Het trekken der vogels. Na den burgeroorlog, toen hij bij den tele graafdienst werd ingedeeld, ging hij in het ijzervak over te Pittsburg. Daarin verdien de hij zijn milliqenen, die ontelbaar zijn. Hij woont sedert cenigen tijd weer in net geboorteland op zijn ka-steel „Bkibo Costlo", in Schotland, on gebruikt zijn geld orn do w er old telkens opnieuw te verbazen met schenkingen, die zich nooit tot één bepaal de rubriek bepalen. Hier is eon lijstje van eenigo zijner voor naamste giften: Bovenaan staan drie en een half millioen ▼oor bet Haagsehc Vredespaleis. De Pittsburg Caruegie-Stichting, een openbare boekorij, 50,000,000 gld., benevens 17 millioen voor onderhoudskosten. Aan Schotsche Hoogescholen 25 millioen. Pensioenen van oude onderwijzers in de Ver. Staten en Canada 25 millioen. Amcrikaanscb Holden-Fonds 12 millioen. Hoogeschool van Chicago 7 millioen. Fonds van A norikaanscho werktuigkun digen 4 millioen. Voor Amerikaansche kunstverzamelingen 2.5 millioen. Hoogeschool van Princeton 2.5 millioen. Aan een veorticnhonderdtal bibliotheken TOO millioen. Aan een vijftigtal boogescholcn 20 mil lioen. Aan Kochs tuberculoson-fonds 3 millioen. Zijn nieuwste gift is nu een „Engelsch Helden-Fonds". De naam op zichzelf is al zoo goed, en zijn twee en een half millioen gulden doen de rest! Uit de rente hiervan tot 120,000 gulden *8 jaars zullen giften geschonken worden aan wat Carnegie noemt „de helden der be schaving"; dat zijn mannen of vrouwen, die verminkt worden of hun nabestaan den, indien zij komen ite overlijden bij pogingen om het leven van anderen te Teer den in Engeland of Engelsche wateren. De woorden van Carnegie zelf, uit den brief, waarin hij de bestemming van zijn gift aankondigt, zijn pakkend van eenvoud. „Wij leven in een heldhaftigen tijd. Niet zelden worden wij getroffen door daden van heldenmoed, waarbij mannon of vrouwen ge wond worden of L :n leven laten, bij de po gingen hun medemensehen te redden; de zen zijn de helden der beschaving. Do val- sche helden der barbaarschheid verminkten of doodden de hunnen." En: „Ik heb reeds lang gevoeld, dat zulke wa re helden en zij, die van beo afhankelijk zijn, bevrijd moesten wezeD van geldelijke zorgen als gevolg van hun heldhaftigheid." Is deze eenvoudige milliocnen-goochelaar niet de ideale geldschieter, die onze maat schappelijke tekorten aanzuivert'? Do Amerikaansche bezitter van millioenen was zooals de meeste schatrijke Amerikanen een doodarme jongen in zijn jeugd. Het was een heuglijke gebeurtenis voor hem en zijn ouders, toen hij telegrambestel ler werd on 11.25 dollar of 27 gulden per maand zou verdienen. Dat was een hecle uitkomst voor het gezin Carnegie, dat het ver van breed had met het weekloon van ▼ader. Andrew was dan ook org verheugd met zijn betrekking en deed zijn best zooveel hij maar kon. Hij dacht daarom goed aangeschreven te staan bij zijn chefs tot op zekeren betaal- avond hij alleen van al de bestellers geen geld uitbetaald kreeg. „Wacht tot ze i-lcmaal vertrokken zijn, Carnegie", zei do kassier tot hem, „ik moet je spreken." Carnegie schrok geweldig. Lieve Hemel, zou hij zonder hot te weten aan zijn plicht te kort zijn geschoten, en zou hij nu zijn ontslag krijgen? Met den angst in het hart stond hij +e bedenken hoe zijn goode moeder de vreese- lijke tijding mee tc deelen. „Andrew", zei de kassier, toen ze alleen waren, „de directeur heeft bemerkt, dat jouw werk meer waard is dan dat van de andere bestellers. Je krijgt twee dollars (/4.80) meer per maand. Carnegie was zóó verbluft, dat hij geen antwoord gaf. Hij holde naar huis. Na den doorgestancn angst wilde hij nu ook zijn grapje hebben. Thuis gaf hij zooals gewoon lijk 11,25 d-ollars af; met de twee andere dollars wilde liij zijn moeder '.en volgenden morgen verrassen. In bed echter kon hij het groote nieuws niet meer voor zichzelvcn houden, on bij vertelde het ann zijn broertje Tom, die het den volgenden morgen heel vroeg verklapte aan zijn moeder. Moeder Carnegie deed ech ter alsof ze er niets van wist, toen Andrew haar de twee dollars gaf en haar verleide, hoe hij er aan kwam. Zij weende van vreug de. »cn Carnegie voorval uit zijn jeugd later vertelde, voegde hij er bij„Ik ben in armoede geboren en ik zou de gezegende herinneringen mijner jeugd niet willen ver ruilen voor die van den rijksten million- nairszoon, die ooit bestaan heeft. Wat weet hij vau vader of moeder? Heel weinig; want betaalde lieden hebben hem grootge bracht. Ik heb liever te doen met een jon gen, wiens moeder tevens zijn kindermeid, waschvrouw, naaister, onderwijzeres, be schermengel en heilige is geweest, cn wiens vader hem tot leidsman, voorbeeld en vriend was. Dat zijn de jongens, die 't het. verst, brengen in dc worcld." ScBiooDJongens oueo- t;uu eEgfcm Gndeug'Jen. Een interessante paedagogiscbe '.proef heeft onlangs een leeraar, die zijn naam om verschillende redenen met vil noemen, genomen en daarover in de „Nieuwe jaarboeken voor do klassieke oudheid, ge schiedenis en Duitscho literatuur en pae- dagogie" eou artikeltje geschreven. Het onderzoek had ten doel zich eens tcu volle op de hoogte te stellen van de plaats, welke zijn leerlingen in theorie cn practijk innemen ten opzichte vaD slinksche smok- kclmaniertjcs. Hiertoe deelde hij onder de leerlingen van vier klassen, waaraan hij les gafA briefjes uit, waarop enkele vragen 6tonden geschreven, welke zij met een ,,ja" of „neen" hadden to beantwoorden. Al mochten er onder de in practijk zooveel plagiaat plegende leerlingen wel eens een paar in dc theorie Farizeère blijken, toch waren do uitkomsten vaD deze gewetens vragen typisch. Zoo bleek, dat het afschrijven van huis werk. hetwelk niet behoeft to worden inge leverd, slechts door 17 jongens werd afge keurd, terwijl 59 vonden, dat het „best mocht"; voor het afschrijven van in to le veren huiswerk waren 41 afkeuringen en 36 vrijspraken; in een klasso was het vrij sprekende „neen" in do meerderheid. Het „vergelijken" en „verbeteren" van huis werk doet volgens do meening van de scho lieren geen kwaad, en slechts 8 veroordee laars stonden tegenover GS voorstanders. Ook hot „afkijken" van naastzittenden wordt volgons do openbare meening voor een vergeeflijke fout gerekend, want 16 jongens vol gemoedsbezwaren stonden hier tegenover 61 luchthartigen. Tamelijk sterk, en wel met 27 stemmen, werd het slinksche gebruik van hulpmid deltjes (de school-terminologie geeft hier voor het woord „spiek,en'') veroordeeld; toch vond deze avontuurlijke wijze van examens-afleggen nog 47 aanhangers. Dat de noodleugen ten gunste van een kame raad met geestdrift werd gehuldigd, was te verwachten, en 18 aanhangers van „waarheid-bovenal" stonden clan ook te genover 59 voorstanders van hou en trouw verwerpelijk schijnt daarentegen, ook zelfs voor het eergevoel van de jo gd, de nood leugen in dienst van eigenbelang, want 33 gewetenloozen maten zich hier met 41 waar heidlievende deugnieten. Natuurlijk kan men hieruit nog niet be sluiten, dat het een boosaar 'ige jongens- schaar wasintegendeel, de onderwijzer noemt zijn leerlingen bijna allen goedhar tige en ronde jongens. Aangezien hun oordeel des c-ndcrscheids pas aan den groei is, konden ze over de wetten der moraal nog geen vast oordeel vellen: e°n proef als deze zou niettemin elk onderwijzer in staat stellen de vorming van het oordeel zijner leerlingen na te gaan en het, zoo ncodig, door inwerking en vergrooting van het eergevoel te ver edelen. Men kan do vogels verdeden in standvo- gcls, die altijd in hetzelfde klimaat blijven, en zich niet van hun broodplaatsen verwij deren; zwerfvogels, dio wel in hetzelfde kli maat blijven, maar zich van hun broed plaatsen verwijderen; en trekvogels, die na den broedtijd een ander klimaat opzoeken. Do trek is een zeer moeilijk vraagstuk, dat nog steeds op een oplossing wacht. Gad- ke heeft getracht uit zijn waarnemingen op Helgoland hot vraagstuk te doorgronden, maar tevergeefs. Terecht merkt Graser op, dat men uit de algemeene feiten, niet uit dc bijzondere, conclusies moet trekken. Het gaat. niet zoozeer om hot hoe als om het waarom Met hot oog hierop werden op een Zweedsche vogelwacht proeven genomen met gemerkte vogels, die een aluminiumring om een pootje kregen. De vogels moesten, na cc. schoten te zijn, met opgaaf van vindplaats opgezonden worden. Deze zeer wreedo me thod© geeft echter weinig meer dan al be kend was. Vele theorieën zijn opgesteld, om den trek to verklaren. Weissmann veronderstelt, dat do oudo vogels den jongen don weg leeren door den eersten keer als gids mee tc gaan. Het. vol gende jaar leeren deze jongen op hun beurt den weg aan liet volgende geslacht, enz. Hij beroept, zich hierbij op de waarneming, dat, als jongen zich niet bij den trek aan sluiten, do moeder ze met geweld voort wil drijven. Deze theorie blijkt al spoedig onder de sprookjes tc moeten gerangschikt worden mannetjes en wijfjes, ouden en jongen, rei zen vaak geheel gescheiden van elkander: de jongen veelal eerst, de ouden 1 a 2 maan den later. Vaak wordt beweerd, dat de ouden den jougen den weg wijzen. Dit grenst haast aan het. belachelijke: hoe zouden dc jongen dan hun weg verkennen als ze boven wolken of in nevel vliegen, of, wat meestal voor komt, des nachts? De groote meerderheid der vogels trekt 's nachts. Zij beginnen des avonds en vliegen dan aan óón stuk door tot den volgenden morgen Vooral de ezangvogcls trekken des nachts; valken, kraaien, e a. overdag; weer andere vogels afwisselend. Hot is zelfs zoo sterk, dat trekvogels in gevangenschap in den trektijd overdag rus tig zijn en tegen den nacht onrustig wor den. Bovendien, bij de groote hoogte (500 a 1000 M.) boven de aarde, waarop, en de verbazingwekkende snelheid, waarmee trek vogels plegen te vliegen, zal cr wel van zich verge wissen van de plaats geen sprake zijn. Anderen bewerende vogels richten zich naar den wind. Maar als er geen wind is? En deze wind (waaiende uit een bepaalde windstreek) zou de vogels zelfs tot. den trek aansporen. Maar hoe komt. het, dat vogels in gevangenschap binnenshuis ook willen trekken 1 Weer anderen zeggen, dat. de vogels zich naar maan en sterren richten. Maar als do lucht bewolkt en nevelachtig is? Nog anderen schrijven het orienteerings- vermogen der trekvogels aan aardmagnetis me toe. Ten slotte dunkt ons de theorie van Gra ser de meest aannemelijke. De trek is een zuiver instinctmatige handeling. Het bewijs hiervoor is, dat de trek van een instinct matige daad alle kenmerken bezit; het is een onbewuste geesteswerkzaambeidzij is het dier aangeborende jongen bezitten het. trekinstinct alde daad wordt met ontwij felbare zekerheid volbracht en ten slotte: de handeling blijkt de hoogste doelmatig heid te bezitten (voedsel, temperatuur). Dat het trekinstinct aangeboren moet zijn, blijkt uit het feit, dat de jongen eerst weg-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 20