FEUILLETON.
De schatzoekers.
Anekdoten.
non zijn. Ga, koor naar do tent terug die
go 200 goed kent; ga, zeg mijn vrouw dat
Abou-ël-Marccli niet meer zal terugkeeren,
en steek jo hoofd door het dook mijner
tent om de handen mijner kinderen te
Ukken."
Al due sprekende, had Abou-el-Marsoh
met zijn tanden het geitenharen touw los
«cmaakt, dat bdj de Arabische pa-arden tot
strik dient, en het dier was -vrij; maar
tcon het zijn meester gewond en gebonden
aan zijn voeden zag, begreep het getrouwe
en verstandige dier instinckt-matig wat
geon menaokeiijke tong het kon hebben
uits^egd. Het boog het hoofd, berook zijn
meester, die toen de armen om den nek van
het paard wierp. Het greop hom nu met
zijn tandoQ bij de leeren riem om zijn leest,
vloog in galop weg, en bracht hem veilig in
zijn tent. Toen het paard daar aankwam,
wierp het 2ijn meester in het sand voor de
vectc-n van zijn vrouw en kinderen, en
stierf van vermoeienis. De goheele stam
treurde over dit dier, de dichters zongen
zijn lof, en «ijn naam is nog menigmaal in
den mond der Arabieren van Jericho.
Een voorval uit liet leven
van den veldmaarschalk
von Moltke.
In hot oostelijk gedeelte van Zwitserland
ligt een stadje, Rogatz geheeten. Daar is
een warme gezondheidsbron, wier kracht,
vooral ter genezing van de gebreken des
oud-j-rdoms, in de laatste jaren eon grooten
natm verworven beeft en dan ook 's zo
mers door talrijke patiënten van heinde en
'ver wordt bezocht. Aan het spoorwegsta
tion van dit etadje 6laple eenige jareD ge
ledeal uit oen waggon der tweode klasse
van den pas aangekomen personentrein,
een burgerlijk, zeer eenvoudig gekleed,
reeds hoog bejaard heer met militairo hou
ding. Nadat hij het was op een Junr-
voorraiddag de drie aan het station aan
wezige hotel-rij tuigen vluchtig had in
oogensehouw genomen, steeg hij in een
daarvan. Hij was net, maar, zooals reeds
gezegd is, hoogst eenvoudig gekleed, droeg
geesi sieraden wn slechts een heel ordinaire
reisdeken over den armaan zijn bagage
had da dienstvaardig toeecbiotenden sta-
tions-pakkcndrager in het geheel geen zwa
re vrs«cht. Dit alles scheen wel te blijken,
6)
De edelmoedige weldoener.
Ondertussohen hadden wij nog geen mid
del gevonden om fortuin te maken. De
vijftig franken, die ,,ons gelukje" ons had
opgebracht, waren voor een groot deel op
gegaan aan geschenken voor papa's ver
jaardag. Wij hadden een glazon presse-pa-
pier gekocht, een ivoren penhouder en een
doos met confituren.
Papa was er heel blij mee en toen wij
vertekdeu, hoo wij aan het geld gekomen
waren, waa hij natuurlijk uiterst ver-
oaasd.
Later hielden wij weer vergadering om
>e beraadslagen hoe wij aan geJd moesten
komen.
Piok las dc courant. Plotseling zoide hij
,,Dat lijkt me wat voor ons. Wordt ge-
/raagd een oompagnon met drie duizend
franken om neer winstgevende zaken to
doen, dio minstens vijf en twintig franken
per week opleveren, zonder moeilijk wirk.
Brieven A. Nigot. ree de l'AJbay No. 300."
„J* van die geiogwihcid 'moeten wij zien
te proRteeren," vond Oswald. „Maar waar
moeten wij drio duizend franken vandaan
WUiaT"
„Luan vrij ze leen en," opperde Dick
,,W.<y&r 1" vroeg Omwald.
..Wek Mor bijvoorbeeld/ Dit bij las:
..Gold verkrijgbaar. terstond, van 500 tot
5000 frankou, xoncW i»rg; duerML var
dat de aangekomene veel rijker aan jaren
en rimpels in het gelaat, dan wel aan aard-
sche goederen was. Zoo kwam het dan ook
zeker maar door onbekendheid met de
plaatselijke gesteldheid, dat de reiziger
juist in het rijtuig van het voornaamste, en
dus ook van het duurste der logementen
van Ragatz steeg.
Al spoedig hield het rijtuig voor het ho
tel stil en met het oog eens kenners mon
sterde de portier den aangekomene. Deze
kwam hem voor een oud. stellig al sedert
lang gepensionneerd kapitein op zijn
hoogst majoor te wezen, die vast maar
een schraal pensioen en geen verdere in
komsten betzat; een man alzoo. die veel
meer met een niet te dure, dan met een
elegante woning gediend zou wezen. Hij
wees hem daarom een kamer op de boven
ste verdieping aan, en de reiziger begaf
zich, zonder eenige tegenwerping te maken,
daarheen. Het was juist geen klein vertrek,
en had door zijn beide vensters een zeer
schoon uitzicht, maar liet was vrij laag
van verdieping en maar heel eenvoudig ge
meubileerd. Een harde, zwartlederen cana
pé was zijn grootste, zoo niet zijn eenige
weelde.
Kort daarna verscheen de kamerkellner,
om, ingevolge de voorschriften der politie,
den nieuwen gast het „vreemelingenboek"
voor te leggen. Deze vulde zijn naam on
stand in en gaf daarop het boek terug. De
.dienstbare geest" las de korte inschrij
ving en was blijkbaar verbaasd. Hij las,
alsof hij zijn oogen niet vertrouwde, het
geschrevene nogmaals, keek den ouden
heer ongeloovig aan, en ijlde toen, zoo
hard hij kon, met het boek naar zijn pa
troon. Nauwelijks had deze het ingevulde
gelezen er stond: „Graaf Helmuth von
Moltke, Koninkl. Pruisisch Generaal-Veld-
raaarsohalk" of hij snelde de drie trap
pen op naar boven. Met een diep-onderda-
nige buiging en in de grootste verlegenheid
trad hij het vertrek van den zoo gering ge-
schatten vreemdeling binnen, stamelde
eenige verontschuldigingen en verklaarde
ten slotte, dat hij de gezamenlijke salons
der eerste verdieping ter beschikking van
den ,,hooggeaohten gast" stelde, om daar
uit naar believen een keuze te doen.
,,Ik dank u, vriend," antwoordde de nu
gevleide koeltjes. „Ik bevind mij hier heel
goed naar mijn zin, en bovendien logeer ik
hier boven in alle gevalle aanmerkelijk
zokerd, Toekomstbank. Directeur Z. Rosen-
baum."
„Wat beteekent dat?" vroeg Horace.
„Dat beteekent, legde Dora uit, „dat er
een edelmoedig heer ia, die veel geld heeft
en niet genoeg arme menschen kent, om het
tc leenen. Nu zet hij het in de courant."
Kortom wy besloten, den volgenden dag
naar die e dol moedigen weldoener toe te
gaan.
Dora moest een visite maken en kon
dus niet meegaan. Maar Alice en Horace kre
gen ruzie; elk vond dat de ander niet mee
moest gaan Oswald, die altijd een twist
zoekt te vermijden, zei
„Jelui bent allebei domooren
Dora bood aan, Noël mee te nemen, als
wij de beide anderen namen, wat wij goed
vonden, en de vrede was hersteld.
Eerst willen wij onze kleederen nog wat
scheuren en er lappen ran van andere stof
inzetten, om te toonen, hoezeer wij het
geld noodig hadden, maar Dora zei, dat
hef bedrog zou wezen, ons nog armer
voor te doen dan wij al waren.
Toen dachten wij er aan, onze mooiste
kleeren aan te trekken, om den edelmoe-
digon weldoener te doen zien, dat hij zijn
geld zeker zou terug krijgen, maar dat
vond Dora ook al niet goed.
Om heel eerlijk te zijn gingen wij dus,
zooals wij waren, zonder zelfs gezicht of
handen to wasschen Toen ik in den trein
1 Horace eens aankeek kon ik niet nalaten
te vinden dat wij de eerlijkheid wel wat ver
god reven hadden.
Wij gi.igcn naar de bank en vroegen den
beer Rosenbaum te sproken. Wij werden bin
nen gelaten. Diok gaf zijn visitekaartje nf.
Het qap er eigenlijk een van Papa, maar
goedkooper dan op uw eerste verdieping."
Dit gezegd hebbende wendde hij zich naar
het venster, en den verbluften logement
houder bleef niets anders over, dan met
een Lang gezicht af te druipen.
Ingezonden door Hanna vail Heusden.
Moeilijk te genaken.
Bij een deurbel stond het volgende:
„Wie mijnheer X. wensoht te spreken,
wordt beleefd verzocht van 8 tot 12 uur
's voormiddags en van 2 tot 6 uur 's namid
dags te bellen."
In een familie kwam eens het gesprek op
Beethoven.
„Mama, wie is Beethoven?" vroeg Frans.
„Dat was een componist", verklaarde dlè
moeder.
„Wat is een componist?"
„Een componist is iemand, die muziek
maakt."
Eenige dagen daarna hoorde Frans een
orgeldraaier voor de deur.
„Mama!" riep hij uit, „kijk eens, daar
staat Beethoven 1"
Ingezonden door Kitty Halewijn.
Ook een uitvlucht.
Schoenmaker: „Jongen, waarom loop je
van je werk weg, he? Wat moest je in des
varkensstal doen?"
Leerjongen: „Ik wou een beetje friescl*
luoht scheppen, baas
Bij het einde van een opera.
Boer (in den engelenbak): „Kijk die is
goed, nou zingen ze alle vier tegelijk, die
kerels, om gauwer klaar te wezen."
Ingezondfen door M. S. Schoever.
Kleine Marie: „Pa mag ik ook meedoen
aan dc Kindercourant en anekdoten inzen
den?"
(Fa: „Je bent er nog te jong voor."
Kleine Marie: „Dan zal ik de juffrouw
vragen of ze de anekdoten bewaart, tot ik
wat ouder ben 1"
Jongen„Een cent dropt"
Drogist: „Hierzoo ventje, boud je ceot
maar."
Jongen: Nog voor één cent drop."
de aaam ia dezelfde: Riohard Bas table.
Wij kwamen in een mooien salon, waar
een oude heer zat met een krommen neus,
en een bril op. Hij keek ons aan en wij hen:
en niemand zei iets, tot plotseling Honace't
fijn stemmetje klonk:
„Bent U de edelmoedige weldoener?"
„Wat zeg je?" vroeg de oude heer, ver
baasd den bril van den neus nemend.
„De edelmoedige weldoener, die zijn geW
leent aan menschen die het niet hebben,
legde Alice uit.
De weldoener trok de wenkbrauwen op
„Zendt je vader je bij mij?" vroeg hij.
„Neen," zei Dick, „Papa heeft genoeg
aan zijn eigen verdriet, zonder dat Wij
hem nog met het onze lastig vallen."
De oude heer keek heel ernstig.
„Zou jelui me eens willen vertellen, wat
je hier komt doen
„Wij nebben de advertentie gelezen,'
antwoordde Dick, „en wij willen drie dui
zend franks hebben, zonder borg. Wij wil
len met dat geld zaken gaan doen die twee
honderd vijftig franks per week opbrengen,
zonder moeilijk werk."
,,Ik begrijp je bedoeling niet best," ze'
de oude heer, „maar allereerst zou ik graag
weten, waarom jelui mij den edelmoedige
weldoener noemt."
Alice lachte en zei:
„Wel, omdat wij het zoo lief van U vin
den, dat U axme menschen wilt helpen.
„Hm," zei de heer Roeenbaum, „je wilt
dus geld leenen? En wanneer krijg ik het
terug? En waarom ben je niet naar
school
Wij legden hem uit, dat papa ons naar
een goede school zou zenden, zoodra hi) ef'
de middolon toe had, maar dat wij ïnta:-