ZONDAG5BIAD IÊ1D5CH DAGB1AD No. 14889. mnL9%A?JfJLm*±,9JL?JL9Jf*±>9JJt±fJLT<AA±?*±?<±jm*£T'»\i I I;*'* e ioasêoöoöeéöööóö Ail Dans en zang der negers. 5 September. Anno 10O3. Si VAM HET •'•v 7 7 A"=*A Het kraals vtr.iend. Robert Val in was met den rang van luite nant van de militaire academie te St.-Cyr gekomen. Hij was dapper en eerzuchtig, zoo als men dat in zjjn jeugd is, en besloot cl us naar Tonkin te gaan, ten einde een exprd) tie mee te maken on spoediger bevorderd te worden. Zijn vader echter, een rijk Fraiusch ban kier, was bezorgd voor zdjn eenigen zoon, en trachtte hem van dat voornemen terug te houden Ook zijn moeder maakte zich onge rust. De oudelui meenden, dat met hun tor- tuin en relaties er wel iets aan te doen zou zijn, te meer, daar m een tijd als dezo de menschen helaas niet onomkoopbaar zijn. Het trof, dat de bankier juist belast, was met de regeling der zaktn van een der groot ste staatslieden. Waarom zou men het dan niet zóó kunnen inrichten, dat Robert slechts voor enkele maanden voor de Uhi- neesahe expeditie naar Tonkin behoefde te gaan? Het zou immers voldoende zijn, als hij er maar geweest was 1 Hij zon er dus heengaan, beloond worden en terugkeeren. Wel is waar zou het een tamelijk langdurige reis zijn, maar hij zou voor die kleine expe ditie rijkelijk beloond worden. De ouders lieten hem dus gerust gaan; wel waren zij bij het afscheid wat aange- dlaan, maar dat kon niet anders. De staatsman had intusschen bet ridder kruis toegezegd; Robert mocht er niets van weten, opdat de verrassing des te grooter zou zijn Na zijn vertrek ging alles, zooals de ban kier het beschikt had. De jonge luitenant was nauwelijks een maand te Hadoï, of hij ontving de verrassende tijding, dat hij be noemd was tot ridder van het negioen van Eef. Hij was nog niet buiten de stad geweest, had nog geen militairen marsch gemaakt ja, had nog geen Chinees gezien. Er waren verscheidene officieren bij het regiment, die, hoewel zij dikwijls met moed gestreden hadden, steeds nog tevergeefs op die onderscheiding wachtten. Er waren er, die meer dan twintig dienstjaren en grijze haren hadden. Anderen weer hadden littee- kens van roemvol verkregen wonden. Het was een schandaal 1 Doch de geest der discipline en hun gevoel van eigenwaarde weerhield de officieren. Zij voegden den jongen luitenant geen en kel woord van verwijt of spot toe, maar hij ontving ook geen enkele gelukwcnscb, waar mede men anders bij zoo'n gelegenheid overstelpt wordt. Geen enkele hand drukte de zijne 1 Robert., die de tijding met meer verwon dering dan vreugde ontvangen had, gewen de zich langzamerhand aan dio gunstbetoo- ning en dacht: „Komaan, laat ik van het buitenkansje profiteeren." Hij droeg het kruis, waarnaar iedereen keekmaar het waren geen blikken van bewondering, die men er op wierp. Na het twee dagen gedra gen te hebben, schaamde hij zich voor den ouden kapitein en de andere kameraden, d'.e, er meer recht op hebbende, nog altijd, na vele jaren van plichtsbetrachting, vachtten op een onderscheiding, die hij in enkele da gen, en zonder er eenige moeite voor re doen, gekregen had. Hij deed de ridderorde niet meer aan De besehermende hand van den bankier strekte zich evenwel nog verder uit. Drie weken later besprak men in officierskringen een ongelooflijk nieuws: Robert Valin werd overgeplaatst; hij zou naar Frankrijk terug keeren. Toen deze order voorgelezen werd, ontstond er een doodelijke. stilte. De officie ren keken den jongen luitenant, die zich het bloed, naar het hoofd voelde stijgen,- min achteed lachend aan. Dit maakte Robert wanhopig, want hij wist niets van deze be schikking, en als men ze hem had voorge steld, zou hij ze zeker verontwaardigd van de hand hebben gewezen. Hij had het kruis aanvaard, zonder het veldiend te hebben, daar hij er op rekende bij de eerste de beste gelegenheid te kunnen bewijzen, dat hij het waardig wasmaar dit gedwongen vertrek belette hem om aan dit plan uitvoering ie geven, en dit vertoornde hem in de hoogste mate. Hij begaf zich terstond naar den luite nant-kolonel, die het bevel had over zijn re giment. De hoofdofficier richtte, toen hij binnen kwam, een van die doordringende blikken op hem, die het hart doorboren als de punt van een degen. ,,U komt zeker afscheid nemen, mijnheer Valin? 't Is goed, u kunt vertrekken. Amu seert u zich maar goed te Parijs, maar wees voorzichtig, dat u geen kou vat, als u op het. bal komt; een verkoudheid is zoo licht opgedaan. Vaarwel, mijnheer, laat ik u niet ophouden; u kunt gaan." „Ik kom niet om afscheid te nemen, ko lonel, en ik verdien ook uw minachtende woorden niet; dat bezweer ik u. De omstan digheden pleiten tegen mij, maar op mijn woord van eer, ik ben geheel en al onschul dig aan die overplaatsing. Ik Verzoek u trouwens mij hier te houden." Het gelaat van den kolonel kreeg een uitdrukking van ongelu.f en minachting. ,,U weet wel, dat zoo iets onmogelijk is, mijnheerde order is uitgevaardigd en moet uitgevoerd warden." „Welnu, kolonel; ik verzeker u, dat ik nie-6 zal vertrekken, wat er dan ook het ge volg van moge zijn. Ik zal aan zoo'n order niet gehoorzamen Mijn ouders hebben, door hun liefde verblind, tegen mijn wil gehan deld, denkende mij van dienst te zijn maar zij hebben zich vergist. Dat is dc waarheid, kolonel, en ik herhaal u: ge'en dienstorder zal mij Tonkin doen verlaten, al zou ik er ook mijn rang door moeten verliezen." „Is goed, mijnheer ik zie, dat ge het hart op de rechte plaats hebt. U kunt uw dienst hervatten. Ik zal die zaak wel voor u in or de maken; en ik verzeker u, dat ge op expeditie zult gaan.'' Veertien dagen later vernam men te Ha doï, dat Loet-Nam bedreigd werd door ben den Chineezen u.it Quoaang-Si. Het regi* ment, waartoe ook Robert Valin behoorde,, werd onmiddellijk uitgezonden om de eerste aanvallen te keeren, totdat een sterke co*t lonne zou saamgesteld zijn om de beuden te rug bc aringen. Na verloop van vier daget ontdekte men de eerste Chineesche troepen, en den volgenden morgen gaf de kolonel or der tot een verkenning. De eerste compagnie, die van luitenant Valin, werd daartoe aangewezen. Valin ver zocht zijn kapitein met zijn seetie in de voorhoede geplaatst te worden, en hield zoolang aan, totdat hij de toestemming daartoe verkreeg. De luitenant ging vroolijk en opgeruimc op marsch. Het duurde niet lang of hij ont-, dekte een tamelijk groote bende Chineezen; hij kon nu met zijn zwakke af deeling niet beter doen dan zich verbergen en verster king aanvragen. Maarhij deed net niet. Door een soort van razernij bevangen, ver zamelde hij zijn troep, gaf bevel de bajo netten op te zetten, trok zijn sabel en riep: „Voorwaarts De eerst verbijsterde soldaten wilden hem niet verlaten, en, als geëlectriseerd door zijn voorbeeld, volgden zij hem, schreeuwen de: „Voorwaarts! Voorwaarts!" De vijand, ontsteld door dien on ver wach ten aanval, en door een bijgeloovige vreeq bevangen, sloeg, na de geweren te hebben afgevuurd, in wanorde op de vlucht, xto- bert Valin werd evenwel getroffen en viel. Zijn linkerborst werd geraaxt door een ko gel en juist op de plaats van de decoratie, die hij niet meer droeg, verfde een streep bloed zijn uniform rood. Op hot hooren der geweerschoten was de compagnie toegesneld, de hulp was evenwel niet meer noodig, de'Chineezen waren gevlucht. De officieren omringden hun ge wonden kameraad, die slechts met moeite ademhaalde. Toen hij hen zoo dienstvaardig rond zich zag, glimlachte hij gelukkig. Men schuwde hem dus niet meer Hij strekte zijn hand, die zij met aandoening drukten, naar hen uit en met moeite zeicie hij „Nu heb ik het eerekruis verdiend, nietwaar?" En hij stierf tevreden met een lach op de lippen. In een brier uit den Congo aan het „Hbld. van Antwerpen" leest men over het dansen en zingen der negers: Een mijner vermakelijkheden, hier in dit verre Congoland, is des avonds, bij maneschijn, de dansen en uitspattingen on zer toekomstige broeders bij te wonen. Ik zeg bij maneschijn, want het is enkel dan, dat cie negers, vrouwen en mannen, vollen toom geven aan hun drift, den daas en het gezang. Hij, die gewoonlijk uit luiheid klaagt over liet te verrichter werk, vindt het gemakkelijk en in het geheel niet Uetig

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 15