SUGGESTIE. Ho. 14389, LEIDSGH BAGrBLAl, Zaterdag* 5 September. Anno 1908, PERSOVERZICHT. p0 Haagscho correspondent van het Handelsblad" zei over dr. Kuy- 1*6 onderscheiding (in ona f01ig Overzicht gaven wij reeds het oordeel an ecnige bladen): gr is ook ten aanzien van de benoeming L Minister van Staat wel reden om te ,ragen: Waarom deze wel en die niet? '*aar in 't algemeen Kan men toch wel zeg en, dat het ministerschap van Staat is ge- !oZ1gd als een erkenning van verdiensten ?an beduidende staatslieden. I £q als men nu dezen maats Laf ook aan de |ngste benoeming aanlegt en zich met an- Lre vcrmoedelijl motieven niet inlaat, dan La men, dunkt, ons, geen grond voor aan- Vrkingen vinden. Het is jammer, dat nu List d t ministerie deze benoeming uit- -lokt heeft, te meer, daar er rondom zijn djoorte zooveel geruchten zijn gegaan, die La vermoeden, dat men hier met een stuk- mwendige politiek van de anti-revolution aire partij te doen heeft. Maar.... het ka- Let kan hierop antwoorden: Wij deden n, nadat onze liberale voorgangers het heb- ?n nagelaten. IEn dan moot men, dunkt ons, erkennen, t niet de benoeming van dr. Kuyper tot jinister van Staat dat eerbewijs zeker niet lager peil gebracht wordt. Ware het op vatten als een erkenning der verdiensten tan den Minister Kuyper, dan zouden j deze benoeming hoogst bedenkelijk vin- n. Maar dat behoeft niet. Met het gewo- ministerschap heeft deze eeretitel niets makenhet eenige praetische gebruik er u is hierin gelegen, dat bijvoorbeeld in L politieke crisis ook deze of geno Minis- van Staat wel wordt geraadpleegd. Zoo tijdens dc laat-ste crisis dc heer Asser ge- toard. En daar dr. Kuyper, als leidend atsman, zeker behoort tot degenen, die j)r zulke audiënties in a-anmerking kunnen pmen, is het ook in dit opzicht volko- Un verdedigbaar, dat men hem als pobtie- figuur heeft begiftigd mot den titel van Excellentie. Endien titel kan liij op zijn buiten- indsche reizen nu ook zonder aanmatiging leren „De Nieuwe Courant": I Het kan als een fijne attentie van het jjniuitrie worden beschouwd, dat het H. hl. Eeauviseerd heeft aan dr. Kuyper, die veel luit uslands reist en daar gaarne in hooge Legeer ingskringen verkeert, juist deze on- jerpdieiding te verlecnen. „De (a.-r.) Rotterdammer": Dat een onderscheiding als aan dr. Kuy- i te beurt is gevallen, niet onbesproken ou blijven, was te verwachten. I Dat men echter zoozeer door partijhaat <rblind zou zijn, om in deze ondorscheiding niets nationaals" te vinden, gelijk het li- rale „V aderland" dat deed uitTco- ja, dat hadden wij echter niet verwacht. Hoe een blad als ,,H et Vaderland", [dat aan de ,,laster-campagnc" van 1905 zoo jappcr heeft meegedaan en daardoor een Lel mg rijk aandeel heeft gehad aan de „ver- leugening der politieke opinie", die den val van het ministerie-Kuyper heeft teD gevol ge gehad, nog durft schrijven, dat „in 1905 de meerderheid des volks zioh zoo ondubbel zinnig heeft vere'enigd in een eensgezind ver zet", is ons een raadsel. Ook de bezorgdheid van het blad over net misbruik maken van do Koninklijke onder scheidingen, waarvan de benoeming van dr. Kuyper tot Minister van Staat blijk zou go- ven, komt ons voor evenmin van onverdacht allooi te zijn. Immers, toen indertijd mannen als de se cretaris van den Bond van Ned. Onderwij zers, de heer Ketelaar, e. a. wcrdcu „ge ridderd", wier benoemingen toch slechcs voor een deel van ons volk van belang wa ren, heeft ,,H et V aderland" geen en kelen toon van bezorgdheid doen hooren. ,,D e T ij d" noemt de critiek van „Het Vaderland" e en lichtzinnig als hate lijk. Men staat verbaasd over de lichtgeloovig- hoid van een ernstig liberaal blad als ,,H o t V a d e r 1 an d". „Eenige maanden geleden (I) zag de re dactie in een... „correspondentie van een... „der met het Ministerie bevriende bladen" de benoeming van dr. Kuyper tot Minister van Staat... „in het vooruitzicht gesteld" en aangekondigd „als zoenoffer van het Mi nisterie" en op deze gegevens baseert het Unie-liberale orgaan zeer gewichtige, en daarbij voor een der meest hoog staan de en verdienstelijke Nederlanders zeer ha telijke beschouwingen. Is lichtzinniger cri tiek denkbaar? Elke schijn van bewijs ontbreekt, dat de ongenciomde correspondent de ware reden van dr. Kuyper'8 benoeming heeft aange geven en dat dezo staatsman niet, gelijk in dergelijke gevallen verondersteld wordt en in casu zoo bijzonder aannemelijk is, zijn verheffing aan zijn buitengewone, algemee- ne verdiensten "te danken heeft. Een ver moeden, een gissing, een aardigheid, een phantasietje van een correspondent ziedaar het gezag, waarop het Haagsche orgaan alleen steunt, en dat is genoeg om allerlei hatelijkheden naar het hoofd te wer pen van een Nederlandsehe regeering en can een dr. Kuyper. Wij en andere katho lieke (en christelijke) bladen achten de be noeming van dr. Kuyper zóó natuurlijk, dat het onnoodig geoordeeld werd er gewicliti- go beschouwingen over te houden. Door hun stilzwijgen hebben de meest vrijzinnige or ganen op hun wijze te kennen gegeven, dat er op dr. Kuyper's verheffing geen aanmer king viel te maken. Wanneer er iets buitengewoons en opval lends in deze benoeming steekt, dau is het de omstandigheid, dat zij zoo laat komt enonder de vorige vrijzinnige Regee ring achterwege is gebleven. Be „Arnhcmscii e C' o u r a n t" zegt, dat het toch wel niet anders kan, of tal van zoowel politieue als maatschappe lijke invloeden, toevallige omstandigheden, intriges cn berekeningen doen zich gelden bij den officieelcn ijk van verdienstelijkheid, die bij gelegenheid van den jaardag der Koningiu op een paar honderd medeburgers wordt afgedrukt. Onmogelijk toch is het, dat do verant woordelijke Ministers in staat zouden we zen onpartijdig al die verdienstelijkheid te wegen en te beoordeelenhun gebrekkigo kennis daarvan moet natuurlijk wel van bui tenaf worden aangevuld. Maar waar zij zelf de verdiensten beoordeelen kunnen, daar ligt het voor de hand, dat dit moeilijk an ders kunnen zijn dan de meest op den voor grond tredende porsonen, en onbillijk dunkt ons dan ook het verwijt, dat ook nu weder aan hot ministerie-Heemskerk wordt ge maakt wegens de verheffing van dx. Kuy per tot den rang van Minister van Staat, dat deze, nog wel hoogste koninklijke on derscheiding misbruikt werd als een instru ment van partijpolitiek. Waar organen der rechterzijde, van hun standpunt alleszins begrijpelijk, in de begiftiging van dr. Kuy per met dic-n eere-;itol zien de erkenning van diens „groote verdiensten voor den lande", daar is het toe1, van die zijde waar lijk niots meer dan een daad, van rechtvaar digheid, die verdiensten openlijk te erken nen, terwijl, gelijk nog wel nimmer zoo dui delijk is uitgesproken als aan de stembus van 1905 geschiedde, alle partijen van links slechts op dit éénc punt eenstemmig wa ren, dat het bowind v -i dr. Kuyper als een ramp voor het land te beschouwen was. Van die zijd© was daarom wol nooit een open lijke erkenning zijner verdiensten jegens het vaderland te verwachten, hoewel toch zelfs zijn heftigste tegenstander zal moeten er kennen, dat dr. Kuyper is een der grootste mannen van onzen tijd. De titel van Minister van Staat ontleent meer waarde aan zijn zeldzaamheid, dan aan zijn practisoho boteekenis, welke inderdaad weinig meer dan nihil is. In het oog van het publiek stempelt hij den drager tot een staatsman van naam, maar do toekenning van den rang steunt evenmin op cc Grond wet als op eenige andere wet. Volgens een Kon. besluit van ouden datum kan den Mi nister van Staat tijdelijk, met het oog op een bepaald onderwerp, zitting worden ver leend in don ministerraad, maar dat dit ooit is voorgekomen, is ons niet bekend, ter wijl daarentegen wel eens Ministers van Staat door den Koning of de Koningin in dagen van politieke crisis geraadpleegd werden, waarvoor evenwel het bezit van dien titel moeilijk als een vereischtc be schouw! zou kunnen worden, daar toch aan het hoofd van den Staat onmogelijk het recht ontzegd zou kunnen worden om raad in te winnen bij ieder, van welken rang hij ook zij en welken titel hij ook dragen moge. Er is echter één voordeel aan den rang van Minister van Staat verbonden, dat juist voor dr. Kuyper, gelijk het ,,H an d e 1 s- blad" zeer ondeugend, maar niet ten on rechte voorzeker opmerkt, van bcteeke- nis is, nl. dc titel van Excellentie, welke dus nu door hem in 't vervolg ook in het buitenland zender eenige aanmatiging kan worden gedragen. „Hot Volk." Bijna ieder zal, met ons, gedacht hebben, dat het hior niets anders gold dan een on derscheiding, een titel, dien men daar geeft, waar de hoogste ridderorde onvol doende is. Het ministerschap van Staat zal dr Kuyper doen aanspreken met den titel van Excellentie en waar het gebruike lijk is, dat zij, die het hardst gepreekt hebben tegen ij delheid en windmakerij, zelf, zoodra ze over het paard getild wor den, het hevigst verzot plegen te worden op titels en andere wereldscho ijdelheden, moet dat een groote voldoen ijig voor hem zijn. Intussohcn, dat is niet van een aard, dat wij er ons dik om zouden maken. Maar, uit een schrijven van den hoefijzer- correspondent van het „H andelsblad" blijkt, dat een benoeming tot minister van staat iets anders kan beteekenen, want dat zoo'n minister van staat door de Ko ningin (d. w. z. door de Regeering) geroe pen kan worden ton behoeve van een be paald onderwerp den ministerraad bij te wonen. En als wij nu nagaan, dat het tegen woordige ministerie absoluut afhankelijk is van dr Kuyper; dat het hem slechts één woord kost of héél de anti-revolutionaire partij staat achter hem en laat de minis ters tuimelen; als wij verder nagaan, dat dr. Kuyper geen emeritus-politicus is, doch nog altijd voorzitter van het Cen traal-Bestuur der anti-rev, partij, baas op de dep ut aten vergadering, en hoofdredac teur van „De standaard"; als wij verder nagaan den gezags-hartstocht, waar mee deze heersohzuohtigo zich bezield heeft getoond gedurende zijn regeering, dan zit er in die benoeming tot minister van staat tooh een gevaar, het gevaar van een aohter-de-schormen-regeering; het gevaar, dat de lakens uitgedeeld worden door iemand, die niet voor heel het land als de verantwoordelijke man staat. Het is nieit zeker of de bedoeling van deze benoeming is dr. Kuyper deel te la ten nemen aan de regeering. Zoo ja, dan lij-let ons dat een onwaardig gedoe, zoo wel van de Regeering, als van dr. Kuyper. Als hij regeeren wil, moet hij voor heel het land daar staan als de verantwoordelijke man, en do minists?* ccget zich nie<t verlagen tot zetbazen van iemand, die zelf achter de schermen blijft. Wij willen dan ook voorshands maar aan nemen, dat wij hier met niets anders te doen hebben dan met een „onderscheiding"' in den zin van een lintje, dat de titel „Ex cellentie" niets anders is dan het verguld sel van de pil der politieke invtalidilteit, die Kuyper heeft moeten slikken. In dien zin hebben wij vrede met elke on derscheiding Aflet woilko titels en lintjes en onderscheidingen do bourgeoisie haar bij uitstek trouwe dienaren omhangen wil, dat behoort niet tot de dingen, die onze belang stelling trekken „Het Vaderland" zegt nu o a. nog: Ten einde misverstand te voorkomen, mer ken wij op. dat ook wij dr Kuyper een onderscheiding ten volle gunnen; mits die onderscheiding niet den vorm aanncme van en kan worden uitgelegd als (de ker kelijk© bladen doen dit reeds) de hoogste nationale erkenning voor wat dr. Kuy per in het belang van het geheele land heeft gedaan. Een Nederland, zich eenstem mig vereenigend in hulde en dank aan dr Kuyper, is ondenkbaar e° onbestaanbaar. Een beletsel daarvoor is de tegen hem ge richte stormloop van 1905, waarvan de bo teekenis nimmer meer kan worden te niet! gedaan. Uit de jaarverslagen van de inspecteurs der Drankwet blijkt aan „H et V a- d e r 1 a n d" zeer duidelijk, welk een af schrikwekkend voorbeeld van wetgeving deze wet door haar omslachtigheid en al te groote ingewikkeldheid is. Al d,e onwettige toestandenwaarvan deze jaarverslagen spreken, op te ruimen, zal jaren arboids vorderen, als men er ooit in slaagt. Hun voortbestaan wordt be halve door gebrek aan tijd voor plaatse lijk onderzoek niet weinig in de hand gewerkt, doordat een overzicht ontbreekt van de besluiten, door de gemeentebesturen naar aanleiding van de Drankwet genomen. Gcdop. Staten van Limburg deden een stap in de goede richting door een aanschrij ving aan de dagelijksche besturen der ge meenten te richten, waarbij zij werden uit- genoodigd, op de gemeente-secretarie een afzonderlijk register aan te leggen en be hoorlijk bij te houden van de door hun college te nemen besluiten betreffende deze wet. Blijkt uit het bovenstaande, dat, dank. zij de ingewikkeldheid der Drankwet, de klachten over onkunde der met de uitvoe ring belaste autoriteiten aangaande de be palingen der wet groot cn de verwarring niet gering is, bij het doorlezen der verslar gen stuit men ook op vele gevallen, waar in de fout ligt in dit kardinale gebrek der wet-, dat zij in vele opzichten te veel re- gelt. Dat is o.a. het geval met de oppervlak te- en inhoudsberekoning der localitedten, met de logementsvergunningen, welke tot zooveel verwarring en ontduiking aanlei ding geven, met verbouwing van vergun- ningslocaliteiten, enz. De handhaving der wet toch reeds moeilijk verloopt daar bij soms in futiliteiten, die de vraag doen rij-zon, welk nut al die omslag sticht. De verwachting, bij het verschijnen der Drankwct-Kuyper door de pers geuit en tijdens de behandeling herhaald, dat deze» wet in de toepassing een hopelooze verwar ring zou teweeg brengen, is volkomen ver wezenlijkt. Lijst van nnbestelbara brieven en briefkaarten van hier verzonden gedurende de tweede helfl d'.r maand Augustus. Binnenland. Brieven: Mevr. Bargee, Amsterdam; L. de Vos, Delft; W. Schilt- huizen, Mde. v. Ginkel, P. de Vos, Den Haag; Cfoatiobt Mairienburgh, Heerlen; mej. C. Schelvisch-Sprengers, Leiden; F. Randoe, Nijmegen; mej. Jansen, Voorscho ten. Briefkaarten; D. v. d. Burgt, Bergen-op-ZoomDommelshuizen, G. Frak tée Brandwijk, Den Haag; mej. A. Bak ker, T. Zaalberg, Haarlem; mej. K. v. Har ten, Leidenmej. J. v. d. Meer, Rij» wijkmej. W. Dorr. Utrecht. Buitenland, Briefkaaarten: Fr. IT Roeder, MisurinaFr. Ch. Wilken%- Norderney; H. Boiteux, Paris; C. Goobek Sc ba Alter. Dien Zondagmiddag zaten zo niet hun teren aan een ooqu* gedekt tafeltje in „Hiehe," in Den Haag. Op het fonkel wit fcamasfi schitterde zilver en kristal en het (was de gezellige ontreddering ,an een di- portje, <lat aan het afloopeu is. Een mooi sj ui metrisch spiraaltje van eon peresohil half van een bord afen het mat-be- ri donker-blauw van een schaal drui len maakte een rijk-gedaan stilleven naast t vonkenschietend fel-purper van don 'jn in de wijde, faoettig-gcslopen kelken. Het was al laat; zij waren de laatsten. ia hen heen stonden de andere tafeltjes "er la ton. Er was dus geen bezwaar om een gaartje op te steken. Vier fijn-gelede on fijn-gok]cede aristocratische heertjes, zaten tij uog wat na te boomen onder het laat- jstc glas en een goede havanna. Dp de pockdageai levend op kamers, en wanneer >i niet „uit" waren, hetgeen nogal eens Let geval was, etend olk alleen in een burg' r- jl'jke pension-omgeving, hadden Frits en rL'o on Karei „de drie gratiën," zooals zij zich noemden sedert onheuglijke tijden d" lofwaardige gewoonte om ten minste 's Zondags liet poonenstof van zich af te "huilden en gezaraelijk, hetzij in Schevenin- g('H, hetzij in Amsterdam, ook wol eens een keertje (met de auto van Leo), in Brussel, bij oude Lcidschc studie vrinden ergens anders, den dag door te brengen. Ditmaal had Frits een kennis, dio bij rechterlijke macht in Groningen zat, vergeiregen, en zoo kwam het, dat ze, 1,3 een laat bitteruurtje op de „Witte", dten middag verzeild waren geraakt, met Bun vieren in het. restaurant van ll iclie. -Va het dinertje, een menu of hij het ^'h* gemaakt had, was Frits in een eenigs- *'1IS zwaarmoedige stemming. Niettegen staande zijn zesentwintig jaren was hij een !?wnk, hlauw-bloedig kereltje. De dunre, "leisjos-achtige vingertjes van zijn rechtcr- M'and draaiden zenuwachtig wat aan liet 1'idp-raoluüg.^pevoltjeterwijl hij mei de hnkor voorzlSf&ig de sigaar vasthield t-us- K' 'lr'n duim en met een zwaren, blazoen- gesneden zegelring versierden wijsvinger, donkerbruine, zijde-oohtige haren za- ton netjes goplakt aan weerskanten van do stijfgetrokken, al breedjes-wordende schei ding, en de wijn had op het vrouwelijk- blanke teint van zijn smalle wangen licht- rose vlekjes gotooverd on eeD ongewone schittering in zijn anders zoo matte en zo nuwachtig-beweeglijkc oogen. De gast vertelde van oe*n hypnotiseur, prof. Mielke, wiens intorensante séance in Groningen hij gezien had, en die Woens dag ook in Den Haag in het „Gebouw" zou konion. Frits, die voor zulke dingen doodsbang was, stond honderd angsten uit, en terwijl hij zich verbeeldde, dat de mach tige wil van den op het oogenblik nie mand weet w&ar zittenden suggestor nu al op hem begon te werken, vatte hij bij zichzelf liet vaste voornemen op, den man zoo ver mogelijk uit den weg te gaan en te blijven. De Groninger vertelde hoe lui, die hij beslist als onbevooroordeeld kende, op het tooncel hadden staan gooien met sneeuw ballen, die er niet waren; hun kraag had den opgezet voor de kou in een zaal tempe ratuur van 75 graden Fahrenheit „Ik was er naar toe gegaan mot een vrind," zei hij, „een kerel, op wien ik anders veel invloed heb. Tegen het eind van den avond verzocht Mielke een stuk of zes lui, en daaronder ook dien vrind van me, hem als ganzen achterna te loopen door de zaal heen, terwijl het publick alles zou mo gen doen, om hen daarvan af te krijgen. Toen zij voorbij mij kwamen, zei ik met nadruk tegen mijn vrind; „Ben je nou heclemaal, korellaat je toch niet door dien vent co mm and ee ren Hier, kom bij me zitten, dan zijn we cr dadelijk gauw samen uit en kunnen we nog wat naav de soos gaan!" Maar hij deed 't. niet. Hij keek me even aan met zoo iet-s hulpeloos, zie je; en toen, zei hij: „Neen. ik moet even mee." Hij was wakker, hij herkende me klaarblij kelijk hij wist wat hij deed, en tooli Daar sta jo tooh voor.". „Interessant, zeg." „Dus jo denkt ook," vroeg Frits aarze lend, die lui bedierven hem nu heel zijn genoeglijk after-dinner-atemminkjo „dus je denkt ook, dat hij lui uit de zaal, die heelemaal niet van plan zijn aan zijn proe ven mee to doen, die alleen maar gekomen zijn om te k-ij ken, begon hun wil dwingt eioh aan zijn suggestie te onderwerpen?" „Stellig! Hij kiest er natuurlijk do meest geschikt© sujetten uit, hè; dat ziet h ij da delijk I Ik geloof zelfs, dat aJa je thuis zit, en hij weet, dat jo er bent, om liet zoo maar eens uit te drukken, en hij heeft je nooclig, dat hij je kan dwingen naar zijn séance toe, eu dan natuurlijk op het po dium te komen." „Och kom, zeg!" „Is het stellig?" „Nou, ze zullen m ij er niet zien." „Neen, jou zou ik het ook sterk afraden, Frits. Het is toch niet goed. En jij, met je zenuwachtige natuur 1" „En die toch al sterk aanleg voor me dium licbt. nietwaar?" Frits zat te rillen Maar toen zo een uur later in de opera zaten, en toen hun mooi-govormde, wèl- verzorgde handjes luid klapten om het prachtige dansen van d'Ory, toen waren Rijn moed en zijn zclfbeheersching weer een beetje teruggekomen. Den volgenden ochtend was hij al zijn angsten grootendeels vergeten. Toen hij zijn vriend naar het station bracht en voor het raam van een sigarenwinkel een groot por tret van den fameuzen suggestor zag slaan, dacht hij nog wel met een huivering. „Di-* man komt Woensdag hier Maar hij voeg de er toch bij: „Och kom, ik ben geen klein kind; ik doe toch immers wat ik wil." En zijn voornemen van in „Riche" om uit de stad te gaan, liefst zoover mogelijk, vond hij nu een kinderachtige dwaashe'd. Welja, hij zou zijn werk, waar hij toch al zooveel mee ten achter was, er voor in -Ion steek laten! Neen, dat ging niet! Hij ziu kalmpjes zijn avond doorbrengen bij den een of anderen goeden kennis, en dan zou alles wel gauw ongemerkt voorbij gaan en vergeten zijn. Maar Dinsdag en Woensdag begon zijn ongerustheid toch weer snol te groeien. „Het is toch niet ora te lachen," dacht hij „Het is toch geen gekheid, zoo'n vent kan je voor je leven ongelukkig maken!" Als die man, die Mielke voelde, dat hij, Frits, er w a s, dan was hij verloren Neen, het was niet om te lachen. Woensdag kwam en Frits had geen rus tig uur. Ieder oognblik dacht hij: „Waar zou liij nu zijn? Zou hij al in de stad we zen? Zou li ij ine misschien al gezien hebben, gisteren op straat... of vanoohtend toen ik naar mijn bureau ging? Het, k a n t ch, nietwaar? Dan ia het mis." Hij ging niet naar huis om koffie te drin ken. Zelfs flaneerde hij niet in de Spui straat, dien raiddag, en hij had nu stierlijk het land, dat hij het gisteren nog wol ge daan had. en dat hij er toen niet aan ge dacht had. dat dio Mielke hem misschien zou kunnen tegenkomen, met zijn adelaars blikken onmiddellijk zujn gevoeligheid voor suggestie zou opmerken, en dadelijk beslui ten, hem 's avonds naar het „Gebouw" to dirigeeren Om haifvier liet Frits een rij tuig voorkomen, en diep achter in het cou- pétje gedoken reed hij naair zijn kamer. Haj dronk snel achter elkaar drie glazen port uit. Hij at dien middag geen steek. Hij zat maar te piekeren, wat hij nu 's avonds zou uitvoeren. Ten slotte besloot hij tot acht uren thuis te blijven, en dan als Mielke aan den gang was en hem dus niet meer tegen kon komen maar begin nen met op zijn centje naar de opera te trekken. Ziin vrienden waren immers alle maal naar het „Gebouw Toen hij om kwart over achten, langs den Zwarteweg tramde, klopte zijn hart, hem in do keel. Hij ging niet naar de opera, hij had er ook eigenlijk geen zin in; er liepen zooveel aardige kinderen langs den weg, hij bleef veel liever wat loopen. Maar al gauw lette hij er niet veel meer op. „Nu doet hij dit, en nu doet hij dat," dacht liij maar al. Voor den sigarenwinkel bleef hij wreer staan. Hij bekeek den vont eens goed. „Curieus toeli," mompelde hij, „zou zoo'n personage zooveel invloed heh- hen? Er is toch niets bijzonders aan dat gezicht, aan die oogen! Curius... Ik bon toch benieuw cl, wat Leo en Karei er van zullen zeggen. Die Piet is ook niet vies van een beetje overdrijven." En peinzend liep hij door. Maar een kwartier later stond Frits woer voor dien winkel. „Zouden ze me misschien bang hebben willen maken, omdat ze weten, dat ik niet van die dingen houd?" zette hij zijn overdenkingen voort. „Dan zullen zo nu lachen om mijn angst. Mis schien zat er wel een weddenschap achter Je kan nooit weten: je beste vrinden ne men je er tusschen als ze cr kans toe zien. Ik heb het zelf immers ook dikwijls ge daan. Nu maar, dan zal ik ze toch laten zien... Dat zou nog eigenlijk een prachtige mop zijn, een subliemo mop. Als ik daar? ineens heel kalm kwam binnenstappen.- Och watkletsdie kerel zal m ij niet* doen, zeg. Zoo'n ventl Hij is veel te bang voor mijn familie. Zal ik dan maar gaan? Het is w e 1 een prachtige mop. En Piet zijn weddenschap verloren. Ooh kom, stel jo tooh niet zoo aan, het lijkt wel of je eeit klein kind bent. Weet je wat, ik ga!l Nu, vooruit dan maar 1 Hou je baai I Wat zulleu' ze kijken Laat ik eens bedenken: waar zit ten ze ook weer?" En Frits stapte moedig het „Gebouw"' binnen. „Hou je taai! Hoü je taai!" mom pelde hij Maar toen hij eenmaal in de volle zaau. zat, was het net of hij uit een droom ontwÊiakte en ineens dc angstige werke lijkheid 2ag. „O," daoht hij, „nu heeft hij me hierheen gesuggereerd 1" Al de motieven, die hem hadden doen 1» sluiten tooh maar te gaan, waren weg! Waar hij zoo bang voor was geweest, waa gebeurd! Mielke had hom ge dwongen te komen! Toen hij uit de verte den hetooverendeti blik van den suggestor ontmoete, was het' alsof een elecrische schok hom een slag tegen zijn borst gaf. Hij kroop weg, zoo veel liij maar kon, toen hij Mielke op hem zag afkomen, langs hem heen wist gaan'. Maar. „het helpt toch nietdacht hij. sidderend. Het scheen wel te helpenMielke ging voorbijdeed of hij niets merkte. Toen was het grootste gevaar afgewond, en Frits herwon weer een klein beetje zij a kalmte. Wegloopeu kon hij echter niet; daa' zou de professor hem terugroepen. En heet den verderen avond zat hij in elkaar ga- doken achter dc andere menschen, als eeu' duif, die niet weg kan, maar toch nog poogt zich verborgen te houden voor da slang. Hij ademdo pas weer voluit, toen; voor de laatste maal het doek gezakt waar onder daverende toejuichingen, en tój zachtjes voortschuivend tusschen het weg* stroomend publiek, zijn verbaasde vrien den bereikte. Was het nu suggestie of verbeelding'? dacht hij don volgenden morgen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 9