijn, drin is het om een machine te worden." „Denk je dat er iu den hemel piano's rijn?" vroog Richard, de droomerige oogen op dc zon gericht. „Dat weet ik waarlijk niot," antwoord de Julie lachend, „nvaaa* boo kom je op c8e godnohtet" de kleur \ari het rokje. Het was Anna. Jacob trad nut opg-'howu arm op Let dier toe, dat verschrikt dooi dien plol- selingcn aanval vtilstond en hei kinu gu- Icgcnhc'd gaf om te ontvluchten. To n Leendert vernam wal er gebeurd wij kwam hij zijn buur bodanki u en smeek te hem zijn leelijk handwerk te laten varen. Tevergeefs Op een zomernacht, toen het vrecselijk weer was, deed Bennings de ronde, il lotse- ling zag hij bij het licht van een bliksem straal, een klein stoombootje, dat dc haven binnenliep. Hij floot om zijn agenten te waarschuwen on zag meteen, dat er een sloep mot twee mannen het stoombootje ver liet en reciit op het licht afging, dat uit een van Vermculen's vensters straalde. Een oogenblik dacht hij ©r over heen te gaan en te vergeten, wat hij gezien had, doch het plichtsgevoel won het van de zwakheid. Hij liep op Jacob's huisje toe. Nu zag hij hoc de smokkelaar te werk ging. Een lang touw was vast geknoopt aan don voet van een zee-don. Aan bet benedeneind© werden d© zakken peper gehangen cn d© man, dio hot touw ophaalde cn de zakken los maakt», waarna hiji hot touw weer vierde, was... Ja cob Vermeulen. Driemaal zag do brigadier, di© zich achter een boom verstopt had, dit alles gebeuren. Toen word hot. touw losge maakt, het- schip lichtte het anker on Leen dert trad tc voorschijn. Verschrikt zagen do beide mannen elkan der ccnigon tijd aan, eindelijk zei Leendert: „Jaoob, luister eens, ©r is een raiddel om te ontkomen; worp deze drie zakken in zee, dan is d© staat met benadeeld ec ik behoef jo niet gevangen te nemen." „Dat kan ik niet", antwoordde Jacob „ik heb daarvoor vdjf ©n zeventig gulden aan peper. Dat geld moet ik aan d© Engolschon bota-lonals ik deze peper niet verkoop, heb ik geen geld," „O, doo het toch", smeekte Leendert. „Moet. jo zoon oen vader hebben, di© in de gevangenis zit? Ik zou zoo graag jou met mijn dochter voreeni'gd zien, cn "dat zou dhn onmogelijk rijn." Jaoob bleef een oogenblik ornbewcegiijk zitten. Toen greep hij plotseling de drie tak ken en wierp a© een voor ©en in het water. „Dank jo", rei Leendert. ©n stak hom de hand toe. Den volgenden morgen trad hij bij' rijn buurman binnen en legde drie bankbiljetten op tafel. „Hier zijn vijf ©n zeventig gulden", zei- de hij. ,,Fk heb voorschot govraagid op mijn j traktement, je zult het mij langzamerhand wel teruggeven, als jo een goede vangst hebt gehad, want nu word je immers vxsschcrr, I niet waar?" „Ik denk dikwijle aan den heme! Hij schijnt mij niet zoo ver weg te zijn, als wij meencn. Soms vcrbeold ik mij, dat al 't andere slechts een droom is en ik zem wel willen ontwaken." „Welk een vreemd© godaoktc. Als jo zoo veel te doen luudt als ik, zou je wol weten «lat hot leven geen droom is. maar daar luidt de dorpsklok al. Ik moot weg." „Kom jo terug als je klam bent?" „Dat kan je begrijpen. Wanneer zou ik dan mijn werk voor morgen moeten doen?" „Nu, ga, dan maar heen," /.eidc Richard met een knorrig gezichtje. Julio verdween en. do groote populier strekte zijn schaduw nog verder over dc weide uit. Richamd was teruggekeerd tot zijn droomerijen, waarvan het onderwerp niemand bekend was. Hij beschouwde het sofirale, ziekelijke heestertje en voelde zich bewogen, door een van die vreemde, snaar- tcLijko gewaarwordingen van medelijden, die dc kinderen soms bezielen voor leven- locec diingen, cn zonder dat hij er zich re kenschap van gaf, vergeleek: hij hot heester- t jo bij zichzelf. Terwijl Richard zoo op het terrein vrvn het kasteel lag te clroomen, bracht de heer Lasalle een bezoek aan rijn mocetum, waar in liij veel belang stel do niet zooacor omdat hij gesteld was op do prachtige vruchten, maar omdat bnfc voorzorgen van de ntentoö ean aangename v©spooring wao da (te zor gen die bij besteedde aan zijn kinderen, i wier karakters zoozeer uiteen liepen. Als h*j dacht aan Raou! rijn Luien, brutalen, j zolfzuchtigon oudsten zoon, aan Juli©, die altijd door haar studSes in beslag werd ge nomen. aan Richard «ten liefste zijner kin deren, die altijd in richzelven gekeerd was, dan wae hot voor hem eeu uitspanning een bezoek aan zijn moestuin te brengen. Daar vond hij altijd Anselmus den tuin man, die rijn vak meesterlijk verstond en dien men steedö bozig zag met spitten, schoffelen en snoeien. De moestuin was buiten het. park gele gen cn afgesloten door een vrij groolen muur. Van don eencn kant betrad men hem door een groot hek tegenover dat van het kasteel en dat men bereikte door een laan van platanen van den anderep door eesn poortje, dat altijd gesloten was en slechts door een strook weiland en een sloot vrvn den groeten weg gesoheiden was. De tuinman droeg den sleutel van het poor- tjo altijd in den zak en niemand buiten hem opende ooit bet deurtje. (Wordt vervolgd!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 12