Ingez. door „Anjelier".. Zeer waar. „Geloof me, de wereld is ondankbaar." „Dat weet ik het beste. Wat ik ook maak, liet wordt alles met de voeten getreden." „Zoo, wat ben je dan?" Schoenmaker 1" Inge*:, door Jansje v. d. Born. Zoo'n deugniet. „Vader, geef mij even een klap." „Waarom jongen?" „Omdat moeder me dan twee appels geeft Ingez. door Willem Veldhuyzen. Jan: „Moeder, geef u me nog net zoo'n sneetje brood als ik daar net had." Moeder: „Neen, jongen, dat kan ik je niet meer geven, want dat heb je al opge geten. Correspondentie. Margaretha Smit. Als je nog maar pas met inkt schrijft, moet ik zeggen, dat je werk er al zeer netjes uitziet en ik geloof niet, dat je Moe bevreesd hoeft te *ijn, dat Kaar dochtertje met inkt zal mor- »en. Schrijf me do volgende week eens hoe oud je bent. Vriendelijke groetjes ook aan je Moe en de zusjes. Cato Hasselbach. Ik vind, dat je Moe groot gelijk heeft, dat ze je broertje niet toestaat mij te schrijven, als hij het niet netjes wil doen. Op slordige briefjes oen ik in het ge-heel niet gesteld. Marieje Oudshoorn. Gaarne vol doe ik aan je verlangen om eens even mei; je te babbelen. Als je er op gesteld bent je briefjes geregeld beantwoord te zien, moet je allereerst wat duidelijker schrij ven en verder zorgen, dat je briefjes mij aanleiding geven er op in te gaan. Hoe oud ben je al? Albertus Schenk. Als je een lief hebber van Geschiedenis bent, kan ik me jrel voorstellen dat je met het gewour.en prijsje bijzonder in je schik bent. Je moet maar flink je best blijven doen en yooral niet verzuimen mij af en toe eenige bijdra gen in den vorm van raadsels en anekdo ten te doen toekomen. Jansje v. d. Born. Neen meisje, ik neem het jou volstrekt niet kwalijk, dat je was. Hij sloot dius zachtjes de kantoordeur en wij gingen naar de kinderkamer. Toen wij allen bij het vuur zaten, zei Noël: „Nu begrijp ik het. Papa wilde oom ont halen, omdat hij een arme duivel is." „Hoe jammer, dat het eten zoo slecht was", zei Dora, ,,de tafel zag er heel aar dig uit met onze bloemen. Ik heb gedekt, ik moest voor Eliza zilveren lepels en vor ken gaan leenen bij Albert's moeder. „Verbeeld je, de spruitjes zwommen, in de jus lag roet en d° schapenbout was zwart van buiten en blauwachtig rood van bin nen." „Dat is heel jammer," zei Oswald, ,,ïk denk niet dat hij eiken dag lekker eten krijgt." Ik dacht aan al het lekkere, dat wij ge kocht hadden en terwijl ik het in mijn geest nog eens naging, riep Alice uit: „Als wij dien armen Indiër morgen eens bij ons ten eten vroegen?" Ik zou hetzelfde hebben voorgesteld, ale zij er mij den tijd toe gelaten had. Toen oom vertrok, deed Papa hem uitge leide. Daarna ging hij terug naar zijn kan toor. Hij zag er bedroefd uit, zeide Dora later. In dien tijd liep ik om het huis heen en hield oom bij het hek staande. Op mijn beminnelijksten toon zei ik: „Dag oom." Oom keerde zich om. zusje Pietje geen lust heeft met ons mee to doen. We zullen maar denken aan de leuze: „vrijheid, blijheid 1" Piet Sn ij er s. Jammer dat je het courantje van de vorige week verloren bent. Het is juist zoo aardig wanneer je ze alle netjes bewaart en aan het eind viu elk jaar de 52 nummers laat inbinden. Dp die manier krijg je een mooie verzameling ver haaltjes enz., die je later met pleizier nog eens overleest of er jongere zusjes en broertjes een genoegen mee kunt doe.i Wil je er in het vervolg aan denken dat de ingezonden raadsels enz. op een apart stukje papier geschreven moeten worden? J. van Grnting. Je uitgebreiden brief zie ik met verlangen te gemov Dan moet je er echter wat vroeger mee begin nen, want als je wacht tot het ongeveer bedtijd is, dan komt er natuurlijk nooit iets van. Vriendelijke groeten. „A n j e 1 i e r". Met genoegen vernam ik, dat je het weer wat boter maakt. „D e twee lachebekje s". Het gebeurt menigmaal, dat ik van verschillen de kinderen hetzelfde raadsel ontvang. Het eerste wordt uan door mij geplaatst In dank ontving ik wederom je bijdragen ^n hoop, dat je er nu gelukkiger mee zult zijn. Truusv d. Brand e. Als je brief te laat kwam om je naam nog op de lijst van inzenders te kunnen vermelden, komen je ingezonden bijdragen niettemin een volgen den keer in aanmerking. „B e r t h u s". Natuurlijk mag je, even als de andere vriendjes en vriendinnetjes, raadsels en anekdoten inzenden, die wan neer ze geschikt zijn gaarne door mij go- plaatst zullen worden. ,,N a r c i s". Nu begrijp ik, dat we elk ander verkeerd begrepen hebben, want tc bent volstrekt nog niet te oud om aan ons blaadje mede te werken en ik hoop dus nog menig prettig babbeltje van je te ontvan gen. Vriendelijke groeten. ,,R eepelsteeltj e." Ik neem je volstrekt niet kwalij-, dat je geen versje hebt kunnen maken, want lang niet ieder een heeft daar slag van. Johan Janssen. Het zal mij bijzon der aangenaam zijn als jij en. je broer in 't „Ik zou zeggen, jongmensch, dat je in je bed behoorde te liggen." Ik begreep, dat ik openhartig spreken moest. Ik zei: „U hebt vandaag bij Papa gegeten en toevallig hebben wij U hooren zeggen dat bet eten afschuwelijk was. Toen dachten wij dait, omdat U zoo arm bent U niet eiken dag goed eten krijgt. Wilt U morgen bij ons komen eten, ik bedoel bij ons kinde ren? Het is heel lekker: wij hebben eend vogel, noga en kokosnoot." Hij viel mij in de rede zeggende: „Mag ik je naam weten?" „Oswald Bastable," antwoordde ik. „Och zoo, Oswald Bastable zei de arme Indiër, „ja zeker wil ik bij je eten. Ik neem gaarne je hartelijke uitnoodiging aan, goeden nacht, Oswald." Ik ging de anderen waarschuwen. Toen legde ik op de nachttafel der kleinen, die al naar bed waren, een briefje, waarop stond: De arme Indiër komt om zes uren bij ons eten. Hij scheen heel dankbaar te zijn voor mijn uitnoodigiDg. Wij wilden niets aan Papa zeggen. Maar Eliza moest toch weten, dat er een gast was. Zij beloofde haar best te doen op den eendvogel en een lekkeren pudding te ma ken met veel krenten. Precies om zes uren kwam oom. Ik deed open, zoodra hij aanbelde en hielp hem zijn oveiyis uitdoen. Hij gaf ons allen de vervolg met ons wilt meedoen, want hoe meer onze kring zich uitbreidt hoe liever 't mij is. „G ebroeders" Wel jongens hebben jullie het stelten-loopen zonder vallen ge leerd Den meesten lukt het niet zonder dat ze eens op een gevoelige manier aan de straatsteenen ruiken. Ik kan me nooit be grijpen, dat het nu zoo pleizierig is om op zoo'n paar houten rond te scharrelen en toch herinner ik mij, dat er ook in mijn tijd heel wat jongens en meisjes genoegen in vonden. Ik hield echter meer van schaat- 6en-rijden en sleedje-rijden, daar komt men ten minste wat spoediger mee vooruit. Ai wat zoo ontzettend langzaam gaat, trekt mij niet aan. Juili© wensch ik intusschen plei zier met je nieuwe stelten. Bart Solleveld. Ja vriendje, alle kinderen mogen zooveel raadsels inzenden als ze willen. Neeltje Boshoven. Ik vond het heel lief van je moe mij eens het een en ander omtrent je toestand mede te deelen ik begrijp nu beter wat je eigenlijk scheelt. Voel je je beter nu het weer wat frisscher is Ik hoop het van harte en zend je mijn vriendelijke groeten. „Prins Willem I". Als je het exa men van uit de zesde klasse wilt doen be grijp ik volkomen, dat je veel zult moeten bijwerken en dus de handen vol hebt. Het zou intusschen kranig zijn als je je doel bereiktet. Ik hoop van harte, dat je zult slagen. Annie Jaegel. Neen meisje, ik heb er an bezwaar tegen, dat je meedoet, al lukt het je ook niet, reeds alle raadsels op te lossen. Misschien is er thuis wel iemand, die je eens wil helpen en dan zal je het langzamerhand wel zelf loeren. Aploniav. d. Poel. Het is niet be paald noodig mijn naam boven je briefje te vermelden. Je kimt me eenvoudig als „mevrouw" aanspreken. Op het adres moet je evenwel mijn naam schrijven om abuizen te voorkomen. „W i 11 e L e 1 i e", te Hazerswoude. Waarmede heeft mijn vriendinnetje het zoo ontzettend druk, dat ze nergens tijd voor kan vinden? Ik ben heusch nieuwsgierig zulks te vernemen. MARIE VAN AMSTEL. hand, vroeg hoe oud wij waren en op wel: ke school wij gingen en schudde afkeurend het hoofd, toen hij hoorde, dat wij yoor on- bepaalden tijd vacantia hadden. Toen zei niemand meer iets tot er werd opgedaan. Wij hadden, voor hij kwam, de handen gewasschen en de haren gekamd, en zagen er allen keurig uit, vooral Os wald, die zich 's morgens had laten knip pen. Eliza bracht den eendvogel binnen. Toen zij weg was, vroeg oom: „Snijdt gij voor, of zal ik het doen?" Waarop Aiice de gelukkige ingeving had to antwoorden: „Wilt U, dat het een groot diner wordt of een waarbij pret gemaakt mag worden?" Oom aarzelde geen oogenblik: „Een diner waarbij pret gemaakt wordt natuurlijk," antwoordde hij op een toon, die ons dadelijk deed begrijpen, dat wij pleizier zouden hebben. Eerst leerden wij] oom jagertje spelen. De een stelde een ree voor, die wij gedood hadden met een pijl, afgeschoten door een vaste hand. Toen oom hem ontleed had, lieten wij de stuk jes braden, door ze op puntige stukjes pot lood gestoken en boven het vuur te hou den. Het stuk van oom verbrandde een' beetje, maar hij verzekerde ons, dat het heerlijk was, en maakte de opmerking dat het wild, dat men zelf schiet, altijd het lekkerst smaakt. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 14