Armoede te Kaapstad. RECEPT. AT,T,EB.KEa. door uitgezet en verdund, zoodat, als het ei op den hals geplaatst is en de buiten lucht daarop drukt, en als de lucht in de flesch kouder wordt en zdch dientengevolge weer samentrekt, het ei daardoor in de flesch gezogen wordt. Aan de scherpzinnigheid van den lezer worde nu overgelaten, om te trachten het ei weer in zijn geheel uit de flesch te verwij deren- Een zonderling huwelijks gebruik. Yan een zonderling huwelijksgebruik, dat nog tegenwoordig door de inboorlingen der Filippijnen wordt gevolgd, weet een Fransch blad te verhalen. Als twee jongelieden het met elkaar eens geworden zijn en besloten hebben, met el kaar te trouwen, gaan hun ouders en hun vrienden op zoek naar twee jonge palm hoo rnen, die slank, recht en ongeveer even hoog zijn moeten on op een bepaalden af stand van elkaar moeten staan. Heeft men zulke boo men gevonden, dan worden bruid en bruidegom gewaarschuwd en op den dag van het huwelijk begeven dezen zich, door ouders en vrienden gevolgd, naar de beide boo men. Op een bepaald sein beginnen bruid en bruidegom ieder in één der palmen te klim men. Als zij bij de kroon zijn gekomen, strekt de aanstaande echtgenoot den arm naar den anderen boom uit en tracht dezen zoo ver naar zich toe te trekken, dat hij met zijn voorhoofd het voorhoofd der bruid kan aanraken, die harerzijds natuurlijk alle krachten inspant, om haar bruidegom zijn taak te vergemakkelijken. Gelukt het ein delijk, dan verklaart de oudste der aanwe zigen of de hoogste in rang plechtig, dat het huwelijk ie voltrokken. Wij ge-vjan het' woord aan een Kaapsch Wad: Weinigen, die niet in deze gxootsche moederstad vain Zuid-Afrika woonachtig zijn, beseffen de armoede en ellende, die er heerschen. Nog nooit in de geschiedenis van deze stad zajn er de helft zooveel bede laars en bedelaressen, vaa fatsoenlijke families afkomstige op hei Kaapsche schiereiland geweest. Men moet óf bedelen bi sterven. De advertenties om werk, die men soms in de plaatselijke dagbladen ziet, zijn odk: hartroerend. Een jonge man adverteert in do ,,Cape Argus" dat hjj giewillig is „eenig werk van welken aard ook" te doen, „om te kun nen leven". Een ander adverteert, dat hij eenig werk wil doen „binnen of buitens huis" en „naar eenige plek zou willen gaan." Een gewezen boekhouder verklaart, dat inj gereed is naar eenige plek te gaan voor een verdienste, en laat volgen: „laag ste aalarifl, vrouw en ik pennyloo6, beste getuigschriften." Een gewezen spoorweg beambte adverteert: „eenig werk en laag ste loon aannemelijk, voortreffelijke ge tuigschriften. Een muzikant („eerste-klas viool- en piano-speler") zegt in zijn ad- viartentie: „wil eenige betrekking of werk aannemen voor geringe betaling." En zoo voort. De paar shillings, welke die adver teerders voor hun aanbiedingen betaald bobben, zijn mogelijk hun laatste geweest. En hoe gaat het met de bstergestelden Duizenden huizen in de voorsteden staan leeg en renteloos; verbandhoudere kunnen bijkans geen interest meer in krijgen, en achten het niet de moeite waard om de schuldenaars te dagvaarden; handelaars, beroep8mannen, enz., ondervinden, dat hun zaken steeds achteruitgaan; geen klerk ge voelt zich veilig in zijn betrekking en is tevreden met een aanmerkelijk vermin derd salaris. Intusechen bloeden de muni- cipaliteiten de eigenaars van vast goed uit met schrikwekkende belastingen voor onnoodige doeleinden, en de afdeelings- raad blijft Wet achter. Dan komt de Re geering er nog bij. Deze vindt een tekort van bijna een millioen in de kn* en gevoelt zich verplicht een directe belasting op alle bewoonde huizen te leggen en daarbij nog een belasting op alle inkomsten van boven do 50 pd. st. per jaar. Droeve toestanden 1 En beterschap kan nog lang uitblijven. Rijstschotel. Men laat een kop vol rijst en melk onge veer driekwart gaar worden en daarna af koelen. Dan roert men een ons boter tot room, hierbij voegt nen drie eetlepels suiker, vier eierdooiers, een handvol rozijnen en dan de koude rijst lepel voor lepel en ten laat ste het stijfgeklopte eiwit. Nu bestrijkt men den vorm met boter cd paneermeel of broodkruimels, doet de helft van de massa in den vorm, legt daarop wat fijngemaakte gekookte appelen en daarop de tweede helft van de rijst. Men laat het iu den oven een bruin korstje krijgen én pre senteert het warm. DE ECHO. Te midden van het stille woud, Yan klip en rots omgeven, Dacht ik, in schaduw van het hout, Aan 't leven van mijn leven. Ik deed verrukt haar lieven naam Door heel den omtrek hooren; Hoe klopte mij het hart van vreugd: Ook de ooho deed dien hooren 1 Ja, wat ik riep, zij, even trouw, Gaf ieder woordje teeder, Zoo menig woordje, zoet en zacht, En uit het hart, mij weder. Aleida! Ja, zij wordt mijn bruid, Zij, 't leven van mijn leven! Ik zwoer daarop, en de echo heeft Dien eed ook weergegeven. Woldra za^r ons het echtaltaar Vereenigd voor ons leven; Zij, de echo mijner ziel, zal Elk toontje wedergeven Maar, ach! kort duurt de schoonste droom 1 O wee, mijn luist'rende ooren; Na ieder woord in 't huisbestier, Moet ik haar kijven hooren Geen hoetiepen meer! In Duitschland zijn in den laatsten tijd herhaaldelijk ongelukken veroorzaakt met de niet-beveiligdo punt van de hoedepen, waarmee de dames haar hoed plegen vast te steken. Onlangs nog werd te Berlijn in het gedrang een dame door een hoedepen aan het rechteroog zeer ernstig gekwetst. Een en ander heeft in eenige Duitsche bladen een protest tegen het dragen dezer pennen uitgelokt. „Het is ongelooflijk", heet het c.m., „op welk een onhandige wijze dit gevaarlijk hulpmiddel, om den hoed op het kapsel te bevestigen, wordt gehandhaafd. Daarbij is het een leelijkc dracht, vooral, wanneer de in zwang gekomon platte win termutsen of de nog drukker gedragen vilten damesmut sen met twee van zulke lange, leelijke spiesen zoodanig zijn vastgemaakt, dat deze de eenige versiering van het hoofd deksel vormen. Dikwijls Btaan zij ook schuin naar boven, of zij zijn van achteren door den dicht bij den bol staanden rand van den hoed zoo ver naar buiten gescho ven, dat de ooren van degenen, die naast de draagster van zulke pennen in tram wagens zitten, er mee in aanraking drei gen té komen. De puntige hoedepennen moeten, als zij niet te kort en zoodanig aangebracht zijn, dat het bezeeren van an deren in het gedrang of bij hot slingeren van spoor- en tramwagens en omnibussen niet mogelijk is, geheel en al verdwijnen. Men moot ze vervangen door pennen, waar van de punt, zooals dat bij veiligheids spelden het geval is, door een omhulsel, onschadelijk gemaakt wordt, of men moet| een tweeden knop op de daartoe geprepa* reerde punt kunnen schuiven. Hoed u voor den hoedl Men kent de tegenwoordige dameshoeden, door hun omvang er op berekend, dat d€ Marsbewoners nu met het bloote oog kun nen zien, dat de aarde bewoond is. Twee lieftallige draagsters van zulke mo de-uitwassen staan op een trottoir te Lon den; de eene heeft een- Merry Widow, cje andere een uit zijn kracht gegroeiden Gains- borough-hocd op. Zij roepen een hansom aan cn de Mcrry Widow klautert het rijtuig op men weet, die dingen zijn geweldig lastig de beleefde cabby" staat over eind, houdt de teugels zoo hoog mogelijk op, doch het helpt niet, do Merry Widow kan de hansora niet binnendraaien, zij stapt weer van do trede af en „cabby" legt nu de teugels heelemaal naast de kap. Ep ziet, de Widow komt heelhoeds binnen. Nu is het de beurt van Gainsborough. Haast is ze er, doch „haast is nog niet half" zegt het spreekwoord. Zij draait zus en draait zoo, draait links, draait rechts, haar Gainsborough blijft buiten, tegenge houden door den rand der Merry Widow en de rand van de rijtuigkap. Er^helpt niets aan en ten slotte kruipt het deel van haar lichaam, dat reedis binnen was, mot de rest weer naar buiten, ze stapt weer van de tre de op het trottoir en neemt een tweede tweewielig rijtuig. Een afdeeling soldaten moest op Zondag caar de kerk. Toen zij daar kwamen, bleek, dat het gebouw hersteld werd en dat er voor niet meer dan de helft van den troep plaats was. „Sergeanfcjmajoor"1 zei de luitenant, „laat de mannen, die het niet noodig vin den naar de kerk te gaan, zich rechts op stellen." Er kwamen er verscheiden aan den recht- schen kant to staan. „Sergeant-majoor", vervolgde de luite nant, „allen, die zich niet opgaven, kunnen naar huis gaan. Breng de anderen naar de kerk; die hebben het 't meest- noodig." Gelijke behoefte. Meneer X. wordt door den wind de hoed afgerukt. Zijn vrouw wil hem hard achterna loopen, maar X. zegt kalm: „Ach, 't hindert nietl Ik had tóch een nieuwen noodig." Mevrouw X. rukt de pen uit de hoed, die daardoor ook wegvliegt. „Ik ook!" zegt zij verheugd. Uit oen levensbeschrijving van Paul Eni ger: „Zijn ouders waren eenvoudige Boe ren en als eenvoudig Boerenzoon werd hij opgevoed. Op tien-jarigen leeftijd trokken zijn ouders de Oranjerivier over Een meisje in den der scholen te Haar lemmermeer steekt den vinger op. De mees ter vraagt wat er aan hapert. „Meester", zegt ze, „ik mag niet meer naast Jantje zitten; moe heeft het gezegd." „En waarom niet?" „E&eur verkes hebbe do vlekziekte, mees ter." D u i d e 1 ij k gene g. A.„Zoo, is vandaag het testament van die oude tante geopend En wat heeft haar neef gekregen?" B.: „Een aanval yan woede/*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 20