FEUILLETON.
De Weezen,
Voor zijn hond.
Slimme Olifanten.
Nieuwe Üaadsels.
dijnen van den draagstoel terug en bemerk
te een jonge vrouw, die hem met kalmen
blik aanzag.
„Wie gij ook zijt", zeide zij, „gij zult
haar, die een beroep doet op Uw edelmoe
digheid niet teleurstellen. Mijn vader,
graaf de Chaste lux, zal u alles geven, wat
gij voor mijn bevrijding eischt."
„Vrees niets, schoonc dame. U zal geen
leed geschieden. En", voegde hij er met een
▼alschen glimlach bij, „ik zal u zelfs een
makker geven, die heldengedichten zal voor
dragen om den tijd te verdrijven en die u
tevens zal zeggen, hoe stevig de muren van
Castlebouc zijn."
Men reed op het kasteel toe en kwam op
de ophaalbrug.
Ongemerkt bracht de jonge dame een hand
buiten de draagstoel. Een der muilezels stij-
gerde en viel midden op de brug. Toen be
zweek een der riemen van den draagstoel.
Het werd een algeheele verwarring.
„Help mij opstaanverzocht de dame
den roofridder.
Deze naderde en boog zich. Boven zijn
hoofd hief de gevangene de hand op en
bracht den ridder met een dolk een doode-
lijken steek toe. Tegelijkertijd trokken de
tier ruiters den degen.
„Haal de brug opriepen de dienaren
van "Castlehouc.
Doch de zware draagbaar, do paarden,
de muilezels en het lichaam van hun mees
ter maakten dit onmogelijk.
De jonge dame had het kleed, waarin zij
gehuld was, afgeworpen en nu herkende
men Jean de Saintre, die zijn meester kwam
halen. Een gefluit klonk door de lucht.
Daarop kwamen uit de droge greppels,
van tusschen de rotsen, uit de schaduw der
muren, gewapende mannen te voorschijn.
Gehinnik van paarden, triomfkreten,
smartkreten van gewonden klonken dloor-
een. Overrompeld, nagenoeg ongewapend
waren de roovers spoedig gedood en den
volgenden morgen keerde de jonge baron
naar het slot van zijn vader.
En in de Tarnvallei boorilé men weken
lang het geluid van de houweelen, die van
kasteel geen steen op den, anderen Heten.
2)
Die attentie vergat Gilbert niet. Als zijn
meester een boodschap had, dacht hij aan
Edmond en daar dit dikwijls gebeurde,
was hij in de gelegenheid het karakter van
zijn jongen vriend to leeren kennen en
wenschtc zich/xdven geluk, zulk een trouwen
dienaar te hebben ontmoet. Zijn oprecht
heid werd eens op de proef gesteld. Ed
mond had een brief weg moeten brengen.
Op den teri^weg was het al laat en don
ker, en vreezende dat zijn zuster ongerust
zou worden, ging hij even tehuis aan, vóór
hij Gilbert het antwoord bracht. Dit was
opgemerkt, doch toen men hem vroeg, of
hij recht door geloop en was, antwoordde hij
ontkennend, gaf de reden van zijn gedrag op
en van af dien tijd stelde men het volste
vertrouwen in hem.
De kinderen hielpen elkander steeds bij
hun werk, elk naar zijn krachten. Dank
zij den verdiensten van Marie en Edmond
en ook van de beide kleinen, leefde het ge
zin in drie jaren lang in vrij goede om
standigheden. Isabella en Caroline bezoch
ten hen dikwijls en brachten dan oude jur
ken, katoen of wol voor hen mede. Onze
weezen rekenden niet op- die geschenken en
hoewel zij er zeer blij mco waren, maakten
zij geen misbruik van de goedheid der geef
sters.
Toen Edmond twaalf jaar was, liet Gil
bert hem roepen en deelde hem mede, dat
Dikwijls offeren honden zich op voor hun
meester. Maar is het niet nog merkwaardi
ger, als een jongoman zijn leven waagt om
zijn hond te redden?
Lord Roseberry, een der beroemdste En
gelsche Staatslieden van onzen tijd, heeft
zulk een moedige daad bedreven. Lord Ro-
seberry was in den tijd, dat dit voorval
plaats vond, twintig jaar. VerLaingend,
Frankrijk terug te zien, waar hij ruim een
jaar geweest was, had hij van zijn ouders
de toestemming verkregen er eenigen tijd
te gaan doorbrengen.
Het genoegen van den jongen man zou
niet volmaakt geweest zijn zonder een reis
genoot, en diezo was spoedig gevonden.
„Heb ik dan mijn trouwen Dick niet 1"
had lord Roseberry uitgeroepen, toen men
het vreemd vond, dat hij alleen ging.
„Met hem zal ik mij nooit eenzaam voe
len."
Het dier, een prachtige patrijshond, was
waarlijk een trouwe makker voor hem.
Goed verzorgd en verwend door zijn mees
ter, scheen het zijn dankbaarheid te wil
len betoonen, door steeds meer bewijzen
van gehechtheid te geven.
Toen de jongeling ziek was, had Dick
do eerste dagen beslist geweigerd het bed
te varia ten.
In het belang van den zieke had men den
hond de kamer uit moeten zetten.
De dag van vertrek kwam en men be-
hegrijpt, dat Dick volstrekt niet behoefde
to worden gedwongen zijn meester te vol
gen. Met luide betuigingen van vreugde
draafde hij de loopplank op der pakket
boot, die weldra koers zette naar Frank
rijk. De zee stond hol en liet woei hard.
Na een uur vertoefden er nog slechts en
kele passagiers op het dek, en daaronder
was Lord Roseberry, wien het rollen van
het schip niet scheen te deren. Op een bank
bij de verschansing zat de jongeman te le
zen, met Dick bij zich. Plotseling streek
er een rukwind over het schip. Nauwelijks
zijn meester een bediende noodig had en
dat hij belast was met de taak er in de
buurt een te zoeken.
„Verscheiden jongens," zeide hij, „heb
ben zich reeds aangeboden, maar ik heb
er geen oogenblik aan gedacht er een aan
te nemen. „Ik ken je lang genoeg om te we
ten, dat men op jou rekenen kan en nu
kom ik jou halen."
Edmond kwam dus in dienst bij Isabel
la's en Caroline's vader.
Dit nieuwe leven beviel hem best, hij
werd goed gevoed, goed gekleed en goed ge
huisvest. lederen dag kreeg hij meer lust
in zijn werk en weldra was hij handig in
alles, wat Gilbert van hem verlangde.
Gewoon mei blooto voeten te loopen,
kostte hem het dragen van schoenen en
kousen eerst veel moeite. Hij liep moeilijk
en wekte den lachlust der andere bedienden
op, en daarom maakte Marie, aan wie hij
dadelijk zijn verdriet verteld had, hem
een paar pantoffels met zooltjes van ge
vlochten hennep, waardoor hij zeer gemak,
kefijk liep. Hij trok bij zijn aankomst de
schoenen uit en de pantoffels aan cn toen
de anderen zagen, dat zijn schoeisel er
keurig uitzag en dat or nooit een spoor van
slijk op de trappen te zien was, vonden zij
do pantoffels, die Marie gemaakt had,
nog zoo kwaad niet. De kamenier van Isa
bella bestelde er dadelijk een paar, doch in
plaats van de zooltjes van hennep to ma
ken, vlocht Marie ze voor haar van bind
touw, wat mooier was en even duurzaam
als gewone loeren schoenzolen.
De kamenier liet ze verheugd aan haar
meesteresje zien en deze, in haar schik over
had Lord Roseberry den tijd gehad op te
staan, of zijn hoed word afgerukt.
De jongeman kon een kreet van schrik
niet onderdrukken, die door Diok onmid
dellijk op zeer onverwachte wijze beant
woord werd.
Met een sprong, eer zijn meester het be
letten kon, was de hond over boord om
den hoed te halen, die door de gclven
werd meegesleurd.
„Diok, hulp 1 laat stoppen!" riep de
jongeling wanhopend.
Op zijn geroep kwam de kapitein aan
loop en.
„Wat is er? Een ongeluk?"
„Ja, kapitein, laat onmiddellijk stop
pen. Mijn hond verdrinkt."
De wanhoop van den jongeman, den
doodsangst, waarmee hij den strijd aan
zag, dien Dick tegon de woedende golven
voerde, zouden den ongevoeligste hebben
vermurwd, maar de kapitein liet zich niet
overhalen.
„Verdrinkt uw hond? wat kan ik daar
aan doenDat is geen reden, mijnheer, om
hot gelieelo sohip in rep en roer te bren
gen."
De jongeling maakte een beweging, of
hij den kapitein wilde slaan, doch hij hield
zich in en op smeekenden toon drong hij
aan:
„Ik bid u, kapitein, laat stoppen, al is
het maar een minuut."
„Onmogelijk, stoppen voor een hond?
Dat meent u toch niet? Ja, als het een
rnensch was, dan werd het een andere
zaak."
„Waarlijk? nu, dan is er wel iets op te
vinden.
En meteen sprong de jonge man over
boord.
Deze keer was de kapitein geroerd' en
terecht. Met bevende stean riep hij„man
over boord,'' en gaf order de machine stop
te zetteu. Haastig werd er een sloep uitge
zet.
Het was hoog tijd. Lord Roseberry kon
nauwelijks zwemmen en zou als een bak
steen gezonken zijn, wanneer de hulp zich
nog enkele seconden had doen wachten.
de vindingrijkheid en handigheid van Ma
rie, sprak er met haar zuster over en be
stelde een dozüjn van zulke paren.
Toen het weTk af wae, verkochten de
zusters de pantoffels, kregen er een gulden
vijftig het paar voor en begaven zich naar
het kasteel Rossmore.
Daar vonden zij het kleino gezin met
huishoudolijken arbeid bezig en overhan
digden Maric den prijs van haar werk. Zij
spraken af dezen handel voort te zetten en
zeiden haar, dat het schoeisel zeer in den
smaak viel en dat zij het zeer goed aan
de kooplieden te Dublin kon verkoopen.
Aangemoedigd door die goede vriendin
nen, breidde Marie haar fabriekje zooveel
mogelijk uit. Nancy en Peggy vlochten
het touw, Edmond, die eiken morgen een
uur bij zijn zusjes doorbracht, klopte de
zolen en Marie naaide alles aan elkander
en legde er de laatste hand aan.
Aan werk was geen gebrek; eerst kwamen
alle buren, toen alle kooplieden udt den
omtrek bestellingen doen. Marie maakte
van dien voorspoedigen tijd gebruik om haar
schuld aan de onderwijzeres af te doen en
gaf haar tot dank voor haar goedheid, een
paar mooie pantoffels, met rose strikjes
versierd.
De scholieren bewonderden eerst het
schoeisel van hun onderwijzeres, toen vroe
gen zij waar het gemaakt werd, en toen zij
vernamen, dat het kasteel Rossmore de
plaats van herkomst wae, gingen zij daar
heen in het speeluur en eenigen van hen kwa
men zelfs een handje helpen.
Op zekeren dag, juist toen Edmond
Vier flinke handen heschcn den jongeling
«tinnen boord, wiens eerste vraag was:
-,,Red mijn hond ook."
Zijn wensch was gemakkelijk te vervul
len, want toen het brave dier zijn meester
in het water zag liggen, was hij er met een
laatste inspanning in geslaagd, zijn kant
uit te zwemmen. Spoedig hadden de ma
trozen, door een handig geworpen touw,
den hond in de sloep.
Lord Roseberry beloonde mild de ma
trozen, die hem gered hadden. Wat den ka
pitein betrof, die geheel in de war was
en niet wist hoe hij zich houden zou
de jonge man zette hem op zijn gemak met
de woorden:
„Nu kapitein, als je ooit hulp noodig
mocht hebben, bedenk dan dat Dick er is."
Een ontdekkingsreiziger, die zoo onge
veer de wereld afgereisd had, zag niets dat
hem meer belang inboezemde dan de be
roemde gedresseerde olifanten, die hij te
Moulmein aantrof, een zeehaven aan de golf
van Bengalen.
In een brief aan een vriend, beschrijft hij
hun verwonderlijke slimheid aldus:
Hier ziet men gedresseerde olifanten
hout opstapelen voor de talrijke scheeps
timmerwerven, die men langs de rivier
vindt.
Hun handigheid en slimheid zijn wonder
baarlijk. Zij worden aangevoerd door een in-
boorling, die op hun nek zit en alle moge
lijke bevelen geeft met behulp van zijn hiel,
waaraan een puntig stukje ijzer zit, dat veel'
van een klein houweel heeft. De olifanten
begrijpen best, wat er van hen verlangd
wordt Zij stapelen vierkante stukken tim
merhout op tot een hoogte van veertig voet
en elk stuk heeft zijn vaste plaats. Zij" dra
gen het hout op hun slachttanden naar de
stapelplaats, terwijl zij het met hun slurf
in evenwicht houden. Wanneer de stapel te
hoog wordt, om er netjes de overige stuk
ken op te leggen, bouwen zij van hetzelfde
materiaal een verhooging voor zichzelf eu
stappen daar met hun last boven op.
De heer Findley, de eigenaar van een der
grootste werven, had zijn olifantenleger al
lerlei werk laten doen, voor ons pleïzier,
thuis gekomen was, kwam er een joDgen
binnen, George genaamd, die zeide:
„Mag ik even mijn handen wasschen?
Ik ben zoo juist in een plas gevallen."
Terwijl hij zich waachte, kwamen twee van
zijn kameraden hem halen om zeepbellen
te blazen. Nauwelijks waren er eenige mi
nuten verloopen. of zij hoorden een vreeac-
lijk gekraak. Ontsteld liepen zij dadelijk
naar de groote kamer waar de weezen za
ten en vroegen of dezo niets gehoord had
den.
„Ik meende een donderslag te hooren,
waarom ben jullie zoo geschrikt?v Op
hetzelfde oogenblik weerklonk een slag.
Edmond ging naar buiten, om te zien
wat de oorzaak was van dit vreemde geluid
en zag onmiddellijk, dat twee schoorstee-
nen naar beneden gekomen waren.
Het gedeelte van het kasteel, waar de
weezen woonden, was goed gebouwd, en
liep geen gevaar, ineen to storten, aldus
beweerde Edmond, maar de kinderen, die
reeds in hun verbeelding het huis op zich
voelden neerkomen, kozen het hazen pr.d.
Edmond was een moedige jongen en lachte
om die bangheid doch dv° voor
zichtiger was. smeekto hem een metselaar
te gaan raadp'ogen.
T>07.*. dezelfde, die voor den huisheer
werkte kwam dadelijk. Hij deelde de vrees
van Marie en raadde haar sterk aan een
andere woning te zoeken.
Zonder tijd to verliezen zocht het meisje
iets te vinden in de buurt van Isabella's
woning, met het doel diohter bij haar broer
te zijn. Zij vond slechts een nieuw gebouwd
huisje, dat aan den heer Harvy toebehoor-
blokken opstapelen en naar beneden halen,
in het tuig trekken en met slurf en slacht
tanden vijf of zes blokken voortduwen, tot
zij in één lijn liggen.
Toen hij het hout, dat hij juist op zijn
plaats had gelegd, weer naar beneden moest
halen, scheen het mij toe, dat een der die
ren ons een wantrouwenden blik toewierp,
alsof hij zeggen wilde, dat is jullie schuld
Soms zijn ze heel lastig en gevaarlijk en
worden steeds op een eerbiedigen afstand
van vreemdelingen gehouden. Ze zijn ont
zaglijk groot en kosten van twee tot drie
duizend gulden per stuk.
Als de bel voor het eten luidt, maken
zij snel het werk af, waaraan zij bezig zijn
en niets kan hen dan bewegen, door te wer
kenzij draven onmiddellijk naar den stal
om hun maal in ontvangst te nemen en wee
den oppasser, die een van hen te kort doet.
Zij vergeten dit nooit en wreken zich bij
de eerste gelegenheid.
Zij baden eiken avond in de rivier en
weten even goed als de menschen wanneer er
een Zondag komt. Op dien dag gaan ze
naar de modderkuilen en wentelen zich
evenals do varkens, daarin den geheelen
dag rond.
Ingez. door Jan9je v. d. Born.
I.
Mijn geheel bestaat uit 12 letters en is de
naam van een voorwerp, dat in verschei
dene kamers gebruikt wordt.
1 2 3 4 5 6 worden graag door kinderen
gelezen.
1 5 12 10 5 6 worden in Zwitserland ge
vonden.
1 11 5 6 is een lichaamsdeel.
7 8 9 9 8 is een verkorte meisjesnaam.
Ingezonden door Truus v. d. Brande.
II.
Mijn geheel staat alle week in de Kinder
courant en telt 15 letters.
1 8 4 i3 een meisjesnaam.
3 5 G 13 is liet laatste deel van alles.
13 11 9 13 is op de kermis.
7 2 12 10 is een gewicht.
3 2 9 10 is niet vierkant.
7 5 15 3 is een vrucht.
7 14 9 13 is een inhoudsmaat.
10 15 9 is een boomsoort.
de, waarvan do huur vijf en zeventig gul
den bedroeg, wat veel te duur was voor
Marie, wier middelen haar niet veroor
loofden, hooger dan veertig gulden te
gaan. Zij zou wel een schikking hebben
willen treffen, rn«t den huisheer, doch zij
wist vooruit, dat zijn zaakgelastigde, do
heer Hopkins hiervoor niet te vinden zou
zijn. Daarom ging zij het heele dorp af, nog
altijd hopende een goedkoopere woning te
vinden, maar vergeefs, er was er geen. Ed
mond bood toen aan van zijn spaarpennin
gen tien gulden te geven, en Gilbert vroeg,
of hij bij hen kon komen inwonen; dan
konden zij elk de halve huur betalen, doch
Marie wilde haar broer de b lasting niet
opleggen en ook geen misbruik maken van
Gilbert's goedheid. Zij weigerde.
Bedroefd kwam zij op het kasteel terug,
en zeide tot haar zusjes:
„Slecht nieuws, Nancy, slecht nieuws
Peggy."
„E«i voor jou is er ook slecht nieuws,"
antwoordden do kleinen te gelijk.
„W* is er dan gebeurd?"
„Onze arme geit is dood
„Och, hoe komt dat?"
„Zij lag vanmorgen hij de ruïne en is
door een steen getroffen. Wij wilden haar
meenemen, maar dat kon niet, zij is zoo
zwaar."
,,Hoo vreeselijk," zei Marie zuchtend.
Betsy, een der kinderen uit de buurt,
heeft haar gezien en zegt dat zij door een
stuk schoorsteen is getroffen."
„Arm dier, dat ons van zoovéél nut is
geweest l"
Ingezonden door Hermann Popp.
III.
Zoek uit de onderstaande zinnen een
woord, welke woorden te zamen een spreek
woord vormen.
De man heeft den hond met een steen
gegooid.
Ik heb een appel van oom gehad..
Hij valt, maar hij huilt niet.
Iiij heeft niet gewandeld.
Hij gooit heel ver met een steen.
Zijn pet viel van zijn hoofd.
Hij gaf den jongen een klap.
Ginder bij den boom ligt een noot.
Ingez. door P. H. de Wit.
IY.
Mijn geheel bestaat uit 8 letters, en if
een admiraal geweest.
4. 2. 8. is een metaal.
4. 3. 7. 8. is een getal.
6. 3. 6. 4. is het tegenovergestelde van
koud.
Met een 1. 6. 8. schrijft men.
Ingez. door „een raadselvriendje."
V.
Mijn geheel bestaat uit 9 letters en i®*
een schuilnaam van een der raalselkinde»
ren.
6. 7 8. is een lichaamsdeel.
9. 7. 6. is het tegenovergestelde van duit
1. 2. 3. is een kleur.
4. 7. 8. is een metaal.
5. 7. 6. is een boom.
DE WINTER.
De winter is een barre» gast:
Hij geeft ons vochtig weer
Met storm of met regenvlaag,
Of sneeuwbui keer op keek.
't Is of hij roept met barsche stem:
„Blijf, koudkleurn, maar in huis 1"
En of hij met zijn sneeuwen zegt:
„'t Is warm en beter thuis 1"
Doch wij zijn flink, en ook gezond;
Dus binnen blijven, neen 1
Wij storen ons niet aan zijn luim,
Wij zijn toch flink ter been 1
Wij hebben samen één slee;
Wij gaan ook samen school
Dekt dus de sneeuw èn straat èn plein.
Dan hebben wij pas jool.
Eu Marie gaf zich geheel over aan haar
verdriet.
De wcczen gingen naar do plaats, waar
hun trouwe geit moest liggen, en toen zij
een paar steoncn oplichtten die bij het
lichaam lagen, bemerkte Nancy een geld
stukje, dat als goud schitterde, maar dat
op geen enkel geldstuk geleek, dat zij ooit
gezien had.
„Hier zijn er nog meerO, wat zijn er
veel," riep Peggy, toen zij een ijzeren pol
in het oog kreeg, die geheel met deze mun
ten gevuld was.
Edmond onderzocht de stukken en riep
verheugd uit:
„O, Marie, Marie dat komt juist van pas,
nu kunneu wij het huis huren; nog nooit
r#n wij zoo rijk geweest."
Maar Marie merkte op, dat zij dien
schat niet mochten aanraken, dat dezen,
aan den eigenaar van het kasteel toebe
hoorde en dat zij hem naar diens hui^
moesten brengen.
De kinderen gaven toe en den volgenden
dag gingen zij naar den woning van den heer
Hopkins, terwijl zij in het voorbijgaan even
bij hun wèldoenstors aanwipten, om Isa
bella en Carolina to laten zien wat zij ge
vonden luidden.
Isabella, die een uitstekende opvoeding
gehad had en veelzijdig ontwikkeld was,'
onderzocht do munten en vertelde dat deze
een aanzienlijke waarde hadden.
(Wordt vervolgd).