Hans, de dierenplaag. Oplossingen der Raadsels. Goede oDlossingen ontvangen van: Van de ontvangen bijschriften bij bovenstaand plaatje, neem ik in ons Weekblaadje van heden een zestal op. In het volgend nummer zal ik nog enkele laten afdrukken en dan- tegelykertijd mededeelen, aan wie of wien het prijsje is ten deel gevallen. M. v. A. (Ingez. door „Prins Willeen"). Hans wde zoon van een rijten fabri kant, die woonde in een villa met een groo- ten tuin. Hans bad een gebrek, namelijk dat hij graas de dieren plaagde. Al waarschuwden zijn vader cn moeder hem nog zoo dikwijls, het baatte Diets. Maar eens zou hij een gevoelige les krij gen, want wat gebeurde cl Hans was eens op een middag, dat hij uit school kwam, in den tuin gegaan. Daar zag hij Fik in zijn hok liggen slapen. Hans zei in zachzolvcn: ,,ik zal Fik eena plagen."' Zoo gezegd zoo gedaan. Ha:t3 zocht een stokje op, ging naar Fik too en gaf beu) een por met het stokje. Do hond sprong opeens verschrikt op en begon te bróinmen. Harm had cr pleizier in, om den hond boos te maken cn ging door met plagen. Nn werd do bond nog woedender; opeens vloog hij het hok uit op Hans af en beet bom in zijn been, Hans gaf een gil en liep bard weg maar verloor onderweg zijn pet. Toen hij omkeek zag hij dat Fik de pet beet had on haar nan flarden scheurde. Zijn moodor. die den gil gehoord had, kwam vlug naar buiten, om te zien wat er gebeurd was. Maar groot was dc schrik vau de moeder toon zij zag dat het bloed uit Iian» zijn been sijpelde. Zijn moeder vroeg hem hoe bet kwam, dat hij een wond bad, cd toen moest hij alles vertellen. ZJjn moeder .waa wel boos, maar zei: ,.Ik zei je niet straffen, want jo hebt al straf gehad en tevens een goede les." En dsze les heeft geholpen, want nooit meer heeft hij de diereD geplaagd, en toen hij den volgenden morgen op de les het spreekwoord„Boontje komt om zijn loontje" opschreef, moest hij nog denken aan den vorigen dag, hoe hij zijn loon krc*g voor het plagen. (Ingez. door Jozef Oo9tveen). Hans dat was een nare jongen, Dieren plagen was zijn lust, Eens toen Bello lag te slapen In zijn kalme, zoete rust, Kwam de Laife Hans geslopen, Trok en kneep in Bello's staart, Maar dat moest hij duur bekoopen, Want, zóó maakt men 'n hond toch kwaad Ulings was hij opgesprongen, En viel toen op Hansje aan, Die ging hollen en ging schreeuwen: 3ello! Bello! ik heb het niet gedaan. Maar hoe hij builde hoe hij schreeuwde, Hapzei Bello en hield vost. Hans liep veertien dogen kreupel, Wat geen fermen jongen past. (Ingez. door Cor Dirkse). Hésapperloot dat loopt goed af 1 Dat scheelde maar een haar, Of Hek had je te pakken, Hans, Ik schrik er van, zoowaar 1 Zie eens, hoe liij je pet verscheurt, Zoo woedend is do hond. Je hobt het dier bepaald geplaagd, 't Schuim staat hem op den mond. Pas op maar voor don tweedeD keer, Licht loopt het zoo niet afl En dan, het plagen van een beest, Dat vind ik vrees'lijk laf. (Ingea. door M. on R de Ruytor te Voor schoten). Hans stond in bee) den omtrek Bekend als dierenplaag. Hij hi old wel van de bcogten. Maar plaagde ze ook graag. Den hond van zijn buurman. Liet hij ook nooit met rust, Want 6teeds in hei voorbijgaan, Kreeg hij in het plagen lust. Dat dior was echter slimmer Dan Hansje had gedacht; Hot beet hem in de beenen, Wat Hans nooit had verwacht. Hij zette het op een loopen. Al gillende van pijn Laat dat, mijn waarde vrienden, Voor ons een lesje zijn! (Ingez. door Karei Veenstra te Oude wetering). Hansje plaagde heel graag dieren. Als hij dat kon, had hij schik. Dikwijle deed hij 't buurm&ns wachthond, Die bcel sterk wae en dik! Gist'ren ging hij hem weer plagen. Wat had Hansje een pleizier 1 Hij stond den hond maar al te sarren, En gooide naar bet arme dier. ,,Sa Kees, sa Keesl" riep Hans telkens. Flots'ling trok Kees de ketting stuk. Daar kwam buurman aangeloopen. Dit was voor Hans een groot geluk. Buurman zeide tegen hem, Met een barsche en norsche stem: „Hans, dat moet je met behagen. Je moogt geen dieren plagen," (Ingez. door „Anjelier"). Hans was ccn echte dierenplaag, Tot moeders groot verdriet. Hij was er vaak al voor gestraft, Dat alles hielp niet. Kwam hij voorbij een diepe sloot, Waar vele kikkers zaten, Dan was het hem tot ergernis Dat zij zoo vroolijk kwaakten. Dan greep hij 'n steen en woest van i-aril Liep onder luid geschater, Hij hard vooruit en met een vaart Wierp hij den steen in 't water Eens was hij op een boerderij, Waar hij een kaas moest balen, En zag ook spoedig 't hondenhok, Waar Castor Ug te slapen. Voorzichtig sloop hij naderbij, En prikte het dior in 't lijf. Maar nauwelijks had hij dit gedaan, Of woedend was Oastor opgestaan. Gelukkig lag hij aan een touw, En Hans zette 'fc op een loopen gauw, Zooals gij op het plaatje ziet, Hij in de haast zijn pot verlieet Zoo leerde Hans het plagen af, En dacht het liep nog heel goed af, Want, had hij in mijn been gebeten. Dan bad ik heusch geen raad geweten. L Drie October. II. Vlaandingen. IIL Lawine. IY. Brievenbus. V. JPupcr Peer. Jannie Verboef; „Nareis"; Wilhelmina van lterson; Christina Werk; „Edelweiss"; Truas v. d. Brando; W. F. v. cïl Linden; Gerrit Bijloveld; Neeltje Hulsbos; „WaJde- mar"; Gerard, Martha en Anton Loozemj „Meitakje"; Charley Ball; Cornelia van' Alphen; Abraham van Rosmalen; Johanna van der Linden; Jozef Beenakker; „Prins Willem"; Jan Ballego; „Reepelsteeltje" „Philippus": Bertha Scgaar; „Begonia"; Hannes van Heusden; „Le Belia"; Kruid je-roor-mij-n iet" Jansje de Boor; „Gebroe ders"; M. Halbmcyer; D. Binnenkamp; P. H. de Wit; Jonef Ooetveen; Alida Blom;, Franoina Tendeloo; AdTlana Kier; Johan na Tendeloo; Bart 6olloveld; „Acht vricn- dinnotjee"'; Bernard Gompors; Herman Popp; „Zonnestraal"; Jo en Anton Jans sen; Piet. en Cato Hosselbacb Maria Ver hoeven; Muurbloem"; Twee dahlia's" Ma- rietje OudshoornCor Dirkse; Willem Veldhuyzen; Albertus Schenk; „Piet Hein;" „Populierentak"Margareiha en Nicoli- na Smit; „Iwon" Teums Kulk; „Herde rinnetje" „Anjelier"; Andries Dirk; An- toon en Gerard Righart van Gelder; Jans je v. d. Bom; Piet Snijexs; „de twee Wa terleliën"; „Doornroosje"; JoeephinA en Antoon van Wijk: J. van Gruting; Israël Slager; A van Koog; Jon eD Marie van den Bosch; „de twee laoheboktjee"„Ber thus"; P. J. Coffrie Jr., te Leiden. A. van Nieuwkoop; W. van der Veer, Ma ria Roos, te Haarlemmermeer. Cor en Pietje Viseer; Maria van Klave ren, te Hazerawoudc. T. Spaargaren; Mietje Koek; D. van NieuwkoopKlaas de Vries Gzn. te K a a g. Corry Wernink te Koudekerk. Cornelia Koemans te Noordwijk- Binnen. H. G. Driebergen; „Broer en zus"; Pietor Oostenrijk; Adriaan de Mooy te R ij n a- burg. Aplonia v. d. Poel, te Sassenbeiin. Antjo van Til; M. en R. de Ruyter; „Dahlia", te Voorschoten. C. C. van Nieuwkoop; Jo Bergman te Warmond. Karei Griffioen Jr, te Zwammer- d a m. J. Krancveld, te Zoeter woude. De prijzen vielen ten deel aan: „Reepel- steeltje", te Loiden en Pieter Oosten rijk te Rijnsburg.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 12