Chineesche hofceremoniën. men, dat een solide en eerlijke koopman niet met zich mag laten ,,marchandeeren." Op het verbete.cn van den 8maak van het publiek moeten zich vooral de winkeliers in het modevak toeleggen. Op dit gebied be zondigt men zich niet zelden, en niet zon der reden beweert men in het buitenland, dat men in ons land niet de kunst ver staat zich te klceden. Hier moet de winkelier handelena optre den, niet op een egoïstisch standpunt zich plaatsen, maar de raadsman zijn van het puhliek, door bijv. een dame, die iets koopt, dat volstrekt ongeschikt voor haar is, er op te wijzen, d-.t deze of die kleur, dit of dat model haar niet staan zal en dat goedkoope, minderwaardige artikelen, a u fond genomen, steeds duur zijn, daar ze spoedig leelijk worden, slijten en alzoo niet lang gedragen kunnen worden, terwijl een werkelijk goed, zij het dan ook wat duur der, fabrikaat veel langer duurt. Als men het publiek er toe brengen kon, -uat minder naar goedkoope, minderwaardige artikelen te vragen, dan zou het geheele comraerciee- le niveau van den handel wat ïioogor ko men te staan." CURASAO. Het eiland Curacao werd tegen het einde der 14de eeuw door Spaansche zeevaarders ontdekt en eerst in 1527 door Spanje offi cieel in bezit genomen, benevens Aruba cn Bonaire. In Juli 1633 namen Nederlanders met weinig moeite bezit van het eiland. Zij vonden er niot meer dan 1415 Indianen, wier geslacht thans geheel uitgestorven is. De eerste kolonisten hielden zich bezig met de cultuur van tabak en indigo en iegden zich toe op veeteelt en zoutwinning, doch weldra werden al deze takken van nijverheid verdrongen door den handel met de naburige Spaansche koloniën, die groo- te winsten afwierp. De welvaart van Cura- Cao wekte de afgunst van andere natiën op, waarvan telkens een verliezen en herwin nen van dit eiland het gevolg was. Yooral de Franschen hadden er voortdurend het oog op. Onderscheidene malen hebben zij een aanslag togen het eiland gewaagd, doch steeds zoo good als zonder gevolg. Ook de Engelschen trachtten een en andermaal het eiland in hun bezit te krijgen, en op 1 Jan. 1807 gelukte het hun zelfs, bijna zonder slag of stoot, zdch van het hoofdfort meester te maken, don gouverneur gevan gen te nemen en het eiland in bezit te ne men. In 1816 werd het ons evenwel bij het rordrag van Parijs teruggegeven. Men vindt op Curacao blanken, zwarten en kleurlingen. De hutten, welke op de plantages tot ver blijf der negers dienen en een klein dorp vormen, zien er ellendig uit. Vóór de af schaffing der slavernij waren rij door sla ven bewoond, thans door de nakomelingen der vrijgelatenen, die een treurig leven lei den. Van den eigenaar der plantages krij gen zij de hutten ter bewoning, een klein stukje land en verder vergunning om ecnig vee te houden. Daartegenover staat hun ,'erplichting om gedurende eenige dagen Ier week tegen loon voor him meester te .verkeu. Do overige dagen kunnen zij hun eigen grond bebouwen. Menigeen verschaft rich bovendien nog een kleine verdienste met het branden van houtskool of het ver zamelen van vruchten van den dividivi- bonm D*z© op do gronden der plantages in oèt wild groeiende boomen behooren wel 's waar met wat zij opleveren aan den plan ter, maar de lieden, die vruchten verzame- 'en. ontvangen daarvoor bij de inlevering eenige vergoeding. Door opheffing der slavernij en de uit betaling van loon is veel verbeterd, maar toch laat de armoede zich steeds gevoelen. Toch zijn niet alle negers arm. De huis bedienden en opzichters, zoomede vele an dere kleurlingen, die in de naaste omgeving der planters leven, hebben weinig reden tot klagen. In de laatste jaren hebben een kleine 600 Curacaosche arbeiders bij den spoorwegaanleg in Suriname gewerkt en men kan zeggen tot wederzijdsche tevre denheid. De Curacaosche arbeider is gewillig, ia physiek flink ontwikkeld (één Cura$aonaar weegt: zeker op tegen twee of drie Java nen) en heeft door den harden stnjd ge leerd de handen flink uit de mouwen te sne- ken. Het indolente, zooveel Creolen nog eigen, die afkeerig zijn van geregelden ar beid, heeft hij afgelegd en hij vormt daar door een element in de samenleving, waar op terecht prijs gesteld wordt. Gaarne had men dan ook gezien, dat de immigratie van deze arbeiders naar Suriname geleid had tot de vestiging van een vaste kern, voor ontwikkeling vatbaar, en het bestuur was tot bereiking van dit doel wel genegen aan de settlers" land ai te staan op de voorwaarden der Publicatie van 1863 (G. B No. 23) en faciliteiten te verleenen voor de overkomst hunner gezinnen. De proef tot invoering van Curacaosche arb:iders in Suriname is echter niet onder gelukkige omstandigheden genomen. Evenals de ar beiders van anderen landaard, wei-den o<>k de Curacaonaars bij de spoorwegwerken bij herhaling door koortsen aangetast, met dit gevolg, dat de meesten repatrieei den nog vóór het werkcontract geëindigd was. Wel word nog een poging gedaan om de arbeiders in Suriname te behouden, met be lofte, dat zij zouden werkzaam worden ge steld bij het ballasten van de spoorbaan in het malaria-vrije gedeelte (Paramaribo- Republiek), doch in de gegeven omstandig heden is het begrijpelijk, dat de arbeiders ontmoedigd door ziekte en verontrust door eenige sterfgevallen daarnaar geen ooren hadden. De arbeiders zijn echter heengegaan met de betuiging, dat zij niets te klagen hadden over de ondervonden be handeling in Suriname. Sommigen gaven het voornemen te kennen, om weder naar Suriname terug te keeren. De laatste 400 arbeiders hebben in zes maanden tijds on geveer f 7500 aan hun verwanten op Cu racao kunnen overmaken, terwijl zij bij hun vertrek nog ongeveer 8500 aan spaarpen ningen konden medenemen. In het geheel hadden zij een kleine 30,000 in ongeveer een half jaar tijds verdiend. Het wil som migen voorkomen, dat het, in het weder zij dsoh belang van partijen, zeer wenschel lij k is, de vestiging der Curacaosche arbei ders in Suriname aan te moedigen. Een tweede proef, onder gunstiger omstandig heden ondernomen, zou vermoedelijk meer kans van slagen hebben. Een hoofdfout in het karakter van de bewoners van Curacao is hoogmoed en pronkzucht, do overheerschende eigen schap van alle negers. Als men hen 'e Zon dags tor kerk ziet gaan, vraagt men zich af, of dit nu die armen zijn, die in zulk een ellende leven. Men staat verbaasd over den fijnen smaak, waarmede zij zich klee- den, en over de dwaasheid, die hen ver blindt en aandrijft tot zulke onredelijke, onverantwoordelijke uitgaven. Meisjes, die eigenlijk moesten dienen, kleeden zich in dames-kostuums en lijden honger ter wille van haar opschik. Wellicht nergens elders wordt onder een el-^gante kleedmg zooveel armoede geleden. Kunnen zij niet kranig voor den dag komen, dan treden zij niet gemakkelijk in het huwelijk. Als hun hu welijksbootje niet met vlag en wimpel cn met volle muziek de haven kan uitzeilen, dan stappen zij er maar liever niet in. De meesten trouwen dus maar niet. Vele Curacaonaars van heden zijn kinde ren en kleinkinderen van slaven en vrijge laten slaven. De noodlottige gevolgen der slavernij zullen niet spoedig verdwenen zijn. Do nog niet. genezen wonden zullen nog lang nasehrijnen cn knagen aan het ze delijk leven, en or zal nog een beschavende en veredelende arbeid van vele jaren noo- dig zijn, om dit nog kranke volk te vormen cn op te voeden cn te doen aansterken tot een moreel-volgroeid en levenskrachtig volk. Cpvoeding en levenswijze zijn niot. zon der invloed. Kinderen beneden z»s jaren j loopen in huis en om de deur ongekleed. Niet in de straten van Willemstad, wijl men de politie vreest, maar vooral in de buitenwijk n. Boven de acht of negen jaren heeft men bijna geen kinderen in de heer lijke onschuldige beteekenis van dat woord. Voor de raeesten hunner heeft het leven geen gehrimen meer. Vrog rijp zijn ze bijna allen, en elen, helaas, verdorven ook. De moeilijkheden tot het sluiten van een huwelijk konden voor een groot deel wor den weggenomen, indien het dikwijls niet zoo bezwaarlijk was de papieren van den burgerlijkm stand te bekomen. Het gebeurt soms, dat verloofden maanden lang moe ten loopen naar het Fort en dan nog niet klaar komen. Daartoe hebben velen noch, lust noch tijd. Zoo worden zij onverschillig' voor een huwelijk, dat hun zooveel moeite kost. Of de ambtenaren de schuld dragen, kunnen wij niet beoordeelen. Zeker ligt de groote schuld' bij het volk zelf, in hun na latigheid of onnauwkeurigheid in het aan geven der kinderen. Dan hun onduidelijke en verwarde uitspraak der eigennamen; men kan er van maken wat men wil. Dezelfde persoon wordt door den een naar den vader, door den ander naar de moeder genoemd. Hij noemt zich natuur lijk bij voorkeur naar den vader, die aan het Fort niet is opgegeven. Nu gebeurt het niet zelden, dat de kinderen den naam hun- nor moeder nie$ weten. Komt dus de moe* der te sterven, dan komt het meermalen voor, dat een persoon zelfs den naam niet weet, waaronder hij op het Fort is inge schreven. Zoo iemand zal dus de grootste moeilijkheden ondervinden om zijn iden titeit te bewijzen en zijn papieren te krij gen. Bij het bezoek van den dalai lama var. Thibet aan Peking haalt heel de provincie Shangsi, waarin zijn klooster ligt, verruimd adem, nu deze heilige met zijn gevolg van 5000 moelis en 300 kameelen eindelijk met meer uitsluitend op haar zak teert. Het Chineesche volk voelt niets voor dezen le venden Boeddha, en is blij, als hij weer goed en wel in zijn Thibetaansche woestenij zit. De klachten over de enorme kosten, die het bezoek mpt zioh sleept, worden met den dag heftiger. Daar komt nog bij, dat het gevolg van den grooten man zich allesbe- halvè heilig gedraagt. De Pekingsche re geering dient echter „bonne mine a mau- vais jeu" te maken, moet doof blijven voor alle klachten en don heilige op waardige wijze ontvangen. Reeds einde Augustus werd het uitvoerige programma der feestelijk heden opgemaakt, en voor de zooveelste maal kon de vreemdeling verbaasd staan over de uitgebreidheid der Chineesche cere moniën. Trouwens, het is een overbekend feit, dat elk gebaar, elk woord daar te lande geregeld is volgons, oeroude voor schriften. De 3000 gedragsregels wan den Li Ki. het Chineesche wetboek van mevrouw Etikette, ritten den langstaarten in het bloed. Er is geen gelegenheid, zij het scherts of ernst, waarbij zelfs de meest onontwikkelde man niet precies zou weten hoe zich te gedra gen. Zelfs voor de laatste seconden van een ter-dood-ver oor deel de bestaan „fat soensvoorschriften. Onnoodig te zeggen, dat de bekwaamheid, om een audiëntie ten hove bij te wonen, be slist studie vereisoht. Ieder, die den Keizer bezoekt, krijgt een paleis-eunuch te zijner beschikking. D« man opent do vleugeldeuren van de audiën tiezaal, knielt aan dien ingang en roept op luiden toon naam en rang van rijn cliër benevens het uur, waarop hij ten palrize verscheen. Is de bezoeker geen bloedverwant van den Vorst of een ambtenaar uit diens naaste omgeving, dan kan hij iets bijzon der merkwaardigs beleven. Het is algemeen bekend, dat een audiëntie bij den keizer van China alleen voor de rijlcen der aarde ia weggelegd; want het gebruik wil, dat men een heele reeks hofdignifcarissen ruAt klinkende munt overlaadt. Het begint bi»* don enxnach. Goedkoop is die man niet, doch

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 19