Nieuwsgierig Muisje. Nieuwe Raadsels. Correspondentie. Wat wil dat muisje daar doen Gezeten op dien grooten schoen? Het schijnt zoo vroolijk en blij. Wie maakt er nu een versje bij? Voor 'b beste, bied ik een prijsje aan, Koint kinderen, aan 't werk gegaan I M. v. A. iep hard naar zijn vader en zeide tot hem: ,ik ga nooit meer vliegeren, als het zoo raait, want mijn mooie vlieger is door mijn ^bedachtzaamheid, geheel verloren ge daan." Ingez. door „een Raadsel vriendje. Het was regenachtig weer. Do zon ver scheen nu en dan eens, om echter weer spoedig te verdwijnen. Anton verveelde zich gruwelijk. En zooals dat altijd gaat, hij bromde en mopperde, en zette een ge zicht, als zeven dagen onweer. Maar er kwam een goede engel opdagen, in de ge daante van zijn neef. Deze stelde voor een groeten vlieger te gaan maken. Dat vond Anton goed en al spoedig waren boiden druk bezig met plakken. Dien avond was Anton een vlieger rijker geworden. Het was een prachtig ding met een langen staart en ze hadden er een gezicht op ge schilderd. „Als het nu morgen maar mooi weer is," dacht Anton, „dan kan ik gaan vliegeren. Wat zullen de andere jongens ja- loersch zijn, als zij mijn vlieger zien." Den volgenden dag was het heerlijk weer. De zon scheen prachtig en er stond nogal wind. Anton was reeds vroeg op en na het ontbijt ging hij dadelijk met rijn vlieger op weg. Toen hij op de plaats van bestem ming aankwam liet hij zijn vlieger op. Wat steeg hij majestueus omhoog. De staart wapperde vroolijk in den wind en het scheen, of het gezicht Anton van uit de hoogte toelachte, alsof het zeggen wilde: „Jongens, jongens, wat gaat dat lekker." Maar, o weedaar brak het touw en de vlieger werd door den wind meegevoerd. Het saheen Anton toe, dat het gezicht nog vroolijker stond, alsof het zeggen wil de: „Dat gaat nog veel beter". Maar voor die hatelijkheid zou de vlieger gestraft worden, want hij bleef in een boom hangen. Nu lachte hij niet meer, maar de kraaien, die in den boom zaten, wel, want zij lach ten hem uit, omdat hij zoo'n droevig ge mokt zette. Ja, de vogels besloten zJelfs don vlieger tot bodem voor hun nest te gebruiken. Anton ging bedroefd naar huis zonder vlieger, waarop de vriendjes nu niet meer jaloersoh kondten zijn. Ingezonden door Antje van Til, te Voorschoten. I. Mijn geheel bestaat uit tien letters en kan men eikea avond in de courant le zen. 8 9 5 is een stuk speelgoed. 3 4 6 is een vogel. 10 7 2 1 is een bloedverwant. 6 7 8 is een verkorte meisjesnaam. Een duivenhok noemt men ook wel een 8 4 6. II. Mijn geheel, bestaande uit zeven letters, vindt men op de schrijftafel. Elke berg heeft een 7 6 5. 4 1 2 is een metaal. De 3 1 2 is een deel van het hoofd. 5 1 2 3 is een deel van de hand. Ingezonden door „Lentebode." III. Verborgen Dierennamen. Kom, Katrien, wees nu niet zoo eigen wijs. Je moet het ordelijk opruimen, hoor Cor at in het geheel niet. Bij die dame komen we zelden. De molenaar neemt een meelzak op den schouoor. Ingez. door Abraham van Rosmalen. IV. Neem uit eiken zin een woord, zoodat ge een bekend spreekwoord krijgt. De man was eerlijk. Het duurt toch lang, moe, zei Jetje. Zij gingen door het bosch. Deze weg is het langst. Ingez. door Jasmijntje, te Leiden. V. Mijn geheel bestaat uit vijftien letters en is een gemeente in Noord-Holland. De 15 2 3 is een knaagdier. Een 12 8 11 3 vindt men op een schip. De 12 9 2 11 is een rivier. De 13 4 12 is ook een rivier. Een 15 14 12 vindt men aan locomotieven, wagens en fietsen. 1 2 5 12 is niet koud. ,11 9 5 2 is een meisjesnaam. 7 8 9 10 is de naam van een vogel. 6 5 2 11 vindt men op velden en in tuinen. „Populierentak" te Leiden. Ja, meisje, het bedoelde boek valt over het algemeen zéér in den smaak van onze naad- aelvriendinnetjes; ik ben blij, dat ook jij met het gewonnen prijsje zoozeer bent in genomen. „Piet Hein." Ja vriendje, je mag zéér zeker met ons meedoen en tegen je schuilnaam heb ik geen bezwaar. Je ware naam komt mij intusschen zéér bekend voor. Heeft er vroeger misschien een zusje van je aan onze rubriek meegewerkt? „Ad in da." Aan je verzoek kan ik tot mijn spijt niet voldoen, eerstens, omdat ik het niet belangrijk genoeg vind en ten tweede in verband met onze beperkte plaats ruimte. Marietje O u d s*h o o r n. Neen, meisje, ik neem je volstrekt niet kwalijk, dat je je bepaalt tot het inzenden der oplossingen en het schrijven van een kort briefje. Als je zooveel aparte lessen hebt, begrijp ik maar al te goed, dat je weinig tijd hebt. „Bosehviooltje." Ik hoop, dat je, nu de vateantie voorbij is, weer geregeld aan ons kinderweekblad zult medewerken. Je veronderstelling was volkomen juist; ik ben inderdaad eenige dagen naar het Noorden geweest en bezocht achtereenvol - gens Groningen, Leeuwarden en Assen. „K ruidje-roe r-m ij-n i o t." Ar® kindje, wat speet het mij te moeten ver nemen, dat het schrijven van je lief briefjq jc zoozeer vermoeid heeft. Je moet je toch vooral niet te veel inspannen. Anderen mo gen ook wel voor je sohrijven. Als je me zoo gaarne een prentkaart wilt zenden, moet je die maar bij je briefje insluiten, dan komt ze zeker in mijn bezit. Vriendelijke groetjes. „De twee lachebekjeb." Met ge noegen vernam ik, dat jullie het zoo pret tig vindt, dat de raadsels en de rubriek correspondentie nu weer geregeld geplaatst worden, en hoop dat jullie je belofte "Tan flink mede te werken, gestand zult doen. Jantje K. Je aardig briefje deed mij veel genoegen en ik haast me je de verze- kering te geren, dat het niets meisjesach tig is aan het oplossen, enz., mode te doen, want ik heb onder mijn vriendjes flinko HolLandsche jongens. Stel je dus daarom trent gerust, baasje 1 Margaretha 'en Ifïcolina Smit. Jullie oplossing*® heb ik deze week voor de eerste maal ontvangen en oy hoop ik ook, dat jullie geregeld aan de ru briek zult medewerken. Martha, Gerard en Antou Loozen. Bravo, dat jullie je weer koml aaumsidenl Ik heb jullie den geheel en zo mer gemist en reeds dacht ik, dat om krantje niet meer door jullie gelezen werd, maar gelukkig bemerk ik uit je brief, daj jullie met genoegen het verrolgrerhaa leest. Nu, tot de volgende weekl Berthas Keuls. Va i harte welkoix in ons raadselclubje. Je briefje ziet er net jos uit en je oplossingen zijn alle goed. Tj houd van keurig werk en vertrouw, dat v; spoedig goede vriendjes zullen zijn. M. en R. de Ruyter, te Voorschoten Deze week hebt jullie een prijsje gewonnei en gaarne gun ik jullie dat buitenkansje want de beide Ruytertjes behooren tot mij» ijverigste raadselkinderen. Marie v. Klaveren, te Haeerawou de. Ik heb van den boomkweekeraoptoch gelezen, maar wist natuurlijk niet, dat ji broer er aan meedeed; anders wae ik tnia schien eens komen kijken. MARIE VAN AMSTEL.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 14