No. 14952.
LEIDSGH DACrELAD, Woensdag1 18 November. Tweede Blad.
Anno 1998.
PERSOVERZICHT.
Tweede Kamer.
„O nze C o u ra-n t" gaat niet zonder
hoop op een goeden uitslag den stem
busstrijd te ge moet. Veel wijst op een
goede eaamwerk'ing der drie Rechtschc groe
pen.
Zekerheid heeft nog niemand.
Het groote politieke debat in de Kamor
ïnoet nijg komen. Daaruit moet blijken
.primo, wat do Linkerzijde wil en dus in
hoeverre wij ons hebben te weer te stellen,
en 6 e o u n d o of de drie partijen der coa
litie ook in de practische staatkunde voor
eerst dezelfde lijn kunnen trekken.
En dan komt nog het moeilijke, practi
sche overleg, om elk der drie te geven „zijn
bescheiden deel!" En men weet: als het op
deelen aankomt, is er soms Salomo's wijs
heid noodig, om geen ongenoegen te wek
ken
In 1905 ging dat gemakkelijker.
Toen was „houden" de boodschap.
(Nu moet het „veroveren" zijn.
Edoch, geen zorgen vóór den tijd.
Een goed voortccken acht het blad de be
sliste wijze, waarop de Christ.-liistorischc
Unie optreedt. Allereerst in Ommen; daar
na in de wijze, waarop „De Ncderlan-
id e r" de „vrijlating" der Christ.-Histori-
echen in Sneek besprak. En in do derde
plaats looft het blad het optreden van dr.
De Visser in L e i d c n.
Die Leidenaars rekenden raar.
Zij rekenden altijd naar zich toe.
Zij wilden wel hun eigen mannen gekozen
«icn, maar zij wilden niet hunnerzijds de
antirevol. en roomsche candidaten steunen.
Daar kwamen ze niet in.
En dat niettegenstaande z ij maar een
"twee- h. driehonderd stemmen uitbrachten,
tegen de beide andere partijen saam een
'drie duizend
Die hadden dan ook gezegdZóó werken
we niet langer samen, want gijlieden eet
al de kersen op en ge geeft ons de stelen
Toen hebben dr. De Visser en dc zijnen
niet getracht met krammen cn lijmen alles
bij elkaar te houden, maar kloek en flink
hebben ze positie gekozen en de Ohr.-Hist.
leider heeft zijn vrienden uit de kiesv. uit
geleid.
Zulke daden waardeeren we.
Wij weten heel goed, hoe verbazend veel
moeite het den aanvoerders der Chr.-Hist.
Unie som9 kost, om bij hun volgelingen
vastgeroeste vooroordeelcn te overwinnen.
Dat gaat niet in cén dag.
En ook niet in één jaar.
Maar als we zien, dat die leiders ruste
loos aansporen tot loyale, gezonde samen-
werking, gegrond op wederzijdachon
Bteun, dan geeft ons dit goeden moed.
Als niet alles bedriegt, wordt, meent het
blad, thans de weg voor een gezonde samen
werking gebaand.
Zooals wij in ons vorig Overzicht hebben
Vermeld, wijdden „D e Maasbod e".
,,D e T ij d" en ,,H et O c n t r u m" arti
kelen aan het onderwerpd e R e g e e r i ng
en hot Kiesrecht.
„D e Maasbode" verklaavt nu in haar
antwoord aan ,,H et Oentru m", dat zij
haar oordeel had uitgesproken alvorens
kennis te kunnen nemen van deze zinsnede
in do Memorie van Toelichting:
„Dc Regeering kan zich natuurlijk in liet
tegenwoordig stadium der zaak niet in bij
zonderheden uitspreken over de resoluties
der (leputaten-vcrgadcring der Anti-Rcvolu-
tionnaire partij van 17 October 1907, maar
zij verklaart gaarne, dat het daarin bedoel
de gezicshoofdcnkicsrceht haar sympathie
heeft."
Echter kau het blad nog niet zeggen,
of het na kennisneming van deze vorklaring
zijn mccning te herzien heeft; het blad wil
eerst liet bcgrootingsdebat afwachten.
Want de moeilijkheid, die thans na deze
verklaring der Regeering opduikt, is deze,
dat bedoelde verklaring in ernstige tegen
spraak komt met hel voorafgaande in de
Memorie.
Immers, de Regeering zogt eerst duide
lijk, dat „naar de aanwijzing van een meer
bevredigenden grondslag van het kiesrecht
moet worden gestreefd."
Eerst dus schuift zo het. kiesrecht naar
het studeervertrek terug, dringt het daar
mee weg van de baan der practische po
litiek.
En dan, een zinsnede later, beweert de
zelfde Regeoring, dat ze niet meer behoeft
to studeeren, want ze heeft reeds een stel
sel, cn.k het anti-revolutionnaire gezins
hoofden-kiesrecht.
Hoe deze twee te rijmen zijn, verklaren
wij niet te begrijpen.
Misschien, zooals gezegd, dat het open
baar debat eerlang opheldering zal bren
gen.
Over dc zaak zelf zegt het blad te geloo-
ven, „dat geen Rcgecring van rechts nog
I vorder zou willen gaan dan de patriarcha-
1 Je ideeën van don demoeraat Kuyper en het
j hek openzetten voor nog andere „organi-
sche" kiezers in den Staat."
In tegenstelling met „Het Vader
j 1 a n d" oordeelt „Landen Vol k", dat
do heer Nclissen in de bekende kwestie der
achterstand s-o nt worp en >>oC*
daan heeft wat hij doen moet.''
En om der wille van dc grondwettelijke
vraag, èn om der wille van de zaak, die
hem zoo ter harto gaat, de opruiming van
don achterstand bij de rechterlijke macht.
Hij schreef een brief aan do Eerste Kamer,
waarin hij met andere woorden zegt: ik kan
geen novelle indienen op een ontwerp;
eerst moet dat ontwerp zijn aangenomen,
ik verzoek u de geschorste beraadslaging
te hervatten.
Het blad acht dc bezwaren tegen de pen
sioensbepaling op 65-jarigen leeftijd èn
door den heer Lobman èn door do Eer sta
Kamer veel te breed uitgemoten.
Men staarde op één zijde van de zaak.
Men dwingt zoo zei men de 65-ja.n-
ge rechterlijke, ambtenaren allen binnen 6
maanden den dienst te verlaten. Alleen dan
toch houden zij het volle traktement als
pensioen. Zoo kan men de bepaling bezien.
Maai' men kan haar ook aldus beschouwen:
do Regeering laat de magistratuur zelve en
haar alleen bcoordeclen of haar leden zich
nog krachtig gevoelen voor het werk der
toekomst. Zijn er onder hen, die, 05 jaar
oud", zich niet meer zoo krachtig oordeelen
voor hun taak als zij wel zouden wensehen,
maar dio den dienst niet zouden verlaten,
omdat dit financieel nadeel voor hen mee
brengt, dan behoeft hen dat schrikbeeld
niet te weerhouden: zij krijgen hun volle
traktement als pensioen. En deze bepaling
wil de Minister nu hog aanvullen met een
artikel, waarbij de 05 -jarigen tot hun ze
ventigste jaar tijd krijgen om dat volle
pensioen deelachtig te worden. Dat heeft
toeh niet veel va'n een gedwongen ontslag
en lijkt toch weinig op desorganisatie van
d" rechterlijke macht.
Wil dc Eerste Kamer de ontwer
pen verwerpen, zij ga haar gang. Haar treft
do blaam, nie^ den Minister. De vraag, zal
dan zijn of zij haar prestige door die ver
werping niet" meer zou 9chaden dan
door het voldoen .aan het verzoek van den
Minister, die thans dc zaak weer gebracht
heeft in het rechte spoor."
In het „Weekblad van hot
R ech t" komt het volgende voor
„Do Rotterdammor" is buitenge
woon ingenomen met een beslissing der
Haagsche rechtbank, die, in afwijking van
het gevoelen der deskundigen, een moeder,
die baar kindje van zestien maanden dood
de, toerekenbaar verklaarde en tot
vijftien jaren gevangenisstraf veroordeelde
(eisch O. M. acht jaren) Wij kunnen niet
booordeeJen, wio hier gelijk bad, de recht
bank of de deskundigen, cn „De Rotto r-
d a m m o r" kan dat evenmin als wij. Haar
bekendheid met do beklaagde en met do
psychiatrische wetenschap zal wel niet veel
grooter zijn dan do onze. Bij deze onbe
voegdheid t-ot oordeelen verbaast ons do
ingenomenheid met do gegeven uitspraak;
wij verheugen ons or meer over, indien een
gruwzame daad het werk blijkt van een on
toerekenbare, dan wanneer zij geacht moet
worden do uiting te zijn van een misdadige
natuur. Dooh dit Langt af van ieders
sentiment en daarover kan men niet strij
den. Doch wel willen wij zeggen, boe het
ons bij voortduring steeds sterker verbaast,
dat van do zijde der partij, de anti-
revolutionnairo waartoe „D e Rotter
dammor" behoort, zoo op het onderzoek
omtrent do toerekenbaarheid wordt afge
geven. Voor de zoo gesmade nieuwe straf
rechtsrichting in haar uiterste consequen
tie is de vraag, toerekenbaar of niet, van
ondergeschikt belang. Doch voor hen, die
straffen willen naar de schuld, ligt daarin
de eerste en de voornaamste kwestie. Zij
moesten zioh met hand en tand er tegen
verzetten, dat men een wellicht ontoere
kenbare zou willen straffenzij moesten
der. psychiaters dankbaar zijn, die den
rechter terughouden aan iemand oen daad
te vergelden, waarvoor hij niet verant
woordelijk is. De anti-revolutionnaire aan
hangers dor vergeldihgsleer maken zich in
hun schimpscheuten op de psychiaters aan
grove ondankbaarheid schuldig."
Met groote voldoening zal, zegt „Land
en Vol k", menigeen hebben vernomen,
hoe dc heer Druckor den minister
Talraa heeft tentoongesteld tor zake
van zijn houding in het geschil over dc
tentoonstelling te Brussol.
Eerst heeft de Minister, om zijn draai
goed to praten, zich beroepen op het wis
selend inzicht van zijn ambtenaren. Alsof
do Kamer met iemand anders bad te doen
dan met den verantwoordelijken Minister
zelf 1
Vervolgens was, in strijd met het antï-
revolutionnair beginsel, een nieuwe post
op de begrootiug gebracht, formeel en
schijnbaar door de Regecring, maar in j
waarheid door de leden der Kamer.
Eindelijk was do Minister ten slotte ge- i
dwongen een tweeden draai te nemen en
stond hij te betoogen, dat niet zou worden
beslist over do deelneming, waar hij een
halfuur to voren het omgekeerde had ge
zegd.
En de Minister kon zijn eigen houding
niet scherper veroordeelen dan hij deed,
toen bij toe-zegde, dat hij na de gevallen
beslissing met een behoorlijk voorbereid
voorstel zou komen.
Een zoodanig voorstel heeft dc Kamer j
nog uiet gezien.
Wio zich herinnert, met hoeveel ijver, J
spitsvondigheid en 1 eed vr maak do voor- j
malige afgevaardigde uit Tietjerksteradeel
de Ministers in het Kabinet-De Meester j
over alle kleine misvattingen besehoolmces-
terde, zal hom die afstraffing van Donder- i
dagmorgen gaarne gunnen.
En curieus: ten slotte Lad minister Tal-
ma zijn redding uit ee.n netelige, bijna on-
houdbare, positie te dank' n aan den heer
Drucker.
ming aan de Raadsverkiezingen „tot een
behoorlijke verbetering der arbeids-voor-
waarden te komen". Alleen wanneer d e
arbeiders blijen rnedegaan met „de bur
gerpartijen", en die verbetering dus on
mogelijk maken, „eerst dan, maar ook dim
alleen, zijn de gemeente-arbeiders gerech
tigd tot een staking over te gaan en al
treffen zij dan ook een deel der arbeiders,
dan zijn die arbeiders er zelf de schuld
van".
Aldus do heer Vau Hinto.
De redeneering is, dunkt ons, door haar
onlogiscben bouw, weinig gevaarlijk. Maar
misleidend is zij wel, en daarom vestigen
wij er do aandacht op. Zij is onlogisch, om
dat een arbeidersklasse, clie bij do stembus
niet gewonnen kan worden voor de sociaal
democratische „idealen", zich zeker aller
minst zal laten overtuigen door het onge
rief, haar door een staking barer geuootcn
opgelegd. We zouden meenen, dat de aldus
getroffenen zieker niet daardoor hun sym
pathieën voor „de burgerpartijen" aullen
overbrengen op cl e arbeiderspartij, en dat
een aldus begonnen staking clo ernstigste ge
volgen zou hebben voor de stakers zeiven.
Maar misleidend ook is de redeneering,
omdat de heer Van Hinte onlangs zelf heeft
erkend, dat de loonen der gemeente-werk
lieden stijgendo zijn. Was hij het niet, die
een loon van f 1600 als dat van een Rotter-
damsch stratenmaker noemde, dan was het
de voorzitter van zijn Bond. En behalve de j
locnen worden voortdurend do arbeids- i
voorwaarden verbeterd.
Op werktijden, schaftgelegenheden, op
straffen, enz. bestaan in bijna allo groote j
gemeenten behoorlijke regelingen, of ze zijn I
er in voorbereiding.
Meent men, dat cfit alleen te clanken is
aan de paar sociaal-democraten, die sinds
eenige jaren in do gemeenteraden hier en
daar een groot woord voeren, of was het
do samenwerking der gesmade „burgrpar-
tijen", die zulke regelingen mogelijk
maakte
Indien het eerste, dan misleidt de heer
Van Hinte niet alleen anderen, maar ook
zichzelf.
Intusschen do heer Van Hinte slaat
op den zak, maar hij meent den ezel. Ver
betering van arbeidsvoorwaarden is de in
zet van don strijd, maar zijn doel is: de
macht.
„Zooals in 1905 de arbeiders dr. Kuyper
zijn ontslag thuis stuurden wegeus zijn
houding in. 1903, zoo zullen ze ook de wet
houders naar huis zenden, die zich leenen
tot het gaven van een ontslag aan ambte
naren, die vooraan in do organisatie i
staan."
Aldus de heer Van Hinte. 't Is go d, dat
dit nog eens ronduit gezegd wordtEcu ge
waarschuwd man geldt voor twee!
Onder het hoofd Staking van g e-
meent, e-a rboideis lazen wij in „De
Nederlander":
Het bekend ontslag der drie Amsterdam- j
sche ambtenaren beeft voor een oogenb-uv j
de kwestie van het stakingsrecht van ge
meente-arbeiders ter tafel gt bracht.
Vooral naar aanleiding cener uitlating van
mr. P. J. Troelstra, die ernstig waarschuw-
do tegen do toepassing van staking op ge- j
meen tobcdrij ven, die niet alleen do „bour-
geoisie", maar ook den arbeidersstand zei- j
\en treffen zou.
Do heer N. vau Hinte, secretaris van
den Ned. Bond \an Cni.-Werklieden,
schrijft in „Het Volk" een hoofdartisel
over ilczo kwestie. Principieel is hij het
met mr. Troelstra eens: do gevolgen cener
staking, waarbij het gasbedrijf, do water
leiding, do gemeente-reiniging eenigo da
gen lang stil zouden staan, treffen veel
zwaarder den arbeider clan clen gegoede,
zoo lx?toogt ook hij.
Maar toch wil hij het stakings recht
niet prijsgeven. Toepassing er van mag 1
eoliter alleen dan geschieden, wanneer
„alle andere middelen hebben gefaald."
Vooraf moet onderhandeling worden be-
proefd, moet getracht worden door dcelne- j
fn de gisternamiddag gehouden zitting heeft
de Tweode Kamer goedgekeurd't wetsontwerp
betreffende de overeenkomst met de Droogdok-
Maatschappij „Tandjong Pnok.", te Rotterdam,
tot aanvulling en wijziging der overeeukomst
van 9 Juni 1890 omtrent de oprichting van
eon reparatieweif te Tandjong Priok.
Goedgekeurd werd de overeenkomst betref
fende de strandvonderij, den 25sten Februari
1898 te Stockholm tusschen Nederland en j
Zweden gesloten.
Daarna was aan de orde het wetsontwerp
betreffende vrydom vau den accijns voor de
suiker, gebezigd voor de bereiding van goede
ren, met bestemd lot inwendig gebruik dooi
den niensch.
De heer R e y n e bepleitte ontheffing van j
den accyns voor onze jam6industne, welke
zich ten gevolge van den suikeraccfins met
kan ontwikkelen.
Do heer Van S t y r u m opperde eemge
bedenkingen tegen liet ontwerp. Hy keurde
o. a. af, dat de regeling van den vrfidom
geheel aan algemeens maatregelen van be
stuur werd overgelaten. Hy achtte ook de
gestelde boete onevenredig lioog, vergeleken
by onze 6tralwetgeving.
De Minister van Financiën merkle
den heer lleyne op, dat de jamfabrieken reeds
bevoorrecht z\jn. Met den heer Van Styruro
erkende hy de bezwaren togen regeling by
bestuursmaatregel, doch er was geen reden
voor hem om te breken [met antecedenten,
evenmin als met de gewoonte om overtre
dingen, als hier bedoeld, als misdryf te quall-
fleeeren.
Het wetsontwerp wordt hierop aangenomen.
Voorts werden nog zonder debat of stem
ming enkele kleinere ontwerpen goedgekeurd,
waarna aan de orde kwam het door den heer
Van Kol ingediende wetsontwerp, dat be
doelt geen mynconcessies te doen verleenen
door de Kroon zonder goedkeuring van de
Staten-Generaal.
Dit ontwerp werd bestreden door de heeren
J a n 8 o n (Maastricht), Van Citters en
Iluys de Beerenbrouck.
De heer L e 1 y betoogde, dat door dit ont-
worp-Van Kol niets gepraejudicieerd wordt
omtrent Staatsmynexploitatie.
De heer Lely zou geen bezwaar hebben,
indien het wetsontwerp zich beperkte tott
goedkeuring door de Statcn-Geueraal al
léén van het feit der uitgifte een er
concessie, zonder zich met de détails
der conce&sieregcling in to laten.
De heer Schaper betoogde, dat zulks
slechts de bedoeling \an den voorsteller
kon ziin en zette voorts uiteen, dat de wet
gevende macht, dio in zoovele minder be
langrijke /aken medezeggenschap bezit, zee)*
zeker recht op die medezeggenschap heeft in
de gewichtige kwestie onzer mijnexploïtatie.
Do heer v. D o o f n had daarentegen in
het ontwerp de bedoeling gezien cn dat
keurclc hij goed om de Staten-Generaal
ook te laten beslissen over de détails dei*
concessieregel:ng voor zoover daarbij het
algemeen belang betrokken is. Hij juichte
het ontwerp toe, omdat nog beter dan ooit
te voren, cle Regeering particuliere conces
sies zal kunnen uitgeven, onder controle der
Staten-Generaal.
De heer Van Kol vc-rdedigcle zijn voor
stel, dat beoogt het concessie-contract m
zijn geheel aan de goedkeuring der Staten-
Generaal to onderwerpen.
De heer Lobman bestreed dit voorstel,;
dat indirect leidt tot Staatsexploitatie.
Dc Min. van Landbouw betoogde,
dat het voorstel in ieder geval groote ver
traging voor particuliere concessie-verlee
ning zal opleveren. Hij zal zich tegen noch
vóór dit ontwerp verklaren.
De Minister zeido voornemens te ziju,
concessie op do Limburgsclx» kolenvelden
te bevorderen.
Bij artikel 1 dient de heer R o o d h u y
7. c n een amendement in, strekkendo r»oi
slechts do beslissing of zeker terrein in ex
ploitatie zal worden uitgegeven aan de Sta
ten-Generaal te onderwerpen.
De heer Van Nispen tot Se ve
nae r (Rheden) zou wenschclijk achten, dat
niet bij de wet, doch door de Kroon, ge
hoord den Raad van State, wiens advies
moet worden openbaar gemaakt., concessies
worden verleend, en hoopt, dat de Regeo
ring dit, voor het. g«val het ontwerp vet>
worpen wordt, in overweging zal willen
nemen.
Do heer R u y s de Beerenbrouck
stelt voor, een sub-amendement op heb
nmendemut-Roodhuyzen, strekkende
óók de voorwaarden van uitgifte van te trei
nen in concessie aan do goedkeuring der,
Staten-Generaal zal worden onderworpen.
Do heer Roodbuyzcn neemt het amen
dement van den vorigen spreker over.
Dc heer Van Kol acht dc wijziging niet
wonsch-lijk, schoon niet onaannemelijk.
D? heer De Savornin 1.oh man
acht onpractïsch, dat bij elke concessie op.
nieuw do voorwaarden moeten worden
vastgesteld hij wTet. Men mike een alge/
mcene wet on legge daarin de voorwaar
den van coneessio-vcrleening vast
Spr. stelt voor. om de wetsvoordracht
naar do afdeeJingen te reuvoyeeren.
Dit. voorstel, voldoende ondersteund/
wordt, ronder hoofdelijke stemming aango
nomen.
Na de pauze was nog medegedeeld, dan
dc afdeeliugen tot. voorzitters hebben gc\
kozen do heeren Drucker, lobman, T»or<
gosiua. Van Bylandt en Nolons:' tot onder
voorzitters do heeren Eland, Van N is peil
FEUILLETON.
Haar jVIoetïei*.
9)
De tweode trap met de gebeeldhouwde
leuning werd verlicht door een paar kan-
ItJe la are, die door twee bronzen beelden om
hoog werden gehouden. En van mijn plaats
je bij den haard zag ik drie grooto deuren,
die tot, do verschillende vleugels van het
gebouw toegang gaven.
„Zou ik hier ooit wennen in dit vreem
de huis?" vroeg ik mijzelf af. En voor het
- ëerst voelde ik mij zoo dankbaar jegens me-
- vrouw Raj ue, omdat zij mij naar mijn ge-
tVangenis gevolgd was, als ik al lang van
te voren had behooren te zijn.
Ik had nauwelijks plaats genomen, of
.Valentin tiraoino kwam ook binnen en ging
zijn handen warmen in den gloed van het
.vuur.
„Wel, juffrouw Rutland?" vroeg hij, „boo
bevalt uw nieuwe woning u?"
„Ja, dat weet ik eigenlijk zelf niet", zei
ik klagend. En toen ik dit had gezegd, was
ik boos op mijzelf, omdat ik dezen man,
die mij nu eenmaal een onoverwmnelijken
afkoer inboezemde», zoo vriendelijk te woord
had geptaaD.
„O, maar u moet niet to snel oordee
len, .antwoordde hij. „Dit plekje hcoft
bepaald veel bekoring en ik denk, dat u,
ov< r een dag of veertien, dit zelf wel zult
móeten toegeven, als ik n dezelfde vraag
dan weer hioest stellen."
„Maar /.uit u dau nog hier zijn om
i
mij diezelfde vraag weer te stellen?" vroeg
is verrast.
„Nu, daar ia heel veel kaus op. Mijn
tante, lady Mary, is een heel lieve cn
ik durf zeggen ook een heel buitenge
wone vrouw. Maar zij is niet jong meer
en zij heeft pas een zeer treurig verlies
gehad
„Evenals ik," viel ik hem op scherpen
toon iu de rede.
„Evenals u, natuurlijk. Maar u was
bijna geheel van uw vader vervreemd, ter
wijl zij tien jaren lang zijn trouwe gezel
lin en maanden lang zijn zorgzame verpleeg
ster is geweest."
„Is mijn vader dan lang ziek geweest
Daarvan heb ik niets geweten Er is mo
ook niets van verteld."
„Oochja, ik geloof, dat ziju
gezondheid in den laatsten tijd wel eens
wat te wenschon overliet," zei hij haastig
en op een toon van iemand, die vindt, dat
hij zich verpraat heeft. „Maar ik wilde
u dit zeggen: het zal hier zoo stil zijn voor
u, zoolang u nog niet hcelemaal gewend is
daarom begon ik mij juist af to vragen of
ik niet eon vaoantio van eenige weken zou
kunnen nemen om u een beetje gezelschap
to houden."
„O7/>i He op con toon van ver van
blijde verrassing. Toen vervolgde ik, na
een stilte, dio welsprekender was dan woor
den: „U moet. u werkelijk voor mij niet
zooveel moeite geven. Ik voel mij nooit een
zaam, dat verzeker ik u."
In hot licht, tie? vlammen zag ik zijn
gelaat een trek van wrevel aannemen, die
in tegenspraak was met zijn lachjes. Afaar
wat hij wilde antwoorden hen ik nooit te
weten gekomen, want op dat oogenblik
kwam juffrouw Gade de trap afruisc.hen
cn deelde mij mee, dat lady Mary klaar
was en verlangde mij te zien. „Wilt ge
dus meegaan V' aldus besloot zij.
Mijn liart bonsde als een hamer in mijn
borst, terwijl ik opstond om haar te volgon.
V.
Wij gingen de trap op tot aan de eerste
verdieping, liepen dc gang halverwege af,
1 lot juffrouw Gade een zwaar purperen gor
dijn op /ij schoof eu wij ecu gang insloegen,
die den rechtervleugel iu tweeën verdeelde.
Aan iederen kan^, bevouden zich twee deu
ren eu in het midden hing een brandende
lamp van geslepen glas in verschillende
kleuren.
„Die. kamers", deelde juffrouw Gade mee;
op de twee deuren in den linlccrmuur wij
zende, „waren do kamers van uw vader. Ik
bewoon ze nu, om dichter bij lady Mary te
ziju. De bedienden fdapen iu den vleugel
aan den achterkant (op hel oogenblik zijn
er echter niet veel). De arme lady Mary
kan zich natuurlijk volstrekt geen ovcrlio-
digc weelde meer veroorloven. In den
linkervleugel ziju er ook vier kamers, juist
zooals in dozen. Die staan nu leeg, maar
zijn eigenlijk de logeerkamers. En in cleu
toren moet gjj sL&pen."
„O, ik. geloof niet, dat ik dat prettig
zal vinden. Het lijkt mo zoo eenzaam, zoo
ver van allen af' riep ik uit. Ma.ir juf
frouw Gade scheen mij niet te hooren en
klople reeds aan do deur van lady Mary'3
kamer.
Een gedempte stem riep: „Binnen!" en
de deur werd geopend.
De kamer w,s een zoogenaamd „bou
doir", maar het was heolemaal niet zooals
mijn fantasie mij een boudoir had voorgo-
schiklcrd. Geen fijne snuisterijtjes, geen
cretonnen draperieon, geen lage tafeltjes
en gemakkelijke stoeltjes, geen slingerende
boeken en handwerkjes: alle, volgens de
door mij iu stil to verslonden romans, on
misbare voorwerpen in boudoirs
Alles was donker en streng en zakelijk.
Zware, gedrapeerde overgordijnen, groote
«boekenkasten, een eenvoudige schrijftafel,
meer een schrijftafel voor een kantoor
of een heerenkamer aan den muur eeni
ge portretten, een paar kleedjes, zeer regel
matig cn netjes op den mgclegden vloer
verspreid; een tafel, u. l papieren bevracht,
en om don haard eenige fauteuils.
Dit alles 'uad zich, in één seconde, on-
uitwischbaar in mijn geheugen geprent, of
schoon ik meende, dat ik niet anders zag
dan de slanke gestalte, dio bij mijn binnen
komen langzaam oprees van haar plaats bij
cle schrijftafel.
„Eva!" zei een zachte, welluidende slem,
en vóór ik wist wat ik deed. lag mijn hand
in die mijner stief moeder.
Ik zag tot haar op, en ik was als Imï-
tooverd. Maar of dit gevoel van zoo ge
heel onder haar betoovering te zijn, aange
naam was of niet, zou ik onmogelijk hebben
kunnen zeggen, Lady Mary was heel mooi;
dc mooislo vrouw, die ik ooit had gcziou in
mijn afgezonderd kostschoolleven. Ik zag
nu, dab ik mij al die jaren een gMieel ver
keerde voorstelling van haar had gemaakt.
Zij zag er oud noch jong uit en haar voor
komen deed mij denken aan eeu marmeren
beeld. Men kon zich onmogelijk voorstel
len,dat zij eens een kind, of zelfs een jong
meisje was geweest en ook, dat zij er ooit
als een oude vrouw zou uitzien
De band, waar do mijne iu rustte, bad
lange, spitse vingers rnet prachtig verzorg-»
I de nagels Haar hals leek marmerwit bo-
ven het doffe zwart van haar rouwkleed;
dat opgemaakt was op een maaier, zoo&l$
I ik alleen gezien had bij japonne.i op oiulo
schilderijen, liet. donkerbruine haar was n»
het midden gescheiden en zóó gekapt, dat
het. de kleine ooren bijna geheel bed-'kt»,
1 Geen kapsel, vond ik, zou beter pa>sen bi]
i dat gelaat, hetwelk m die zachte, donker®
omlijsting van een wonder-' blankhei-l ge-,
leek. De oogen waren groot en helder, ma-a-t
hadden ccn gebiedende uitdrukking Zoo
er al fouten war. n in haar voorkomen dan
zag ik toen nog niet, zóó verblind wn*
ik nu door (He hu it enge woon fraaie en re
gelmatige trekken van dat fijn besned-a
i gelaat.
Op dat oogt.ublii: /:ig ik niets and* is it
haar dan een wonder \.m schoonheid en
was dan ook niet in staat in.ju verrassing
cn bewondering te, verb-rgen.
Ofschoon ik niets zei, kou het haar du.
niet moeilijk vullen, mijn gedachten te ra
den. „Ik hoop en vertrouw zei zij me-
zachte stem, „dat, als je misschien ver
wacht had een soort van booze fee te zul
len vinden, je iiu wel zult tien, dat je j*.
hebt vergist, inijn kind We moeten maat
heel goede vrienden word-u, jij eu ik."
„Ik had u niet voor een Ikjozo fee gel .ou
den", stamelde ik verward. ..M.iar haU
gedacht, en. en verwacht, dat u heel a
ders was... en veel ouder."
(Wordt vervolgt?).