i
li
1!
lil
1
De "ITeedief.
De Vlieger,
Ds kleine zeemeermin.
eigen kruis, dat hij ook door moed, en
trouwe plichtsvervulling verkregen had.
Sinds dien tijd groetten de oud-gedienden
hun jeugdigen makker vriendschappelijk,
mi de tamboer-majoor waagde het niet meer,
hem mee zijn stok te tikken.
Het was winteravond in het hartje van
oen Canadeesch dennewoud. Voor een flik
kerend vuur stonden twee mannen, de een
droeg een bonten muts en jachtkostuum, de
ander de gewone kleeding van een Cana-
ieeschen boer.
,,Ik weet niet, of je wel eens meer zaken
hebt gedaan met een beer", zei de jager.
,,Ie dit niet het geval, dan kan ik u zeg
gen, dat zij het niet gemakkelijk vergeven,
wanneer gij hen beleedigt, door te goed te
mikken." Zijn metgezel lachte.
„Dat heb ik geboord," zcide hij, „roanr
>ls ik dat grijze monster eens te spreken
krijg, zal ik hem duidelijk maken, dat hij
geen vee uit mijn perk behoeft te stelen."
,,Doe het dan handig," antwoordde de
jager, „wees maar niet bang het tc vlug te
doen, want, dc beer, die slechts gewond is
door een onjuist gericht schot, is het ge
vaarlijkste dier ter wereld. Kunnen wij op
den hond rekenen?"
„Zeker," was bet antwoord, .moediger
dier bestaat niet."
De berijpte twijgen, die op den grond
verstrooid lagen, kraakten onder een na
derenden stap en het volgende oogenblik
hadden zij een derden metgezel, die een
arm vol brandstof droeg. Hij werd gevolgd
door een hond.
,,\Ycl Piet," riep de boer schertsend uit,
,,bcn je den harigen dief wezen vertellen,
dat, wij hem wachten?"
„Ik heb hem niet gezien," antwoordde
Piet kalm, „maar het wil mij voorkomen,
dat Cesar meer van hem afweet dan wij."
„Goede hond," zei de boer, terwijl hij
neerknielde om Cesars kop te streelen,
„maak je niet boos, oftde jongen, we moe-
en de zaken maar kalm opnemen."
De hond liet' een gesmoord gejank hoe
ren ten tecken dat hij dezen raad ter harte
zou nemen en ging aan zijn meesters voeten
aan het vuur liggen.
Dc jager had met een doordringend oog
Cesars bewegingen gevolgd; daarop wend
de hij zich tot den boer en zei
„Ik geloof dat wij het juiste spoor van
jw vriend hebben en gereed zijn hem ie
ontvangen, zooals zijn optreden ten opzich
te van uw vee verdient. Maar de hond zal
ons zijn nadering wel aankondigenwij
kunnen gerust ons gemak nemen en het
aan hem overlaten."
De stilte van het woud scheen met de
duisternis dieper geworden cn hun stem
men klonken angstwekkend duidelijk.
„Daar is geen dier in de Amerikaansche
wouden/' zei de jager nu, „waarvan zoo
veel verhalen verteld worden als de grijze
beer en van die verhalen is er geen zonder
linger dan dat van Andrew en zijn hond.
Hebt gij dat al eens gehoord?"
„Neen", zei zijn metgezel, „gooi nog eens
een blok op, Piet."
„Welnu", zei de jager, „Andrew en zijn
hond gingen eens op een dag do Californi-
sehe rotsen in om beren te zoeken en zij
vonden er een ook. Hij was een onverschrok
Ken jager, maar in plaats van één kwamen
er twee en dat was een beetje kras. Zijn
hond stond hem bij zoo goed hij kon, maar
hoewel Andrew beide beren doodde, werd
hij zelf ;oo leclijk toegetakeld, dat hij aan
de wondon stierf. Wilt gij wel gelooven,
dat zijn hond, die hem in het gevaar niet
in den steek had gelaten, op zijn graf ging
liggen en alle voedsel en verzorging wei
gerde, tot hij ook stierf? Het was een
Dc jager sprong op. Hij alleen had ge
zien, dat de ongedurige Cesar onder zijn
verhaal het vuur verlaten had en voor zijn
metgezellen begrepen w.-vt hij ging doen,
haalde hij een vlammendcn tak uit het vuur
en beklom een steile rote. In een oogenblik
waren zij bij hem. Een paar meter verder
zag de boer, bij het flikkerende licht, Ce-
sar zijn hond, bevend van opwinding, grom
mond tegen een of ander onzichtbaar voor
werp tusschen twee rotsen, maar vóór hij
iets zeggen kon, vloog er als een wervel
wind, een massa op, die niets op een dier
geleek. De arme Cesar verdween er onder
cn het volgende oogenblik, toen de beer
zich op zijn achterpoot-en verhief, klonk er
een schot Het was afkomstig van den boer.
„Te vroeg, die goede hond!" mompelde
de jager.
Cesar was op zijde gesprongen, toen de
beer zich ophief en werd nu op zijn bcum
aanvaller, maar zijn moedige aanval was
niet noodig, want- toen dc beer zich om
keerde om te zien waar de vijand school,
loste de jager een schot, dat een einde
maakte aan de wandaden van den veedief.
Nu wilde ik mijn vriendjes en vriendin
netjes vragen, bij bovenstaand plaatje een
verhaaltje of versje te maken. Daar het
misschien zoo ineens wat moeilijk zou zijn,
willen we eerst het plaatje samen eens be
kijken
Aan den boom kunnen wc zien, dat de zo
mer lang voorbij is en ook de herfst is ver
streken. Er schijnt nogal wind te zijn, want
we willen veronderstellen, dat Anton alleen
dan gaat vliegeren, wanneer het niet wind
stil is. Jammer, dat de vlieger in de takken
van dien boom is blijven hangen, maar zie,
twee kraaien willen dat vreemde ding wel
tot bodem voor hun nieuw nest gebruiken.
Willen jullie het nu eens beproeven De
heer Uitgever heeft voor het beste werk een
boek uitgeloofd.
„Daar komt de kleine zeemeermin aan",
zei de oudo Peter, terwijl hij zijn pijpje uit
den mond nam. Do andere visschers keer
den zich om en zagen in de richting van
een badkoetsje.
Een meisje van ongeveer twaalf jaar, ge
kleed in een rood badpakje, met lang blond
haar cn door de zon verbrande voetjes, kwam
naar de plaats tóerenncn waar Peter haar
stond op te wachten.
Zij heette Frieda, maar Peter noemde
haar kleine zeemeermin en zij was dan ook
nergens zoo gelukkig als in het water.
Wat had zij de zee liefEn hoe verrukt was
zij, als de tijd weer daar was, om te ver
trekken naar het visschersplaatsje, waar sij
cn haar moeder altijd den zomer doorbrach
ten.
Wat was het water van morgen warm en
lekker! Zij zwom zoo gemakkelijk en ge
lijkmatig, dat zij nooit moede scheen te
worden; maar t bleef de oude visscher
in haar nabijheid en hield een wakend oog
op zijn kleine zeemeermin.
Maar aan alles komt een einde, cn ten
laatste moest zij toch weer in Peter's bootje
klimmen, om naar het strand te worden ge
rooid.
„Kijk eens!" riep zij, toen de boot werd
vastgemeerd, daar scharrelt Pietje alleen
rond. Ik zal mij aankleeden en met hem
gaan spelen. Pietje was Peter's kleinzoon
en de oogappel van den ouden man.
Spoedig was Frieda aangekleed en riep
don kleinen jongen bij zich.
Het was een dik kereltje, maar hij zag
er in zijn matrozenpakje, dat onder zijn
zwembroekje zat, nog dikker uit dan htj
was.
Hij kwam door het water aanplassen met
een lang eind zeewier in de hand en spoe
dig was hij met Frieda druk aan het ver
stoppertje spelen.
„Niot dien kant op, Pietje", riep Frieda
toen het kind de rotsen opklom om een
goede schuilplaats te zoeken.
„Niet over rotsen, liefje, die zijn aan den
anderen kant steil; je zou in het water val
len I"
[Pietje deed, of hij terugkeerde, maar toen
hij zag dat de kleine zeemeermin haar
oogen weer bedekt had, zette hij zijn tocht
voort cn klom, tot hij den top van dc rots
bereikt had.
Tegelijkertijd opende Frieda voorzichtig
een oogje om te zien of hij niet te ver ging
en zag hem plotseling uitglijden, tot haar
grooton schrik, was hij uit het gezicht ver
dwenen I Met een gil vloog zij de rotsen op,
en met een bleek ontsteld gezichtje keek zij
neer in het kalme water der baai.
Geen spoor van Pietje. Maar daar kwam
een donker voorwerp boven de watervlakte
uit. Op hetzelfde oogenblik was zij in zco
gesprongen en had de klceren van heb kind
beet. Zij slaagde er in zajn hoofd boven wa
ter te krijgen en nu begon bij te proesten
en te hijgen, wat haar gerust stelde, want
eerst was hij zoo blauw en stijf geweest,
dat zij meende dat hij dood was.
Zij hield zijn hoofd met beide handen bo
ven water, en met een paar bemoedigende
woorden, begon zij met flinken slag op haar
rug te zwemmen. Maar aan deze zijde der
baai was op de rotsen geen steun voor den
voet en zij moest de vooruitstekende punt
omzwemmen, om aan land te kunnen ko
men. Als zij alleen geweest was, zou haar
dit niet moeilijk zijn gevallen, maar het ge
wicht van het kind was boven haar kraent
en toen zij den afstand met de oogen mat,
ontzonk haar alle moed
Er was geen hulp in het zicht en niets dan
zee, lucht en rotsen. Zij scheen slcents wei
nig te vorderen cn haar adem ging snel en
kort, terwijl zij neergedrukt-werd door het
gewicht van het kind en haar kleeren bc-
moeielijkten haar bewogingen. Zij voelde
haar krachten afnemen, baar slag werd
zwakker en zwakker, en zij begreep, met
een oneindige droefheid in het hartje, dat
zij de punt nooit om zou kunnen zwemmen.
Maar toch dacht z.ij er niet aan, Pietje los
te laten! Haar zinnen werden verward, n?
haar ooren begon het te suizen.
Daar klonk een forsche stem over de baai
„Houd het nog een oogenblik uit, mijn dap
pere kleine zeemeermin. De oude Peter
komt 1"
Gelukkig had hij Frieda in zee zien sprin
gen en geraden wat er gebeurd was In
een oogwenk zat hij in zijn bootje en roeide
nit alle macht.
Maar toen het kleine meisje, dat in do
boot lag, met Pietje nog stevig in haar ar
men geklemd, langzaam bijkwam, begreep
de oude Peter, dat hij nog maar juist bij
tijds gekomen waa.