Boekenvijandeii nit de
insectenwereld.
Indrukken van een krantenventer.
STOFGOUD.
In „De Boekzaal", maandeJijksch biblio
grafisch tijdschrift, lezen wij het volgende:
Een van de gevaarlijkste boeken-versl in-
lende insecten is de Anobrium panicoum,
die niet alleen in alle hemelstreken en in
alle bibliotheken, maar ook in roggebrood
wordt aangetroffen; het tweede lid van zijn
Latijnschen naam staat dan ook niet, zooals
misschien een potjes-latinist meenen zou,
met „panisch" en den „panisohen schrik"
in verband, dion het verslindend dier te
weeg brengt, maar met „panis", brood.
Het volwassen dier is ongeveer anderhal-
ven centimeter groot, licht-bruin gekleurd
met in de lengte loepen do strepen over het
lichaam. Het legt zijn eieren in de rug-
randen der bladzijden, in plooien van het
handleer, in holletjes, ontstaan door on
nauwkeurig plakken van rugranden cn
schutbladen, enz. 's Zomers komen do
eieren binnen vijf, zes dagen uit en do lar
ve begint zich aanstonds door de wereld te
slaan, dat is door het bindwerk te boren,
en volgt daarbij de lijnen van het plaksel.
Het kopdeel is bruin gekleurd, hoornig en
voorzien van vreetwerktuigen, waaraan
alleen smeedijzeren pantsers weerstand kun
nen bieden. Dwars door leer, papier en
hout boort de larve haar lange, smalle tun
nels en laat alleen een spoor van fijn poe
der, vermengd mot wittige uitwerpselen,
'op haar weg achter. Snel groeiend verwijdt
de larve spoedig haar tunnel. Binnen twin
tig dagen heeft de ontpopping plaats,
meestal in een verbreeding van de tunnel
gang, dioht aan de oppervlakte van den
boekband, zoodat het volwassen insect
slechts een dun vliesje heeft to doorboren,
om dan zijn eerste reis door het boek te
eindigen in de welbekende groote ronde
gaten. Alleen wanneer het boek geen vol
doend materieel voedsel meer biedt, wordt
het verlaten. Soms vindt men links en
rechts doorboorde boeken, waarin geen
©nkele boekwurm te vinden is.
Van de vele aan de hand gedane middelen
tegen den boekwurm is alleen doeltreffend
de blootstelling van het boek aan de uit
damping van koolzuren zwavel gedurende
ongeveer zes en dertig uren. Wol is waar
verdwijnt ook na korten tijd d<xonaangena
me scherpe reuk, maar een nadeel is het
groote brandgevaar, dat bij do behande
ling zeer groot is. Het is daarom altijd
raadzaam de behandeling bij dag te doen
plaats hebben in een goed-geventilcerd ver
trek, en de met metaal beslagen doos steeds
ver van licht of vuur te houden.
Een andere Anobrium, een gestreept in
sect, boort alleen door het hout van dc
kasten en de planken; doet echter geen
kwaad aan de boeken zelf, tenzij deze ge
bonden zijn in hout.
Daarentegen is de larve van do Dormcs-
tes buitengewoon verzot op leeren en per
kamenten banden. In Mei of Juni bestor
men de vrouwelijke exemplaren dc boekerij
en leggen daar haar eieren, gewoonlijk aan
de hoeken van do boeken, die het dichtst
tegen den muur staan. Zoodra de larve
uitkomt, begint ook zij haar vernielings
werk. Zij boort echter geen lange, smalle
Mi regelmatige tunnels, maar zij woedt in
allo richtingen, terwijl zij vooral in den
band op erbarmelijke wijze huis houdt.
Sprenkelen van benzine en uitdamping met
koolzuren zwavel wordt voor haar verdel
ging aanbevolen.
Veel meer te vreezen is de Lepisma, een
klein, ongevleugeld insect, dat zich zoowel
in kleerkasten cn keukens als in bibliothe
ken thuis voelt. Soms kan men bij het
plotseling openen van een boek, vooral in
zomertijd, het insect zich uit do voeten
zien maken.
De groote kop gaat over in het lichaam
met een spits toeloopend st&artgcdeelte,
lat in dffio piekjes eindigt; het is vooral
verzot op lijm en stijfselom dit te pakken
te krijgen, vernietigt het banden en zwaar
pn-pier, vermijdt echter zorgvuldig alle ge-
't kte dealen. Men kan het „vangen," wan
neer men het boek plaatst op een met ga
ten doorboord doosje, en dit weer op een
vel papier, met natte stijfsel bestreken.
Een en ander gezet in een donker hoekje.
De insecten kruipen door de gaatjes op de
stijfsel af, waar men hen gemakkelijk kan
overvallen en dooden. Misschien is echter
nog het allereenvoudigst© do boeken vaak
te luchten en de gevonden exemplaren te
dooden.
De Phoque of bookluis treft men heel
vaak aan in oude boeken, dio op vochtige
plaatsen werden bewaard. Zij eten alles,
maar zijn in het bijzonder verlekkerd op
de stijfsel, waarvoor zij banden en papier
doorboren. Hun vernielingswerk wordt dik
wijls ten onrechte op rekening geschreven
van den echten „boekenwurm." Men kan
hen op eenvoudige wijze verdrijven door
fijn gewreven kamfer. Bovendien hebben zij
een natuurlijken en geweldigen vijand in
de Cheyletus eruditus, een mijt, die soms
ten onrechte voor den „boekwurm" is be
schreven. De<ze mijt heeft een ovaalvormig
lichaam, een zachte huid, betrekkelijk groo
te kaken en lange pooten, eindigend in hoe
kige klauwen. Het dwaalt in oude boeken,
eet echter geen boeken, maar maakt jacht
op boekluizen.
De welbekende kakkerlak verslindt op
zijn nachtelijke tochten zoowel papier ©n
banden, als bloemmeel, suiker en andere
huiselijke ingrediënten. Hoewel maar ééns
per jaar eieren worden gelegd, vermenig
vuldigen zij zich zeer snol. Reeds in 1654
wordt het vernielingswerk van dit insect
vermeld door een zendeling in Peru.
Dit zijn enkel© van de vrijbuiters, die
leven van roof van geestelijken eigendom,
tegen welke allo wettelijke bescherming
faalt.
De rodactie van een Belgische courant
vond in een half vergaan zakboekje do vol
gende ontboezemingen van iemand, dio ge
durende zijn leven aan een station kranten
te koop aanbood. Do man gaf bewijzen van
veel menschenkennis; en zijn opmerkingen
verdienen wel te worden vermeld.
Degene, die één krant koopt, koopt er
even gemakkelijk vijf. De eerste alleen kost
geld.
Personen, die een bril dragen, lezen meer
dan anderen.
Zij, dio niet gedineerd hebben, of zij, die
te veel gegeten hebben, koopen geen krant.
Rookers, vooral zij, die een pijp rooken,
koopon meer couranten dan degenen, die
niet rooken. Een stevige rocker is de heer
lijkste droom van een krantenventer.
Luimig© bladen verkoopt men alleen aan
droefgeestig© lieden.
Groote rampen brengen ons meer op dan
algemeen© feesten. Dc lezers stellen meer
belang in ongelukken dan in g lukkige go-
beurtenissen.
De oplage, die ik kwijt raak, is evenredig
aan het aantal slachtoffers. Boven de hon
derd slachtoffers verkoopt men zijn gehee-
len voorraad. Ongelukkigerwijze zijn die
buitenkansjes zeer zeldzaam.
De koopers zijn allen eerlijke menschen.
Men kan ze ongestraft krediet geven. In
tien jaar ben ik nog voor geen tien stuivers
bedrogen.
Dames, behalve zij, die een lorgnet dra
gen, lezen zeer weinig. "Vóór den oorlog van
1870 lazen zij in het geheel niet.
Personen, die gedecoreerd zijn, koopen
maar één blad: het Regceringsorgaan.
Zelden hob ik gezien, dat een kooper met
de eerste bladzijde van zijn blad begon te
lezen.
Voor zoover ik er over oordeel en kan,
door hetgeen ik heb gezien, moet de be
langrijkste bladzijde dc laatste zijn; vervol
gens komen naar den rang van belang
rijkheid d© derde en de tweede.
Zij, die de kranten drukken, hebben waar
lijk een zonderling idee om hun blad in te
richten, in omgokcerden zin van de alge-
meene nieuwsgierigheid.
Een klant, die niet geregeld koopt, is een
verloren klant.
Degenen, die een krant koopen om het
feuilleton, blijven niet trouw; hun klandizie
duurt even lang als de roman loopt.
De edelmoedige klanten (zij, die een stui
ver fooi geven) ontmoet men bij voorkeur
onder de jeugd of dc geestelijkheid. De per-,
sonen, wier haren beginnen wit te worden,
geven die kleine cadeaux nooit.
Het is mij overkomen, dat ik vijf francs
voor een stuiver ontving, den 7den October
1873, van een jongen heer met een zwarten
zijden hoed op, wiens naam onder een van
de kolommen in de krant was gedrukt. Ik
heb dat artikel gelezen, maar er niets van
begrepen.
WAARAAN STERVEN DE DOCTOREN?
In de „Medizinische Reform" wordt hier
over het volgende vermeld':
Als voornaamste doodsoorzaken geeft het
tijdschrift van het Amerikaansche Medische
Genootschap over het jaar 1907 aan: hart-,
lijders, commotio cerebri, longontsteking
en traumata. Er stierven van de 125,000.
praktizeerende geneesheeren in Canada en
de Vereenigde Staten 2013, dat is 16.1 per
duizend, in 1906: 17.14 per duizend, in 1903:
13.73 per duizend, in 1905: 16.36 per dui
zend, in 1904: 17.14 per duizend, en in 1902:
14.74 per duizend. De duur van het uitoefe
nen van de praktijk ligt tusschen 1 en 70
jaar met een gemiddelde van 30 jaar, 4
maanden en 21 dagen. D<^ doodsoorzaken in
1907 zijn te vcrdeelen in 190 gevallen van
infectie, maag- en darmlijden of tuberculo
se, 24,3 gevallen van bloedziekten, 181 ge
vallen van lijden van de ademhalingsorga
nen, 140 gevallen van ziekte van het uroge-
nitaal apparaat, 141 gevallen van verwon
dingen en 84 gevallen met onbekende oor
zaak. Bovenaan de bijzondere oor
zaken staat hartlijden met 234 gevallen; dan
volgen commotio cerebri met 184, longont
steking met 147, nephritis met 120, tuber
culose met 66, ouderdomszwakte met 60, ma
ligne tumoren met 42, typhus met 32, ap
pendicitis met 31, bloedvergiftiging met 20,
diabetes met 18, maaglijden met 13 en in
fluenza met 11 gevallen. Van diphtheritis,
roodvonk en tetanus kwamen ieder 2 geval
len voor.
Van de overledenen waren 85 tusschen 21
en 30 jaar, 253 tusschen 31 en 40 jaar, 247
tusschen 41 ©n 50 jaar, 344 tusschen 61 en
60 jaar, 404 tusschen 61 en 70 jaar, 331 tus
schen 71 en 80 jaar, 172 tusschen 81 en 90
jaar en 12 meer dan 90 jaar oud.
De hoogste sterftecijfers waren op 67 jaar
(54 gevallen) en op 62 jaar (61 gevallen).
In het algemeen is het sterftecijfer ondei
medici zeer hoog en een Amerikaansch sta-
tistious meent, dat de geestelijken tweemaal
zooveel kans hebben om 65 jaar te worden,
als de medici. Als grond hiervoor geeft hij
aan den zenuwinspannenden arbeid cn het
schokken bij het automobielen. Wat don ziek
ten bij artsen iets bijzonders verleent, ie het
zoeken naar de oorzaak, wat tot den doocT
toe elke andere gedacht© verdringt, zooals
bijv. het geval was met den in Weenen aan
infectie in het pcstlaboratorium gestorven
dr. Müller.
Meermalen zijn beroemde medici juist te
gronde gegaan aan de ziekten, die zij zelf
bij voorkeur bestudeerd hebben. De voor
naamste conclusie van de sterfte-statistie-
ken heeft een Amerikaansche arts aldus
weergegeven met de woorden van Rabelais:
„Er zijn meer oude dronkaards dan me-
dici."
Leeren wij onzen kinderen zich gewennen
aan weinig behoeftenHoe minder behoef
ten de mensch heeft, met hoe minder hij zich
tevreden weet te stellen.
Prof. dr. P. H. Bitter.
Als men mij beleedigt, dan trachirik mt)n
ziel zoo hoog te heffen, dat de beleediging
haar niet bereiken kan.
Desoartea.