Ho. H839.
LBÏDSCH DAdBLAB, Zaterdag* 5 September.
Üe vroegere armenzorg te Leiden.
Gemengd Nieuws.
Tweede Kamer.
FEUILLETON.
tfcor vpïïsjvj esi kind.
Aiisio 1908.
Iedere familie, iedere stad heeft een
verleden. Wat oud meubilair, kleinoodieën,
familie-papieren zijn voor het nageslacht:
do historische overblijfselen aan oude go-
bouwen, museumschatten en niet het minst
archieven-waard en, zijn de familiestukken
van bet groote stadBgezin.
Ons Leiden heeft meer dan menige an-
pre Hollandache stad van gelijke grootte
iijn oude „familiestukken" bewaard. We
tijn en terecht er trotech op.
Heeft niet de vereoniging „Oud-Leiden"
in een -werkje: „Oude gebouwen te Lei
den" de aandacht op het nog aanwezige
architectonisch moois en historisch belang
rijks gevestigd? Had niet een dor nummers
ter uitspanning den gasten van het con
gres geboden, ten dool hen rond te leiden,
langs al dit nog behouden stede-schoon,
eooals zij den eersten avond zajn geleid
langs de prachtige gobelins van ons eer
biedwaardig Raadhuis I
Wat ons Stads-Archief aan belangrijks
biedt, het is een even kostbare herinne-
rings schat.
Uit den aard der za&k komt men, in
dien het daag'lijksch werk op ander ter
rein ligt, niet zoo licht er toe op het Ar
chief aan het nasnuffelen te gaan, van
wat het in tallooze documenten aan merk
waardigs bewaart.
Des te gretiger, tasten we toe, waar
anderen ons als baar geld de moeilijk ver
kregen vondsten, in aangenaam-]ecsbaren
vorm, voorleggen.
Zoo ging het ons bij het inzien van het
proefschrift van onzo stadgenoot© dr.
Christina Ligtenberg, handelende over
armenzorg.
Do schrijfster, oorspronkelijk van plan,
gehoor te geven, aan dan oproep van de
Rijkscommissie voor Geschiedkundige Pu
blicaties, tot een verlangde geschiedenis
van de Armenzorg in Nederland, heeft
haar verlangen beperkt tot de beschrijving
van een onderdeel van armenzorg-geschiede
nis, nl. tot de „A rmenzo rgteLeiden
tot het einde van de 16 do eeu w"
(titel van het werk, uitgave M. Nijhoff,
Den Haag), Geleid werd zij in het kiezen
van slechts een fragment-geschiedenis door
haar overtuiging, dat vooral een zoo scherp
mogelijk detail-onderzoek de moeste waar
de voor de geschiedenis bood.
In een inleiding, waarin de schrijfster
haar bronnen vermeldt cn we de moeilijk
heid ecnigszins leercn beseffen van hot
schiften on ordenen der aanwezige archie
ven, die den grondstof moesten leveren voor
dit proefschrift, geeft Dr. Ligtenberg,
hoewel haar studio vooral tot het bijeen
brengen van zooveel mogelijke feiten zich
bepalen wil, een overzicht van wat als re
sultaat van haar studie v^or Leiden kan
orden vastgesteld „ten opzichte van den
aard der liefdadigheid on den aard van
het pauperisme in den door haar behan
delden tijd.
Voorafgaan laat zij eeu algemeenc be-
fcohouwing aangaande het karakter der liof-
dadigkeid in de middeleeuwen on het
daarop volgend tijdperk, toen de middel-
teuwsche wereld beschouwing zich oplost*}
in die der renaissance, waarna zij uitvoe
rig Leiden's houding teekent op 't gf-bied
der liofdadigheids-boocfcning.
Wij lezen: „In don feodalen tijd", toon
iedere stad, ©Ik kasteel met zijn omge
ving, elke plattelandsgemeente een staat
op zichzelf vormde, was er toch één sterke
organisatie, die een band tusschen al die
staatjes vormde: do Katholieke Kerk met
haar universeelo taal en universeel grond
bezit. De geestelijken, vrijwel eenige be
zitters van alle kennis en beschaving,
oefenden een onbeperkte macht over de
geesten r zoo openbaarde het heele geestelijke
leven van de middeleeuwen zich uitslui
tend in de vormen van de Katholieke
Kerk. En ook het maatschappelijk leven
werd in een tijd, toen het nog zoo weinig
samengesteld was, geheel door het kci'ke-
lijke beïnvloed.
Tot de gewichtigste functies van de
kerk behoorde al vroeg do armenzorg en
juist aan dezo dankte de geestelijkheid
overal een belangrijk deed van zijn macht,
rijkdom en invloed van 't volk. Zoo is 't ook
te verklaren, dat de liefdadigheid geduren
de de middeleeuwen in alle Katholieke
landen veel punten van overeenkomst ver
toont."
Schrijfster meent „den aard van deze,
het best te kenschetsen door te zeggen,
dat het zorgen voor de armen als iets van
zelf sprekends gold, daar het onmiddellijk
uit de leer van de kerk voortkwam.
De woorden door Christus over do armen
gesproken waren door de kerkvaders vastge
legd in het leerstuk van do werken van
barmhartigheid en in overeenstemming
hiermee veroverde de liefdadigheid zich een
vaste plaats in de maatschappij."
Voor Leiden meent schrijfster het ontstaan
van zoovele inrichtingen van armenzorg in
de middeleeuwen te moeten verklaren in het
bij uitstek mystieke van het volksgeloof,
„dat de behoefte meebracht zich aangenaam
te maken bij God of bij do Moeder Gods,
met wie men zioh in de onmiddellijke en per
soonlijke betrekking dacht."
Meer uit myBfi6ch voelen, dan uit sooiaal
meegevoelen dus. De tijd van stichting en
het feit, dat in de honderden giftbrieven
die schrijfster doorlas, slechts ééns ver
meld wordt van de stichting van een ,,ka-
pelrie" als zoen voor een moord (1462), dra
gen tot dit inzicht bij.
Een afschijn van het humanisme, dat
schoon niet recht in Leiden wortel schie
tend, toch een flauw schijnsel van zijn uni-
verseelen invloed deed kennen, bracht ver
andering in de motieven en de uitvoering
van de armenzorg hier ter stede.
Want gemeenschapszin is hot die dwingt
vermogende burgers in tijden van verval
tot giften.
Die zelfs besluiten deed, tot. bet geven van
geld uit de stadskas
Na in het licht gesteld te hebben hoe op
het gebied van armenzorg deze gemeen
schapszin, direct uitvloeisel van die heer-
schende geestesrichting, bekend onder den
naam van humanisme, tot uitnemende re
sultaten leidde, sluit dr. Ligtenberg haar
kort overzicht af.
We hebben u hiermee iets uit de inleiding
van dr. Ligtenberg's bock verhaald.
De hoofdstukken handelen over het Ka
trijnen-Gasthuis, hot Vrouwe-Gasthuis, het
Sinfc-Elisabeth-Gasthuis, het Leprooshuis,
de Heilige Geest en het Heilige Geest-Huis,
de Huiszitten-Armen, Vrijwoningen, de
Overheidsbemoeiing met do Armenzorg.
Do titels alleen al doen do belangstellen
den in historie en traditie van de stad zij
ner inwoning watertanden,
De lezing van het boek zij on
zerzijds warm aanbevolen, daar het in
even aangenamen, als wetensohappelijken en
opgewekten vorm de uitkomsten biedt van
dit merkwaardig detail-onderzoek.
Tenstadhuize in Den Haag is
een bedrag van ongeveer 200 ontvreemd,
zijnde het bedrag in de kas der legesgelden.
De beheerende ambtenaar had des namid
dags, voordat hij zijn kamer verliet, nog
vastgesteld, dat het geld er was, doch toen
hij den volgenden morgen weer op het bu
reel kwam, was het geld, dat bewaard werd
in een kastje, gesloten in een tweede kast,
verdwenen.
Omtrent den dader tast men in hot duis
ter.
Twee kinderen verbrand.
Men meldt ons: Gistermiddag te ruim haJf-
vier ontstond in de Frederikstraat bij den
Overtoom tc Amsterdam een brand, die
zeer noodlottige gevolgen had. In de voor
kamer van de derde verdieping van per
ceel 3436, welk perceel bewoond wordt
door verschillende gezinnen, bevonden zich
de kinderen van den glazenwasscher Kol-
ser, Jacobus en Willem, oud 5 en li jaar,
alleen, terwijl do deur op slot was. Hun
moeder was afwezig om een boodschap te
doen, en bleef op de trap met een der
buurvrouwen een praatje maken. Toen zij
een brandlucht waarnam en naar boven
liep, sloegen, toen zij de kaïnerdeur open
de, de vlammen haar tegen. De kinderen
hadden blijkbaar met lucifers gespeeld en
daardoor had hun omgeving vuur gevat.
Door schrik bevangen was dj oudste jon
gen toen in bed gekropen, terwijl het klei
ne kind zich achter zijn wieg had verstopt.
Dadelijk woixl de brandweer gewaar
schuwd en doze had het vuur spoedig ge-
bluscht. Toen vonden de brandweerman
nen de twee kinderlijkjes; dat van het
oudste zonder uiterlijke teekenen van let
sel, het ander© slechts mot enkele brand
wonden.
Dr. Metelerkamp Cappenburg kon echter
slechts den dood constateeren.
Bij de buren van de eerste verdieping
zat de moeder, die haar twee kinderen zoo
plotseling had verloren, wezenloos voor
zich uit to staren, terwijl do vader van zijn
•werk werd gehaald. De lijkjes worden over
gebracht naar het lijkenhuisje in de Reyer-
Anslostraat.
Gisteravond wilde een ao h t-
tienjarig meisje aan de Tivolilaan te Arn
hem van do paardentram springen; zij
kwam te vallen en raakte onder den tram,
waardoor haar linkerbeen geheel verbrij
zeld werd.
De politie te Arnhem heeft
aangehouden een 13-jarigen knaap uit En-
schedee, dde, belust op avonturen, nu reeds
voor de tweede maal het ouderlijk hui© ont-
loopen was om naar Amsterdam to gaan.
Drie maanden geleden, bracht hij het tot
Abcoude, thans niet verder dan Arnhem.
Een vergissing. Uit „De
Gooi- en Eemlander"
„Door den burgemeester van Eenmes
werd bekend gemaakt, dat door het Rijk
aan de veeartsen stoffen verstrekt waren
tot genezing en voorkoming van de vlek
ziekte onder de varkens. Verschillende per
sonen hebben bij dit middel reeds baat ge
vonden."
Uit Gaasterland schrijft
men aan do „L. Ot.": Wat vroeger meerma
len in het woud alhier opgemerkt werd, dat
n.l. bij bliksemslag bijna uitsluitend eik©-
boomen werden getroffen dit eigenaardi
ge verschijnsel heeft men dezen zomer Her
haaldelijk bevestigd kunnen zien. Bij dc
veelvuldige onweders in de laatste maanden
sloeg de bliksem dikwijls in ©n steeds waren
het de eiken, die daarvan geduchte sporen
vertoonden, in het bijeonder oude boomen
met dor hout of ton cleele ontbladerde tak
ken.
Bevestigd werd ook het oude volksgeloof
onder de boschbewoners, dat bij een onwe-
der de beuken steeds gespaard blijven; voor
zoover kon worden nagegaan was aan de
beukenlanen geen enkele boom getroffen
wel weer daarentegen eiken in de onmiddel
lijke nabijheid.
Tusschen deze uitersten ontmoetten wc bij
een ingesteld onderzoek typische voorbeel
den van hot geleidingsvermogen dor ver
schillende houtsoorten. Populieren en wil
gen bleken slechts een enkele maal vrij ern
stig getroffen te zijn, de donneD hadden,
wat tc volgen was langs den stam, telkens
den stroom volledig afgeleid.
De leelijke prentjes op de
nieuwe Zwitseradae postzegels zijn door da
openbare meening zoo scherp veroordeeld,
dat er met Nieuwjaar alweer een nieuwe
uitgifte zal verschijnen. De nieuwe poetze
gels, die in twee kleuren gedrukt worden,
vertoonen. de Helvetia in zittende houding,
de rechterhand rustende op een zwaard en
het bondskruis op de borst. Een Alpenge-
ziclit vormt den achtergrond.
Te Yorksville, een dichtbe
volkte voorstad van Nieuw-York, is eergis-
ternacht in 12 verschillende woningen brand
gesticht, vermoedelijk door een en donzelf-
dten persoom De man is nog niet gepakt.
Een Köpeniok op sportge
bied. Te Milaan heeft een arrappenmaker
zich uitgegeven voor Dorando Pietri, den
Italiaan, die in uitgeputten toestand het
eerst de eindstreep passeerde in den Ma
rathon wedstrijd, dooh geen prijs kreeg, om
dat men hem de laatste 100 M. had onder
steund
Een jongmensch kwam te Livorno, na bru
taal het uur van zijn komst, als Dorando
Pietri in de bladen te hebben aangekon
digd. Alle sportvereenigingen van de stad
waren prosent en de jonge athleten manifes
teerden luidruchtig hun enthusiasm©, toen
de pseudo-Dorado van rijn heldendaad ver
haalde.
De bewonderaars richtten een diner aan.
Bij zijn vertrek zag het station zwart van
de meuschon.
Uit Carpi wordt thans gemeld, dat de wa
re Dorando de stad niet heeft verlaten.
Programma van Muziekuitvoeringen.
MU^IS SACRUM. Zoodag, 6 Sept., t« halfdrie,
te geveu door h«t „Leidsch Muziekkorps'' voorb.
ütafmuziekkoips der dd. Sobotterij. Directeur: de
be»r Joli. C. Geyp. berate atdeeliDg: No. 1.
„Kudok-Stepbaute", Mareoh, J. N Kral; 2.
Ouvertuie „Pnnz Conti", Ch. Lecooq; 3. a. ,Quand
1'Amour meurt'', Valae lente, 0. Crémieux; b.
.Polichinel", Polk». Joh. C. Geyp; 4. Fantaisie
eur „Les Saltimbaoquea", L. Uanne. Tweede
aldeeling: No. 5. Twee Oud-Hollandscbe llarachen,
nrr. Job C. Geyp; 6. Oud-Holland", Potpourri,
F. J. ïrebweinaberg; 7. Potpourri uit „Die lustige
Wit we", F. Léhar; 8. fThe Crusader", Marsch,
J. P. Sousa.
Nop. '6a, 2b, 5, 6 en 7 eerste Uitvoering op
aMnsis Sacrum".
PAR&-CONCERT.
Dinsdag, 8 Sept., van halfacht tot negen uren.
No. 1. „Mit Eichenlaub undSohwertern", v. Blon.
2. Ou ver tui e „Berlin"Conradie.
3. .Lustige Btuder" VVala. Vollstedt,
4. „FiübJiugeluft" PotpourriBeiberer.
5 Diabolo-WalsPaaue.
6. ,l£in WaJzertraum" Potpourri Straoss.
7. Marsch Neumann.
Gemeenteraad van Oudshoorn.
Voorzitter: de Burgemeester.
Aanwezig alle leden.
Mededeel ing o.m. van hot procee-verbaal
van kasopneming van 20 Augustus, waaruit
blijkt, dat op dien datum in kas aanwezig
was een saldo van f 2563.09, terwijl boeken
en kas in orde worden bevonden.
Benoeming wethouder wegens periodieke
aftreding van den heer Clant. De Voorzit
ter noodigt de heeren Van der Kloot Mey-
burg en Van Vliet uit met hem het stem
bureau te vormen, waartoe beiden zich be
reid verklaren. Uit de gehouden stemming
blijkt, dat zijn uitgebracht op den heer Clant
6 stemmen,, terwijl 1 briefje in blanco was
ingeleverd. Op een vraag van den Voorzit
ter verklaart do heer Clant zich bereid zijn
benoeming te aanvaarden, waarna hij wordt
gelukgeweuscht dooi den Voorzitter, waar
mede alle leden instemmen.
Wordt aan den heer Pannevis, overeen
komstig het door B. ©n Ws. ter tafel ge
bracht concept, vergunning verleend tot aan
leg van een straat op het Kad. perceel Sec
tie O. No. 2409.
Komt aan de orde een missive van Ged.
Staten, waarin het gevoelen van den Raad
wordt gevraagd, omtrent de door hen her
ziene salarisregeling om burgemeester, se
cretaris en ontvanger.
Naar aanleiding van dit schrijven stellen
B. en Ws. voor aan Ged. Staten mede tè
deelen, dat do nieuwe jaarwedden-regeling
's Raads instemming heeft.
Dr. Van Waasborgen wijst er op, dat de
salarissen reeds eenige jaren geleden zijn
herzien en vraagt, waarom wordt voorge
steld instemming te betuigen, met de nieu
we regeling, waarop de Voorzitter mede
deelt, dat dit geschiedt op gronden van
billijkheid, en er voorts op wijst deze rege
ling de goheele provincie geldt.
De heer iP'annevis kan niet met de rege
ling ran Ged. Staten medegaan, omdat één
persoon hier seoreta-ris en ontvanger is,
waarom hij de beslissing zou wenschen uit
te stellen, waar de heer Van Voorthuysen
zich mede voor verklaart.
De Voorzitter wijst er op, dat üitetel in
deze niet mogelijk is, omdat gevraagd
wordt het gevoelen van den Raad vóór 8
Sept. a.a. ter kennis van Ged. Staten te
brengen, en vestigt er de aandacht op, dat
Ged. Staten weinig voor het argument van
dten heer Pannevis zullen gevoelen, omdat,
toen de regeling gemaakt word, het hun be
kend was, dat de secretaris tevens ontvan
ger was.
De heer Van der Kloot Meyburg voelt veel
voor het argument-Panne vis.
Na nog zeer uitvoerige diaoussiën te de*
zer zake, vraagt de Voorzitter of de heer!
Pannevis zijn meening in een voorstel
wenscht te belichamen.
De heer Pannevis brengt daarop een voot
stel ter tafel, hierop neerkomende, aan Ged*
Staten te verzoeken hun gevoelen mede tol
deelen over de naar hun oordeel noodige be-'
zoldiging, wanneer niet voor ieder ambt een'
afzonderlijke titularis is.
De Voorzitter merkt op, dat dit voorstel
geen zin heeft. God. Staten vragen het ge
voelen van den Raad en nu zal de Raad n.b.i
het gevoelen van Ged. Staten gaan inwin
nen. Daarop dient de heer Pannevis, na
langdurige overwegingen, een gewijzigd
voorstel in, hierop neerkomende, dat dé
regeling de goedkeuring van den Raad weg
draagt, wanneer voor ieder ambt een afzon.*
derlijke titularis is, dioch kan zich daarme
de niet vereenigen voor deze gemeente, onv
dat in deze gemeente de ambten van secre
taris en ontvanger door één persoon bc
kleed worden en in zoodanig geval een ver*
laging van dien norm gewenscht is.
De Voorzitter zou het jammer vinden alt
de Raad op deze wijze zijn gevoelen aah)
Ged. Staten kenbaar maakte, omdat hij hef
standpunt onjuist vindt. Het voorstel van
B. en Ws., in stemming gebracht, valt met»
2 tegen 5 stemmen; vóór do heeren Clant en
Den Hertog, waardoor het voorstel-Panno-
vis geacht wordt te zijn aangenomen.
Bij de rondvraag merkt de heer Den
Hertog op, dat nu de Heerenweg verbreed
is, hfc voor de veiligheid gewenscht zou zijn
als de witte banden om de telephoonpalen
nog eens wit werden opgeschilderd. De
Voorzitter zal hierover schrijven aan de di
rectie van de Rijkstelegraaf.
Dr. Van Waaebcrgcn vraagt of het uri
noir bij Sijpestein een weinig verplaatst kan
worden; meestal staat de bak halfvol water.,
Gewoonlijk merkt dc heer Den Hertog op,
staat de kar van Sijpc toin voor den ingang
van het urinoir, waardoor menigeen op zij
er van gaat staan.
Dr. Van Waasbergen denkt echter, dat
Sijpestein dio kar daar uit eigen belang zet,
omdat men dan niet zoo veelvuldig van heb
urinoir zal gebruik maken. Een ommanteid
urinoir zou daar zeker meer op zijn plaat»
zijn.
Voorts verklaart de Raad zich bereid Iif
go val de zuster van Van Veen, thans ver
pleegd in do Stichting van Barmhartigheid
te Wagenbergen, ter verpleging wordt over--
geplaatst naar de Johannes-Stichting te
Nieuwveen, de jaarlijkse he bijdrage van f 75
te oontinueeren.
Opening der Staten-Generaal.
De „Staats Courant" van heden bevestigt»
dat niet H. M. de Koningin, doch de Ministers»
Departementshoofden, de Vereenigde Vergade'
ring van de beide Kamers der Staten-Generaal
zullen openen op Dinsdag den 15 Sept. a. a.
des namiddags te 1 uur.
Spoorweg Devente rR aalt e—
Ommen.
Ingediend is een wetsontwerp tot ont
eigening ten behoeve van een spoorweg van
Deventer over Raai te naar Ommen ton na
me van de Overijsselsche Lokaal Spoorweg
Maatschappij DeventerOmmen. De ont
worpen spoorweg vangt aan ten noorden!
van het station Deventer, waar hij aan
sluit aan den Staatsspoorweg Arnhem-
Zwolle, loopt van daar in algemeen noord
oostelijke richting door de gemeenten Die
penveen, Olst, Raalte, Heino, Dalfsen en'
Ambt-Ommen en eindigt, ten westen van
het station Ommen, waar hij aansluit aan
den Noord-Oosterlooaalspoorweg Zwolle—
Marien berg. Te Raalte zal de spoorweg
aansluiten aan den staabssp rweg Zwolle
Almelo.
Geen der ingebrachte bezwaren is gerichf
tegen liet algemeen nut van het werk
Gedejj. Staten van Overijssel hebben zioh1
met dc richting van den spoorweg ver
een igd.
7)
„Daar gjj het dan .weten wilt," zeide hy,
s2oo luister. Het is algemeen bekend, dat ik
uw broeder evenmin ben als gy mijn zuster
zyt en toch, en toch, men zegt, Jozef en
Geneviève zijn beiden nog jonghet voegt
dus niet, dat zy langer in dit huis te zamen
blijven, en men schrylt uw weigering, om de
gade van Andró te willen worden, or aan toe,
dat er...." En eensklaps zweeg Jozef.
„Welnu, spreek I"
„Alsof," zeide Jozef, „er tusschen ons een
zekere band beslaat."
„0," riep Geneviève, haar pleegbioeder in
de rede vallende, „waarmede I.ebben wy ver
diend, dat men ons zoo bespreekt?"
Er heor8chten eenige oogenblikken van
stilte, waarna Jozef vervolgde:
„GD ziet dus, Geneviève, dat oon schei
ding noodzakelijk is, dat ik u verlaten moet."
„Maar, Jozef," hernam het meisje, dat reeds
huiverde by de godaclite aan een scheiding,
«maar, Jozef, God hierboven weet alles, en
Wat raakt ons dan hot oordeel der wereld?"
„0 veel, zeer veel," zeide Jozef. „Ik be
kommer er my weinig over wat men van
QRJ zegt; trouwen», niemand zou zulke praat
je in myn gezicht durven staande houden,
"ant ik heb stevige vuisten om den tongen
hot zwygen op te leggen; om botgeen men
T|n my achter den rug zou willen zeggen,
hierover lekommer ik mjj niet. Maar op u,
Öeneviève, mag mei. hot minste vermoeden
•leven; gy moot in de oogen van iedereen
degene zyn, die gy werkeiyk zyt, want de
minste sihyn zou misschien dezen .of genen
jonkman, voor wlen gy meerdere genegen-
beid dan voor Andró zoudt kunnen koesteren,
terughouden u zyn hand aan te bieden. Gene
viève, ik heb myn stervende moeder plechtig
beloofd voor uw geluk, zorg te zullen dragen
en daarom moet ik gaan, daarom moet ik
u verlaten en wel zoo spoedig mogolyk, om
my de scheiding met al te bang te maken;
indien gy my waariyk liefhebt, Geneviève,
heb dan medelyden met my en tracht my
met te weerhouden."
„En gy zoudt dus door van my te schei
den, door my zonder raadsman of beschermer
achter te laten, de belofte, aan uw stervende
moeder gedaan, vervullen?" zeide Geneviève.
„0, Jozef, dat zou my den dood doen I En
wat gy daar zoooven zeidet, myn vriend, myn
broeder, o stel u gerust, ik begeer rbmand
myn hand te schenken; ieder, die my er om
vroeg, zou ik evenzeer moeten weigeren als
ik André heb gedaan; omdat ik niet van u
wil scheiden, u niet wil verlaten, en mocht
gy van hier wil en gaan, dan zal ik u vol
gen waarheen ook, want Jozef, zyn wy niet
met elkander opgevoed, lagen wy beiden niet
eenmaal voor het ziekbed uwer moeder ge
knield en sprak de stervende niet over onze
beide hoofden haar laatste zegenbeden uit?
Zie, Jozef, tot. hiertoe snelden onze dagen zoo
gelukkig daarhenen en buiten een enkel be
angstigend denkbeeld, dat mU nu en dan
voor don geest ryst, mocht ik my het geluk
kigste meisje noemendat had ik aan u te
danken, JozefI Waarom dan aan dat geluk
een eindo gemaakt?"
„Een beangstigend denkbeeld l" herhaal
de Jozef, „een beangstigend denkbeeld, Gene
viève. 0, wees thans evon openhartig jegens
my, als ik jegens u was, en noemt het my."
„Zie Jozef," gaf Geneviève ten antwoord,
„het gebeurt wel eens, dat, wanneer ik zoo
denk aan het kalme, rustige leven, dat wy
leiden en dan zoo den blik om my heen sla
lk by my zelve zeg: Hier kan wel eens een,
derde komen, die wellicht een einde aan ons
vreedzaam be»taan zou kunnen maken: myn
broeder kan huwen."
„Huwen l" riep Jozef, „o neen nooit,
Geneviève."
„Dan," vervolgde Geneviève, zonder op den
uitroep van Jozef eenige acht te slaan, „dan
zou hy gewis zy'n vrouw innig en teeder be
minnen en ik zou een gedoolto dier liefde ver
liezen, dio hy thans my alleen en onverdeeld
toedraagt."
„0 noen, nooit I" riep Jozef met klimmen
de aandoening, „nooit, Geneviève. 0, gy weet
niet boe groot de wond is, welke gy my,
door hetgeen gy daar zeidet, hebt toegebracht
en hoe smarioiyker gy my hierdoor het schei-
den hebt gemaakt."
„Maar, Jozef" vervolgde Geneviève, weder
vertrouweiyk op den schouder vau Jozef leu
nende, „maar, Jozef, bestaat er dan geen en
kel middel, om om by elkander te doen
bly ven?"
„Een middelI Geneviève! Jat" riep Jozef
in vorvoering; doch weder eensklaps tot zyn
sombere gemoedsstemming terugkeerende,
vervolgde hy: „Maar neen, neen, dat mag,
dat kan niet zyn!"
„Er bestaat dus toch nog een middel. Jozef,
en gy wilt het my niet noemen?"
„0 neen, Geneviève, dat kan, dat mag ik
niet."
„Gy zwygt dus?"
„Ik moet!"
„Welnu, dan zal ik spreken, dan cal ik
het u noemen," zeide het meisje, terwyi een
donkere blos h&ar wangen bedekte; „er be
staat een middel, om den laster te doen zwy
gen en ons toch vereenigd te doen blyven
Jozef 1" vervolgde zy, nog vertrouweiyker op
den schouder haars pleegbroeders rustende,
„Jozef, de oogen Yan een meisje zien scherp;
toen André my om myn hand vroeg, las ik
een uitdrukking in uw oogen."
„Geneviève l"
„En uw vreugde, toen ik weigerde?"
„Ora '8 hemels wil, Geneviève 1"
„Jozefl Gy waart steeds moedig, ontbreekt
het u thans aan moedl Myn vriend, moet ik
het thans zyn, die u dat middel noemkom
aan, Jozel, of meent gy, dat lk u niet zou
toestaan, wat ik Andró weigerde."
Jozef drukte Geneviève met teederheid in
zyu armen en zeide: „Gy hebt my begrepen l
En hy drukte een teederen kus op haar lip
pen. „Gy hebt my begrepen, Geneviève; dat
middel is het huweiykl"
„Juist, myn vriend, en op den dag waarop
het voltrokken zal worden," zeide Geneviève,
„zal uw moeder uit de gewesten der gezalig-
den zegenend op ons nedenlenl"
„Maar, Geneviève," hernam Jozef, „tot hier
toe hebt my steeds bemind als een broeder,
en tusschen broederliefde
„0, ik hob u begrepen," zeide Geneviève,
in wier oogen een schalkscbe glimlach spoelde,
„ik heb u begrepen; maar wie zegt u, Jozefl
dat ik u niet reeds sedert lang bemin, meer
dan een zuster een broeder doen kan?"
„En ook ik deed u zulks, Geneviève l riep
Jozef, wien het geluk de oogen uitblonk;
„maar zoo vaak ik u dat geheim wilde open
baren, was het alsof myn tong aan kluisters
gelegd was en ik werd weerhouden door de
vrees voor weigering, die my krankzinnig zou
gemaakt hebben en
„En, Jozef?"
„De vrees, dat dit huweiyk tusschen on»
wellicht een bron van het hevigste naberouw
voor u zou kunnen worden," zeide Jozef.
„Een bron van naberouw... waariyk, myn
vriend l Ik begiyp u niet," zeide Geneviève,
haar pleegbroeder verwonderd aanziende.
„Luister, Geneviève l Gy zyt, gy weet het,
nu ruim vyftien jaren geleden, aan den rand
des afgronds gevonden, en ofschoon tot hier
toe nog niets van uw afkomst werd ontdekt,
is het nochtans byna zonder tvvyfel, dat gere
kend naar het prachtige rytuig, hetwelk dien
dag in den afgrond stortte ©n de kostbare
kleederen, welke gy aan hadt, toen men u
vond, uw ouders, zoo dan al geen lieden van
hoogen rang en aanzien, onder de rijken kon
den gerangschikt worden. WaDneer nu eens,
na ons huweiyk, het geüeun ontdekt werd,
dat zoolang verborgen bleef, namelyk dat van
uw afkomst, en het bleek, dat uw bloedver
wanten een schitterenden rang in de maat-
schappy bekleeddendat uw plaats in de groote
wereld was; dat gy door uw geboorte en
vermogen het recht hebt in de groote wereld
te leven, dan, wellicht, Geneviève I zoudt
ongelukkig zyn en het uur verwenscheu, in
hetwelk de pastoor ons lu den echt verbom,
den had."
(Wordt vervolgd.]