VOOR DEJEUGD lEIOSCH DAGB1AD No. 14928, \L' a "Jl." i «JL» t dL» o «JL* IL« 4 «JL» t «A? e «A» O »JL« a »JL« *A**A* e »JJ7*JL* o «A?«Aa Trouwe vriendschap. Anno 1908. r.:rn .-.v-twj Wat ik u nu ga vertellen, is bijna hon- der-a jaar geleden gebeurd, toen de Algenjn- sche zeeroovers nog oppermachtig waren en de Middellandsche zee onveilig maakten. Antonio en Alpkonso dienden als licht-ma- trozen op een Italiaanschen koopvaarder. Dit schip werd door de Algerijnen genomen en beiden geraakten in slavernij. Zij bleven echter bij elkander, en daar zij trouwe vrien den waren, was dat voor beiden een groot geluk. Nu konden zij elkander hun nood klagen en elkander troosten, want gedeeld leed is half leed, evenals gedeelde vreugde, dubbele vreugde is. Gewoonlijk arbeidden zij samen op een veld, dat door de zee werd bcspocld. Daar bemerkte Antonio op zekeren dag in de ver te een schip onder Fransche vlag. Ver- ffeugd zeide hij tegen Alphonso, terwijl hij caar het schip wees: „Vriend 1 daar is redding. Het schip ioerst onder de kust, dus wij springen op het goede oogenblik in zee en zwemmen er heen. Moed, Alphonsodaar ligt de vrij heid; wij zullen ons vaderland terug zien Maar Alphonso deelde niet in zijn vreug de. Evenwel zeide hij „Goed, Antonio! red u. Ik zal mijn lot te lichter dragen, als ik u in veiligheid weet. Tk kan niet zwemmen." „Maar dat is niets," zoo drong Antonio aan, „ik kan het zooveel te beter. Gij houdt a aan mijn gordel vast, en wij zijn beiden gered 1" Beiden moesten nu echter weder aan den arbeid, want de opzichter bemerkte, dat zij samen spraken, en naderde hen. Alphon so was in groote onrust; gaarne had hij zijn vaderland en zijn goede ouders terug gezien, maar hij kon zich niet ontveinzen, dat Antonio groot gevaar liep van om te komen bij zijn pogen, om hem te redden: de last zou hem te zwaar worden. „Neen," zeide hij bij zich zeiven, „hij moet zich maar redden. Ik wil gaarne nog langer in slavernij zuchten, als ik maar weet, dat hij in vrijheid is." Twee uren later was het schip dicht bij de kust. Daar kwam Antonio haastig aan- loopen. „Vriend!" riep hij, „het oogenblik is gunstig. Geef mij uw hand en dan voort Doch Alphonso antwoordde; „Red je alleen, Antonio Ik mag uw vlucht niet belemmeren. VaarwelEn bij deze woorden viel hij hem om den hals, terwijl tranen in zijn oogen glinsterden. Doch Antonio wilde niets van een af scheid hooren. „Ik ga niet alleen," zeide hij vast besloten. „Laten wij dit gunstige oogenblik voorbij gaan, dan blijven wij wel licht voor goed slaven." „Neen!" riep Alphonso, „ik zou u niet de vrijheid, maar den dood brengen. Red u zei ven; ik blijf!" „Dat nooit!" riep Antonio, en hij greep de hand van zijn vriend en nam hem tegen wil en dank mede naar de kust. „Hier, houd mijn gordel vast; zorg, zoo weinig mogelijk water in te krijgen; en nu, een, twee, drie, in Godsnaam 1" Daar gingen zij van de steile kust in de diepte. Schuimend sloot het water zich boven hen, maar, weinige oogenblikken later kwamen zij weer aan de oppervlakte. Antonio spande al zijn krachten in om het reddende vaartuig te bereiken, maar men had zijn vlucht bemerkt. De opzichter was reeds in de boot ge sprongen, die altijd gereed lag. Op zijn ge roep waren eenige anderen toegeschoten, en nu ging het met alle kracht de vluchte lingen na. Antonio, die het gevaar be merkte, verdubbelde zijn krachten om den vervolgers te ontkomen, doch ook Alphon so had gezien, welk nieuw gevaar nu dreigde. „Red je, vriendriep hij nog, „ik bon slechts een hinderpaal", en hij liet den gordel los en zonk in de diepte. Snel dook Antonio en gr<. p zijn vriend opnieuw, doch hij moest alle krachten in spannen, en daardoor bleven zij nog al lang onder water. Door dit verdwijnen waren de vervolgers het spoor bijster geworden; zij hielden de riemen in en wachtten, waar de vluchtelingen weder zouden boven komen. Intusschen had men ook van het Fran sche schip, waar men de zaak volkomen be greep, een boot uitgezet. Antonio verscheen weder boven water, terwijl hij Alphonso met den eenen arm omvat hield en met den anderen zwom. De Franschen roeiden, wat zij konden, doch Antonio's krachten waren uitgeput: hij stond op het punt voor goed met zijn vriend te verzinken. Men riep hem toe, nog even vol te hou den. Hij spande 2ijn laatste krachten in, on gelukkig, daar greep men hem vast... hij werd1 met Alphonso in de boot getrokken, terwijl de vervolgers teleurgesteld aftrok ken. Beiden schenen den dood nabij. Antonio had nog even de kracht om uit te roepen: „Help raijh vriend!" en viel toen in zwijm. Alphonso gaf in het geheel geen teeken van leven meer. Toch gelukte het vrij spoedig hem tot bewustzijn te brengen, maar gij kimt u zijn schrik voorstellen, toen hij An tonio als dood op oen bodem der boot zag liggen. Hij wierp zich op het lichaam en barstte in tranen uit. Eindelijk hcratelde zich de ademhaling en Antonio opende de oogen. Men kon zich dc vreugde van beide vrien den voorstellen. Niet langer waren zij sla ven; zij waron weder vrij en binnen weini gen tijd in him vaderland terug. Overal ver wonderde men zich over hun lotgevallen, maar bovenal over do kracht, die trouwe vriendschap kan verleenen. Het nut van zwemmen. Waar gij je heen, Annie?" vroeg Phine. Naar de zwemschool, om mijn tweed© les te nomen," was het antwoord. O, ga jij daar ook al aan meedoen?" Welk nut heeft dat nu voor jou?" Op het oogenblik heb ik er nog nie> veel aan!" antwoordde Annie, „maar mei kan nooit weten 1" Het is jongenswerk," vond Phine. „Ik vind het niets aardig voor een meisje on, aan manlijke sport te doenl" Dat ben ik niet met je eens," antwoord de Annie; „ik vind het een heel gezonde, prettige lichaamsbeweging. Ik zie werkelijk niet in, dat ik er minder om ben, als ik zwemmen kan." De vriendinnen namen afscheid, Annie zette haar lessen voort en toen zij er twaalf genomen had, was zij een goed zwemster. Ongeveer een jaar later deed zij esamet voor onderwijzeres en ging spoedig daarop naar Indië om een bet rekking te aanvaar den. Aan boord maakte zij zich door haar opgewekte hartelijkheid spoedig vele vrien den. Op een avond, toen do passagiers samen spelletjes deden, klom een zeer ongedurige jongen op de verschansing. Plotseling kreeg het sohip een schok, de jongen verloor zijn evenwicht, en viel in zee. Annie zat toe vallig in de nabijheid, zag het ongeval, riep: „Man over boorden sprong, na haar schoenen te hebben uitgeworpen, zonder aarzelen in het water. Op dien vreoselijken kreet kwamen passa-, giers en bemanning van alle kanten aan- loopen. „Stop zetten, een boot uitzetten," waren de bevelen, die elkander vlug opvolgden. De toeschouwers zagen een zwemster met krachtige slagen koers zetten naar een klein donker voorwerp. „Hoezee!" riepen zij, toen Annie het kind greep. Toen verloren zij de zwemster uit het gfezicht en allen hielde-n den adem in. Het scheen een" eeuwigheid vóór de boot stil lag en zich toen in oostelijke richting begon te bewe gen. Een eeuwigheid was het zeker voor An nie zou zij haar last boven water kunnen houden tot er hulp kwam Toen zag zij een lichtglans op de golven; zij zag het groote schip op haar toekomen, hoorde een waarschuwend geroep en slaagde er in het touw te grijpen. Zij maakte het eind om het lichaam van den jongen vast, die nu spoedig binnen boord geholpen werd. Weer werd het touw gevierd; weer greep Annie het, maakte het om haar eigen middel vast, en weardl nu eveneens binnen boord geheschen. Gelukkig hadden redster noch geredde eenig letsel bekomen. De moeder van het kind overstelpte Annie met dankbetuigingen en iedereen was vof lof over haar tegenwoordigheid van geest en dapperheid. In een brief aan haar vriendin Phine ver telde Annie van haar avontuur. Je hebt mij eens gevraagd," schreef zij, „wat zwemmen voor mij voor nut kon hebben;' welnu, hier is een goed antwoord op die vraag."-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 11