SUGGESTIE.
Ho. 14389,
LEIDSGH BAGrBLAl, Zaterdag* 5 September.
Anno 1908,
PERSOVERZICHT.
p0 Haagscho correspondent van het
Handelsblad" zei over dr. Kuy-
1*6 onderscheiding (in ona
f01ig Overzicht gaven wij reeds het oordeel
an ecnige bladen):
gr is ook ten aanzien van de benoeming
L Minister van Staat wel reden om te
,ragen: Waarom deze wel en die niet?
'*aar in 't algemeen Kan men toch wel zeg
en, dat het ministerschap van Staat is ge-
!oZ1gd als een erkenning van verdiensten
?an beduidende staatslieden.
I £q als men nu dezen maats Laf ook aan de
|ngste benoeming aanlegt en zich met an-
Lre vcrmoedelijl motieven niet inlaat, dan
La men, dunkt, ons, geen grond voor aan-
Vrkingen vinden. Het is jammer, dat nu
List d t ministerie deze benoeming uit-
-lokt heeft, te meer, daar er rondom zijn
djoorte zooveel geruchten zijn gegaan, die
La vermoeden, dat men hier met een stuk-
mwendige politiek van de anti-revolution
aire partij te doen heeft. Maar.... het ka-
Let kan hierop antwoorden: Wij deden
n, nadat onze liberale voorgangers het heb-
?n nagelaten.
IEn dan moot men, dunkt ons, erkennen,
t niet de benoeming van dr. Kuyper tot
jinister van Staat dat eerbewijs zeker niet
lager peil gebracht wordt. Ware het op
vatten als een erkenning der verdiensten
tan den Minister Kuyper, dan zouden
j deze benoeming hoogst bedenkelijk vin-
n. Maar dat behoeft niet. Met het gewo-
ministerschap heeft deze eeretitel niets
makenhet eenige praetische gebruik er
u is hierin gelegen, dat bijvoorbeeld in
L politieke crisis ook deze of geno Minis-
van Staat wel wordt geraadpleegd. Zoo
tijdens dc laat-ste crisis dc heer Asser ge-
toard. En daar dr. Kuyper, als leidend
atsman, zeker behoort tot degenen, die
j)r zulke audiënties in a-anmerking kunnen
pmen, is het ook in dit opzicht volko-
Un verdedigbaar, dat men hem als pobtie-
figuur heeft begiftigd mot den titel van
Excellentie.
Endien titel kan liij op zijn buiten-
indsche reizen nu ook zonder aanmatiging
leren
„De Nieuwe Courant":
I Het kan als een fijne attentie van het
jjniuitrie worden beschouwd, dat het H. hl.
Eeauviseerd heeft aan dr. Kuyper, die veel
luit uslands reist en daar gaarne in hooge
Legeer ingskringen verkeert, juist deze on-
jerpdieiding te verlecnen.
„De (a.-r.) Rotterdammer":
Dat een onderscheiding als aan dr. Kuy-
i te beurt is gevallen, niet onbesproken
ou blijven, was te verwachten.
I Dat men echter zoozeer door partijhaat
<rblind zou zijn, om in deze ondorscheiding
niets nationaals" te vinden, gelijk het li-
rale „V aderland" dat deed uitTco-
ja, dat hadden wij echter niet verwacht.
Hoe een blad als ,,H et Vaderland",
[dat aan de ,,laster-campagnc" van 1905 zoo
jappcr heeft meegedaan en daardoor een
Lel mg rijk aandeel heeft gehad aan de „ver-
leugening der politieke opinie", die den val
van het ministerie-Kuyper heeft teD gevol
ge gehad, nog durft schrijven, dat „in 1905
de meerderheid des volks zioh zoo ondubbel
zinnig heeft vere'enigd in een eensgezind ver
zet", is ons een raadsel.
Ook de bezorgdheid van het blad over net
misbruik maken van do Koninklijke onder
scheidingen, waarvan de benoeming van dr.
Kuyper tot Minister van Staat blijk zou go-
ven, komt ons voor evenmin van onverdacht
allooi te zijn.
Immers, toen indertijd mannen als de se
cretaris van den Bond van Ned. Onderwij
zers, de heer Ketelaar, e. a. wcrdcu „ge
ridderd", wier benoemingen toch slechcs
voor een deel van ons volk van belang wa
ren, heeft ,,H et V aderland" geen en
kelen toon van bezorgdheid doen hooren.
,,D e T ij d" noemt de critiek van „Het
Vaderland" e en lichtzinnig als hate
lijk.
Men staat verbaasd over de lichtgeloovig-
hoid van een ernstig liberaal blad als ,,H o t
V a d e r 1 an d".
„Eenige maanden geleden (I) zag de re
dactie in een... „correspondentie van een...
„der met het Ministerie bevriende bladen"
de benoeming van dr. Kuyper tot Minister
van Staat... „in het vooruitzicht gesteld"
en aangekondigd „als zoenoffer van het Mi
nisterie" en op deze gegevens baseert
het Unie-liberale orgaan zeer gewichtige,
en daarbij voor een der meest hoog staan
de en verdienstelijke Nederlanders zeer ha
telijke beschouwingen. Is lichtzinniger cri
tiek denkbaar?
Elke schijn van bewijs ontbreekt, dat de
ongenciomde correspondent de ware reden
van dr. Kuyper'8 benoeming heeft aange
geven en dat dezo staatsman niet, gelijk in
dergelijke gevallen verondersteld wordt en
in casu zoo bijzonder aannemelijk is, zijn
verheffing aan zijn buitengewone, algemee-
ne verdiensten "te danken heeft. Een ver
moeden, een gissing, een aardigheid, een
phantasietje van een correspondent
ziedaar het gezag, waarop het Haagsche
orgaan alleen steunt, en dat is genoeg om
allerlei hatelijkheden naar het hoofd te wer
pen van een Nederlandsehe regeering en
can een dr. Kuyper. Wij en andere katho
lieke (en christelijke) bladen achten de be
noeming van dr. Kuyper zóó natuurlijk, dat
het onnoodig geoordeeld werd er gewicliti-
go beschouwingen over te houden. Door hun
stilzwijgen hebben de meest vrijzinnige or
ganen op hun wijze te kennen gegeven, dat
er op dr. Kuyper's verheffing geen aanmer
king viel te maken.
Wanneer er iets buitengewoons en opval
lends in deze benoeming steekt, dau is het
de omstandigheid, dat zij zoo laat komt
enonder de vorige vrijzinnige Regee
ring achterwege is gebleven.
Be „Arnhcmscii e C' o u r a n t"
zegt, dat het toch wel niet anders kan, of
tal van zoowel politieue als maatschappe
lijke invloeden, toevallige omstandigheden,
intriges cn berekeningen doen zich gelden
bij den officieelcn ijk van verdienstelijkheid,
die bij gelegenheid van den jaardag der
Koningiu op een paar honderd medeburgers
wordt afgedrukt.
Onmogelijk toch is het, dat do verant
woordelijke Ministers in staat zouden we
zen onpartijdig al die verdienstelijkheid te
wegen en te beoordeelenhun gebrekkigo
kennis daarvan moet natuurlijk wel van bui
tenaf worden aangevuld. Maar waar zij zelf
de verdiensten beoordeelen kunnen, daar
ligt het voor de hand, dat dit moeilijk an
ders kunnen zijn dan de meest op den voor
grond tredende porsonen, en onbillijk dunkt
ons dan ook het verwijt, dat ook nu weder
aan hot ministerie-Heemskerk wordt ge
maakt wegens de verheffing van dx. Kuy
per tot den rang van Minister van Staat,
dat deze, nog wel hoogste koninklijke on
derscheiding misbruikt werd als een instru
ment van partijpolitiek. Waar organen der
rechterzijde, van hun standpunt alleszins
begrijpelijk, in de begiftiging van dr. Kuy
per met dic-n eere-;itol zien de erkenning
van diens „groote verdiensten voor den
lande", daar is het toe1, van die zijde waar
lijk niots meer dan een daad, van rechtvaar
digheid, die verdiensten openlijk te erken
nen, terwijl, gelijk nog wel nimmer zoo dui
delijk is uitgesproken als aan de stembus
van 1905 geschiedde, alle partijen van links
slechts op dit éénc punt eenstemmig wa
ren, dat het bowind v -i dr. Kuyper als een
ramp voor het land te beschouwen was. Van
die zijd© was daarom wol nooit een open
lijke erkenning zijner verdiensten jegens het
vaderland te verwachten, hoewel toch zelfs
zijn heftigste tegenstander zal moeten er
kennen, dat dr. Kuyper is een der grootste
mannen van onzen tijd.
De titel van Minister van Staat ontleent
meer waarde aan zijn zeldzaamheid, dan aan
zijn practisoho boteekenis, welke inderdaad
weinig meer dan nihil is. In het oog van
het publiek stempelt hij den drager tot een
staatsman van naam, maar do toekenning
van den rang steunt evenmin op cc Grond
wet als op eenige andere wet. Volgens een
Kon. besluit van ouden datum kan den Mi
nister van Staat tijdelijk, met het oog op
een bepaald onderwerp, zitting worden ver
leend in don ministerraad, maar dat dit
ooit is voorgekomen, is ons niet bekend, ter
wijl daarentegen wel eens Ministers van
Staat door den Koning of de Koningin in
dagen van politieke crisis geraadpleegd
werden, waarvoor evenwel het bezit van
dien titel moeilijk als een vereischtc be
schouw! zou kunnen worden, daar toch aan
het hoofd van den Staat onmogelijk het
recht ontzegd zou kunnen worden om raad
in te winnen bij ieder, van welken rang hij
ook zij en welken titel hij ook dragen moge.
Er is echter één voordeel aan den rang van
Minister van Staat verbonden, dat juist
voor dr. Kuyper, gelijk het ,,H an d e 1 s-
blad" zeer ondeugend, maar niet ten on
rechte voorzeker opmerkt, van bcteeke-
nis is, nl. dc titel van Excellentie, welke
dus nu door hem in 't vervolg ook in het
buitenland zender eenige aanmatiging kan
worden gedragen.
„Hot Volk."
Bijna ieder zal, met ons, gedacht hebben,
dat het hior niets anders gold dan een on
derscheiding, een titel, dien men daar
geeft, waar de hoogste ridderorde onvol
doende is. Het ministerschap van Staat
zal dr Kuyper doen aanspreken met den
titel van Excellentie en waar het gebruike
lijk is, dat zij, die het hardst gepreekt
hebben tegen ij delheid en windmakerij,
zelf, zoodra ze over het paard getild wor
den, het hevigst verzot plegen te worden
op titels en andere wereldscho ijdelheden,
moet dat een groote voldoen ijig voor hem
zijn.
Intussohcn, dat is niet van een aard,
dat wij er ons dik om zouden maken.
Maar, uit een schrijven van den hoefijzer-
correspondent van het „H andelsblad"
blijkt, dat een benoeming tot minister van
staat iets anders kan beteekenen, want
dat zoo'n minister van staat door de Ko
ningin (d. w. z. door de Regeering) geroe
pen kan worden ton behoeve van een be
paald onderwerp den ministerraad bij te
wonen.
En als wij nu nagaan, dat het tegen
woordige ministerie absoluut afhankelijk
is van dr Kuyper; dat het hem slechts één
woord kost of héél de anti-revolutionaire
partij staat achter hem en laat de minis
ters tuimelen; als wij verder nagaan, dat
dr. Kuyper geen emeritus-politicus is,
doch nog altijd voorzitter van het Cen
traal-Bestuur der anti-rev, partij, baas op
de dep ut aten vergadering, en hoofdredac
teur van „De standaard"; als wij
verder nagaan den gezags-hartstocht, waar
mee deze heersohzuohtigo zich bezield
heeft getoond gedurende zijn regeering, dan
zit er in die benoeming tot minister van
staat tooh een gevaar, het gevaar van een
aohter-de-schormen-regeering; het gevaar,
dat de lakens uitgedeeld worden door
iemand, die niet voor heel het land als de
verantwoordelijke man staat.
Het is nieit zeker of de bedoeling van
deze benoeming is dr. Kuyper deel te la
ten nemen aan de regeering. Zoo ja, dan
lij-let ons dat een onwaardig gedoe, zoo
wel van de Regeering, als van dr. Kuyper.
Als hij regeeren wil, moet hij voor heel het
land daar staan als de verantwoordelijke
man, en do minists?* ccget zich nie<t
verlagen tot zetbazen van iemand, die zelf
achter de schermen blijft.
Wij willen dan ook voorshands maar aan
nemen, dat wij hier met niets anders te
doen hebben dan met een „onderscheiding"'
in den zin van een lintje, dat de titel „Ex
cellentie" niets anders is dan het verguld
sel van de pil der politieke invtalidilteit,
die Kuyper heeft moeten slikken.
In dien zin hebben wij vrede met elke on
derscheiding Aflet woilko titels en lintjes
en onderscheidingen do bourgeoisie haar bij
uitstek trouwe dienaren omhangen wil, dat
behoort niet tot de dingen, die onze belang
stelling trekken
„Het Vaderland" zegt nu o a.
nog:
Ten einde misverstand te voorkomen, mer
ken wij op. dat ook wij dr Kuyper een
onderscheiding ten volle gunnen; mits die
onderscheiding niet den vorm aanncme
van en kan worden uitgelegd als (de ker
kelijk© bladen doen dit reeds) de hoogste
nationale erkenning voor wat dr. Kuy
per in het belang van het geheele land
heeft gedaan. Een Nederland, zich eenstem
mig vereenigend in hulde en dank aan dr
Kuyper, is ondenkbaar e° onbestaanbaar.
Een beletsel daarvoor is de tegen hem ge
richte stormloop van 1905, waarvan de bo
teekenis nimmer meer kan worden te niet!
gedaan.
Uit de jaarverslagen van de inspecteurs
der Drankwet blijkt aan „H et V a-
d e r 1 a n d" zeer duidelijk, welk een af
schrikwekkend voorbeeld van wetgeving
deze wet door haar omslachtigheid en al
te groote ingewikkeldheid is.
Al d,e onwettige toestandenwaarvan deze
jaarverslagen spreken, op te ruimen, zal
jaren arboids vorderen, als men er ooit in
slaagt. Hun voortbestaan wordt be
halve door gebrek aan tijd voor plaatse
lijk onderzoek niet weinig in de hand
gewerkt, doordat een overzicht ontbreekt
van de besluiten, door de gemeentebesturen
naar aanleiding van de Drankwet genomen.
Gcdop. Staten van Limburg deden een
stap in de goede richting door een aanschrij
ving aan de dagelijksche besturen der ge
meenten te richten, waarbij zij werden uit-
genoodigd, op de gemeente-secretarie een
afzonderlijk register aan te leggen en be
hoorlijk bij te houden van de door hun
college te nemen besluiten betreffende deze
wet.
Blijkt uit het bovenstaande, dat, dank.
zij de ingewikkeldheid der Drankwet, de
klachten over onkunde der met de uitvoe
ring belaste autoriteiten aangaande de be
palingen der wet groot cn de verwarring
niet gering is, bij het doorlezen der verslar
gen stuit men ook op vele gevallen, waar
in de fout ligt in dit kardinale gebrek der
wet-, dat zij in vele opzichten te veel re-
gelt.
Dat is o.a. het geval met de oppervlak
te- en inhoudsberekoning der localitedten,
met de logementsvergunningen, welke tot
zooveel verwarring en ontduiking aanlei
ding geven, met verbouwing van vergun-
ningslocaliteiten, enz. De handhaving der
wet toch reeds moeilijk verloopt daar
bij soms in futiliteiten, die de vraag doen
rij-zon, welk nut al die omslag sticht.
De verwachting, bij het verschijnen der
Drankwct-Kuyper door de pers geuit en
tijdens de behandeling herhaald, dat deze»
wet in de toepassing een hopelooze verwar
ring zou teweeg brengen, is volkomen ver
wezenlijkt.
Lijst van nnbestelbara brieven en briefkaarten
van hier verzonden gedurende de tweede helfl
d'.r maand Augustus.
Binnenland. Brieven: Mevr. Bargee,
Amsterdam; L. de Vos, Delft; W. Schilt-
huizen, Mde. v. Ginkel, P. de Vos, Den
Haag; Cfoatiobt Mairienburgh, Heerlen;
mej. C. Schelvisch-Sprengers, Leiden; F.
Randoe, Nijmegen; mej. Jansen, Voorscho
ten.
Briefkaarten; D. v. d. Burgt,
Bergen-op-ZoomDommelshuizen, G. Frak
tée Brandwijk, Den Haag; mej. A. Bak
ker, T. Zaalberg, Haarlem; mej. K. v. Har
ten, Leidenmej. J. v. d. Meer, Rij»
wijkmej. W. Dorr. Utrecht.
Buitenland, Briefkaaarten: Fr.
IT Roeder, MisurinaFr. Ch. Wilken%-
Norderney; H. Boiteux, Paris; C. Goobek
Sc ba Alter.
Dien Zondagmiddag zaten zo niet hun
teren aan een ooqu* gedekt tafeltje in
„Hiehe," in Den Haag. Op het fonkel wit
fcamasfi schitterde zilver en kristal en het
(was de gezellige ontreddering ,an een di-
portje, <lat aan het afloopeu is. Een mooi
sj ui metrisch spiraaltje van eon peresohil
half van een bord afen het mat-be-
ri donker-blauw van een schaal drui
len maakte een rijk-gedaan stilleven naast
t vonkenschietend fel-purper van don
'jn in de wijde, faoettig-gcslopen kelken.
Het was al laat; zij waren de laatsten.
ia hen heen stonden de andere tafeltjes
"er la ton. Er was dus geen bezwaar om een
gaartje op te steken. Vier fijn-gelede on
fijn-gok]cede aristocratische heertjes, zaten
tij uog wat na te boomen onder het laat-
jstc glas en een goede havanna. Dp de
pockdageai levend op kamers, en wanneer
>i niet „uit" waren, hetgeen nogal eens Let
geval was, etend olk alleen in een burg' r-
jl'jke pension-omgeving, hadden Frits en
rL'o on Karei „de drie gratiën," zooals
zij zich noemden sedert onheuglijke tijden
d" lofwaardige gewoonte om ten minste
's Zondags liet poonenstof van zich af te
"huilden en gezaraelijk, hetzij in Schevenin-
g('H, hetzij in Amsterdam, ook wol eens een
keertje (met de auto van Leo), in Brussel,
bij oude Lcidschc studie vrinden ergens
anders, den dag door te brengen.
Ditmaal had Frits een kennis, dio bij
rechterlijke macht in Groningen zat,
vergeiregen, en zoo kwam het, dat ze,
1,3 een laat bitteruurtje op de „Witte",
dten middag verzeild waren geraakt, met
Bun vieren in het. restaurant van
ll iclie.
-Va het dinertje, een menu of hij het
^'h* gemaakt had, was Frits in een eenigs-
*'1IS zwaarmoedige stemming. Niettegen
staande zijn zesentwintig jaren was hij een
!?wnk, hlauw-bloedig kereltje. De dunre,
"leisjos-achtige vingertjes van zijn rechtcr-
M'and draaiden zenuwachtig wat aan liet
1'idp-raoluüg.^pevoltjeterwijl hij mei de
hnkor voorzlSf&ig de sigaar vasthield t-us-
K' 'lr'n duim en met een zwaren, blazoen-
gesneden zegelring versierden wijsvinger,
donkerbruine, zijde-oohtige haren za-
ton netjes goplakt aan weerskanten van do
stijfgetrokken, al breedjes-wordende schei
ding, en de wijn had op het vrouwelijk-
blanke teint van zijn smalle wangen licht-
rose vlekjes gotooverd on eeD ongewone
schittering in zijn anders zoo matte en zo
nuwachtig-beweeglijkc oogen.
De gast vertelde van oe*n hypnotiseur,
prof. Mielke, wiens intorensante séance
in Groningen hij gezien had, en die Woens
dag ook in Den Haag in het „Gebouw"
zou konion. Frits, die voor zulke dingen
doodsbang was, stond honderd angsten uit,
en terwijl hij zich verbeeldde, dat de mach
tige wil van den op het oogenblik nie
mand weet w&ar zittenden suggestor nu
al op hem begon te werken, vatte hij bij
zichzelf liet vaste voornemen op, den man
zoo ver mogelijk uit den weg te gaan en
te blijven.
De Groninger vertelde hoe lui, die hij
beslist als onbevooroordeeld kende, op
het tooncel hadden staan gooien met sneeuw
ballen, die er niet waren; hun kraag had
den opgezet voor de kou in een zaal tempe
ratuur van 75 graden Fahrenheit
„Ik was er naar toe gegaan mot een
vrind," zei hij, „een kerel, op wien ik
anders veel invloed heb. Tegen het eind
van den avond verzocht Mielke een stuk of
zes lui, en daaronder ook dien vrind van me,
hem als ganzen achterna te loopen door de
zaal heen, terwijl het publick alles zou mo
gen doen, om hen daarvan af te krijgen.
Toen zij voorbij mij kwamen, zei ik met
nadruk tegen mijn vrind; „Ben je nou
heclemaal, korellaat je toch niet door dien
vent co mm and ee ren Hier, kom bij me
zitten, dan zijn we cr dadelijk gauw samen
uit en kunnen we nog wat naav de soos
gaan!" Maar hij deed 't. niet. Hij keek
me even aan met zoo iet-s hulpeloos, zie je;
en toen, zei hij: „Neen. ik moet even mee."
Hij was wakker, hij herkende me klaarblij
kelijk hij wist wat hij deed, en tooli
Daar sta jo tooh voor.".
„Interessant, zeg."
„Dus jo denkt ook," vroeg Frits aarze
lend, die lui bedierven hem nu heel zijn
genoeglijk after-dinner-atemminkjo „dus
je denkt ook, dat hij lui uit de zaal, die
heelemaal niet van plan zijn aan zijn proe
ven mee to doen, die alleen maar gekomen
zijn om te k-ij ken, begon hun wil dwingt
eioh aan zijn suggestie te onderwerpen?"
„Stellig! Hij kiest er natuurlijk do meest
geschikt© sujetten uit, hè; dat ziet h ij da
delijk I Ik geloof zelfs, dat aJa je thuis
zit, en hij weet, dat jo er bent, om liet zoo
maar eens uit te drukken, en hij heeft je
nooclig, dat hij je kan dwingen naar zijn
séance toe, eu dan natuurlijk op het po
dium te komen."
„Och kom, zeg!"
„Is het stellig?"
„Nou, ze zullen m ij er niet zien."
„Neen, jou zou ik het ook sterk afraden,
Frits. Het is toch niet goed. En jij, met je
zenuwachtige natuur 1"
„En die toch al sterk aanleg voor me
dium licbt. nietwaar?"
Frits zat te rillen
Maar toen zo een uur later in de opera
zaten, en toen hun mooi-govormde, wèl-
verzorgde handjes luid klapten om het
prachtige dansen van d'Ory, toen waren
Rijn moed en zijn zclfbeheersching weer
een beetje teruggekomen.
Den volgenden ochtend was hij al zijn
angsten grootendeels vergeten. Toen hij zijn
vriend naar het station bracht en voor het
raam van een sigarenwinkel een groot por
tret van den fameuzen suggestor zag slaan,
dacht hij nog wel met een huivering. „Di-*
man komt Woensdag hier Maar hij voeg
de er toch bij: „Och kom, ik ben geen klein
kind; ik doe toch immers wat ik wil."
En zijn voornemen van in „Riche" om
uit de stad te gaan, liefst zoover mogelijk,
vond hij nu een kinderachtige dwaashe'd.
Welja, hij zou zijn werk, waar hij toch al
zooveel mee ten achter was, er voor in -Ion
steek laten! Neen, dat ging niet! Hij ziu
kalmpjes zijn avond doorbrengen bij den
een of anderen goeden kennis, en dan zou
alles wel gauw ongemerkt voorbij gaan en
vergeten zijn.
Maar Dinsdag en Woensdag begon zijn
ongerustheid toch weer snol te groeien.
„Het is toch niet ora te lachen," dacht hij
„Het is toch geen gekheid, zoo'n vent
kan je voor je leven ongelukkig maken!"
Als die man, die Mielke voelde, dat hij,
Frits, er w a s, dan was hij verloren Neen,
het was niet om te lachen.
Woensdag kwam en Frits had geen rus
tig uur. Ieder oognblik dacht hij: „Waar
zou liij nu zijn? Zou hij al in de stad we
zen? Zou li ij ine misschien al gezien hebben,
gisteren op straat... of vanoohtend toen ik
naar mijn bureau ging? Het, k a n t ch,
nietwaar? Dan ia het mis."
Hij ging niet naar huis om koffie te drin
ken. Zelfs flaneerde hij niet in de Spui
straat, dien raiddag, en hij had nu stierlijk
het land, dat hij het gisteren nog wol ge
daan had. en dat hij er toen niet aan ge
dacht had. dat dio Mielke hem misschien
zou kunnen tegenkomen, met zijn adelaars
blikken onmiddellijk zujn gevoeligheid voor
suggestie zou opmerken, en dadelijk beslui
ten, hem 's avonds naar het „Gebouw" to
dirigeeren Om haifvier liet Frits een rij
tuig voorkomen, en diep achter in het cou-
pétje gedoken reed hij naair zijn kamer.
Haj dronk snel achter elkaar drie glazen
port uit. Hij at dien middag geen steek.
Hij zat maar te piekeren, wat hij nu
's avonds zou uitvoeren. Ten slotte besloot
hij tot acht uren thuis te blijven, en dan
als Mielke aan den gang was en hem dus
niet meer tegen kon komen maar begin
nen met op zijn centje naar de opera te
trekken. Ziin vrienden waren immers alle
maal naar het „Gebouw
Toen hij om kwart over achten, langs den
Zwarteweg tramde, klopte zijn hart, hem
in do keel.
Hij ging niet naar de opera, hij had er
ook eigenlijk geen zin in; er liepen zooveel
aardige kinderen langs den weg, hij bleef
veel liever wat loopen. Maar al gauw lette
hij er niet veel meer op. „Nu doet hij dit,
en nu doet hij dat," dacht liij maar al.
Voor den sigarenwinkel bleef hij wreer
staan. Hij bekeek den vont eens goed.
„Curieus toeli," mompelde hij, „zou
zoo'n personage zooveel invloed heh-
hen? Er is toch niets bijzonders aan dat
gezicht, aan die oogen! Curius... Ik bon
toch benieuw cl, wat Leo en Karei er van
zullen zeggen. Die Piet is ook niet vies van
een beetje overdrijven." En peinzend liep
hij door.
Maar een kwartier later stond Frits
woer voor dien winkel. „Zouden ze me
misschien bang hebben willen maken, omdat
ze weten, dat ik niet van die dingen houd?"
zette hij zijn overdenkingen voort. „Dan
zullen zo nu lachen om mijn angst. Mis
schien zat er wel een weddenschap achter
Je kan nooit weten: je beste vrinden ne
men je er tusschen als ze cr kans toe zien.
Ik heb het zelf immers ook dikwijls ge
daan. Nu maar, dan zal ik ze toch laten
zien... Dat zou nog eigenlijk een prachtige
mop zijn, een subliemo mop. Als ik daar?
ineens heel kalm kwam binnenstappen.-
Och watkletsdie kerel zal m ij niet*
doen, zeg. Zoo'n ventl Hij is veel te bang
voor mijn familie. Zal ik dan maar gaan?
Het is w e 1 een prachtige mop. En Piet
zijn weddenschap verloren. Ooh kom, stel
jo tooh niet zoo aan, het lijkt wel of je eeit
klein kind bent. Weet je wat, ik ga!l Nu,
vooruit dan maar 1 Hou je baai I Wat zulleu'
ze kijken Laat ik eens bedenken: waar zit
ten ze ook weer?"
En Frits stapte moedig het „Gebouw"'
binnen. „Hou je taai! Hoü je taai!" mom
pelde hij
Maar toen hij eenmaal in de volle zaau.
zat, was het net of hij uit een droom
ontwÊiakte en ineens dc angstige werke
lijkheid 2ag. „O," daoht hij, „nu heeft
hij me hierheen gesuggereerd 1"
Al de motieven, die hem hadden doen 1»
sluiten tooh maar te gaan, waren weg!
Waar hij zoo bang voor was geweest, waa
gebeurd! Mielke had hom ge
dwongen te komen!
Toen hij uit de verte den hetooverendeti
blik van den suggestor ontmoete, was het'
alsof een elecrische schok hom een slag
tegen zijn borst gaf. Hij kroop weg, zoo
veel liij maar kon, toen hij Mielke op hem
zag afkomen, langs hem heen wist gaan'.
Maar. „het helpt toch nietdacht hij.
sidderend.
Het scheen wel te helpenMielke ging
voorbijdeed of hij niets merkte.
Toen was het grootste gevaar afgewond,
en Frits herwon weer een klein beetje zij a
kalmte. Wegloopeu kon hij echter niet; daa'
zou de professor hem terugroepen. En heet
den verderen avond zat hij in elkaar ga-
doken achter dc andere menschen, als eeu'
duif, die niet weg kan, maar toch nog
poogt zich verborgen te houden voor da
slang. Hij ademdo pas weer voluit, toen;
voor de laatste maal het doek gezakt waar
onder daverende toejuichingen, en tój
zachtjes voortschuivend tusschen het weg*
stroomend publiek, zijn verbaasde vrien
den bereikte.
Was het nu suggestie of verbeelding'?
dacht hij don volgenden morgen.