Een vriend, die mij mijn feilen toont. FEUILLETON. De schatzoekers. Hiauwe Raadsels. Anekdoten. Menig scholier kan niet verdragen, dat hij op zijn fouten en gebrekkig werk gewezen en daarover ernstig berispt wordt. Overdreven ei gen lief do is oorzaak, dat hij dan bij elke gelegenheid gvoelig eu boos wordt, waardoor hij rijn oigen beterschap in den weg staat. Hbj meent dan wezen lijk, dat hem onrecht wordt aangedaan, en dezo dwaling verleidt hem dan tot tegen spraak en tot menige nieuwe misgreep. Welk geheel ander voorbeeld gaf in dit opricht een groot man, een koning on be roemd veldheer 1 Toen Karei XII van Zwe den in Saksen viel en alle dorpen ledig vond, liet hij bekend maken, dat hij do strengste tucht onder zijn soldaten zou handhaven on niets verlangde als de be lastingen. Hij hield streng zijn woord. Twee soldaten namen een jongen een kan vol molk af en gaven hem een pak slaag, omdat hij do melk niet geven wilde. Juist reed de koning voorbij en zag bet. De sol daten worden nu streng gestraft. Een grenadier, die zich aan oen dergelijk je val schuldig had gemaakt, kwam er be ter van of, want hij zei den koning brutaal m het gezicht: „Wat bcteekent dan een iip? Uwe Majesteit heeft den heer cn mees ter van dezon boer wel een koninkrijk af genomen I" Karei XII gaf don boer voor het hem afgenomen hoen eenige dukaten en zei op kalraen toon aan den grenadier: „Wanneer ik don keurvorst van Saksen rijn njk ontnomen heb, dan moet. ge be denken dat ik het niet voor mij zeiven bob genomenEn den grenadier word geen ga-ar op het hoofd gekrenkt. Dc bescheide nd en verstandige verdraagt gegronde op merkingen of verwijten. Een ander treffend voorbeeld gaf een zeer doorluchtige vrouw, Charlotte Augus ta van Wales, dochter van George IV, ko ning van Engeland. Bij haar, do waarheid lievende en besohciden vrouw, moest men met geen vleierij aankomen. Haar zang- lceraar, een buitenlander, was er eens bij. toen 7 ij voor een talrijk gezel schap zong en speelde en ofschoon zij van alle kanten de luidsten bijval vernam voor zichzelve haar zang en spel afkeurde. Zij vroeg nu den leerpar om zijn oordeel. Verrukt riep deze uit: „Uwe Koninklijke Hoogheid heeft onvergelijkelijk gezongen en bewonderens waardig gespeeld I" Zij zweeg. Bij de eerstvolgende zangles liet zij ech ter den meester zeggen, dat zij weinig goeds verwachtte van het onderwijs van een meester, die haar tegen betor weten in ui Dora zei, dat bet niet zeker was, dat dit ^eld ons toebehoorde. Daarom vroegen wij het avonds maar ,ens aan Papa, die héél lief was en ons Bét goudstuk liet behouden, op voorwaarde, iat wij ons niet meer in zaken zouden sic ken. Dat beloofden wij gaarne. „Ik heb jullie nog wat te zeggen", ver volgde Papa. „Jullie oom uit Indië, de broer van je Mama komt morgen hier eten. Hij is geen kinderen gewoon en komt mij over zaken spreken. Doe mij. dus het ge noegen, niet meer meubels boven ons hoofd neen en weer te slepen, dan strikt noodig is en Horace moet pantoffels aantrekken: het gestamp van zijn laarzen is^niet aan te hooren." Daar wij onze tien francs niet in een zaak nochten steken, vonden wij het 't best ze maar in eens uit te geven en besloten een feestmaal te houden. Den volgenden morgen gingen wij proviand opdoen: vijgen, aman delen, rozijnen en een eend, die Eliza voor ons zou braden, maar c^rst den volgenden dag, want nu had zij te veel te doen met het diner voor d-. a oom uit Indië. Een dorst te vleien, en wien het Aan oprecht heid ontbrak, om haar op de misvattingen te wijzen, die zij zelve vermoi-ddo en die alle kenners moesten hinderen. Op een aador tijdstip zeide zij den bis schop van Salisbury, een muziekkenner, dat zij hom eeus een heel zwaar stuk wilde voorspelen, doch speelde met opzot slordig en slecht en vroeg hem toeu wat bij er van dacht. Do bisschop was zoo eerlijk, haar op al het gebrekkige, dat hij opge merkt. had, te wijzen. Vorheugd sprong zij op, drukte den eerwaardigen geestelijke de hond en riep „Nu hob ik in u een waren vriend gevonden I U vleit mij niet, al had u kunnen vermoeden, dat het inij aango- oaam was." Zoo was de vorstin doordron gen van do waarheid van onzen Van Al- pben: „Een vriend, dio mij mijn feilen toont." Ingezonden door „Do twee witte roosjes", to Loiden. I. Een spreekwoord' bestaat uit 30 letters. 6 4 15 10 ia een rivier in DuitschLand. 22 20 8 80 20 £b een muziekinstrument. 13 14 5 19 21 25 is een plaats iü Noord- Holland. 22 4 26 29 24 10 27 is een arbeid, dien de boer verricht-. 2 3 18 is een motaal. 1 9 11 8 9 17 18 ontbreken in geen enkele stad. 7 28 19 8 30 was een Germaansche afgod. 24 25 99 16 16 23 is een water in Utrecht. Een 28 17 4 9 8 treft men vaak aan den mond eener rivier nan. Ingezonden door Anton Loozen. II. Mijn geheel is een stad in Gelderland en bestaat uit negen letters. 1 2 2 3 4 is een vrucht. 5 6 7 8 9 zijn aan sommige hoornen. 6 7 8 is een zintuig. 4 6 7 6 is een metaal 3 4 is een maat. 8 6 7 5 is een kleur; draait men die kleur om, dan vindt men een deel van een sma kelijk vocdseL Ingez. door Anton van Hoboken. III. Met een F ben ik een Hollandscb dorpje. Dat, bespoeld door d'Ouden Rijn, Rustig sluimert, tusschon groene weiden, In den zomer zonneschijn. eend hadden wij gekocht, omdat wij bet eeuwige ossen- cn schapenvleescb moe waren en omdat Papa bij den poelier geen reke ning had staan. Wij hadden ook bloemen gekocht om op Papa'e tafel to zetten en dan nog noga, frambozen, koekjes, pepermunt, sinaasap pels, een kokosnoot cn nog veel meer. Wij borgen allee in de tafellade, daar be waart Horace zijn speelgoed, maar dat moest hij zoolang in deD ouden reiszak van Papa doen. Wij beloofden allen niet*» aan te raken voor Dora het ons den volgenden morgen t-oestond De arme Indiër. Wij waren natuurlij., erg verlangend oom te zien en toen hij kwam, leunden wij allen over de trapleuning, al hielden wij ons, op Papa's bevel, dan ook zoo stil als muisjes. Ma r de laarzen va:. Horace zijn niet de eenige dingen, die lawaai maken. Nauwe lijks was Eliza weer beneden ió de keuken, na oom te hebben opengedaan, o_ wij hoor den daar een geraas, of het vaatwerk bezig was met al do pannen, die er in buis wa ren, een quadrille te aanseD op de aan- roebtbank. Eliza vertelde ons later, dat zij alleen maar het theeblad had laten vallen met. een paar kopjes en schoteltjes. Wij hoorden oom mompelen; „goede he mel", toen trad hij Papa's kantoor binnen en de dour ging achter hem dicht. Wij had- Mot een P zijn wij een reuzenketen; Zwijgend staan wij. eeuw op eeuw, Onze toppen reiken in de wolken, Met een kroon van ijs ©n sneeuw. Ingezonden door „Witte Lelie," te Haxcr&woude. IV. Mijn geheel is een schuilnaam van één der Raadselkinderen. Sommige kinderen »jn wel eens 16 7. 1 2 3 ie het tegenovergestelde van duo. 4 6 7 is een jongensnaam. 6 6 3 is een kleedmgsfcuk. Ingezonden door „Reaeda." Mijn goh col beetaat uit negen letter» en gebruikt men dee winters. 1 5 9 4 La een roofvogel. 4 8 8 3 is een deel van het hoofd. 7 2 3 3 is een stad in Engeland. 6 ie de derde letter van het alphabet. 8 9 is een lengtemaat. 3 5 4 wordt gebruikt om brieven te ver zegelen. Moeilijk te genaken. Bij een deurbel stond het volgende; „Wie mijnheer X. weneebt to spreken, wordt beleefd verzocht van 8 tot 12 uur de* voormiddags on van 2 tot 6 uur de» namiddags te bollen." Een slimmerd. Een boertje uit den achterhoek is met zijn jongens op do kermis eQ leest daar voor een beestenspel lste rang 1 guldcD, 2oö rang SO cent, ca talogus 10 cent. „Komt jongens," roept hij tot Rijn ros pectiove zonen, ,.dan gaan wij op don cata logus zitten." Ingez. do:r Jacobus Smittenaar to Leidon. Doktor: „De pols is vrij normaal, de tong wat beelogcn. Hoe is het. met den eetlust?" „Patiënt: „Nu bob ik eetlust, dan weer niet." Dokter: „Wanneer bijvoorbeeld niet?" Patiënt: „AJs ik pae gegeten heb." Uit de school. Meoster. „Kun je mij zeggen, waaraan men kan zien, dat de aarde rond is?" Leerling: „Jawel, meester, aan het scheef- loopen van mijn schoenen." den niets van hem gezien. Ik geloof met, dat het eten heel lekker was. Er was zoker iets aangebrand, want bet rook door hot gobeele huis. Wij kregen, wat er van het dessert over was en gingen op bet trapper taal zitten om het op te eten. Plotseling gin8 de kantoordeur open en oom verscheen. Nn konden wij hem goeu zien. Hij was groot en bruin, maar zag er volstrekt niet uit- als een Indiër. Hij haal de een sigarenkoker uit zijn jaszak sn wij hoorden hem mompel«n, „ba! wat een er- lendig eten." Toen verdween hij weer in het kantoor, docb deed de deur niet geheel dicht. Hij heeft een grove stem en wij dachten, dat Papa zich met zoo'n Indiër niets op zijn gemak zou voelen Ik hoorde bom zeggen: „Dc zaak is goed. Er is alleen wat kapi taal noodig om haar te doen marcheeren." Oom antwoordde ,,'t Mocht wat Je bedoelt, dat zij slecht bestuurd wordt. Een flinke directeur, dat is wat er ontbreekt." Toen boorde ik mijn vader zeggen: „Enfin, dat is geen heel interessant on derwerp we zullen er maar over zwijgen. Maar je glas is leeg!" „Dank je, dank je," antwoordde oom, „een arme duivel als ik kan niet te voor zichtig zijn." Toen herinnerde Oswald zich, dat hij niet, al was het ook onwillekeurig mocht luiste ren naar wat niet voor rijn ooren bestemd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 13