eten van die twee. De oude zoo onschul dig egoïstisch en het jonge meisje bleek van onthouding, hem aanzettende volop te eten en te drinken van al die voor haar verboden dingen. Dan, in een prettige stemming geraakt door het eten, en door dat hij wist, dat het buiten vroor en sneeuwde en het daarbinnen zoo heerlijk warm was, vertelde de kolonel ons van eijn veldtochten; dan hoorden wij mis schien voor de honderdste maal den ramp- spoedigen terugtocht uit Rusland, waar de soldaten niets dan bevroren beschuit en paardenvleesch aten. „Hoor het wel, paardenvleesch aten we," zei hij tot zijn kleindochter. Ik geloof wel; dat zij begrepen zal heb ben wat haar grootvader bedoelde, want gedurende twee maanden at zij al niets anders. Van dag tot dag werd do kolonel gezonder en onze ta!ak moeilijker. Zijn lamheid, die ons in het eerst zoo goed te stade kwam, verminderde langzamerhand. Twee- of driemaal reeds had hij kanonge bulder gehoord, en wij waren genoodzaakt dit toe te schrijven aan het feestvieren, dat men te Parijs deed, ter eere van de Fran- sche soldaten. Eens had hij zijn bed naar het venster getrokken en zag hij soldaten- loopen op de straat onder hem. „Hoe komen die troepen daar?" vroeg hij ons, en wij hoorden hem tusschen de tanden mompelen„OnbegrijpelijkOn- begrijpelijk f" Het was niet anders; maar wij begrepen, dat wij onze maatregelen moesten nemen, zou de kolonel niet alles begrijpen. Op een avond kwam zijn kleindochter naar mij toe en zei treurig: „Morgen ko men zij de stad binnen." 't Kan zijn, dat de kamer van de kolo nel open geweest is, maar hij heeft het ge hoord. Ongelukkig heeft hij het verkeerd begrepen. Wij spraken van de Pruisen en hij dacht aan de Franschen, aan den zege vierenden intocht, waarop hij zoolang ge wacht had, en waarvoor hij in de Champs Elysées was gaan wonen. Hij stelde zich vpor; Mahon over de met bloemen beBtrooide straat rijdende; zijn zoon tier zijde van den maarschalk, en hij, de oude, op zijn balkon, in groot tenue, zooals hij gedragen had te Litzen, de doorschoten vaandels salueerend en de adelaars, zwart van het kruit. Arme kolonel Jouve! Hij dacht zeker, dat wij hem het- nieuws van den intocht verzwegen hadden, om hem een te groote ontroering te sparen. Hij sprak er met niemand over, maar den volgenden dag, op hetzelfde uur, d!at de Pruisen in aantocht waren, werden de bal kondeuren geopend en de kolonel ver scheen op het balkon met zijn helm op, de sabel op zij, geheel het type van een ku rassier van Milhaud. Ik vraag mij nog af, hoe de oude zich op de been hield. Het ver wonderde hem, dat de straten zoo leeg en stil en de gordijnen voor de ramen naar beneden waren. Een oogenblik geloofde hij, dat hij zich vergist had. Maar neen, daar, achter den Are de Triomphe hoorde hij een verward geluid. Daarna kon hij de blinkende punten op de helmen onderscheiden ,de tamboers be gonnen te trommelen, en onder den Are de Triomphe klonk, begeleid van de zware stappen der soldaten, de zegemarsch van Schubert Toen hoorde men in de doodsche stilte een vreeselijken kreet-: „Te wapenTc wapen! De Pruisen!" De vier Ulanen, die naiar boven keken, gogen den grijsaard wankelen, de banden uitstrekken, als om een steun te zoeken, -rallen. Kolonel Jouve wae niet meer." ELectrische verschijnselen in de practijk. Een interessant verschijnsel is het onge wilde opwekken van electrische energie in sadnsfcrieele bedrijven, en wel daar, waar 1 men zulks in heb geheel niet vermoedde. Het komt voor, dat de drijfriemen eener overbrenging gezamenlijk electrisch zijn. Zoo constateerde men in de draaierij eener ma chinefabriek, dat alle drijfriemen der draai banken geleiders van een eleetriechen stroom waren. Een gelijk geval werd geconstateerd op een Saksisch electriciteitswerk. De drijf riemen ontwikkelden daar zooveel stroom, dat een Leidsche flescb zich binnen 30 secon den laaddte en vonken van vier c.M. gaf. Een op een glasplaat staande persoon, die met zijn vingertoppen tot op ongovcer 10 15 c. M. de riemen naderde, verkreeg binnen weinige seconden tamelijk lange vonken. Een der bekende luchtledige Geislersche buizen werd eener zij ds met een draadbun del, welke de electriciteit der loopende rie men opving, cn anderzijds met een koper draad als afleider naar den vloer voorzien. Zoodra de draadbundel den riem aanraak te, vertoonde de buis de bekende lichtver schijnselen. Door metingen werd vastge steld, dat deze aan de drijfriemen verkre gen electrische energie, met die, welke door die dynamo's werd voortgebracht, op geener lei wijze in betrekking stond noch daardoor beïnvloed werd. In een groote drukkerij was aan een nieuw gemonteerde 120 P.-K. sterke stoom machine een zeer sterke eleotrïciteitsont- wikkcling waar te nemen. Men kon aan de hoofdriemen een voortdurend leverendien stroom, welke 30 c M. lange vonken gaf, onttrekken De ontlading geschiedde ook hier, evenals in andere gevallen, blauwlich- tend, en verwekte in den uitgestoken vin ger een sterk stekend gevoel, hetgeen, zooals men zal weten, de aanwezigheid verraadt van een groote electrische spanning. Ook In korenmolens vindt men af en toe, dat de drijfriemen electrische energie ont wikkelen. Een vonken vorming kan hier ge makkelijk aanleiding geven tot ontbranding van hot- meelstof, en is dus zeer gevaarlijk. Dit gevaar is des te grooter bij de aanwen ding der zoogenaamde Franeche maaMee- nen. Deze rijn namelijk uit verschillende stuk ken samengesteld en worden slechts door ijzeren banden, waart usschen meestal geen leidende verbinding bestaat, bij elkander ge houden. Door de geïsoleerde ligging dezer banden wordt daarin electriciteit door wrij ving opgewekt, welke zich vertoont in het uitslaan vair vonken, cn hierdoor aanleiding tot brandgevaar geeft. Om dit te kunnen voorkomen, moeten alle deelen onder elkan der geleidend verbonden worden. Op gelijke wijze ontwikkelt zich ook elec triciteit in stoomketels. De ontdekking, dat ook in stoomketels electriciteit wordt opge wekt, werd voor do eerste maal in Enge land gedaan. In deskundige kringen was het reeds lang bekend, dat men bij het hantee- ren der kranen van stoomketels tamelijk heftige electrische slagen verkreeg. Op grond van deze ervaring construeerde men do 8toom-clectrïseermachine, waarvan de werking bewonderenswaardig was, niette genstaande ze niet kon concurreeren met on ze tegenwoordige dynamo's. De ketel had een doorsnede van 0.5 Meter en was 90 c.M. lang, terwijl hij op een glasplaat geïsoleerd stond. Bij 6 atmosferen stoomdruk werd een ac cumulatoren-batterij van 3500 vierk. c.M. platen-oppervlakte in een halve minuut ge laden Bij houten uitstroom-douches was de ketel negatief, de stoomstroom positief elec trisch, eveneens bij metalen en glazen dou ches. Bracht men eenige druppels terpen tijnolie in die douches, dan keerde zich de verhouding om, en werd de ketel positief-, en de stoomstroom negatief-clectrisch. In den beginne schreef men de opwekking j dezer electrische energie toe aan de stoom- vorming in den keteldat dit niet het ge val was, bewees het feit, dat oogenblikkelijk allo electrische verschijnselen verdwenen, zoodra men de veiligheidsklep van den proef ketel opende, terwijl de stoomvorming ononderbroken voortduurde. Door proeven werd bewezen, dat alleen de wrijving van den met waterdeelen "vermengden, heftig uit stroomenden stoom aan de wanden der uit stroomdouches als de oorzaak der electri' citeitsvorming was aan te merken. De verklaring is do volgende: Staan stoomketel en machine in niet-geleidends verbinding met de aarde, terwijl de funda menten in zeer droge aarde rusten, en ge schiedt de voeding van den ketel in het even eens geïsoleerd reservoir, dan zal bij een ondichtheid van den ketel, wanneer de uit tredende stoomstroom in aanraking komt met een naar de aarde leidend voorwerp, een lading van den ketel met. electriciteit volgen. Staat men tegenover dergelijken electrischen stoomstroom, dan vormt men zelf een der polen, en verkrijgt vonken Evenzoo zullen twee machines, welke door drijfriemen verbonden en iii den aard bodem droog gefundeerd zijn, door die rie men de electriciteit opvoeren, en iedere aan raking zal vonken voortbrengen. Een ver dere bevestiging vindt deze verklaring daar in, dat deze verschijnselen slechts bij droog weder, en dan slechts daar, waar de bodem geen vocht inhield, waren te constateeren. Invloed van het weder op de melkkoeien. Algemeen zijn de veehouders van gevoe len, dat een stoornis in de luchtgesteld heid, een onweder, een koude bui en der gelijke, van invloed is op de melkgift bij een koe wat de hoeveelheid cn soms ook wat de hoedanigheid betreft, en beide doet afnemen. Opmerkelijk nu is het, dat opzettelijke onderzoekingen daaromtrent hebben ge leerd, dat een onweder nu eens de melk- gave doet verminderen, dan weder verhoo- gen. Verschillende resultaten alzoo, die dus niet van dezelfde oorzaak alleon kunnen afhangen, maar in nauw verband moeten staan zoo met de hoeveelheid en hoedanig heid van het voeder als met de hevigheid van het onweder. Zoo is door nauwkeurige onderzoekingen bevestigd, dat een koe, die gedurende de zomermaanden op de weide een uitstekend voeder heeft kunnen afgrazen, geen nadee- ligen invloed ondergaat bij een sterk on weder, wat echter wèl het geval is bij oen koe, die met onvoldoend of minderwaardig rantsoen rich moet tevreden stellen. Het dier toch trekt uit het voeder eerst alles, wat noodig is om haar lichaamswarm te te onderhouden en den gang harer levensfuncties te verzekeren. Wat er over schiet dient voor de melkproductie. Komt er nu slecht weer, waarbij zij grootere eischen aan haar organisme moet stellen en is zij verplicht meer te verbruiken, dan kan rij volgens de hoeveelheid en hoeda nigheid van het voeder minder, meer of evenveel melk geven als naar gewoonte, Is de meening, dat bij een onweder de hoedanigheid der melk vermindert, veel verspreid, door de feiten wordt ze niet ge staafd. Alleen is bewezen, dat over het alge meen de hoedanigheid der melk verschilt in omgekeerden zin der luchtgesteldheid of m. a. w. klimt de warmtegesteldheid van het weder, dan neemt de kwaliteit der melk afdaalt de warmtegesteldheid, dan verbetert de hoedanigheid der melk. Daaromtrent zijn in de Vereenigde Sta ten van Noord-Amerika verschillende proe ven genomen. In de landbouwinrichting van Nebraska zijn door de heeren Duncanson en Inger- fall waarnemingen gedaan op een tiental koeien, die gedurende dertig dagen tien plotselinge onweders, met strenge koude gepaard gaande, hadden te doorstaan. De uitslag der onderzoekingen was, dat ze ven koeien minder melk gaven; bij do drie overige werd geen verandering vastgesteld. Bij vijf koeien nam het vetgehalte af; bij vier bleef het onveranderd, bij één nam het toe. In het 1 andbouwinstituut van Yfertnont, deed de heer Hills 72 waarnemingen in' vertiand met den invloed van de verande ringen der warmtegasteldheid op het vet-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 18