Oplossingen der Raadsels.
Goede oplossingen ontvangen van:
Nieuwe Eaadsela.
Ingezonden door Klavertje Vier".
Waarom hij zoo dankbaar was.
Een kleine Schotscho jongen was aan den
waterkant aan het spelen en had het onge
luk in het water te vallen. Een voorbijgan
ger redde hem met veel moeite.
„Je mag wel heel dankbaar zijn, dat ik
juist 200 dichtbij was 1" zei de man.
„Dat ben ik ook", antwoordde de jongen.
„En ik ben vooral 100 blij, omdat u me er
uitgehaald hebt. Wat zou ik een pak slaag
gehad hebben van vader, als ik eens ver
dronken was 1"
Gemakkelijk.
Vreemdeling: „Is hier geen aschbakjel"
Boer: „Neen, dat is niet noodig. Gooi je
itukje sigaar maar in mijn pijp."
I.
Wilhelmiiiadorp.
II.
Qoudvuob.
III.
Hoogeveen.
IV.
Italië.
V.
Prins Hendrik.
„De twee lachebekjes"„de twee witte
roofjes", Alida Bk>m, „Narcis", „AxBn-
da.", Anna Veerman, P. J. Coffrie Jr.,
„Edelweiss", Truus tv. d. Brande, J. 8.
Maria Verhoeven, Mar iet je Oudshoorn,
„Herderinnetje", „Iwan", Teunis Kuik,
„Muurbloem", „Wittekind", J. van Wee-
ren, „Louis Botha", „Anjelier", Jaoobus
en Teunis Smittenaar, „Populierentak".
Jansje en Pietje van den Born, M. Halb-
meyer, Abraham van Rosmalen, „Meitak
je", „Madeliefje", Charley Ball, Israël Sla
ger, „Kruidjo-roer-me-niet", Willem Veld-
huyzen, te Leiden.
Maria van Klaveren, te Hazerswou-
d e.
J. E. Oudahoorn, Johannes van Dokkum,
te Oegstgeest.
Adriaan de Mooy, C. v. d. Vijver, 0. B.
Driebergen, „Broer en Zus", Catharina v.
1 Mey, te Rijnsburg.
M. en R. de Ruytcr, te Voorscho-
t e n.
Karei Griffioen Jr., te Zwammerda m.
De prijzen vielen ten deel aan: „Anjelier"
en Jo Dee, te Leiden.
Ingez. door „De drie witte Roosjes".
I.
Aan eiken hoed is een 3 10 11 12 te vin
den.
11 10 6 is niet droog.
Aan zee vindt men 10 11 12.
Des avonds schitteren de 5 6 13 8 8 7 11
aan den hemel.
In de 9 7 13 zijn groote vischeh en
schelpen.
Kleine kinderen spelen graag met een
1 2 4 5-
Mijn geheel ia een plaats in Zeeland en
bestaat uit 13 letters.
Ingez. door „Woudlelie".
II.
'k Woon in een huis met veel vertrekken,
En wordt daarbinnen blinkend zwart.
Wilt gij uit mijn kerker mij bevrijden,
Snijd dan het huis maar recht door
'fc hart.
Al» gij mij verstopt in de aarde,
Graaf ik mij gangen naar mijn keus,
Kruip als een groene dwerg naar boven,
En wordt na langen tijd een reus.
Ingez. door Jacoba Stephanus.
III.
Met d ben ik een deel van een huis.
Mot b ben ik een bergplaats.
Met w vindt men mij op het ijs.
Met p trekt men mij aan.
Ingez. door „Muurbloem".
IV.
Mijn geheel is een plaats in Overdjsel.
2 1 1 ia de buitenplaats onzer Koningin.
3 4 5 is een naaldboom.
7 8 9 ia een visch.
Een 3 1 2 le hond is gevaarlijk.
Een 6 8 7 9 is een groote kamer.
Ingez. door Dirkje Bellof.
V.
Mijn geheel bestaat uit 13 letters, en is
een man die handel drijft.
5 6 7 3 is een lichaamsdeel.
12 13 ziet men alleen in den winter.
I 2 7 8 is een dier.
3 3 13 is een bepaling van tijd.
13 2 2 8 is een kleur.
7 12 4 is een eigenschap van een vloeistof.
9 10 is een maat.
II is een riviertje.
HAAR BROERTJE.
O, roep mijn broertje toch weerom,
Ik speel niet graag alleen.
Het is ze» mooi en prettig hier,
Ach, waarom ging hij heen?
De kippen kakelen van pret,
En fl&dd'ren blij en vlug,
We liepen ze altijd aamea na,
O, roep hem toch terug!
Het zou niet baten, maisjelief,
Uw broertje hoort niet meer,
Hij olaapt daar ginder onder 't groen,
En nooit ontwaakt haj weer.
Het was voor altijd, dat hij hier
Zijn rriend'lijke oogjes sloot.
Ge moet alleen wat spelen, kind,
Want ach, uw broertje is dood!
Onderlinge Correspondentie.
Sigarenbandjes.
Wie beeft voor mij in bruikleen een voor
beeld om sigarenbandje® op te plakken?
Mijn adres is: Truus v. d. Brande Heercn-
straat 41, Leiden.
xxhen zelf wilden beproeven fortuin te ma
ken. Zoodra wij konden, souden wij het geld
terug betalen.
Toen vroeg de heer Roeenbauin aan Os
wald:
„Ben jij de oudste?"
„Ja, mijnheer, maar het ia een idéé van
Dick. U moet hem dus als den oudste be
schouwen.''
Toen wendde hij zich tot Dick:
„Ja bent nog geen één en twintig jaar,
wel
„Wel neen, ik ben pas elf 1 Maar over
tien jaar I"
„Dan zou je het recht hebben mij de te
rugbetaling te weigeren, en de wet zou je
>iet dwingen."
„O," zei Dick, opstaande, „ais u ons
toor gauwdieven aanziet
Maar de ander antwoordde:
„Neen, neen, blijf zitten; het was maar
gekheid"; en hij voegde er bij:
„Driehonderd franken heb ik op het
^ogenblik niet voor jelui te leen Maar ik
aril jelui wel twintig flanken leeiion, die
,e kunt uitgeven zooals je verkiest. En als
ie één en twintig jaar bent, geef je ze mij
rerug."
Hij gaf ons twintig franken en nog een
menigte goede lessenzei, dat wij voor
ial^cn eigenlijk nog te jong waren en dat J
wij maar liever uit onze boeken moesten
merken, in afwachting, dat wij weer naar j
school zouden gaan. Toen liet de edelmoe
dige weldoenor een rijtuig halen, betaald^ 1
den koetsier, en zeide aan welk statioD wij J
wozen moesten.
Dion avond kreeg papa een brief m-t de
poet van zrrvp.n uren. Toen hij dien cclczen
had. kwaJT) hij in de Hndorkamer. Hij zag
er niet zoo bezorgd uit als gewoonlijk, maar
heel ernstig.
„Zijn jelui bij mijnheer Rooenhaum ge
weest?" vroeg hij.
„Wij vertelden hem al Les en papa zat het
rustig in een fauteuil aan te hooren. Toen
het uit was, zeido hij:
„Gij hebt dezen heer nog geen kwaad ge
daan, integendeel, gij hebt iets goeds be
werkt. De heer Rosenbaum heeft mij een
heel vriendelijken brief geschrevenmaar ik
zou liever willen, dat jelui je niet meer in
zulke zaken mengdet, zonder mij er iets van
te zeggen. Wat jelui spel en genoegens be
treft, lar.t. ik je geheel vrij, maar als het
ernstige zak on betreft, moet je mij altijd
raadplegen."
Wij beloofden het natuurlijk. Alice, die
hij op zijn knie genomen hr.d, zeide:
„Wij wilden U niet nog meer zorg geven."
Papa antwoordde:
„Ik heb weinig tijd om mij met jullie be
zig te houden kinders, want mijn zaken ne
men mij geheel in beslag, hoewel ik het
heel naar vind jullie altijd zoo alleen te
moeten laten."
Hij zei dat op zulk een droevigen toon,
dat wij ons haastten te antwoorden, dat het
in het geheel niet naar was alleen te zijn,
maar dat scheen hem nog meer te bedroe
ven.
„Dat bedoelen wij niet," hernam Alice,
„het is nu en dan wel wat saai. sinds moe-
der's dood."
Eenige oogenblikken zei niemand iets.
Het was bedtijd voor ons en toen Papa
on9 goeden nacht kwam zeggen, zag hij er
heel tevreden uit, toeD wij hem dat zeiden,
antwoordde hij- ...Ta, die brief heeft mii
werkelijk veel plezier gedaan."
Waarom begreep ik niet, maar ik geloof
de vast, dat de edelmoedige weldoener het
wel weten zou. Die had zoo'n vriendelijk
gezicht I
Lord Toppenham.
Oswald had nog steeds vast gehouden aao
zijn idéé een of anderen ouden heer uit
een groot gevaar te redden. Die zou hem
dan als zoon willen aannemen en &U hij
bemerkte, dat Oswald liever de zoon van
zijn eigen vader bleef, zou hij hem op een
andere wijze beloonen. De anderen gevoel
den daar niet veel voor, zooals ik reeds zei
de: zij beweerden, dat het al heel toevallig
was als wij een grijsaard ontmoetten, die
ir. zulk een gevaar verkeerde; dat gevaar
moest dus gemaakt worden.
Oswald ging naar het station cn maakte
voor oude hccrcn de portieren open, cnaar
de ongelukken waarop hij hoopte, gebeu"-
der niet on oindelijk wilden de spoorweg
beambten hem niot meer op het perron toe
laten.
Op een dag, dat wij allen aan tafel za
ten en Fox bij ons om stukjes vleescb be
del de, zei Alice:
„Oswald, heeft toch eigenlijk wel recht te
I eischen, dat wij zijn middel ook eens be
proeven. Waarom zouden wij het niet eens
probeeren met Lord Toppenham?"
Lord Toppenham. is cm zonderling oude
heer. die eiken morgen in het park wan
delt en als hij deukt dat niemand het ziet,
een schoon lv»ord aantrekt
„Lord Toppf nh-iindat is gemakkelijk
gezegd, merkte Dick op. ..maar waar haal
I je bet groote gevaar vn.ndn.an
(Wordt veivolgd.)