looneeispsier en iusicus. LESDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 19 September. Anno 1908. PERSOVERZICHT. Sïo. directie van den Landbouw uitgegeven bro chure, welke gratis bij do ontvangers der registratie te vorkrijgen is. In ht algemeen vestigen wij er nog de aandacht op, dat door vrijwilligen afkoop de tusschenkom8t van een notaris niet wordt vereischt. Een gewone ondershand- sche akte is voldoendeeen model daarvan is bij Koninklijk besluit vastgesteld en afge drukt op blz. 23 van evengenoemde brochu re. Alles iö vrij van zegel en wordt gratis geregistreerd. Alles is dus zoo vóordeelig mogelijk ge regeld om den vrijwilligen afkoop te bevor deren. Maar men heeft nog slechte ruim drie maanden om die voordeelen deelachtig te worden. Alle Tienden, die op 1 Januari 1909 nog niet zijn afgekocht, worden over eenkomstig de wet behandeld' en kunnen zoo wel voor de heffers als voor de Tiendplich- tigen zeer onaangena ••e verrassingen ople veren. Laten dus Tiondplichtigen en Tiondhef fers zich haasten om het over den afkoop eens te worden. Tegelijkertijd, dat de heer VanHouten in zijn Tienden „Staatkundigen Brief" een laatste poging deed om minis ter Nelisscn of minister Heemskerk te bewegen de invoering dor nieuwe bepa lingen van het B. W., genaamd, „Wet op het arbeidscontract'' tegen te hou den, verscheen in „Landen Volk" een artikel van (Mr.) H. L. D(rucker), waarin do houding van den Minister van Justitie wordt verdedigd. De tegenwoordige Minister van Justitie heeft, zegt de heer Drucker, iu dezen gehan deld zooals goede regelen van staatsbeleid hem voorschreven. Een wet, die door be windslieden van verschillende staatkundi ge richting is voorgesteld en verdedigd, die in do Tweede Kamer met een overgroot aan tal stemmen werd aangenomen, die in dc Eerste Kamer een niet onaanzienlijke meer derheid verwierf, die sedert een jaar in liet „Staatsblad" prijkt, kon hij niet wei geren in tc voeren op grond, dat ze, wat een gewichtig onderdeel betreft, dc uit gebreide rechtsmacht van den kantonrechter niet met zijn persoonlijke meening over eenstemt. Aan de verlokkende uitnood'gin- gen, door mr Van Houten buiten cn bir. 't Hooft in het Parlement tot hom gericht, heeft hij weerstand geboden. Eerst wanneer de ervaring aantoont, dat wijziging noodza kelijk is, zal hij die voorstellen. Van dien Brief van mr. Van Houten ge sproken, voorloopig wordt met dezen tien den de uitga vo der „Staatkundige Brieven" gestaakt. „Indien ik deze pu blicatie verder voortzet," schrijft mr. Van Houten, „zal het zijn, om .zelfstandig op de verkiezingen van 1909 invloed uit te oefe nen. Daarvoor dient echter tc worden af gewacht wat liet ministerie doet en welke stelling de verschillende groepen in ons politiek leven innemen tegenover zijn even tueel© handelingen en voornemens. Om nog eens, gelijk in mijn brochure over de Staal- crisis, een beeld aan het spel tc ontleenen, zou ik zeggen, dat Heemskerk winnende kaarten in handen heeft, mits hij" goed speelt, In de politiek heeft men nooit, als somtijds in het kaartspel, zóóveel hoogo troeven, dat men zijn spel slechts door abuizen vergooien, maar bij regelmatig spe len niet verliezen kan. Tot dusver heeft Heemskerk geen bepaalde fouten begaan, maar ook nog geen meesterschap getoond. Eerst in dit winterseizoen kan blijken of do leiding, die de omstandigheden in zijn hand legden, hem is toevertrouwd." De invloed' van mr. Van Houten's „Staatkundige Brieven" moge niet groot wezen, nu onder het regime- Heemskerk de wind toch reeds uit den con servatieven hoek waait, zou het niettemin te wenschen zijn, dat met. deze serie do uit gave maar eindigde. Ook de herinnering aan den staatsman Van Houten zou er slechts bij kunnen winnen, oordeelt de. „Arnhemsche Courant" Het „W eekblad van het Reoht" schrijft; Hot is bekend, dat in do meeat© arron dissementen vervolging van land loop e r ij tot do uitzonderingen is gaan behooren. Langzamerhand heeft die vervol ging zioh geconcentreerd in het arrondis sement Utrecht, en zij, die opgezonden wenschen te worden, kennen do kaart des lajids goed genoeg, om nu ook te doen wat de justitie verlangt, en zich te Utrecht bij de politie aan te melden. Intussohcn, het schijnt, dat ook Utrecht den strijd zal moe ten opgeven. Justitie en politie zijn van goeden wille, doch de plaats ontbreekt om de landloopers zoolang te herbergen, totdat over hun lot beslist is en zij naar Veenhui- zen kunnen worden opgezonden. Nanr do locale bladen berichten, is het Huis van Be waring vol. Zij, die in preventieve hechte nis wenschen te warden gesteld, kunnen niet wordon geholpen. De politie laat hen weer gaan, na him een nachtverblijf te hebben gegeven. Komen er plaatsen vrij, dan wor den zij, olie zich het eerst aanmelden, het eerst geholpen. Of daarvoor nummertjes of kaarten wor den afgegeven, is ons niet bekend. De an deren moeten nog waakten. Zoodra moge lijk aal de justitie ook hun ter wille ziju, en dan zal de rechter hen straffen voor hun vergrijp. Zij, die niet wachten willen en al te veel haast hebben, zullen zich aan een ernstiger strafbaar foit, bijv. aan diefstal, moeten schuldig maken. Dat ver schaft hun een rocht van voorrang. Do zaak ware, indien zij niet zoo droevig ware, inderdaad in hooge maite komisch. Het schijnt wel dringend noodig over maatregelen te denken, die onmiddellijko voorziening brengen. Hervorming van onze wetgeving omtrent de landlooperij is met een work van enkele dagen, weken of maandendaarop kan niet worden ge wacht. Eén uitweg schijnt ons aangewezen. Er bestaat niet een enkele redelijke grond, waarop de vervolging der landloopers tot Utrecht, en enkele weinige andere arrondis sementen moet beperkt blijven. Zeer ra tioneel ware liet, dat in ieder arrondisse ment de vervolging zou geschieden van die landloopers, die in dat arrondissement ge boren zijn. Dc landloopers zouden, indien dit dc regel werd, spoedig weten, waar heen zij zich hebben tc wenden, om do door hen gewenschtc opzending te verkrijgen. Op die wijze werd de vervolging verdeeld over het goheelo land en zou het groote voordeel verkregen worden, dat iedere rechtbank in staat zou zijn de voor haar verschijnende landloopers wat meer indi vidueel t© beoordeel en. De Utrechtsen© justitie zou dan eindelijk bevrijd worden van een drukkenden last, die haar reed3 veel te lang kwelt. Wij bevelen ons voor- stol ten /eerste' in de overweging van den Minister van Justitie aan. Een van hem uitgegane circulaire roet de door ons ver dedigde strekking zou spoódig beterschap kunnen brengen. Ovvv het tekort der Rijk9verze- kor ingsbank schrijft het maandblad ,,Z onneschij n": „Naar wij uit goede bron vernomen, be draagt het tekort der Rijksverzekerings bank thans ongeveer zes millioen gulden. Indien deze instelling dus op dit oogen- blik werd opgeheven, zou het bedrag van zes millioen Hollandscho guldens, plus het aan de ambtenaren cn beambten uit te kee- ren wachtgeld, dc prijs zijn, dien het Ne- derlandsche volk to betalen had voor de eerste proeve eener cent-raliseerende, bu reaucratisch sociale wetgeving. Deze prijs is wel exorbitant hoog, maar hij is niet te hoog, als de daarvoor ge kochte ervaring wordt benut. Niet to hoog, als de andere sociale wetten, als ziektewet, ouderdomswet, enz. op zoodanige leest worden gesohooid, dat zij Ioopen kunnen zonder Rijksverzeke ringsbanken, zonder keirlcger vaa ambtenaren, zonder papcrasserij. Eu dat kan, wanneer de Regcoring, van welke richting zij dan wiezen moge, oog heeft voor hetgeen door het particulier initiatief is gewrocht, dikwijls onder uiterst ongunstige omstandigheden, oog heeft voor de wenschen, die uit den boezem van het volk zelf opkomen. Wat de eerste Rijksverzekeringsbank zelve betreftt het ia een gebiedende nood zakelijkheid, dat zij wordt opgeheven. Er moet een eind komen aan het op onzinnig© manier besteden van 'a lands gelden; een eind komen aan den druk, door die instelling soms bij verrassing, als nu bij de verbazende en plotselinge verhooging der premièn voor de bootwer kers, gelegd op den arbeid van werkzamo patroons en werknemers. In de kringen der arbeiders zdlven moge men al meenen, dat het de patroons Kijn of hun principalen, op wie de zwaar ste lasten zullen drukken, en zij mogen om die schijnreden al ijveren voor het onver anderd behoud der Ongevallenwet 1901 zij hebben het mis. Men behoeft slechts een weinig door te denken om to komen tot het klaar besef, dat ook de arbeiders op den duur dupo zullen worden van de uit patroonsoogpunt noodzakelijke beperking van bedrijfslasten, een beperking, die waar zij niet gezocht kan worden in een richting, waar de dwin gende wet voor do deur staat gezcoht worden moet in een richting, die óf men- schelijke arbeidskracht slechter beloont, öf mcnschelijke arbeidskracht door mecha nische vervangt. De Rijksverzekeringsbank moet worden opgeheven. Dit kan, door een datum van opheffing vast to stellen, en voor te schrij ven, dat allo bedrijven, tot nu toe directe- lijk bij de Bank verzekerd, tegen dien da tum zich verzekerd moeten hebben b<j een door de Regeering toelaatbaar geachte Verzekeringsmaatschappij. Wellicht, dat dan eenige nieuwe Onge vallen-maatschappijen verrijzen; mogelijk ook, dat de bestaande voldoende blijken; er zijn er genoeg, en flinke ook om herverzekering in den meest ui bgc breiden zin mogelijk te maken. In dat geval druk ken op do premiën niet langer zoovele procenten voor de bezoldiging van al die ambtenaren en de aanschaffing van ai dat drukwerk. En do simulatie, dan tegenge gaan door hen, die dadohjk belang hebben bij wering van simulatie, zal niet langer welig tieren, terwijl voldoende wegen open staan voor den w e r k o 1 ij k getrof fen arbeider om ten volle zijn reoht te handhaven." „D e Standaard" bevatte een artikel, kennelijk van bekende hand, ten betooge, dat het teekon, waarin onze NederLandsche politiek zich almeer vastzet, is dat van: Verkrum meling van kracht on dat van allen kant heb individualisme den kop opsteekt. Op alle gebied ontwaart men, doet het blad uitkomen, eeu verdeeimg zon der eind. Geen man van beteekems of hij loopt zijn eigen pad. Geen denkende kop of hij weeft aan zijn eigen garen. Ieder wil wat andera. Bij links en rechts ziet men dat. Een troost echter acht het blad het, dat de groepen van Hechts althans nog bijwijlen door een hoogor beginsel behoerscht worden ert zoo samen aangespannen blijven. De macht, die dit werkt is z. i. de stille onder werping van alle groepen rechts aan den Christus. De Christus heeft, verklaart het, onder deze groepen rat op allor hart, en hoe soms ook hier de toongevende man nen op elkander botsen en stooten, in het eind vinden ze toch altoos weer inden Chr i stus do macht, die hen saambrengt en weer voor een tijd saamsnoert. Overleg, afspraak,, overeenkomst i3 daarvoor zelfs niet noodig. Deze saambindende kracht werkt vanzelf. En daarom ligt, naar de meening van het Wad, in d i e macht de pro fetie, dat de partijen reohts, zoo ze een goe den tijd de leiding in handen houden, al thans ten deele de verbrokkeling en daar mee de verspilling van parlementaire kracht, zullen kunnen stuiten. De vat, dien de Christus op aller hart heeft, kweekt ook die wondere plant van „broederlijke liefde", en al wordt ook aan die plant soms op ergerlijke wijze blad voor blad en stengel voor stengel in blinden hartstocht uitgetrokken, ze is taai, en groeit toch weer op. Vergaap u daarom niet aan een ideaa3 van saamwerking, dat ge in ons goede land nooit verwezenlijken zult. ipoog niet te tor nen aan het hinderlijke individualisme, dat zóó in onzon volksaard is ingeweven, dat het u altoos weer in zijn mazen vangt. Zoo zijn we nu eenmaal, en zoo zullen we blijven, en hoe rustiger ge dit aanziet, hoe minder kwaad het u brouwen zal. Waak slechts voor één ding: dat d e C h r i a t u 8 onder ons steeds op den voor grond blijve staan, en dat zijn Koningschap u eigen eere vergoten doe, om zijn eere alleen te zoeken. En voorts, vergeet de broederlijke liefde niet, die mystieke macht, die over alle verschil in karakter, aanleg en streven triomfeert. Niet in uw korzele bestrijding van het in dividualismeeen kwaad, dat ge er toch niet uit krijgt; alleen in de eenheid, die we in den Christus hebben en in het „mysterie der broederlijke liefde" ligt de profetie van uw triomf. Alleen daardoor keert, ge in het Christe lijk Nederland het Finis Polon i e. In eon driestar Onnoodig pleiste ren zegt „De Standaard' „De Rotter damme r" stelt heb voor, alsof er een scheur in den antirevolu- tionnairen muur ware getrokken en, doob nu een poging, om die scheur te overpleis- teren. Dit ia overtolLige moeite. Er i s ondor ons geen scheuring. Er is een enkel geleerde, die geacht heeft zich te- gca het beginsel van verplichting in zake de Verzekering met kracht te moeien verzotten. Doch daar bleef liet bij. En wij voor ons blijven even vast staan in de over tuiging, dat de verplichting ten de ze juist door 't anti revolution nair beginsel wordt g e i s c h t. Eerst als er later op de Deputatenverga- dering een voorstel ware ingediend, om te rug te komen op het vroeger in laatstgemel- den zin, wettig en eenparig, genomen be sluit, en zoo dit voorstel door bijna de helft of meer dan de helft der vergadering ge steund) werd, zou men van een scheu ring onder oas kunnen spreken. Thans allerminst. Het besluit ligt er, en blijft, zoolang het niet wettig herroepen is, van onverzwakte' kracht. Van een compromis kan dus geen sprake zijn. We gaan op onze lijn door. Wd hebben niets te plooien of te schikken. En dat voorts naast de Verzekering ook op de organisatie van den arbeid moet wordon aangestuurd, spreekt vanzelf, mits nooit oin een spaak in het wiel te stoken. Stel al, dat ge de organisatie vaa den. arbeid, met alle macht, die u ten dienste staat, naar voren schoof, dan nog zou het' tien j aar duren, eer go or hot effect van kon- dot erlangen, dat ge voor de Verzekering noodig hebt. Dat zou dus weer op eindeloos uitstel en hopeloos wachten uitloopen. En juist in zulk uitstel mogen wo niet bewilligen. Veeleer moet er spoed, ja, de grootst mogelijke spoed achter het werk gezet woe den, en we mogen ons daarbij door niets en niemand laten ophouden. We moeten de Verzekering inroe pen. We moeten die Verzekering ver plicht krijgen. En de wijze, waarop die verplichte Verzekering zal zijn in te rich ten, zal bepaald worden door de praetische gegevens van het leven, die niemand op zij kan zetten en die niemand met één slag ver anderen kan. Nu uit de gevoerde diiscussie gebleken is, dat hier twee principieel© overtuigingen diametraal tegenover elkander staan, zou het doelloos tijdverlies zijn, om het twistgeding nog langer te rekken. Wie in zijn consciëntie zich gebonden acht, om ten deze tegen te staan, die sta dan tegen. Maar wij, die ons even sterk ïi£ onze consciëntie gebonden gevoelen, om met spoed door te zetten, we mogen niet lan ger aarzelen of treuzelen. De discussie heeft lang genoeg geduurd. ,JÜ c Nederlander" schrijft: Er ie ons tiendre ch t een hoogst belang- jjjke wetswijziging gekomen. Maar de meeste belanghebbenden schij nen dat niet te weten, en weten noch wat bun boven het hoofd hangt, noch wat zij in hun eigen belang hebben te doen. Naar wij vernamen, laten, althans op vele plaatsen, de notarissen hun cliënten in on- fcunde. Of zij dat doen uit onachtzaamheid, dan wel uit andere beweegredenen, weten wij piet. Hoe dit zij, wij vestigen met nadruk de aandacht op het volgende, en hopen, dat ook andere bladen tot publiciteit zullen mee werken, opdat dc bel -nghebbenden niet te laat ontwaren, door him onverschilligheid, groote schade te hebben geleden. Met 1 Januari 9 toch zal, ingevolge de Tiendwct 1907, al' Tiendplichtigheid ver vallen. Wegens alle tienden, welke niet vóór 'dien tijd zijn afgekocht, zal den eigenaar ern schadeloosstelling worden toegekend cn idea tiendpUchtige een tiendrente worden opgelegd, welke hij gedurende dertig jaren to gelijk met de grondbelasting zal hebben ie betalen. Zoowel omtrent de geldigheid, den aard cn den omvang van alle tiendrechten als om trent het bedrag van de schadeloosstelling en van dc tiendrente zal door bijzonder daarvoor aangewezen commissies worden beslist. De belanghebbenden kunnen zich iharbij doen hooren, maar dc eindbeslissing vilt buiten hen om. Wat de een krijgt en Ido ander te betalen heeft zal geheel afhan- geu van de uitkomst cencr schatting van de tegenwoordige waarde van het Tiendrecht over dc verschillende perceelen. Wie met ido ze uitspraken van de commission niet te vreden is, kan voor den burgerlijken rech ter gaan proeedeeren. Maar procedeeren k"St geld. Hij, die geheel of gedeeltelijk in hot ongelijk wordt gesteld, kan zoodoende heel wat aan kosten tc betalen hebben. Bo vendien heeft het ten gevolge, dat, zoolang 'uiv-t de zaak onherroepelijk vaststaat, de voormalige tiendheffer op zijn geld kan Vachten. Met het oog op een en ander is bij de behandeling van het ontwerp-Ticndwet in do K inier algemeen erkend, dat het zeer wen- Bchelijk zou zijn, zoowel voor den Tiend heffer als voor dc-n Tiendplichtige, indien tij vóór 1 Januari 1909 vrijwillig tot over eenstemming kwamen omtrent afkoop van hrt Tiendrecht. Zij ontloopen dan dc geva- hm-'ertier altijd onzekere schatting cn te kens die eener altijd mogelijk p procedure. Ook V" r het Rijk is afkoop vóór 1 Januari M wenschelijk; de schatkist heeft dan min der uitgaven voor de verschillende commis- tóën en de bemoeiingen van de ambtenaren Worden er door beperkt. Daarom heeft de V' t bepaald, dat uit d© schatkist Dog een premie van 4 pCt.van den afkoopprijs zal (Worden toegekend aan den Tiendheffer, die Jréór 1 Januari zijn Tiendrecht laat afkoo- pen. De Tiendplichtige zal met liet oog op idi- premie allicht voor een lager bedrag binnen afkoopen dan hij anders als billijk zou moorten erkennen; immers voor den Tiendheffer is het volkomen hetzelfde of hij het geld krijgt van den Tiendplichtige of Wnr een deel van hit Rijk. Maar dan heeft fa Tiendlpliohtige, die vóór 1 Januari af koopt, nog een voordeel, nl. dat het Rijk h©m desverlangd togen de matige rente van 81 pCt. C. voor den afkoop benoodigd© gel- Urn voorschiet. Zoowel voor Tiendplichtige ais voor Tiendheffer is het dus een zoor wezenlijk Voordeel hot vóór 1 Januari 1909 met elkaar 'over den afkoop eens te worden. Het he rwaar, dat bot dusver tegen vrijwilligen af koop bestond cn daarin gelegen was, dat fclochts een geheel blok te gelijk kon worden 'afgekocht, is door deze wot ook opgeheven. Het belang van den Tiendheffer bij afkoop Tan het geheele blok is vervallen en dc Tiendplichtigheid van elk in het blok gele ien perceel kan thans afzonderlijk worden afgekocht. Voor meerder© bijzonderheden zij verwe ren naar de betreffende deze zaak door de De tooncclspeler schrikt© niet weinig, toen zijn hospita hem bij zijn thuiskomst üJêcdoelde, dat eon heer naar hem gevraagd had. „Een heer?" herhaalde hij. „Hoe was zijn Haam?" „Dat wou hij niet zeggen." „Wat moest hij dan hebben?" „Dat wou hij uzelf meedeelcn." „Hm! Mijzelf 1 Hoe zag hij er uit?" „0, heel netjes. Het leek wel een deur naarder „Eeu deurwaarder? I" De tooneelspeler herhaalde dat woord vol tfschuw. „Goed", zei hij. Ik weet het al, wat hij hebben' wil. Heeft hij gezegd, waaneer hij terugkwam V' Van middag." „Dank u!" Mo| het klamme zweet op zijn voorhoofd hogaiÊ hij zich naar zijn kamer. Ja, hij wiet, meende te weten, wat zijn bezoeker bij *»n kwam doen. Hij had een overeenkomst k't directeur Vroolijk, maar door omstan- %bcdcn, een gril, „artistieke bezwaren", hij die verbroken. Hij stond echter bij E|jn directeur in liet krijt, zoodat dezo hem 21 een brief, die op pootcn stond, gedreigd beslag op zijn hebben-en-houden t© la ten leggen. Zoo zat het. De directeur wilde zijn bedreiging uitvoeren, spoediger, dan do ander gedacht had. Wat nu te doen? Bij vvien moest hij raad vragen? Hij ken de niemand in de heele stad. Ja, toch, den jongen musicus, die op de tweede verdie ping woonde. Dat was een geschikte baas: die zou hem wel willen helpen. Hij klom naar boven, maar vond den mu sicus niet thuis. Toch kwam hij met een ver lucht hart beneden. Dc kamer van den mu sicus had hij open gevonden en binnentre dende was het hem opgevallen, dat de klee- renkast wagenwijd openstond, met mets er in I Dat was een gelukkige vingerwijzing Hij snelde naar beneden, stuurde ziju hospi ta om een boodschap wat hoefde het mensch tc weten wat er gebeurde? en be gon toen zijn hcelc garderobe naar boven te dragen, in de leege kleerenkast. van den musicus. In een halfuur was de verhuizing afgeloopen. „Zoo, meneer Vroolijk 1" lachte de too- neclspeler, toon hij de laatste maal dte trap afkwam, „laat nu den deurwaarder maar komen Nauwelijks had hij zich op de sofa uitge strekt, of or werd geklopt. „Binnenriep hij gemelijk. Een slank heer trad binnen. „Ahadacht de tooneelspeler. „Zwart© gekleede jas, hooge hoed, hij is hetl" „Ik ben vanmorgen al hier geweest", be gon de bezoeker. „Ik weet het", viel de ander hem in do rede, „cn ik moet zeggen, dat ik op uw be zoek niet voorbereid was. En laat ik u te gelijk opmerken, dat ik u en uw beroep al lesbehalve benijd." „Wat bedoelt u?" vroeg de vreemdeling, ik Maar onze vriend liet hem niet aan het woord1 komen. „Gc zijt beambteeen man zonder eigen meening, een willoos werktuig, ge doet, wat go doen moetNeen, neon 1 Niet te dicht bij mij komen „Ik geloofbegon de vreemde weer. „Ge gelooft, dat ik het recht niet heb zoo te spreken? Maar ik heb evengoed rech ten als directeur Vroolijk. Wat verbeeldt hij zich wel? Omdat hij nu directeur is 1 Twee jaar geleden was hij nog maar een stumpe rige tooneelspeler. Als ik wil, ben ik mor gen óók directeur. Maar wat bazel ik I Wie is u? Wat komt ge doen? Ik heb niets, niets dan wat ik aan heb. Kijk maar." En mot breed gebaar opende hij de klee renkast. „Ik geloof, dat u mij voor een deurwaar der houdt!" zei do vreemd©. „Natuurlijk 1" „Ge vergist ul" Do tooneelspolor zette een beteuterd go- zicht. „Niet? Wat is u dan?" „Ik ben. de schouwburgdirecteur Leuker en wilde u eigenlijk engageeren. Directeur Vroolijk heeft u, aanbevolen/* „Vroolijk? Maar die wil beslag op mijn goed laten leggen?" „Het is niet in zijn hoofd opgekomen. Hij is boos op u, dat ge niet teruggeko men zijt, maar hij zei me niettemin, dat ge een bruikbare tooneelspeler zijt. Maar als go geen garderobe hebt „Maar natuurlijk, heb ik een garderobe! Ik heb ze echter vóór de komst van den deurwaarder in veiligheid gebracht op de kamer van een goeden vriend. Als ge u over tuigen wilt?" „Neen, neen!" „Maar als ik u bidden mag, mijnheer de directeur „Neen, heusch niet." De tooneelspeler bleèf echter zoo lang aan houden, tot Leuker met hem mee naar bo ven ging. Uit de kamer van den musicus klonk een heftige woordenwisseling. „Ik weet niet, van wien die dingen zijn, ik weet niet, hoe- ze hier zijn gekomen!" zei een ongeduldige stem. En een bromgeluid antwoordde: „Ja, ja, dat kennen we! Als de heerén betalen moeten, dan hebben ze niets. En al die kleedingstukken zijn uw eigendom niet? Ik leg er beslag op, daar mee uit I De rechtmatige eigenaar moet zich dan maar aanmelden." D© tooneelspeler vermoedde wat cr ge beurde eu rukte dc deur open. Daar stond de deurwaarder, met een portefeuille onder den arm. En de kleedingstukken, welke hij stond op ta schrijven, waren zijn eigendom! „Dat is mijn garderobe riep do tooneel speler uit en trachtte zijn eigendom te vermeesteren. Maar de deurwaarder duwde hem terug.' „Dat kan iedereen wel zeggen. Ik vind het goed hier in deze kast." „Daar heb ik hot in gehangen 1" „Waarom, woont u hier?" „Neen, ik woon beneden! Ik vreesde, dat er beslag op gelegd zou worden." „En daarom bracht je het hier, waar dc deurwaarder elk oogonblik op den vloer komt?" riep de musicus lachend uit. „Ja, ik was bang, dat ik het kwijt zoi' raken." „Dat is uw booze geweten!" zei de deur waarder, en tegelijk uw straf. De gardero be wordt in beslag genomenals u er wer kelijk rechten op hebt, kunt u bij de recht bank rcclameercn." Hij vertrok. „Mijnheer de directeur! riep de tooneel speler. „Ja, zonder garderobe kan ik u niet ge bruiken antwoordde deze, de schoudert* ophalend. „Adieu! Beschouw het als Vroo lijk's wraak." Ook hij vertrok. „Waarom moest jc dc garderobe ook ju ia.' hierheen brengen riep dc musicus. „Ja, waarom?" riep dc tooneelspeler, ter» wijl hij handenwringend de kamer verliet. „Om je booze geweten!" riep do muaiouf. heui lachend u.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 9