No. 14913. LEUïSCH 35AG-BSjA13, Zaterdag* 3 October. Asmo 1903. PERSOVERZICHT. BE Dl?A/MOLEN. vooral voor een onderwerp van zorg, n.l. bevloeiings- en afwateringswerken, dat zoo veel tot verbetering van den economi sche» toestand kan bijdragen. Het „II a n de Is b I ad'' schrijft o. m. Do Indische begrooting van 1906 kari, hoezeer ze in dc gegoven omstandigheden een knap stuk werk moet worden genoemd, niet nalaten ecu gevoel van onvoldaanheid te wekken. De schuld moet niet in Indië, doch hier worden gezocht, waar nog steeds de wet gevende macht de koninklijke belofte on vervuld deed blijven, waarbij aan Indic zekere male van financieel© zelfstandig heid in uitzicht werd gesteld. Deze moet het toch in staat stellen om zich do noodigc middelen te verschaffen voor zijn verdere ontwikkeling. Wanneer men in dc Memorie van Toe lichting het gebruikelijk overzicht van de uitkomsten der laatst voorafgaande jaren doorleest, moet men, die voor 1907 over ziende, wel tot do overtuiging komen, dat een flinke stoot ons een heel eind vooruit zou brengen. Dc voorloopigo uitkomsten van dat jaar wijzen, in stede van op een tekort, gelijk bij do oorspronkelijke raming werd ver wacht op een overschot van nagenoeg 12 millioen gulden. Wel is waar was dit ten deele een gevolg van het feit, dat dc tin- prijzen meevielen, wijl de verkoop van Ban ka-tin benevens het aandeel in de winst der Billiton-maatschappij der koloniale "kas nagenoeg 5 millioen meer opleverden dan geraamd werd, maar vcrseliill ndo an dere uitkomsten wijzen op krachtigcn eco nomische» vooruitgang. Of wat anders is het, wanneer middelen als die der in- en uitvoerrechten en accijnzen en do opbreng sten van spoorwegen, post-, telegraaf- en tclcfoonwezcn, te zamen ruim 5.5 millioen meer opleveren dan met het oog op de uitkomsten der vorige jaren werd ver wacht Hun, die steeds op de huidige fiscale neigingen in Indic «i.fgevein, zij hier tor loops er op gewezen, dat niettegenstaande deze teeltenen van economisch opleven van land cn volk, de bolastingschroef niet nog een slagje werd aangedraaid, maar van de inlandscho bevolking ruim 1 millioen gul den aan bedrijfsbelasting en landrente minder werd gccischt dan geraamd was. Dat opleven nu van Indic in. economi sche n zin blijkt aan te houden. De voor loopigo uitkomsten over hot afgeloope.n halfjaar van 1803 wijzen weer op vooruit gang dor hiervoren bedoelde middelen, terwijl de voortdurende stijging van het aandeel in de winst der Javasche Bank van f 96,691 in 1905 tot een op 425.000 geraamd bedrag voor 1909 ook van eeono- mÏ3chèn vooruitgang getuigt. Er kan zoo veel, en er moot dus ook zoo veel gedaan worden om dion vooruit gang te bestendigen cn te bespoedigen. Moge de tijd niet ver meer zijn, dat Indië daartoe in staat gesteld worde. ,,H et Nieuws van den Dag" wijst op de ontwikkeling van de Buitenbe zittingen. Maar daarnevens moet er voor Neder land sch-Indië meer gedaan worden. Het is zoo herhaaldelijk reeds betoogd, het begint bijna vervelend te worden. Ncderlandsch-1 ndic verkeert in den slech ten cxccptioneclen toestand, dat het zijn buitengewone uitgaven uitgaven voor werken, waarvan ook do nazaat zal profi teered molt bestrijden in hoofdzaak uit de gewone middelen. De schuld, die nu op Ned.-Indic drukt, is, gelet op hetgeen tot dusver in Indie is tot stand gebracht aan spoorwegen, havens, enz., belachelijk klein. Plet is te hopen, in het belang van Indip> cn dus ook in dal van Nederland, dat deze Begeering er tco zal medewerken om spoe dig de ingediende wetsontwerpen, die ten doel hebÜj til dc rechtspersoonlijkheid van Ncdcrland#h-Indie builen twijfel te stellen zij het dan ook eenigszins gewijzigd in het „Staatsblad" te doen verschij nen. Vervolgens gaat het blad de beperking van uitgaven na en wijst daarbij op wat de Regeering heeft gedaan voor het onder wijs, niet het minst voor do inlanders en voor den landbouw, op de vermindering van dc uitgaven voor oorlog en marine. Het blad bepleit dan krachtig voortgang te maken met den aanleg van nieuwe spcor- en tramwegen, welke geleden hooft door den zij het ook zeer noodigen aanleg van gewone wegen. De heer G. Nypels zegt in ,,L and en V o Ik", dat men in deze begrooting op allerlei gebied wel iets gedaan vindt, maar weinig, veel to weinig. En zij is geen stil stand om op adem te komen,maar zij waar schuwt tot „vaartverminderen en zeilen strijken" voor den verderen weg. Zij doet dit, omdat de middelen te kort schieten om meer te geven. Maar dan heb ben zij, die het beleid te dion opzichte te verantwoorden hebben, ook in dit opzicht niet scherp genoeg vooruitgezien. Dan heb ben zij voor do tijden, die. komen, niet ge daan wat hun voorgangers voor hen wél hebben bedacht, te zorgen, dat het inkomen rekening hield mot de noodige uitgaven. Dan zou dc toekomst ten offer gebracht moeten worden aan do financieele tekort koming van het jongste verleden. Het ia al to eenvoudig, na te laten wat. noodig is, wanneer het geld niet vanzelf komt; maar deze oplossing mag niet die zijn van den staatsman, die tijdens zijn eerste ministerschap getoond heeft een open oog te hebben voor de vele nooden van het ontwakende In sulinde. In een asterisk Do justiticelc on- too reken baarheid zegt „De Standaard": Do ontevredenheid van de burgerij over de prnctijk der justitieclc ontoerekenbaarheid klimt met don dag, en ze is dan ook niet te verdedigen. Neemt rr.en aan, dat er personen zijn van zoo abnom\alen geestesaanlcg, dat "ze bijv. heb moorden niet laten kunnen, dan zou onthouding van straf na het. plegen van een moord door zulke, personen alleen to verdedigen ziin, zoo daarnaast een onder zoek plaats had naar zoodanige personen en hun onscha<v>!iik-making eer zs tot moord kwamen. Zulke persenen staan tot op zekere hoogte met een wild dier gelijk, en een wild dier maakt men niet pas on- scbadoliik, als het een menseh doodt, maar zoodra men het bespeurt. Is nu zoo zeker uit te maken bij wien moord toerekenbaar is, cn bij wien niot, dan moet dat ook mogelijk zijn, eer liet tot moord kwam, en verzuimt dc Overheid haar plicht, indien ze nalaat, met psychia trische hulp vreemd doende personen te onderzoeken, en, blijken zo erfelijk belast, op to sluiten. Maar ook het stelsel zelf deugt niet. Het is hiermee als met don zelfmoorde naar. Do wetenschap, dat zelfmoord straf baar is cn schade aanbrengt, houdt van zelfmoord terug. De verdediging van den zelfmoord, die thans mede is, ontneemt aan den zelfmoordenaar den moreelen 6teun, die kan afschrikken, en maakt dat de zelf moord toeneemt. Zoo nu ook wc riet niets fataler op zulke abnormalo personen, dan telkens to hooren van moordenaars, die hot niet helpen kun nen. Hierin ligt een aanmoediging, om aan hun fataio neiging toe te geven, terwijl om gekeerd do wetenschap, dat er ook voor hen geen pardon is, die neiging in haar uit werking zeer dikwijls stuiten zou Bovendien, bij elke misdaad kan men zeg gen, dat er gegevens in den schuldige wa ren, dio er hem toe drongen, en zeer dik wijls zijn zulke gegevens een mystieke macht, die den wil verzwakt. Op het nu ingeno men standpunt zou men dus niet alleen de volstrekt on toerekenbaren, maar ook dc personen, die verkeerde neigingen hebben, moeten sparen. Psychologisch komt geen enkele misdaad louter uit den vrijen wil op. Ieder men&ch staat gedurig onder determinanten, waar aan hij geen weerstand kau bieden, en juist de vrees voor dc Justitie moet hem dan te hulp komen, om do overmacht van zulk een determinant tc breken. Kn in c!k geval moet een „ontoerekenba re" dan. nooit meer worden vrijgelaten, tenzij mathematische zekerheid' verkregen ware, dat. ziin belastheid geheel geweken is; iets, flat bijna nooit voorkomt en bijna nimmer met zekerheid uit tc maken is. De justitie strompelt nu voort op d'- twee krukken van den vrijen wil en van de be lustheid, en ze ziet niet in, dat deze haar niet dragen kunnen, of dc zielkundige sa menhang tus&chen straf en zondige neiging moet voor hear vaststaan. Onder het hoofd Politieke fanta- s i e zegt „D e Nederlander": De schrijver der „Haagsche brieven" in dc „Zaanlan'dsche Oouran t", de waarschijnlijkheid van d r. Kuypcrs al- of niet optreden in dc T w e c d c Kamer besprekende, betoogt, dat deze staatsman nooit, in strijd met zijn verleden, een ande re rol zich kan laten welgevallen, dan die van leider van de rechterzijde. En daar j andere mannen dc rol van partijleider der rechterzijde hebben veroverd, zoo kan te- rugkecr in de Kamer voor dr. Kuyper wei- j n i g aantrek ko 1 ijkhe id heb ben. Hoe zonderling licht men voortdurend aan liberale zijde zijn kiezers in, of hoe weinig weten sommige schrijvers van de „histoire contemporaine", zelfs van die in hun eigen land, af Wanneer is ooit dr. Kuyper in de Ka- j mor als leider van dc rechterzijde opgetrc- den 1 Immers nooit. Uitdrukkelijk en voort- 1 durend is, zoowel vóór als na zijn ministe- l rieclc loopbaan, het tegendeel gebleken, j Vriendschappelijke, natuurlijke samenwer king van nauw verwante groepen heeft na tuurlijk niets tc rnaken met erkenning van ecnig leiderschap. Hoe is het mogelijk, dat liberale journalisten, na al wat sedert 1894 in het openbaar 1*3 gezpgd en gedaan, nog altijd maar niet hegrijpen kunnen, wat hot is, dat de reehtsche groepen verdeeld houdt en houden moet? Of is dat slimme tactiek? Evenals de in hetzelfde artikel gegeven voorstelling van de antithese tusschen het Kabinet-Heems kerk en „Christelijke politiek"? En hoopt men, dat velen van rechts zich door deze po litieke fantasieën zullen laten beet nemen? I>e RijkKverzekei'iu^liank. De kantoren der Rijksverzekeringsbank zijn thans ondergebracht in enkele percce- len aan dc Keizersgracht cn de Hccrcn- gracht tc Amsterdam. Deze gebouwen vol doen geenszins aan de eischen, welke de brandweer met het oog op hun zeer talrijke bevolking heeft gesteld, terwijl rnct een vol doende verbouwing der verschil lende percee- len groote kosten gepaard zouden gaan. In verband Morin ede opperde het hoofdbe stuur dor Rijksverzekeringsbank het plan een groot eigen gebouw te stichten, waarin dan tevens de nu verspreide kantoren ge zamenlijk onderdak zouden kunnen vindon. Verschillende onderhandelingen zijn in deze richting gevoerd, maar zonder resul taat. Thans is het Bankbestuur met de ge meente in onderhandeling getreden cn is de kans op welslagen groot. Wij vernemen n.l., zegt het „Hbl.", dat het bestuur der Rijksverzekeringsbank een groot stuk gemeentegrond op het terrein van de voormalige waskaarsenfabriek ach ter het Rijksmuseum in huur heeft aange vraagd, en dat het bestuur goede hoop heeft dit te zullen verkrijgen. De Rijksverzeke ringsbank zal daarop dan zelf voor eigen rekening een bankgebouw stichten. Ontwor pen is voorloopig een half houten, half tuf- steenen gebouw van twee verdiepingen (be gane grond en eerste verdieping), met groo te binnenplaats, waaromheen de kantoren zouden worden gegroepeerd. In deze zaak wordt, zoo vernemen wij vor der, de meest mogelijke speed betracht, in verband met den aandrang van de zijde der brandweer, om dc bestaande cn met het oog op brandgevaar afgekeurde perceclcn der Bank uiterlijk Mei a.s. tc verlaten of in overeenstemming met cle eisckcn te brengen, waarmede, zoo gezegd, ook groote kosten gemoeid zouden zijn A Ll'HKN. 13 e v a 11 o n: T. van den ileu vol geb. Kwskornaak D. A. M van Leeuwen geb. Uonl e C. Hoogeveeo geb. Harken D M. ven H traoloar geb. Vim Poelik Z. M Sniveling gob. Uofko» Al. erbuoin geb. Vau der Vis D. 0 verleden: M. Helling I). 1 j. A. van E*. weduwe van H. Vieihergeo, 79 i. G li u w d.1. P. Chardon jrn. ll j. eu M. vau Dobbeu |d. 24 i. KliCÜWVKEN. Bevallen: A. A. de Vries geb. Van Apeldoorn D. Overleden: J. i'wflalfboven, gek. met M. do J an^e, 6:> j. RIJNS BURG. Geboren: Gerritje. D. v. n J. v. Nmuwkoop «o J. v d- AJerj. Cornelia, 1). van C. Raven bergen eo J. v. d. Aieij. Overladen: Pieter h'uijvenhovea jm. 20 j. S YSSENHUM. Overleden: Cornelia Gerardas Joseph1 j., van A. Rotteveel en 0. P. Hartveld. Geboren: Pelrus Praneiscup, Z. van YV. A. A. Koppers en R. 0. Aartman. Betreffende de ingediende Indischo bcgrootmg voor 1609 schrijft dc „N ïc u w o Rotterdarasche C o u- r a n t", iia melding te hebben gemaakt van de meening van dcu Minister dat een voorzichtig financieel beleid noodzakelijk blijft cn \an zijn plan om tot behoud van het financieel evenwicht, beperking te be- trachteu bu het nemen van nieuwe maat regelen Derhalve nog wel geen inkrimping van uitgaven of bezuiniging, doch wel voorzich tigheid bij het opmaken en ten-uitvoer- 1 eggen van plannen, die tot nieuwe blijven de uit saven leiden. Wij kunnen met dat voornemen instem men cn meencn. dat, zonder onvoorziene meevallers bij de middelen, volgende be grootingen nog meer dc dpotfen zullbn moeten dragen van 's Ministers streven tot beperking, dan in dc begrooting voor 1909 reeds valt waar tc nemen. Er is in do laat ste jaren in Indië, op bijna elk gebied van staatszorg, een streven naar verbete ring, naar aanpassing aan meer moderne toestanden te bespeuren, terwijl de uit breiding van do eigenlijke meer intensieve bestuursbemocienis bijzonder groot ge weest is. Wij hebben die evolutie met genoe gen gezien en hopen, dat de financieele Rostand zal toelaten in die richting ge leidelijk voort tc gaan, doch wij zouden er verre do voorkeur aan geven met de be schikbare middelen de reeds getroffen maatregelen volledig tot uitvoering tc brengen, van ieder hunner een degelijk afgerond geheel te maken, dan met onvol doende financieele en in de meeste go- vallen ook onvoldoendo personeele krachten, nieuwe maatregelen van vèr strekkenden aard te nemen, alvorens het geen reeds onderhanden is voldoende be vestigd cn d.c goede uitslag verzekerd is. M Na het gelaakt te hebben, dat het ge woonte geworden schijnt bij do uitgaven voor oorlog op een overschrijding der ra ming met circa twee millioen to rekenen, schrijft het blad: Er is nog een ander verschijnsel, dat ten aanzien der begrootingsjaren 1906 en 1907, evenmin als van de daaraan voorafgaande jaren, tot vreugde stemt, nl. liet voortdu rend voor een belangrijk doel ongebruikt laten der voor maatregelen in het belang van do economische ontwikkeling beschik baar gestelde bedragen, zooals de onder staande cijfers aantooncn 1905 1906 1907 Toegestaan 2,909,300 3,6-16,800 3,745,300 Uitgegeven 1,675,780 2,183,601 2,750,123 Ongebruikt f* gelaten f 1,233,520 1,463,100 f 995,177 Totaal ongebruikt gelaten dus f 3,691,806. Had men in 1606 gebruikt hetgeen was toegestaan, clan zou do begrootingsreke- lïing voor dat jaar in plaats van een over schot een tekort hebben aangewezen, en uit het oogpunt der economische ontwikke ling van dc inlandsche bevolking be schouwd, geeft dit overschot dan ook geen reden tot voldoening Het is vooral het- departement der Bur gerlijke Openbare Werken, dat traag is in het besteden der toegestane gelden, cn /VNA#\#N/»#\#V#\AAA Het was feest. Feest met kermis! In den vroegen ochtend gled.n do rossige 6tralcn der zon al over menige huizenrij. Zij zetten de hoogste declen der stadshuizen in gloed en wierpen ecu fantastisohen brand op dc hoogste uitsteeksels van het vreemde etadje-in-'t-klcin, stadje van tenten en kra men, zeildoek en linnen en bontbeschilderde planken en glazen prisma's, veelkleurig, dat daar verrezen was. Een tweetal hoog 6tc toppen van een hoofd van Jut spreid den roode vonken; het vlaggetje op de stom pe kcgelnok van ccn cireusje trachtte het fconlicht te vangen als kinderhand een Vlinder. Het was stil iu de straten en op de plein tjes van het tentonstadje. Voor de slapcn- 'do wafelkraam trippelden de musschen on gehinderd, genietend. Alleen een verdwaal de hond, die het even gemunt had g had op den hoes van een electriseerraachine jaag de één keer er doorheen. Het leek of die hond, dio zijn baas was kwijtgeraakt, een (koortsdroom in het tentenstadje zag. Hot zonlicht daalde lager en lager cn deed de kermis ontwaken. Hier en daar jwerd wat linnen opzij geslagen, een luik weggenomen. De musschen vlogen op met gerucht; een deel bleef nog op de lijst van .dc wafelkraam zitten loeren. Mannen met "vuile bonte hemdsmouwen en behaarde ar men kwamen ongekamd naar buiten, vul den hun ruime longen gulzig met morgen lucht. Vrouwen met losse haren cn in beur 'onderrok goten emmers smerig water leeg, wierpen nijdige of andere blikken op de mannen, die, alles negecrend behalve den hemel en den jongen ochtend, hun kracht fetonden te laten groeien met de handen in do broekzakken. Ook in de fatsoenlijke hui- Ren van do omlijsting werden gordijnen op getrokken, deuren geopend. Er stond ook een armoedige één-oents- 'draaimolen. Tiet linnen, dat de feeërieke heerlijkheden van leeuwen en paarden, di- Jvajjs en draaiende werelden nog verborgen hield, was talloozo malen gelapt met don kerder plekken. De rand van het houten plankior, die er onder uit kwam, was ver veloos cn afgetrapt. Het was een armoe dige molen. Terwijl alles om heen ontwaak te, bleef li ij slapen. Bleef hij slapen, om dat liij zich zijn armoe bewust wasomdat hij van armee den moed had verloren en nu in wat-kaai-'t-mij-schelen-sterum ing den onwetenden slaap en wie weet? dc kalcidoseopische droomen vorkoos boven de mogelijk tc verdienen paar centen. Of bleef hij slapen als een hidalgo, die zich dra peert roet zijn lappendeken cn doet als een groote meneer? Aan het onbeweeglijk neer- hangend© linnen was niets te zien. Alles ontwaakte cm hem heen, maakte toilet en begon den feestdag. De orgels en orkestrions b vgonncn één voor één hun deun, dio niet weer vóór den nacht zwijgen zou. Straatkinderen, loopjongens, kinder juffrouwen met van errrukking stralende kleintjes, en eindelijk „groote menschen" kwamen aangewandeld. Boeren en boerin nen kwamen ook. En alles bleef aarzelend staan voor het glaasjesspel, waar het bom bardement van Sevastopol buiten hing; voor de duizcnd-en-één-nacatige entree van Tewe voor een tent, waar een medium aanstalten maakte om bewerkt tc worden door een lang-baardigo professorvoor het spel, waarbinnen woestijnkoningen hun heimwee uitbrulden, en waarbuiten op de estrade een aapje zat; of voor die inrich ting, waar een paljas boeren, burgers cn buitenlui naar biunen heesch, om een ont voering en nog meer drama's te zien. De draaimolen bleef slapen Kook verlote rs klommen op hun stoel, lie ten de glazen trommel met nummers draaien, sloegen schreeuwend met de plat te liand op een prachtstuk van koekbak kerskunst. Het eerste gilletje klonk van een electrisecrmachine, vreemd-modern ding te midden van dit Oud-Hollandsch vermaak. In do schiettent boden meisjes geweren aan, gaven een duwtje tegen met pijpekoppen bestoken figuren, cn ze be gonnen te slingeren. Dc ovens van de groo te poffertjes- en wafelenkraam „De geson- de apteek" werden aangemaakt, een dikke juffrouw beklom er haar hooge eitplaats, het kluitje boter siste op de warme plaat. De stoomfluiten begonnen te gillen. En de eerste slag op een kop van Jut dreunde als een inhuldigingsschot over het tenten- stadje. Do stadhuistoren carilloneerde liet Wil helmus Blij cn zuiver klonk dat door do klare lucht en Est strooide van verre een sneeuwbui van zilveren klokkenspel uit over do trommel vlies verscheurende kermis- kakofonie. Elf uren. Toen ontwaakto ook do armoe dige draaimolen, waar men al een ongeluk vermoedde. Het doek werd haastig opzij geslagen, en een gezonde jonge a-rouw, hol de weg, als een ree springend over alle hin dernissen heen. Zoo was zij in minder dan geen tijd uit het gezicht verdwenen. Een oogenWik later kwam ook de draaimolen-, man naar buiten. Hij rolde haastig, als wilde hij den verloren tijd inhalen, het lin nen omhoog, bond het zenuwachtig vast in de riempjes aan den binnenkant van de kap, cn de molen was klaar om zijn taak tc beginnen. Toen er echter nog niemand kwam verscheen er nog een jongen van een jaar of twaalf uit het binnenste ge deelte en ging met een ouden bezem vuil verwijderen van het plankier. „Vader!" kwam hij opeens aanhollen; „ik heb nog een cent gevonden 1 Ik had hem bijna weggeveegd 1" Toen dat klaar was en er nog steeds geen liefhebbers kwamen opdagen, joeg do man wat jongens er gratis in, om den boel aan den gang te krijgen." De jongen begon aan een bel te luiden; de vader ging het pi pend cn kreunend orgel draaien en een geblinddoekt, ontzettend knokig paard zette zich in de binnenste rondte aan het ïoopen. Nu was de molen in vollen gang. Do jon gen luiddo of zijn leven er van afhing, do man draaide het stroeve orgel met ver- frischto ochtend energie, en één voor één kwamen nu ook dralend de betalende gas ten, bij wie de jongen dan hot geld ophaal de. Do weggeholde vrouw kwam niet terug, maar er was niemand, die er zicli over verbaasde. Trouw bracht de dappere kleine jongen do oenten aan zijn vader, die tóch ach ter het orgel zijn jas uitgetrokken had en telkens met zijn hemdsmouwen zijn ge laat afveegde. Een gloeiende atmosfeer hing over de kermis. Het zonlicht viel nu recht van boven en zwaar drukte de dampkring on do hoofden. Toen, tegen twee uren, het ge woel steeds dichter eu dichter werd, zei do jongeu. toen hij weer centen bracht: „Er komt onweer, vader". De man dacht met schrik, dat zijn dag dan bedorven zou zijn. Maar een buitje zou toch opluchten, en misschien, wie weet? het weer kon zich herstellen. Opeens joeg een rukwind door het ten tenstadje. Hi r en daar werd een zeildak opgezweept, linnens klakten, houten schat ten kraakten. De m nschen, geschrokken, keken naar de lucht, did zich grauw over trok. De zon ging weg, kwam nog eens loodgrijs terug. Toen werd het donk-, r als do avond. En opeens overtrof een vijd- uitrollend geluid van boven do heimwee- kreten van den woestijnkoning, verbannen en te kijk gazet in een kermistent. Een plasregen viel neer en de manschen vlucht ten. In een oogwenk was het kermisterrein verlaten. Alleen een kcrmismensch bier en daar droeg nog haastig iets uaar binnen. Melksalons eu koffiehuizen in dc buurt waren overvol. Ook in den draaimolen waren er velen gevlucht. Dat was een onverwacht mee vallertje! De draaimolen man draaide maar cn draaide, icdcren keer opnieuw, en de menschen bleven zitten tot hun portcmon- naio leeg was cn zij haastig, met den rok over het hoofd of een zakdoek op den hoed, ergens heen holden. Fol licht schichtto onophoudelijk door de schcmcite. Do eene slag verratelde in den anderen. En het water stroomde van zeilen en eohuino daken, bobbelde in dj. plassen en béken die samenvloeiden tot alles was één moeras. To n bedaarde de regen, ver stierf hst onweer. De mensehen kwamen terug. De veelkleurige lichten werden ont stoken honderdvoud weerkaatst in gesle pen spiegels en glasprisma's. Vreemd- kunstmatig slaken zij af tcgeu den weer dag-klaren hemel. Een waterige zonne straal zelfs zocht nog een weg. Do monschen kwamen terug. En terwijl het kunstlicht het meer en meer ging win nen van den clagschijn, werd ht op het terrein steeds woeliger. Het lawaai zette er weer zijn luidste keel op, van alle kan ten en van alle geluiden, ook van het go- klok'kcr der model, r en li t reschuif der natte kfeeren. De draaimolen had hel t v. a k druk. De jongen met knikkende knieéa. :.:on Let cen ten-ophalen haast niet nie.r f; t'c kkcu met centen hingen zwaar in een b dt over zijn heup?n. De man ach er h-.t orgel, doodmoe, wreef zich, tusschen twee num mertjes, in de handen. l>e avond ging snel ver eter. Het teuten- stadje leek nu heeicmaal een pr ntje: een Oosterseh feest. In den ariru iren draai molen zat men met rijn drin n cp ecu v r- valooze leeuwcaricatuur, gillerd sommi gen, als de aardbol bij het draaien oni h.fc algemeen middelpunt ook om haar as te draaien begon. Toen stierf de feestdag. Het werd stiller cn stiller. Een ltedjo werd nog hier cn daar g.hoord. Dc lichten werden uitgedoofd, de Keilen en luiken gesloten. Ook de draai molen liet het doek weer neer. En toen kwam de vrouw van dien ochtend weer aangedraafd. Zij lichtte het zeil snel wat op, kroop er handig onderdoor. Heel binnen in hel hart van de armoedi ge draaimolen was een kamertje, toch rog door een gordijn in tweeën gescheiden. In do eene helft sliep de jongen, die de entea had opgehaald, als ccn roos. De andere helft was de mooiste. Een brandend kaarsje wierp daar spookaclitigen schijn op den man en de vrouw, die den oogst? van den dag natelden. Want ook zij had met vragen „verdiend". Buiten was het nacht; de bleeke sterren hemel welfde over de tontenstad, waar een zaoht windje de nog hangende zwoelto voor zich uitdreef, en dc lucht van menschen, poffertjes, drank en meer. De armoedige draaimolen sliep als een hidalgo.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 9