VGOR DEJEUGD t lEIDSCH DAGBiAD No. 14940. Woensdag* 4 November. Anno 1908. OP ZIJN WOORD VAN EER. De geschiedenis van „Slimme Spits." •••e 0«N /W\ Krak „Jij hebt het gedaan.'' Ja, Driessen had het gedaan. AJs oudste van cle school had hij den voetbal van Vlierboom geleend en door de ruiten van het aangrenzende huis getrapt. Vlierboom wist geen raad, want om zulke ongelukkeu te voorkomen was het verboden op dit veld te voetballen en zijn naam stond op den bal „Toe, vertel het niet," smeekte Driessen, de meeste anderen waren al naar binnen voor het eten, „als ik morgen terugkom, 2al ik het wel met den baas in orde maken, nu kan ik er niet voor blijven." Vlierboom knikte. ,,Op je woord van eer?" ,,0p mijn woord van eer." Toen ging Driessen zijn Zondag te huis doorbrengen en de buren brachten den bal en hun klacht naar den baas. De vijfde klasse, die van Vlierboom, was kwaad. ..Ken mooi ding," zei Janssen den volgen den dag, „ora Vlierboom te willen straffen. Hij heeft de ruit niet gebroken en kan na tuurlijk niet zeggen, wie wel. Hij kan zich tot etenstijd bedenken, heeft mijnheer ge zegd en dan moet Driessen terug zijn. om dtr zaak op te helderen Wie zal hem halen?" ..Wij mogen niet weg," zeide Grijs. ..Ik zal gaan," zei Janssen, ..rnaar Liesing dan moet je den ouden Top in zijn kamer opsluiten, als hij zijn middagslaapje doet en de Grijs, als hij soms ontsnapt, de bel mag niet luiden. Als Driessen voor het eten terug is, is Vlierboom gered." Er werd opgebroken en Janssen ging op zijn boodschap uit. Driessen woonde slechts op vijf kilometer afstand en kon op zijn fiets gemakkelijk intijds terug zijn. Omstreeks halfvier 9loop Liesing naar buiten en sloot de deur van den ouden por tier. Toen klommen de Grijs en de overige leerlingen van de vijfde klasse op den toren, om te zien of Driessen kwam Maar Dries sen kwam niet. Het werd kwart voor vijven en op den weg was niets te zien ,,Die leeliikerd komt niet," zei Liesing ..Hij wordt misschien opgehouden." zèi de Grijs. ,,als hij wegblijft, is hij een laf aard De wijzer kroop voort, het was tien mi nuten voor vijven ..Wel, waar is hij nu?" vroeg de Grij* schamper. ,,wat denk je er van. Vlierboom? Ia het niet laag?" Vlierboom liep schouderophalend weg De wijzer kroop voort Eindelijk riep Liesing Daar komt hij aan." En Driessen kwam werkelijk op zijn fiets den hoek om, trappende wat bii kon. ..Te laat," riep de Grijs. kijk daar is Ton al." En ja, de oude portier kwam mopperend, niet uit zijiD kamer, maar uit de keuken, om de klok te* luiden. Vlug als water was Liesing de ladder op gevlogen, het was een kwestie van minuten. Hij greep de kolossale bel en haalde er de klepel uit. Op hetzelfdo oogenblik werd: hij bijna omvergeworpen door een hevigen ruk aan het touw. Do bel zwaaide heen en weer, doch maakte geen geluid. Liesing keek naar het groote hek; Driessen storm de juist naar binnen De etensbel luidde dien dag eerst om kwart over vijven en toch verzekerde Top bij hoog en Laag, dat hij om vijf uur geluid had. Maar dat moet hij toch mis gehad hebben, want niemand had iets gehoord, vóór Dries sen een bekentenis had' afgelegd en Vlier boom gered was. Een beste hond was het, en een schrande re hond ook. Hij deed zijn werk zoo goed als een mensch Toen ik zoo over een hond hoerde spreken was mijn nieuwsgierigheid gaande gemaakt en toen ik mij verlangend toonde er meer van te hooren, vertelde de spreker mij bereidwillig de geschiedenis van „slimme Spits". i Zijn meester, die in dien tijd eemge mij len van liet station woonde, zon dikwijls op een middel, om zijn ochtendblad vroeg in den morgen te krijgen. De loopers der krant kwamen niet langs zijn lmis en wanneer hij er dagelijks te paard heen was gegaan, zou dat hem te veel tijd gekost hebbeu, terwijl op dat uur ook geeu zijner knechts op de boerderij gemist kon worden. De trein pas seerde evenwel een overweg, die slechts een paar minuten van zijn woning af lag. Zou hij Spits niet kunnen gebruiken om de krant te gaan halen als de oonducteur hem up het juiste oogenblik uitwierp? Spits was nog een jonge hond, maar toch besloot hij, hem op de proef te stellen Hij sprak met den verkooper van de kiosk aan het station af, dat deze eiken morgen de krant gereed zou hebben voor den conducteur van een be paalden trein, en met dien conducteur, dat deze de krant op de rechte plaats zou uit werpen. Spits scheen den volgenden morgen niet te begrijpen toen hij met zijn meester was gaan wandelen en z.ieh, op Collie's manier, vermaakt had met alle kanteu uit te vliegen waarom hij zoo stil naast zijn meester moest staan hjj een overweg van den trein. Daar kwam de locomotief met een schel gefluit den bock om. Spits schrikte en wilde wegrennen, doeli zijn meester '0e1 alBlijf hier". Daar kwam de trein voorbij met veei geraas en op het j.-istc oogenblik wierp de conducteur de k^aiit uit Op bevel van rijn meester nam Spits het blad op en nu gingen ze naar huis Drie ochtenden werd die les herhaald en den volgenden dag we: l hij er alleen op uit gezonden, om tc toocen, dat hij wist, wat er Van hem verlangd werd. Om tie* minu ten voor achten liet zijn meester hem een krant zien, met de woorden „Nu ga je Spits". Na een vragenden blik, die betec- kende: „Gaat u niet m.e?" sprong hij heen. Hij was op tijd op zijn post, wachtte ge duldig, en toen de conducteur hem alleen zag, keek hij nog eens om, om te zien, noe de hond zijn boodschap er af bracht. Spifa greep dc kranten, liep zoo hard hij kon, naar huis. En wat een goede ontvangst viel hem ten deel, wat was hij trotsch toen hij door zijn meester en het gelieele gezin werd geliefkoosd en geprezen. Na eenigen tijd was hij zoo in zijn schik; en zoo vertrouwd met zijn morgentaak, dat hij er steeds op uit was, den conducteur m liet oog te krijgen, want zij kenden elkaar nu heel goed. Eens was hij in zijn opgewon denheid bijna overreden en sinds dien tijd wat iwj -voorzichtiger en wachtte voor den boom, tot het blad op den grond viel. Mijlen in het rond, kende men dit schran- dere dier en toen .uj in hoogen ouderdom stierf, verloor zijn meester aan hem niet alleen een waren vriend, doch ook een trou wen dienaar. Een dappere Grijsaard. Daniël Bryan was een oud Icrseh zee man, die onder lord Sydney diende, gedu rende den tocht naar Syrië, in 1799. Met de jaren was hij doof geworden, doch zijn dapperheid was er niet op verminderd en hij kreeg spoedig gelegenheid dit le too- nen Saint' Jean d'Acre werd belegerd, li ij het eerste gevecht dat de Franschea lever den, werd een van hun generaals gedood en bleef, met de andere lijken, in een greppel liggen. De Turken sneden, volgens kun ge woonte, den ongelukkige» officier het hoofd af en lieten het lichaam liggen, om tot voed sel te dienen aan de rondzwervende honden. Eenige dagen later kwamen een paar En- gelsehe matrozen, die bij dc landmacht ge detacheerd waren, weer aan boord en men vroeg hun, of het lijk van den Franschen ge neraal daar nog altijd lag. Op hun Bevesti gend antwoord, riep Daniel Bryan uit: „Waarom hebt gij het niet begravenV' „Gemakkelijk gezegd", zeiden de anderen, „ga er zelf maar heen." „Dat zal ik doen", antwoordde de ve teraan. „Ik beu Fransch krijgsgevangene geweest en ik heb altijd gezien, dat zij hun doode vijanden eerbiedigden." Den volgenden morgen vroeg Daniël ver lof, naar de stad te mogen gaan, trok zijn mooiste uniform aan en vertrok in een bootje, met eenige kameraden. Hij had een spade en een touw weten machtig te wor den, en aan het laatste lie: hij zich neer door een der openingen ia het metselwerk van den muur.: Eenige matrozen hadden hem willen volgen, doch hij sloeg dit aanbod af. „Neen", zeide hij, gij zijt te jong om te sterven, ik bon oud en doof, aan mij is nlcU verloren." Te midden der kogels werd hij dus bin nen de muren gelaten, met zójci gf.rwdtcuap

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 11