Bewaren van spijzen. De liaan in hei volksgeloof. De kunst van het haargolven. Het is voor iedere huisvrouw van het hoogste belang alle levensmiddelen zoo goed mogelijk te bewaren, om ze niet alleen niet te doen bederven, maar ook niets aan voe dingswaarde en smaak te doen verliezen. Door doelmatig bewaren kan men ook" de duurzaamheid daarvan bevorderen. Zoo inoet men bijv. alles, wat door vocht Kan lijden of door verlies van aroma zijn waar- do verliest, als thee, koffie, peper, beschuit, koekjes, vanielje, 'k a n e e 1, enz. in goed sluitende blikken trommels bewaren, of anders in glazen, aar den of porseleinen bussen of vaten. Hierbij blijft schoonhouden der bewaarplaatsen de eerste plicht.. Voor het bewaren van v e r s c h 7 1 ec s c h heeft men zich dikwijls vam sali- cylzuur bediend, maar weldra bevonden, dat het door lange aanraking met het vleesch zijn oon&evvecrcnde kracht verliest, en daarom het inwrijven met 2 pCt. boor- zuur verkozen. In een koelve.rtrek, vrij han gend, houdt zich vleesch meerdere dagen goedminder aan to bevelen is het liggen, waardoor het gedrukt wordt en op deze plaatsen licht bederft. Het zekerste be waart men vleesch door het dicht te bestrij ken met gesmolten vet, reuzel of rundvet. Vertoont zich ergens een bloeddruppel, zoo is dit een teeken, dat het overtrek niet dielit genoeg is en op die plek moet worden hernieuwd. V i s s c h e n houdt men langen tijd frisch doordat men ze opent, de ïngewandeu er uit neemt, van binnen mot een drogen doek afwrijft en het vleezige gedeelte met fijne suiker (een eetle; 1 op een visch van vijf pond) bestrooit en horizontaal neer legt, om er de suiker in te laten dringen Voor het gebruik legt men ze in frisch wa ter, daardoor kan men ze gemakkelijk af- schubben, en do suikersruaak verdwijnt. Na deze behandeling zijn de visschen volkomen frisch. Gevogelte houdt men langen tijd goed door met een haakje de ingewanden er van achter uit te halen, dan papier er in te stoppen on het dier ongeplukt koel op te hangen. Zoo men den vocrel geplukt koopt, neme men op de boven aangegeven manier er de ingewanden uit en hangt hem in een neteldoekschen zak in den tocht. Ook wild behandelt men op dezelfde wijze als vleesch door het met gesmolten vet te omringen. Broodjes houden zich lang versch, als men ze in een meelzak steekt, waarin zich nog wat meel bevindt; men moet re met de bovenste korsten tegen elkander leggen, den zak vast toebinden en op een frissche plaats los hangen. Bij gebruik strijkt men het meel er af, frischt het brood op met een in water gedoopten borstel en legt het in den kelder. Op deze wijze be handeld brood is na zes weken nog frisch. Bier moet altijd in donkere flesschen worden bewaard; de smaak lijdt onder den "invloed van het licht. Het moet tegen het licht beschermd en in het donker worden bewaard. De temperatuur moet zijn 910 gr. R. Slaolie wordt ongekurkt op een koele plaats bewaard en houdt zich beter als men er wat olie bij voegt. Melk blijft verscheidene dagen goed, al9 men ze in het waterbad op 4050 gr. R verwarmt, ze twee uur daarin laat en tot op 15 gr. weer afkoelt. Runder vet, reuzel en ganzen- vet houdt zich lang goed, als men hot vet met wat poeder van boorzuur bestrooit «n flink afsluit. Boter, die men in het donker bewaart, wordt niet ranzig. Wanneer men er dage lijks frisch water op giet, blijft zij rang goed. Bij groote hitte is het raadzaam de boter te leggen in afgekoeld gekookt zout water. W ij n moet men liggend bewaren en wel zoo, dat hij den kurk nat maakt. Men mag in een wijnkelder geen zuurkool of inge maakte augurken bewaren, daar deze den smaak en 't gehalte van den wijn bederven. V ruchton bewaart men het best op rekken van hout, waarvan de planken met latten voorzien of doorboord zijn en waar over een laag droog stroo is uitgespreid, zoodat de lucht er van onder in kan door dringen. Men le£ge ze één voor één op de rekken en zorgc er voor, dat de peren met den steel naar boven, de appelen met den steel naar onder komen te liggen. Bedekken met stroo is niet aan te raden, omdat hier door het rijp worden der vruchten verhaast wordt ten koste van haar smaak cn het uit wasemen der vruchten wordt verhinderd. Men mag in hetzelfde vertrek geen aardap pelen of andere groenten bergen. Hoe rei ner de lucht, hoe smakelijker de vruchten blijven. Zij moeten niet alleen koel, maar ook donker liggen. De haan cn de hond waren, volgens dc leer van Zoroaster, heilige dieren, de laat ste als bewaker van huis en haard, de eer ste als verkondiger van het morgenrood, en bijgevolg als symbool van het licht en de zon. Daarom voerden ook de „zonnekinde ren" een haan op hun schild. In latere tij den bleef de haan het zinnebeeld der waak zaamheid, tevens dat dor leerzaamheid vandaar, dat nog in de negentiende eeuw zijn beeld op kinder- en schoolboeken prijk te. In Holland had men oudtijds het „Ha- neboek". Men heeft allerlei verklaringen gezocht voor het „gezang" van den liaan en het kakelen van de hen. Aan een oude vrouw werd volgens de overlevering eens in het Wurtomburgsche dorp Wurzach nachtverblijf geweigerd. Toen ging zij naar een naburige hoeve, put te water uit een put, goot dat over den grond en zei „Zoo waar ik dit water uitgiet, zal mor gen het dorp Wurzach van den aardbodem verdwenen zijn." Zo geschiedd'e, en sedert hoorde men het hanengekraai uit de diepte klinken. Het hanengekraai wijst ook aan, waar schatten in den grond verborgen zijn- De zwarte hanen staan in verbinding met den Booze, leggen eieren, voorspellen de toe komst en verrichten de zonderlingste din gen. Zoo konden zij bijvoorbeeld profctce- ren, door graantjes op te pikken, die men in den vorm van letters en woorden had gestrooid. Zwarte hanen konden huizen in brand steken; witte daarentegen konden muizen en ander schadelijk gedierte verdrijven. Kortom, men schrijft dien vogels tal van bovennatuurlijke eigenschappen toe. En nog altijd leeft dat bijgeloof, hetwelk in de middeleeuwen menig dier het leven kostte, onder onontwiKudden voort. In Bohemen wordt nog heden ton dage een zwarte haan aan een boom gebonden en men danst er omheen. Bij de eerste brui loft, die in den vastentijd valt, bindt men een haan, met een rooden doek om den kop, op een steel vast, cn onthoofdt hem dan, waarna hij wordt opgegeten onder de tonen van treurmuziek. In hetzelfde land wordit het eerste door een zwarte kip gelegde ei over het huis ge gooid, waardoor het tegen hekserij bevei ligd is. In Thüringen en Silezië kloppen meisjes, die graag een man zouden hebben, met Kerstmis en Nieuwjaar driemaal tegen het hoenderhok en zeggen daarbij een spreukje op. Als de haan kraait, krijgen ze het vol gend jaar een vrijerantwoordt echter een kip, dan moeten ze nog lang wachten. Hier en daar treft men ook nog sporen aan van de oude hanen-offers. Bijvoorbeeld den „oogsthaan", die in West-falen gegeten wordt, als het laatste voer graan binnen is. In Silezië en elders versiert men hero eerst met linten, en dan slaan jongelieden ge blinddoekt naar hem. Wie het arme dier uit zijn lijden verlost, is hanekoning. De liaan op den kerktoren heeft zeker ook oorspronkelijk een symbolieke beteeke- nisdat hij zoo lang behouden bleef, heeft zeker ook eea praetische beteekenis; de vo gel vorm is namelijk voor windvaan zeer ge schikt. Wij gaven daarover vroeger reeds een artikeltje.1 De modedames der Fransche hoofdstad treuren. Marcel, do wouderman, de uitvin- tier van de haargolf, heeft zioli uit de kappende wereld teruggetrokken en zal nu met rncer do schoonheid der hoofdjes zijner clienteclo door zijn kunst verhoogen. Een flink millioen, dat hem de geurige golven der blonde cn brunette kopjes als strand goed hebben toegedragen, moet den groo- ten „kunstenaar" den naderenden ouden dag en levensavond verzoeten, dien hij, ver van boulevards, brandschaar en eseence- flacons, denkt door te brengen. Wanneer men hierbij terugdenkt aan den tijd, waarin de „Marcel-golf" op het top punt van haar bloei stond, en voor de Pa- risienne als haar Londenscke zuster even onontbeerlijk was als haar dageiijksoh bad, is het wel de moeite waard het ontstaan van deze zonderlinge mode eens op te ha len, die nog tegenwoordig alle kopjes van do toonaangevende schoonheden der Brit- scke en Fransche wereldsteden beheersckt. De Ijondenscrhe „Hairdressers Union" 1 ietj het zich niet ontgaan om haar beroemden collega een plechtig afscheidsfeest te ge ven, en Marcel liet zich bij deze gelegen heid interviewen alsof hij een Balkanvorst, was. Voor de eerste inaal gaf bij zijn zakenge heimen, die voor hem als rentenier waar deloos zijn geworden, prijs. „Het is onmogelijk," zei Marcel, „dat een vrouw beur haar alleen kon golven; zij heeft daarvoor iu elk geval een ander per soon noodig, en derhalve beschouw ik mijn uitvinding als een weldaad voor ons be roep. Ik kwam het eerst op het idee de haargolvingen kunstmatig aan te brengen, toen ik het natuurlijke haar van mijn moe der zag. Ik zette haar als model naast een dame, wier haar ik door midjdel van brand- scharen aan het goh en trachtte te bren gen, en ontdekte, dat ik deze bewrorkingen door een zekere beweging van heb handge wricht kon bereiken, echter eerst, nadat ik mij in deze beweging laugen tijd had ge oefend. Het is onmogelijk deze beweging iemand theoretisch aan te leeren; slechts de praetische oofening geeft succes. Het door mij uitgevonden instrument is niets anders dan een brandscliaar van bijzonde-- ren vorm, die den haarkunstcnaar in staat stelt, het dikste en weerbarstigste haar in zachte golvingen te leggen. Mijn bedienden' hebben bijna allen minstens een jaar noo dig, om de kunst cenigszins te leeren." Interessant zijn de kleine zakengeheimen van den nieuwen rentenier. „Vijftien jaar lang," vervolgde hij, „had ik vijftien vaste klanten, wier haar dage lijks door mij werd gegolfd, en van ieder kreeg ik tien franks per dag Mijn zaak breidde zich echter enorm uit, toon ik mijn Londensck filiaal opende. Hier had itc da mes, die me veertig pond sterling 480), betaalden, als ze niet behoefden te wach ten. Dat een dame mij een bankje van tien pond voor mijn diensten gaf, wanneer ik haar in heur eigen woning bediende, kwam bijna dagelijks voor. Ik gaf de Parijsche zaak ten slotte geheel op en ging naar Lon den, want behalve de geldelijke zijde had ik ook een artistiek belang in de Engelscho metropole gevonden. Geen vrouw ter we reld bezit mooier haar dan do Engel scho en juist mijn uitvinding bracht alle schoon heden aan het licht. In de laatste tien ja ren had ik door mijn kunst alleen een ge-, middeld inkomen van 4C00 pond sterling per jaar, en ik heb thans genoeg gespaard,- om mij in het particuliere leven terug te trekken." Aan het einde van het diner bleek, welk een vereering zijn collega's voor den heer Marcel koesterden. Een verkooping vaa alle gereedschappen, die hij voor een korte demonstratie had gebruikt-, bracht de som van 500 gulden op, die voor weldadigheids- 1 doeleinden zal worden gebruikt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 21